vrijdag 4 januari 2008

vrijdag 4 januari

De forenzentrein Brussel-Eupen van 7:24 heeft geen vertraging.
Forenzen zijn een aparte soort. Jongens in een blauw apenpak, gordeldieren die zich, ze hebben alle tijd, dertig minuten, traag door de rottende drab van een ochtendkrant wroeten, jonge vrouwen die straks in een strakke deux-pièces aan balies zitten, klanten verwelkomen, de telefoon opnemen, zeggen dat ze je niet kunnen helpen omdat ze het ook niet weten, ambtenaren die sinds mensenheugenis de ochtendtrein naar Brussel nemen en de meest uiteenlopende soorten lip- en kingewas cultiveren, politieke parasieten, secretaresses en persattachés, lui die op het veertiende van een kantoorgebouw achter een pc kruipen, andere die voor obscure firma's werken, kleine radertjes in het grotendeels onzichtbare mechanisme van het hoofdstedelijke gewest. De rit Gent-Brussel gaat in een grauwe atmosfeer, de dorpen en kleine nederzettingen die langszij schieten lijken op grijs bordkarton. Boven Ukkel verandert het grauwe uitspansel in een groenigblauwe fond. Nous arrivons à Bruxelles Midi.
De Thalys naar Köln is om 8:24. Er is tijd voor een broodje en een koffie bij Sam's.

Boven Brussel klaart de hemel op net voor de Thalys in de tunnel naar Brussel Centraal verdwijnt. 'Zorg er voor dat u uw vervoerbewijs altijd bij heeft,' zegt een damesstem. Ze zegt het eerst in het Nederlands, dan in het Frans, dan in het Duits en het Engels.
Tussen de donkere woonblokken is af en toe een interval van de binnenstad te zien. In de Brusselse straten heeft de ochtend wat vertraging opgelopen.
De Thalys komt op snelheid, we passeren het perron van Schaarbeek, snijden door een oostelijke randgemeente, buiten klaart het uitspansel op, een grijs bezinksel kleeft aan de landerijen. Van het een op het andere moment opent een wijds en dof landschap, dorpjes en kerkjes tuimelen voorlangs. Bovenin het zwerk, achter de grijze lappen, kleuren wolkstrepen abrikoosroze en de stratosfeer krijgt een teint waarin zonlicht stroomt. Dichterbij zijn berkjes en dofgroene weiden.
De hoek waar ik noodgedwongen terechtkwam, wat met de genummerde zitplaatsen te maken heeft, is smerig. Iemand heeft witte smurrie op het tapis plein gemorst. De zwarte man die tegenover me plaatsnam en de hele tijd met z'n gsm bezig is, vraagt of 'Ma famille et moi vous souhaitons' correct is.
Het landschap begint zich beter te voelen, in de alomtegenwoordige grijswaarden lichten groene vlakken op, de ernst van het grootstedelijke gewest ligt ver achter ons, een klein bouwvallig huisje waagt zich bovenop een krolse heuvel, de velden en weiden krullen onder een lucht die steeds blauwer wordt en in een rijk geschakeerd panorama van wolken verandert.
Wolken als grijs en rood dooraderd marmer. De dorpjes, die je soms niet eens opmerkt, krijgen een kleurtje, de rode baksteen van een huizenrij licht op, dicht tegen de horizon aan en net boven het landschap is een vulkanische, vermiljoenrode streep.
On arrive à Liège-Guillemins. 'We danken alle reizigers die ons in Liège Guillemins verlaten,' predikt de vrolijke damesstem nadat ze het eerst in het Frans en later nog eens in het Duits en het Engels zegt.
In Luik stappen twee gepensioneerde pastoors op, de een zit nukkig in een boek over Bridge te lezen en komt uit regio Diest, de ander omgeving Lier. In Köln hebben ze over te stappen richting Mannheim en Ulm. Streefdoel is Langen, een plaats die zich voorbij Ulm bevindt.
'Hazebroek, die is gevallen en kan nie meer,' zegt de Lierenaar, 'ja, achtentachtig. Iemand belde om diensten te doen maar dat gaat nie meer. 't Is gedaan, er is niks nie meer.'
'Ja... ja,' zegt de ander. In Köln hebben ze negen minuten om van perron 1, waar de Thalys aanmeert, tot perron 6 te komen, waar de trein naar Mannheim wacht. Ze hebben de laatste tijd zoveel bekenden en aanverwanten begraven dat het een beetje teveel werd. De pastoor uit Diest houdt zich met de tickets bezig en leidt daar een onwaarschijnlijke hoeveelheid informatie uit af. Een tijd geleden kaartte hij nog wel, maar intussen is het kaartclubje gehalveerd, dus dat geeft te denken.
'De mensen hebben dat allemaal niet graag meer,' neuzelt de ander, die wellicht wel tegen een neutje kan en best weet hoe hij de keu hanteren moet. Zijn collega uit Diest houdt voet bij stuk: 'De zondagsmis is een grondwettelijk recht!'
'"t Zal niet verbeteren,' zegt de ander. Met Joëlle Milquet werd eerder al de vloer aangeveegd, nu kraakt de Joodse gemeenschap onder een roetlaag van vonkende hersenspinsels. 'Die Joodse ritus...' De pastoor uit Diest heeft over deze kwestie nagedacht. 'Ik ben mij de laatste tijd meer en meer bewust geworden van het feit,' zegt hij, 'dat wij, Christenen, mislukte Joden zijn.'
Dat verdient een woordje uitleg. De reisgezel gaapt luidkeels en begint over het boek dat zijn kompaan aan het lezen is. 'Bridgen terwijl je niet eens kaarten bij hebt,' vraagt hij, 'hoe doe je dat?'
We passeren Welkenraedt en Aachen en het rangeerstation van Düren.

De struikjes en boompjes die groeien op de vele op- en afritten en braakliggende terreinen aan de met bruggen over elkaar heen opgetrokken toegangswegen zijn gereduceerd tot een grauw en bruinig decor van takhout. In de Rijnvallei is het een zonnige dag. Achter de kale boomkruinen staan propere en identiteitsloze woonblokken. We rijden naar het vliegveld van Ossendorf, een noordelijke randgemeente van Köln en gaan eerst even bij Herr Oliver Schulze langs. Schulze woont vlakbij de vlieghaven - waar ooit een Belgische kazerne was - in het door Dieter Breuer gerealiseerde initiatief Bauen-Wohnen-Arbeiten, een aantal appartementsblokken (die er niet anders uitzien dan de vele andere woonblokken) waar jonge gezinnen, studenten en kunstenaars verblijven. In de garages en woonwagens hokken lui die niet aarden in een appartementje en door de luidkeels lachende Herr Schulze samengebracht worden onder de noemer 'punk'. In zijn studententijd woonde Breuer de seminaries van Joseph Beuys bij waar hij later als bijverdienste op zijn beurt lezingen en seminaries over gaf.
Op de keukentafel, bij Schulze die op het derde van een van de appartementsblokken woont, staat een uitgemergelde olifantenschedel. Hij is van plan om er een kunstwerk van te maken door er tekeningen op aan te brengen.
We rijden door naar de werkplaats van Kati Barath op het terrein van de voormalige vlieghaven. Ook Thomas Böing en Britta Bogers vonden er onderdak.

Em golde Kappes in Nippes, een noordelijke stadswijk, is een restaurant waar ze tijdens de oorlog Joden in de kelder verborgen hielden. Voorin is een bruine kroeg, achterin een uit op elkaar aansluitende ruimtes bestaande eetgelegenheid met houten tussenschotten die voor grote en kleinere compartimenten zorgen. Het is een plek, wist Böing, waar ze een voortreffelijke Sauerkraut hebben, met of zonder braadworst. We nemen plaats in het voorste gedeelte aan een lange houten tafel die dwars op de doorgang staat.
'Of misschien iets als Linzensuppe,' suggereert Herr Schulze hoewel hij net als de anderen voor de specialiteit van het huis kiest, Sauerkraut mit Bratkartoffeln, op Kati na die voor Spiegelei opteert. Böing wil er graag een cola bij. Hebben we niet, zegt de ober. Hebben ze wel, grinnikt Böing later, maar Sauerkraut serveren ze niet zonder alcohol - of misschien is 't een gril van de kelner, hij dondert drie Kölscher op tafel, 't is dat of water drinken. Het gesprek komt onvermijdelijk op hedendaagse kunst en de vraagstelling of het mogelijk zou zijn om nu al te weten of de actuele kunst meesterwerken voortbracht en zo ja welke, wie heeft ze gemaakt, waar zijn ze. Of we er ooit eentje gezien hebben? Böing niet. De betrachting om meesterwerken te vervaardigen is vreemd aan het concept van hedendaagse kunst, meent hij. Vernieuwing en spektakelwaarde primeren. Oliver herinnert zich The Masterpiece, het is de titel van een schilderij van een Afrikaanse kunstenaar. Het werkje, vertelt hij, waarop een legertank afgebeeld staat en een arsenaal geweren, werd enige tijd geleden in een Düsseldorfs museum getoond.
Als je hier in Köln op restaurant een pint bestelt, verneem ik, hoef je geen tweede pint te bestellen, die komt automatisch op tafel zodra het bierglas tot de bodem geledigd is. Als je geen zin hebt in nog een pint komt het er dus op aan om het glas niet helemaal leeg te drinken. Herr Schulze vertelt over zijn anti-kunstperiode toen hij met een maat tijdens een harde winter in de bossen ging kamperen om uit te zoeken hoe lang ze het er konden volhouden. Als ze een kanaal of een autoweg willen verbreden of aanleggen dan rooien ze de bomen want die staan toch maar in de weg. Daar, in het woud, terwijl ze alleen een hutje en een kampvuur hadden, zaten ze onder een boom over andere bomen te praten en kwamen ze er op uit dat hier een wezenlijk verschil is met de dieren in het woud, want die praten er niet over, die doen alleen maar. Voor Schulze kon kunst maken toen niet zonder direct verband met het dagelijkse leven zoals Beuys tijdens zijn lezingen en seminaries te berde bracht, iets wat generaties jonge kunstenaars beïnvloedde. Dus kan je je, meent hij, net zo goed de vraag stellen of er in de hele kunstwereld wel iets is wat het impact en het belang van zo'n boom evenaart. Kati meent van wel, Böing meent van niet. Misschien herinnert ook hij zich het eerste sonnet van Sonnetten an Orpheus.
Jarenlang heeft Schulze zijn artistieke bedrijvigheid beperkt tot werken die hij in boeken maakte. Als hij het boek dichtsloeg en in een doos of op een plankje deponeerde, waren de tekeningen en de collages die hij gemaakt had heel even weg. 'So I could close the book and put it away, and put the art in it away.'
(I will learn you how to survive in an appartment with a fridge and color television and a blonde girlfriend.)

We rijden terug naar Ossendorf in een wijde boog om de westelijke stadsrand. Ik spring binnen bij een zekere Silke, een vriendin van Thomas Böing, zij heeft haar werkplaats in het hoofdgebouw. Vervolgens ga ik bij Britta Bogers langs. Britta heeft een atelierruimte waar ook Martin Durham aan het werk is, een Brit die sinds 1981 in Köln woont. Net zo makkelijk dat ze allemaal in de loodsen van het voormalige vliegveld onderdak vonden.
Oliver en Kati laden spullen in de auto. Het is kwart na vijf, binnen het uur heb ik de trein terug te nemen. Op het eerste van het hoofdgebouw is licht in de ruimtes waar Silke een werkplaats heeft. Martin zei dat ze een lek hadden gehad en dat het gros van zijn werk zich op een andere plek bevond. Ik heb intussen ook wel voldoende gegevens om er van uit te gaan dat het helemaal niet zo'n goed idee zou zijn om het werk van Britta en Martin te combineren. Thomas is druk in de weer met de laatste voorbereidingen van het Wiesbaden-project. De weg terug naar Köln Bahnhof gaat via Nippes, het lijkt een omweg, zegt Britta, maar op die manier vermijden we de files op de centrale invalswegen.

Over Düren dat het een van de meest mistroostige plekken van heel Duitsland is. Over Wiesbaden, waar zowel Thomas als Silke binnenkort een project hebben, dat de RAF er een van hun aanslagen pleegde. Over de Mölkerei Werkstasse dat die ruimte opgedoekt werd. Over de plaatselijke kunstscene dat mainstream er het mooie weer uitmaakt.

De Thalys staat geparkeerd aan perron 7. In een kraampje is voor 2,50 euro een Schnitzel-Brötchen te verkrijgen.
18:59. De trein stopt in Aachen. Op het belendende perron is een aansluiting naar Eschw.-Talbahnhof en Stolberg-Altstadt.
Op het bagagerek in de doorgang staat een kooikoffer waar een hond in zit. Telkens als de tussendeur openschuift, begint het dier nerveus te blaffen. Iemand leest de Frankfurter Allgemeine. Op de laatste bladzijde twee koppen die in het oog springen: "Vernünftige Linke und irrationele Populisten" en 'Gefährdetes Promotionsrecht".
Zonder landschap is de terugweg gereduceerd tot een bepaald tijdsverloop en een afstand tussen gedefinieerde locaties. Het niet vooraf bepaalde van vertes, voorbijglijdende akkers en weilanden en panoramische wolkenvelden zit op slot in een inktzwarte duisternis.

'We danken alle reizigers die ons in Luik verlaten dat zij met Thalys gereisd hebben,' zegt de intussen vertrouwde damesstem.
Net voor we Leuven bereiken, maakt het treinstel een snuivend en steunend geluid. De machine komt tot stilstand in de duistere nabijheid van een onbekend landschap. In Brussel en Leuven is een bomalarm, vernemen we. De tussendeur slaat tilt wat op de zenuwen werkt van een dame die even voordien de Frankfurter Allgemeine aan het lezen was. Tati: de kaartjesknipper komt ijlings aanstappen, bereikt de op hol geslagen tussendeur net op het ogenblik dat ze wijdopen kwam te staan (het akkordeoneffect is een kwestie van enkele seconden) en verdwijnt door de deuropening zonder het probleem op te merken. Het oponthoud is van korte duur, niet eens een kwartiertje. In de bar is de gerante, een donkerblonde Parisienne die vlot Engels praat en ook wat Russisch kan, de hele tijd door in gesprek met een mannelijke collega, een levendig gesprek over ditjes en datjes alsof ze niet eens doorhebben dat de trein stilstaat. De Thalys trekt zich schokkend op gang, eerst bijna zonder merkbare beweging, en schiet niet eens een minuut later voorbij de verlaten kades van station Leuven.
Ondanks het oponthoud, wat er voor zorgt dat we rond 21u met half uur vertraging in Brussel Zuid aankomen, en dankzij een algehele malaise bij de Belgische spoorwegen, haal ik nog net de trein van 20:05.

Geen opmerkingen: