woensdag 11 maart 2009

woensdag 11 maart

Een man stapt over het dak. In de kamer onder het dak is een geroffel dat zo luid is dat zelfs een hardhorende probleemloos alles volgen kan. De stappen weerklinken er hard en helder als afweergeschut. Ik staar naar het plafond. Een vorige huurder heeft dikke plakken isomo tegen de onderkant van het dak geschoten. De leemte tussen het platte dak en het isoleermateriaal is een snelwegtunnel, muizen gieren door de bocht, graven zich in nesten, maken grove sier. Ik heb een fantasie: dat het plafond propvol muizen zit. Vandaag geen muis, de over het dak heen en weer stappende man heeft de populatie weggejaagd. Een zwaar voorwerp dondert op het platte dak. Straks zakken ze nog door het plafond, zoals ze tekeer gaan. Later is er het koortsige geluid van een bunzenbrander. Ik heb Robbert aan de lijn. Hoe krijg je licht in de kubus, vraagt hij.

In de kubus is Johan Boutelegier aan het werk. Hij heeft vijf schilderijen bij, één groot schilderij - met een craquelé van vertes onder het gedaste, zwarte oppervlak - en vier kleinere werken.
Vijf is er eentje teveel. Hij was van plan om het grote schilderij op balkjes te plaatsen maar dat plan is afgevoerd. Om te beginnen heeft hij gewoon de nagels gebruikt die er al waren. We zoeken uit hoe hij de belichting aanpakken moet. Ook hierover is gauw duidelijkheid: de indirecte verlichting hoort aangepast worden, teruggeschroefd tot een gloed van licht.

In De Lieve een skreimoot met mosterdbotersaus en in De Morgen op bladzijde 23 de vunzige, platvloerse titel, vantillologische mooipraterij: 'Vtm is geen vies woord meer'.

Johan is vertrouwd met de met mosterdbotersaus op smaak gebrachte diersoort die ik op mijn bord kreeg: de skrei is een kabeljauwachtige uit het Lofotengebied. Zelf reed hij huiswaarts, hij ging er een stuk karton oppikken en nog wat gerief, vraagt of we witte verf hebben. Het karton is bedoeld om de indirecte belichting te stremmen, de witte verf om her en der een vlekje weg te werken.
Johanna springt binnen, zwaar bepakt, ze komt van het Kask, deed op een kort stuk na de hele afstand te voet. Twee haltes, preciseert ze. Het korte stuk, bedoelt ze.

waterpas

De laserwaterpas op een driepikkel. Handig. Minder handig: een van de poten is als een sok die afzakt.
Zoals ze het vroeger deden: met een koordje.
Johan legt uit wat een smetkoord is. Een smetkoord is de voorloper van de laserwaterpas. Een katrolleke en in het katrolleke blauw poeder, het koordeke werd vastgezet met een oogske, vanaf dat punt werd het koordeke uitgelijnd en dan volstond het om heel even met een kromme vinger aan dat koordeke te trekken om een blauw lijntje op de muur te hebben. 'En een schoon blauw lijntje he,' lacht hij. Dan is er ook die gast, waar hij in een vorig leven mee te maken had, ze werkten in den bouw en in Bottelare hadden ze hem op te pikken. Hij deed z'n velo op slot met een koord. 'En nooit gestolen he, die velo!'

De foto's tonen een fragment van een warmwaterbron in het uiterste zuidoosten van Ijsland, het wijde landschap van een vierkante meter.

15u30. Op atelierbezoek bij Drusius. In de woonkamer hangt een verzameling kitscherige schilderijen. Eentje is een Parijse scenerie, vermoedelijk gekonterfeit begin jaren zeventig in het Quartier Place de Tertre. Boven de slordig geschilderde geveltjes en daken steekt de witte, bolle koepel van Montmartre uit. Charmante slordigheid: de personen op de terrasjes zijn gereduceerd tot vlekken, centraal twee kokette dames in korte regenmantels op dunne spillebenen, de straat mondt uit in een bruine en vage verte en rechts bovenin is een scheur in het doek. De scheur valt samen met de contour van een uithangbord.
In het kleine atelier van Drusius hangt een portret van Nietzsche aan de muur. In de zeventiende eeuw was een zekere Johan Drusius verbonden aan de Universiteit van Leiden. Leiden is opgestart in 1625, verduidelijkt Wim, vijftig jaar na Leuven.
Ik rij weer naar het woonerf. Robbert is in de videoruimte aan de slag en Frank is met de laptop bezig. Als ik het goed heb, komt er straks een zwart gordijn in de corridor te hangen.

avond

Twee dames uit Aalst, Christiane en Lily. Johanna komt met twee kratten wijn af, wijn in kartonnen dozen. Filip is in de corridor bezig en Kathy is prachtig in haar jurken en zelfgemaakte dingen.
Johan en Hannah komen een kijkje nemen, bestuurslid Van Ryssen springt binnen, de houtkachel is op temperatuur. Christiane en Lily drinken thee. Een TL-lamp valt en breekt.
Aan de bar komt het gesprek op de E-bay veiling. Marc kocht vier dekens, de teksten van Franck, Decock en Couturier, het blanke legapapier en een paraplu van Honoré.
Klaas De Roo is het eerste model. Hij heeft het bovenlijf ontbloot, vraagt waar hij z'n spullen kwijt kan. In de kubusruimte. Johanna heeft voor wat kleerhangers gezorgd. Noël en Maria springen binnen. De bezoekersstroom komt op gang.

the talkative barman

Aan de bar komt het gesprek op de theoretische capriolen van de actuele scene. Van de artistiek directeur is bekend, het staat trouwens met zoveel woorden in het dossier, dat hij een voorstander is van de detheoretisering van het actuele discours. Theorie is theorie, praktijk is praktijk. Het is het schisma van de actuele kunst. Waar gaat het nu eigenlijk om? De praktijk van het theoretiseren over de praktijk, is dat de kern van het actuele discours? Dan overschatten de academici en de theoretici het belang dat ze hebben. De kern van het artistieke discours is non-theoretisch.
Wie wil theoretiseren moet dus eerst op zoek naar de kern van het non- of a-theoretische.

'Het fundamentele punt,' redeneert Van Ryssen, 'is dat croxhapox niet vanuit theoretische uitgangspunten vertrekt. Wat niet betekent dat alle theorie overboord moet.'

Ach, kijk, theorie. Neem het eerste het beste gedicht van Rilke... Rilke verkoopt geen theorie. Als hij dat wel had gedaan dan was hij niet heel erg belangrijk geweest.
De academici en theoretici die over Rilke schrijven academiseren en theoretiseren terwijl het geen zak verandert aan de gedichten die Rilke schreef, we stemmen hoogstens in met die of met een andere invalshoek. De staat van genade waarin Rilke verkeerde, is een ongeschonden gebied, het theoretiseren erover een slagveld met meer lijken dan doden vielen. In het brongebied tref je geen theoretici aan, die zitten thuis voor de computer en zonder slagveld, theoretisch, hebben ze geen zak te schrijven. Hiermee wil ik zeggen: de praktijk van de kunstenaar staat zo ver af van het theoretiseren over die praktijk dat het geen zak uitmaakt of er getheoretiseerd wordt. De theoretici weten van dit probleem, (hoewel je er niet zo gauw eentje vinden zal die 't op z'n blote knieën toegeeft) ze worden er de hele tijd door mee geconfronteerd. Om die reden hebben ze de megakunst ontworpen, een kunstvorm die alleen voor theoretici toegankelijk is en alleen in theorie bestaat. Binnen de megakunst gaat het uitsluitend om theoretische modellen. Het theoretiseren over kunst nam de plaats in van het maken van kunst. Waar niet over getheoretiseerd wordt, bestaat niet.

In de witte ruimte ging Johanna aan de slag. Hier drie doeken, genummerd: een, twee, drie. Drie is voor de naakte modellen, de plek (elk doek heeft een plek) bevindt zich schuin achter het houten hok. In de hall staan mensen.

Van Ryssen is op dreef. We hebben alle tijd. Marc vult de doorgang, we gaan tekeer, het protocol is wecepapier.
'Theorie is geen probleem he,' redeneert Van Ryssen, 'maar of het moet. Sommige mensen gaan er van uit dat het de enige manier is, dat je vanuit kritiek vertrekken moet. Flauwekul. Het gaat er om, ge kunt keuzes maken. Dat wil niet zeggen dat dezelfde mensen geen theorie kunnen gebruiken. Als het werk waardevol is, is theorie een interessant extra. Broodthaers is absoluut niet vanuit de buik he, ge kunt er alleen theoretisch naar toe.'

Van Ryssen: 'Theorie kan de basis zijn, maar ook de consequentie.'

Durham spreekt zonder theorie. De theorie zit in het werk, daar gaat het om.

Het gesprek komt op Berlijn. 'Berlijn is zeer leuk met de trein,' vindt Marc. Het antwoord laat niet op zich wachten: 'Berlijn moet ge met de auto doen. Dan rijdt ge naar Potsdam en al die dorpkes daar in de buurt.'

Van Ryssen: Alle grote universiteiten van Duitsland heten Humboldt of Max Planck Institut.
-Max wat?
'Kent ge Max Planck niet? Maar gij primitief. Weet je wat ik vandaag heb moeten doen: uitleggen wat een transistor is.'

Het gesprek komt op de spin in het schijthok en Edgar Caïro, auteur van Ba Anansie, Het Boek van de Spin. Van Ryssen is op dreef. Caïro werd gevraagd om president te worden, vertelt hij. 'Ik ben een dichter,' zei Caïro. Een dichter kan geen president zijn.

Niklaus betreedt de mediaruimte. Ontbloot bovenlijf. Een massa bezoekers. Het blote lijf van Niklaus is toegetakeld met tape. Christiane en Lily komen aan de bar zitten, Charlotte springt binnen.

Stefaan: 'Taal moet dubbelzinnig zijn.'

Later komt het gesprek op een taal die door hooguit 1.000 mensen gesproken wordt, lojban, en het moment waarop Stefaan besefte wat actuele kunst was: 'L'escargot' van Matisse.

Naschrift van Drusius. Hij laat het volgende weten: 'Blijkt dat Leuven nog veel vroeger is gesticht. Al in de 15e eeuw, terwijl Leiden in 1575 het daglicht zag. De essentie blijft wel overeind, Leuven was beduidend vroeger dan Leiden, terwijl deze laatste toch gerenomeerder is. Opmerkelijk. Ik ben dus niet goed met jaartallen. En ook niet met namen. Hoewel Johan Drusius wel degelijk bij Leiden zat en een hoogleraar letterkunde was uit Oudenaarde.'

Geen opmerkingen: