zaterdag 25 april 2009

vrijdag 24 april

De ochtend begint aan de computer. Zonlicht valt in strepen over het meubilair en de boeken. Het effect van een zomerochtend zonder de broeierige hitte en zonder het puddinggeluid van rubber op asfalt.
Eén van die boeken is Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk van A. L. Snijders. Op de strijkplank nog een boek: Verleden als Eigenschap van Cees Nooteboom. Willekeurige bladzijde, bladzijde 404 (over een landschap in de omgeving van Chartres, begin jaren zestig): Je zou het ook braaf kunnen noemen, of arcadisch, of episch, want het zijn lange, eigenlijk wat eentonige zich afrollende groene banen, met de oude kerken als versierende hoofdletters, - majuskels (majuskel, (de; -s) hoofdletter in oude handschriften) - en dan weer bladzijden vol graanschuren, bedachtzaam vee, vignetten van bomen, een traag boek, dat de smaak van de middeleeuwen nog niet verloren heeft.
's Ochtends vroeg, net wakker, bedenkt hij - het is zo goed als het eerste waar hij aan denkt - dat hij die passage van en over Tuymans uit het gisteren gepubliceerde stukje knippen moet. Daar heeft niemand wat aan, bedenkt hij. Dat Tuymans - een bananeneter, want zo herinnert hij zich de grootmeester: achteloos met een banaan, pelt, eet, kauwt, een achteloze bedrijvigheid die zich tussen het kijken en de woorden plaatst - voor zijn part op een onbewoond eiland woont en kokosnoten schildert. Tenzij de koffer met verf en doek van Claessens op een naburig eiland aanspoelt. Dan zit hij te tobben. (Elke menselijke aanwezigheid, ik citeer Nooteboom: weggevlakt; het geschater van kinderen in het straatdal wel, het gesnuif dat we zelf maken niet of minder) Dus die passage wilde hij er uit. Ook omdat het nog maar eens over De Morgen ging en dat verhaal is bekend.
Hij zet koffie, scheert zich, poetst tanden. Ik sluit de computer af, hij fietst naar Sint-Jacobs. Op het plein - am Beverholtzplatz, dort wo Crox entstanden ist - is een aangename drukte. Hij moet in het bankfiliaal zijn, heeft een stapel nieuwe betalingen af te handelen. Nel had getelefoneerd. Ze wou hout binnensteken, zei ze, informeerde of er iemand in crox zou zijn. Ook Jan Op De Beeck hing aan de telefoon. Zelf belde de ik-persoon (ik-persoon staat niet in het groot woordenboek van de Nederlandse taal: ik-heid wel, ik-figuur, ik-vorm): zelf dus belde de ik-vorm naar iemand van het Parket van de Procureur des Konings in verband met een boete die hij, de ik-vorm, als ze niet ophouden, straks twintig keer betaald heeft. De overdrijving als tegenzet want één keer betalen is ruim voldoende. Hij moet bewijzen dat hij de boete betaald heeft, verneem ik, fietst naar het woonerf. Aan het water zit een vrouw in de zon. Het is iets na de middag, hij heeft alle tijd, neemt de boekhouding door.
De verzekeringswaarde van de werken van Marc is onduidelijk. 24 barietprints uit LAN, crox-boek NR. 12. Dus telefoneert Marc, dan Ethias, krijgt een afstandelijke dame aan de lijn en de informatie die hij nodig heeft, dat is het belangrijkste. Tien voor twee springt Frips binnen en met Frips, gelijktijdig, simultaan, gesammtlich, Stefaan, Dries en Deborah. Dries heeft de foto's bij waar hij het eerder over had. Dat weet niemand en niemand hoeft het te weten. Waar hij het eerder over had: je kan een foto maken van het Gravensteen (dat is een miljoen keer gebeurd en al die foto's samen vertellen niets) of je kan een foto nemen van de naakte benen van een jonge vrouw (wat Morrens in Tokyo deed: benen), dat laatste ziet iedereen terwijl niemand weet dat de foto in Tokyo genomen werd, tenzij dat er bij verteld wordt. Geen van beide foto's heeft eeuwigheidswaarde want - reden, oorzaak, verklarende beschouwing - niets heeft eeuwigheidswaarde. Eeuwigheid en tegendeel zijn volstrekt onvatbaar. Hij is intussen bezig met het afdrukken van wat akkefietjes voor het Zenne 17 project. Later zal blijken dat ze die prints niet nodig hebben: ze gebruiken de naamkaartjes.
Nel springt binnen, deponeert hout in de hall. Stefaan geeft toe dat hij er van uitging dat de oude code nog functioneerde. Dat dat de reden is waarom hij niet gebeld had. Wat ik ook deed, tussendoor: ik telefoneerde Alda. Het besluit is groen licht voor nog een dataprojector. Het is Alda die voor de aankoop zal zorgen. Alda heeft verstand van zaken. (want Alda heeft verstand van zaken) Vervolgens fietst hij via de sluis naar de auto, het zonlicht is alomtegenwoordig, hij laadt wat spullen in, rijdt de auto naar het woonerf. Nel is in de kubus bezig en dat ziet er goed uit.

richting Brussel

Marc gaat mee. Rond een uur of drie rijden we de autosnelweg op, Giuffre hinkt door de speakers. Ter hoogte van Aalst belanden we in een file. Het ziet er niet te best uit: op de andere rijstrook (richting kust) is geen kat.
We passeren de plaats van het onheil: een truck staat dwars op het asfalt, over de rail werd een blauwe auto gekatapulteerd, die auto kwam ondersteboven op de rijstroken richting Brussel terecht en er is nog een auto die er niet te best uitziet. In die auto wil je niet zitten. De blokkade is enorm: op de strook richting Oostende een file van Affligem tot Brussel. Later vernemen we van Alda - ik telefoneer haar, wij zijn al in Brussel, hebben de crox-locatie op orde gebracht - dat ze sinds anderhalf uur in die file staat. Eli en Lazara doen er drie uur over. Wij met Blue Valentine van Tom Waits. Romeo Bleeding moet ter hoogte van Ternat geweest zijn. Later, rond een uur of vier, nog een file: in de tunnel. De file ter hoogte van Affligem is er de oorzaak van dat we in de tweede belanden: het begin van de avondspits. Rond halfvijf zijn we in de Zennestraat bezig, op huisnummer 17a. We sleuren het afval naar de kelder, brengen de naamkaartjes aan. Op het derde is Julian bezig. Wendy van Constant vzw feliciteert me. Ik heb geen idee waarover ze het heeft, Marc evenmin. Dat gebeurt op het gelijkvloers, aan een van de buitendeuren. Honderdduizend, zegt ze. In haar blik blinkt een uitroepteken. Het duurt even voor ik begrijp wat ze bedoelt. Of ik tevreden ben is andere zaak. Voor elke prestatie een miljoen, dat is het uitgangspunt, voor minder gaan we niet. Niets of alles en dat omstreeks halfvijf in de Zennestraat, dus stappen we naar de biowinkel in de Kartuizerstraat. Marc heeft een kleine honger.

Ik stap door naar het Centraal Station en neem een trein richting Gent. Het is een stoptrein die over Denderleeuw gaat, een verbinding die sneller is dan de verbinding naar Knokke en Blankenberge. Op die lijn hebben ze een vertraging van 25 minuten.

A. L. Snijders

Bekende gezichten. 'De sfeer is om te snijden,' grapt... Euh, hoe heet ie, potverdomme. Het eetkafee zit tjokvol. A. L. Snijders is op Ramblas geweest, zoals ze dat zeggen, gewoonlijk: in een programma op de radio. Van Ryssen is er ook. Hij noemt drie auteurs die een inhoudelijke affiniteit hebben, meent hij: Robjee, Hoste en Snijders. Van dit drietal gaat zijn voorkeur uit naar Robjee, 'de grootste pen van de Nederlandse Letteren', zegt hij onverschrokken. Paul neemt het woord. Daarna een muzikaal intermezzo: Frans Grappenhuis vertolkt Bach. Het begint met een sarabande, dan iets uit de derde suite. Op de dagkaart, merk ik, hebben ze courgettensoep en Calamares à la Romana, dit laatste geserveerd met verse tartarensaus, salade en pilavrijst. Applaus voor de prelude uit de derde suite. 'Het voelt hier toch een klein beetje benauwd aan,' grapt Frans. Volgt nog een sarabande, dit keer de sarabande in G uit de eerste suite. Aan het boekenrek, frontaal, hebben ze een foto van de auteur: A. L. Snijders met muts. Yvonne, zoals elke lezer van de stukjes van Snijders weet, de nuchtere opmerkingen makende echtgenote van Snijders, zit mee aan. Snijders zonder muts, borstelige wenkbrauwen, kalende schedel. Roland Soetaert neemt het woord en serveert een komisch openingswoord, zkm's (zeer korte mailtjes) rijk gelardeerd met citaten en doorspekt met grapjesmakerij. Hierna neemt Snijders het woord. Moeiteloos, een causeur. Hij leest een recent stukje, het stukje dat hij tijdens het radioprogramma voorlas - ''t zou ook wel in de caravan kunnen liggen,' bedenkt hij terwijl hij mapjes doorneemt. Dat zit er aan te komen: het stukje ligt in de caravan aan de Blaarmeersen. Net voor hij naar de lezing kwam, heeft hij het nog eens doorgenomen en apart gelegd. Nee, toch niet. Hij heeft het bij, een halve bladzijde.
Halftien. De lezing is halverwege, Stefaan brengt me naar het Sint-Pietersstation, ik neem een trein richting Brussel, die van 21:57, Brussel-Hasselt. In de trein een lawaaierig groepje. Multi-cultureel geroep. Geen landschap. De ruiten weerspiegelen het treininterieur. In het duister licht af en toe een huizenrij op, een landweg, de koplampen van een auto.

Zennestraat 17

Massale belangstelling voor het project in de Zennestraat. Toch gauw duizend tot duizendvijfhonderd, verneem ik.

Geen opmerkingen: