dinsdag 7 juli 2009

dinsdag 7 juli

Katten in huis halen. Ze vernielen je inboedel, kakken op het tapijt, steken het huis in brand. Dat is nog het ergste niet. Ze springen bloempotten omver, belagen de goudvis, gaan met je sokken aan de haal, niets is heilig. Vier seconden laat je een kastdeur open staan. Vier seconden geeft ze alle tijd om. Later ontdekken ze de boekenkast. Niet dat ze lezen, dat kunnen ze niet. Uiterlijke vreugde: ze springen, rollen, rennen, halen uitersten van de kamer dooreen, alles holderdebolder. Octavio Paz dondert uit het derde schap. Voorlopig is het vierde schap te hoog gegrepen. Perec bevindt zich op het zesde, een panoramisch uitzicht op de kamer, de tafel, het tuinraam, een kast. Paz dondert omlaag en sleurt Masaccio mee in z'n trieste val. Het boekje is een editie van Gowan's Art Books, het 41ste nummer. Keldervocht, wildernis, twee wereldoorlogen, dames die het boekje betastten, die het in haar handige handtasje stopten, had niemand gezien, heren die het boekje en de dames betastten, sloeg niemand acht op, zestig Hitchocks werden gedraaid, zestig, van The Pleasure Garden uit 1925 tot Frenzy in 1972, kortom: alles, bijna alles, bijna, de cinematografie ontstond, verging, Cassavetes werd geboren, stierf, zo lang bestaat dat boekje al. Het is een prullewiet, ik heb er geen halve cent voor betaald, ik kan me niet eens herinneren hoe het in de boekenkast terechtkwam, de vette vingers van verzamelaars, de achteloosheid waarmee het na verloop van tijd behandeld werd. Eerst kwam het op de bestetafel terecht onder een ruiker vlezigroze kerkrozen, het werd met zorg behandeld. Het kopje Earl Grey - met een oortje geprangd in witroze vingertjes van teer porselein - werd naast het pas op de markt gegooide boekje geplaatst. Je gaat niet met een fiets door de Sahara rijden, dat deden ze toen nog niet. George wist alles van Masaccio. Had hij aan het boekje te danken.
Tot eergisteren stond het naast Paz in m'n boekenkast op het derde schap. Of het Io was of Lapsa Tipum, dat wil ik in het midden laten. Ze hebben een samenwerkingsverband, dragen kogelvrije vesten, de bloempot scheef als een Borsalino. Masaccio aan flarden. Aan de katten kan het niet liggen. Ze nemen geen standpunt. 't Zijn schatjes.

voormiddag

De hoofdredacteur belt me. Hij is in Limerick, kocht een boek van Jan Knol, drinkt koffie.

avond

Een avondje bij Van Ryssen thuis. De ecclectische maaltijd wordt geserveerd op gele borden: dahl of linzenprak op smaak gebracht met een uitgebreid assortiment kruiden (van Turkije tot Thailand hebben ze duizend en één varianten op dit gerecht), een Provencaalse potpourri en Bengaalse curry - niet helemaal volgens het boekje, preciseert Van Ryssen: de bloemkool en de erwtjes zijn uit het noorden, de curry uit Madras.
Frips en Marc zijn van de partij. We hebben elk voor een fles rode wijn gezorgd, zij een Bordeaux Le Riat 2007, ik een Vina Albali, de Spaanse reserva 2003 uit het Carrefour assortiment. We babbelen, lachen, smullen. In de modder van de Schelde zit knijt, legt Van Ryssen uit. Knijt is een micromugje. Van Dale houdt het bij kriebelmugje en suggereert als variant - verouderd - dat het om ondermaatse brasem zou kunnen gaan. Die knijt is een plaag. Nu zijn ze aan het pompen, ze houden het gebied nat, lokken op die manier watervogels naar de schor, een gebied van riet en modder waar het knijtbestand triomfeert sinds ze de vleermuizenkolonie onder de Gentbruggebrug weggehaald hebben. Er was een vergadering. Ze hadden wetenschappers uitgenodigd, een biologe van de Antwerpse universiteit, iemand die alles over knijt en aanverwanten wist, iemand van het Schepencollege, woordvoerders, een ambtenaar die zichzelf opvrat. Iemand uit de buurt had het lef om het over die vleermuizenkolonie te hebben. Die vleermuizen vliegen 's nachts. Geen huishouden zoals wij het kennen, ze hangen in trossen, 's nachts vliegen ze uit. Daar zeg ik zoiets: trossen. Trossen domheid. Dat is wat ze plukken, ze maken er nieuws mee.

Ik probeer de yoghurtsaus. Bij Bengaalse curry hoort yoghurtsaus. Je zal maar een knijt zijn zeg. Je bent zo klein dat je brutale stompzinnigheid onopgemerkt gebleven was als je niet met honderdduizenden was geweest. Om die reden houden ze de kijkcijfers bij en televisie heeft het voordeel dat het geen zak uitmaakt.

Geen opmerkingen: