woensdag 5 augustus 2009

een schaakje

wit: schrijver dezes
zwart: een bezoeker

1. d5 Een klassieker. Klassieker kan natuurlijk niet. De witte pion d5. Ook het antwoord, d4, de zwarte pion, een klassieker, geef toe, klassieker kan niet. Witte en zwarte pion van aangezicht tot aangezicht. Hoeveel keer zijn we exact op die manier aan de partij begonnen, met de pion van de witte dame en niet één maar twee vakjes voorwaarts. En hoeveel keer heeft de tegenpartij op exact die manier geantwoord, met de pion van de zwarte koning en niet één maar twee vakjes.

De tegenpartij had gebeld. Hij zou net iets later dan afgesproken aanbellen en als ik de poort open halverwege het wegdek staan, vanwaar hij de gevel in z'n totaliteit kan zien. Ik zal hem vervolgens allerhartelijkst begroeten, dat wil zeggen op zo'n volstrekt ondenkbaar grove manier dat hij er om lachen moet (ik had de formulering ingestudeerd maar zeg uiteindelijk toch wat anders, ingestudeerde klikjes bekken niet), en het meest verrassende aan de hele situatie: hij geeft geen kik, moppert niet eens, zegt niet eens 'van Heirseele!' wat hij als geen ander kan, Borremans kan het ook, 't is een tik scherp als een lap gerookt spek, maar dit keer zegt hij het niet, hij zegt iets anders, ik blijf je maar volgen, dat is wat hij zegt: hij blijft me maar volgen.
We zitten aan de ronde tafel. Toen hij belde, was ik een gedicht van Heaney aan het lezen:

Onder mijn raam klinkt het helder zuiver schrapen
Van een spa die doordringt in een grond vol grint:
Mijn vader, gravend. Ik kijk omlaag

Tot zijn gespannen kruis tussen de bloembedden
Diep bukt, twintig jaar verder omhoogkomt
En ritmisch op- en neerbuigt in aardappelvoren
Waar hij stond te graven.

De grove laars plantte zich op de rand, de steel
Tegen de binnenkant van de knie gedrukt
Werd stevig neergeduwd. Hij woelde

Ze dineerden aan het water, Kaai 14, een nieuwe plek. De tegenpartij ging voor 't koolvishaasje met courgetten en een lookpuree, heerlijk sausje, Quinten graankalf met aardappeltjes. Wat later kwam Marie er bij zitten. Quinten gaat naar Thailand, zou de papa zeggen, een gebeurtenis die ik beaamde: Quinten gaat naar Thailand.
Het gesprek komt op mosselen met brood. We zaten in het salon bij Bobonne, 't is herfst 1979, hij was in Oostende, ik net terug uit Salzburg, hij had een hersenvliesontsteking gehad, ik van alles en nog wat. Ik las Dostjevski bijvoorbeeld, later pas zou ik Gogol ontdekken, en we redeneerden over hoe je Die Kunst der Fuge beluisteren moest. De tegenpartij herinnert zich dat mosselen nooit beter waren geweest dan die keer, bij Bobonne, die had uitgelegd waarom je bij mosselen geen friet maar brood serveren moet. Dat herinner ik me niet, van dat brood.

Het wordt 2. b6 - het gesprek kwam op Fading en op Tuymans in Wiels, twee projecten met discutabele kwaliteit - waar zwart met Pf3 op antwoordt, niet zo verwonderlijk, dat we het na de culinaire bijzonderheden van grootmoeder's keuken over Tuymans hebben is dat trouwens evenmin, zwart, de tegenpartij, is pokkes en mazel in ruiterij, zodra hij z'n paardjes van stal haalt heb je vierdubbel op te letten. Jij en je paarden, mopper ik. Een paard, legt hij uit, kan 8 kanten uit, is onvoorspelbaar, 't kan over alles heen. Ik zit te dubben, uit de hifi schalt Bley met Swallow op contrabas en het zwarte paardje ziet er voorlopig best onschuldig uit. Ik schuif nog een pion in de vuurlinie: 3. f6. De tegenpartij hoeft niet na te denken, antwoordt prompt met Pc3, had de winstmarge van die strategie op voorhand uitgerekend. Ik redeneer over de te volgen strategie, concentreer me op de zwarte paardjes, de kraal, het gebied dat ze begrazen. Bomans komt ter sprake en het boek van Brouwers over Bomans. 't Is geen makkie. Lui die er wat van kennen doen het eerste dozijn zetten in een handomdraai, over elke opening immers is zoveel vakliteratuur dat het volstrekt onzinnig is om er opnieuw energie aan te verspillen.

De eerstvolgende zet van wit, 4. Le6, wordt gepareerd met e4. Zwart neemt het initiatief, plaatst wit voor een voldongen feit. Het gesprek komt op Vandenberg en Zweig. De wereld van gisteren, de mémoires van Zweig, Zweig schreef het boek in ballingschap, behoort, meent zwart, tot het beste wat literatuur te bieden heeft.
Ik plaats een partij olijven op tafel, denk na over de volgende zet, het gesprek stokt. Tot de achtste zet gaat het als volgt:

5. wit c6, zwart e5
6. wit h6, zwart exf6. De x staat voor nemen: de tegenpartij neemt de pion die op f6 stond. 't Gaat om een pion, maar een pion, daar begint het mee. Ik sla terug, logisch,
7. exf6 en de tegenpartij verplaatst een loper, Le3, waarna ik ook zelf een loper in stelling breng,
8. Ld6 en zwart met a3 een pion. Het gesprek komt op De Cock en Bourdelle. Zet 9 geeft a5 en Ld3. We hebben het over de katten en Het Diner van Herman Koch, Koch van Jiskefet, en dat Coetzee met Disgrace, In Ongenade, een goed boek schreef. Tenzij het om poëzie gaat - Brodsky, Szymborska, Heaney - heeft het winnen van de Nobelprijs bij mij een averechts effect: auteurs die de Nobelprijs voor literatuur wonnen, negeer ik, 't is een slechte gewoonte maar wat slecht is draait soms anders uit en wat goed is net zo goed. We zijn bij de tiende zet aanbeland. Ik open een chianti classico, de tweede fles van de avond.

10. Pe7 Ik breng een paard in, zwart De2, hij verplaatst de dame, wat de tegenstrever in dit stadium van de partij alleen doet om z'n eerstvolgende zet mogelijk te maken, een rocade:
11. wit Dd7 en zwart drie nullen, o-o-o, want zo wordt een lange rocade genoteerd - de koning belandt in het rooksalon of in een bezemhok. Zelf was ik ook een rocade van plan maar om dat meteen nu te doen, na de rocade van de tegenpartij, is discutabel. Ik besluit om te wachten met mijn rocade en breng een van de lopers naar een strategische plek, 12. Lf5. De tegenpartij antwoordt met Pa4 en citeert, overigens alsof hij daar voor de rest helemaal niets mee bedoelt: 'Een paard aan de rand maakt een speler tot schand.' Dat valt te bezien. Het manoeuver is doorzichtig maar niet zonder gevaar. Het gesprek komt op Ryan Air en de vele exra's en boetes die ze bedachten: voor elke portie bagage betaal je 20 euro extra, zonder instapkaart krijg je een boete van 40 euro aangesmeerd. Envoie bij het denkwerk van O'Neal, zo heet die eikel van Ryan Air als ik me tenminste niet vergis: Een kind wordt geboren en is schoft nog voor het tandjes heeft. De tegenpartij begon over O'Neal, of hoe die schoft ook heten mag, omdat ze net uit Venetië terug zijn, de Biënnale bezochten, nog wat andere onbenulligheden en na dat alles, misschien een boottochtje, een glas Veneto, stuk of wat roemloze foto's - moet wel, is zonder niet in Venetië geweest - waarbij hij zich onder andere wat kadrage en lichtmeter betreft een meester toont, maar toch in de eerste plaats foto's waar het nageslacht geen zak aan hebben zal, een eeuwigheid met de vluchtige vervulling van af en toe drie vier vijf seconden. Het gesprek komt op Utz. Ik verplaats een van de lopers, 13. Lc7, de tegenpartij is niet door Utz heen geraakt, verneem ik, hij verplaatst een pion, g3. Hierover zijn we het eens: de troepen staan strak tegen elkaar aan. En wat Utz betreft, laten we maar toegeven hoe het zit, hij had zich door de Picador editie te wringen, een editie die in 1989 kort na de dood van de auteur op de markt was gegooid, dus weliswaar in de oorspronkelijke taal, wat een voordeel is, vonden we, hij is de eerste om dat toe te geven, een voordeel en een nadeel, na honderd bladzijden vooral het nadeel.

De eerstvolgende zet van wit, 14. Lh3, een beweging met een van de lopers, wordt beantwoordt met een horizontaal manoeuver: de tegenpartij, die in Utz - wat ik later ontdek - op bladzijde 113 strandde, verplaatst de dankzij grote rocade vrijgekomen toren naar e8, dat wil zeggen - mits wat stukken verwijderd worden - een rechte lijn op de witte koning. Wit zou op zijn beurt een rocade kunnen overwegen, in het mijnenveld tussen de mijnen door, maar ik zie af van dat manoeuver, verplaats een pion, 15. b5. Débacle, zwart rukt op met een van de paarden: Pc5. Ik verplaats de dame, 16. Dc8, zwart schuift een loper naar f4.
Wit neemt de zwarte loper. Een van de zwarte paardjes springt over wat stukken heen en belandt op Pe6. Schaak.
De witte loper neemt het zwarte paardje. 'Had ik over het hoofd gezien,' zucht de tegenpartij op een manier van jammer maar zo is het. Fuck. Hij neemt f4, wat anders, en hiermee is het spel gewonnen:

19. wit Lh3, zwart Te1
20. Dg4 schaak en mat.

Tijdens het post mortem komen we er op uit dat zwart 2 alternatieven had, na die cruciale zet van wit, en dat van die alternatieven het bezemhok 't beste is.

Geen opmerkingen: