maandag 7 december 2009

maandag 7 december

In een stoel zitten, op een doos staan, Sinterklaas is uitgespeeld. Als het blauwe lichtje flikkert, is de troep opgewarmd.
Ik betaal de bananen, een ander rekeningnummer is fout of heb ik fout genoteerd. Aan tafel gaan, op de rand van een bed zitten, in een magnetron opgewarmd worden. Ik bekijk het apparaat, een zwarte doos, het nummer, een glazen knopje. Als het glazen knopje blauw oplicht, is de troep opgewarmd. Nieuwsgierig bekijk ik het apparaat. Ik bestudeer het niet, ik bekijk het. Ik zou een krant kunnen doornemen, heb de krant al doorgenomen, heb de krant al wel twee keer doorgenomen en er twee keer iets volstrekt anders gelezen.
Ik duw de krant tegen het te kleine, te ronde tafelblad, reanimeer het kutding waarvan een deel naast de tafel belandt als de lamme arm. Wie z'n lamme arm? Van de reservist die vierentwintig uur in een stramme regenvlaag, afwisselend nat, koud, hoestbui, beenkoud, kletsnat, af en toe heen en weer stappend 'wie daar' roept met schorre stem, niemand, komisch, niet eens van die aard dat het beangstigt, een grapjas, dus nog wat meer heen en weer stapt tussen punten, plaatsen, plekken die na verloop van tijd een psychosomatische identiteit krijgen, of integendeel, niet uit andere hoek, slechts als tegendeel, kwijnen, verschrompelen, het affront, de verwoesting, de vernedering, nee, niet eens zo heel erg vernederend, het heen en weer stappen tussen sporen van psychosomatische non-reflectie, geen afstand nemen of zelfs geen afstand hebben, vier passen die kant op, vier passen terug, een kleine marge voor wat variaties, en dus 's ochtends met een lamme arm, zo'n reservist dus bedoel ik, omdattie vierentwintig uur aan een stuk door, vier-en-twin-tig-uur-aan-een-stuk-door vergat van schouder het geweer te veranderen. Zo'n sukkel die voor een carrière bij de landmacht ging, wakker ligt van die barbaren in Afghanistan, in z'n stoutste scalpteert hij een luitenant van Bin Laden, 't hoeft geen luitenant van Bin Laden te zijn maar plak er toch maar die naam op. What's in a carol. Het lamme armpje geneest niet. Vierentwintig uur in Kleine Brogel op dat roeste arsenaal passen kruipt in de spieren. Zeker als je opeens beseft dat je om geen andere reden geboren bent. Een schroefklem. Kleine Brogel, regen zeikt over het terrein, 's ochtends verneem je dat een sinterklaas en twee zwartepieten.
Er zijn nog redenen waarom het lamme armpje nooit geneest, er zijn nog redenen waarom ik, die slechts droom van het doornemen van de krant des ochtends, nooit van die lamme alomtegenwoordigheid genees, zonder te kunnen verklaren hoe dat komt, zonder te begrijpen hoe het komt, zonder te weten wat ik 's ochtends gelezen had kunnen hebben. De bladzijden kruipen over elkaar heen.

Het blauwe lampje licht op. Ik plaats de schotel op het tafelblad, een spaghetti.
In de gelagzaal is een grote bedrijvigheid.

Geen opmerkingen: