zondag 8 juli 2012

blackwell

Op een niet nader genoemde plek zit ze aan tafel. Het tijdstip had ze over het hoofd gezien. Er zitten nog mensen. Buiten, ik draai het hoofd een kwartslag linksop, daar, onder de boom die er half in staat, is een vlietende waterloop. Boven de boom is het metropool van een grauwe wolkentroep. Wind vloeit door de takken van de treurwilg. Panta rei, ik draai het hoofd rechtsop, een van de dames aan de belendende tafel komt me bekend voor, en bekijk een foto. Op de foto, in een kleine bezetting van bel époque grijswaarden, staan twee dames in badpak, jawel, uiteraard, ik stel me voor dat ze in hetzelfde badpak staan, ik herinner me een foto waarop ze dat inderdaad ook deden, de meisjes waren zo stererotiep, en eentje wereldberoemd, dat ze met z'n tweeën in het badpak konden, maar wat op deze foto te zien is, in grijswaarden uit een andere tijd, met meisjes die aan de ook toen al gebruikelijke normdrempel beantwoordden, laat subtielere interpretaties toe. Is er een drempel, vraag ik me af. Op de kaart hebben ze brasvarkenkotelet op smaak gebracht met room en pickles. Een Blackwell. De ober nuanceert, de blackwell is op, daar is hij 100% seker van, maar de kotelet zou in een mosterd- of pepersausje kunnen. Vlakbij belandt een voorwerp op de plankenvloer. Een bril. Niet de leesbril maar het boek was me opgevallen, iets van Thomas Bernhard. Ik keek naar het boek en stelde me voor dat daar, jawel, inderdaad, een exemplaar van Alte Meister lag. Berglund, dat is wat er staat. Berglund. De dame raapt de leesbril op. Het ding was van het boek getuimeld, waarvan de titel onleesbaar bleef, tuimelde over de tafelrand, was op een stoel beland, half op het ronde gewicht van een handtas, schoof weg over dat ronde gewicht, kwam pal op het boordje van de rand van het zitvlak, viel, belandde onder de belendende tafel. Berglund en met het tuimelen van die naam, maar het abacadabra had geen belang meer, Neue Master. De foto op de cover van het boek gaf aan dat Berglund iets met Noord-Afrika had. Het was een reisverhaal. Alle tafels zijn belendend, begreep ik, zodra je om wat voor reden ook aan een studie van de Tasmaanse opposumpopulatie begint, of, wat Borges suggereert, een dissertatie over de beleefdheidsformules van het ratatouille in nabije sterrenstelsels. Nog te benoemen plek: spelonk, grot, oogkwaal. Een vetkwab meert aan, drijvend, kotst de specialiteit van het huis op tafel. Iemand raapt de leesbril op. De ledematen van het vetbeginsel, zei een kennis, zouden aan de binnenkant zitten, ze graaien in het hier en nu en trappelen, wat anders hadden ze kunnen doen, in de ijdele hoop om het vet ooit weg te hebben, en ze trappelen, dat heb ik op meerdere pleintjes gezien, tot ze opeens in een dun geultje onder het vet brakende lucidum doorstromen, zo genoemd naar een of andere vetbolkundige, en uit het braaksel ontwaken de ledematen van nieuwe protacoclipsen, zoals ze genoemd worden, het tuig van de ledemaatachtigen.

Geen opmerkingen: