maandag 16 juli 2012

vlek

Zoveel is duidelijk. De vlek handbron hadden ze geen van allen aangeraakt. Maar gaat u toch zitten, Paarhus, had Ilop gezegd, maar u gaat toch zitten, Paarhus, want hij had het inderdaad twee keer gezegd en hij zei het nog een keer. Ik heb een zweer op m'n gat, zou Paarhus geantwoord hebben. Paarhus heeft een zweer op z'n gat, zei, verdomme, hoe heet hij ook weer, en dat zei hij nog een keer, net als Reger en Atzbacher, net als Bernhard eigenlijk, die er nauwlettend op toezag dat Reger en Atzbacher alles minstens twee keer zeiden, of drie keer, en dan voor de duidelijkheid herhaalden wat ze gezegd hadden, en Olip, ja precies, zo heet ie, Olip had het dus nog een keer gezegd: Paarhus heeft een zweer op z'n gat. Paarhus had een zweer op z'n gat en om die reden gaf hij er de voorkeur aan om niet op het aangewezen zitmeubel plaats te nemen, een kerkstoel zonder rugleuning, iemand had de rugleuning er af gezaagd, en staand, en al of niet met een zweer op z'n gat, of met een ander kwaaltje misschien waar hij het liever niet over had, stond hij naar van Ditbarst te kijken die over een uit triplex vervaardigde tafel stond en met grote toewijding naar een roestbruine vlek keek, een vlek waarover Pulpo, want zo heet ie geloof ik, had gezegd dat het hem aan Rottum deed denken, hij was nooit in Rottum geweest maar dat deed er niet toe, hij had net zo goed Sri Lanka gezegd kunnen hebben, daar was hij overigens evenmin geweest, hij bedoelde dat het een vlek was die hem aan een eiland deed denken, wat ons geen van allen verbaasde, ook Bernhard en met Bernhard Reger en Atzbacher zouden bij het zien van de vlek, waar van Ditbarst zich met grote toewijding over ontfermde, zonder de minste twijfel een eiland zien, als het beeld dat het een vlek was tot rust gekomen was zodat ze eindelijk over wat anders zouden kunnen nadenken dan het feit dat iemand motorolie had gemorst op het naakte hout van, het zou geen kwaad kunnen om hier een ander woord voor te bedenken, van het genrestuk waar ze drieƫneenhalve maand mee bezig waren geweest, terwijl Bernhard dood was, er misschien wel iets over te zeggen gehad had kunnen hebben, dat je op een genrestuk toch net zo goed het genrestuk zelf kon kotsen, bijvoorbeeld, of dat je om Reger en Atzbacher te begrijpen eerst Reger en Atzbacher met huid en haar opeten moest, niet noodzakelijk in die volgorde, dat je dan zou begrijpen waar het met Reger en Atzbacher om ging, dat je alleen dan zou begrijpen waaraan Reger en Atzbacher hun bestaan te danken hadden, niet aan zichzelf, maar dat ze intussen wel net zo vaak als zich voordeed van voor- en achterdeur gebruik konden maken zonder dat Bernhard daar van wakker liggen moest, en wie daar van wakker ligt, los van Bernhard die er mee opgehouden was om daar wakker van te liggen, is niet bekend. van Ditbarst monsterde het tafelblad. Paarhus, die een zweer op z'n gat had, of wat anders waarover hij zedig zweeg, schatplichtig, monsterde von Ditbarst. Hier, begrepen we, was het begin van een bergtop. Je moet het zo zien, zei van Ditbarst later, toen we aan de Korenmarkt op een terrasje zaten, die vlekken komen niet zomaar. Het zijn lichamen die elkaar opeten en de ontlasting die hier op volgt in de ander proppen, in hoofdzaak omdat ze voor die ontlasting geen ander kanaal hebben, het totaal van de ander wordt in het andere ontlast.
Het is geen vlek, voegt hij toe, het is een berg.

Geen opmerkingen: