zaterdag 18 augustus 2012

terras

Zo'n avond. Halftwaalf ongeveer. De bomen staan in een zee van tijd. Onder de bomen is beweging. Begin en eind mengen. Mensen stappen naar het station, anderen betreden het plein, fietsers schuiven tussen de wandelaars door, een menging van eindbestemmingen, anoniem, geen stremsel, onafgebroken weven de bestemmingen een niet zichtbare bedrading die reeds tijdens het tot stand komen van het weefpatroon oplost en het plein onder de bomen met die beweging bedekt.
Op het terras aan de rand van het plein is een rumoerige cocktail van gesprekken, achter een rij futloze palmen in grote, houten bakken. In de bakken, halverwege het voetpad, tussen grassen die ook hier een plekje vonden, ligt een dunne laag sigarettenpeuken. Ook hier mengen eind en begin. Het weefsel is traag, steviger, gaat langer mee, de hele avond als het moet. Jongens met behaarde en lange benen die uit gekke shorts steken babbelen met spraakzame meisjes. Het uitspansel heeft een kleur van antraciet. Ze praten over andere mensen. De gesprekken hangen in dichte rijen als broeken, rokken, jurken, topjes, shorts en ook het ondergoed dat je in die winkel vinden kan, het hangt in dikke, luchtledige trossen boven het terras.
Het is 7 na middernacht. Dat staat ook op de klok in de kamer van Tatsuoro, boven het station. Een van de verkeersborden, een rood verkeersbord met witte streep, flikkert, wat met de stoplichten te maken heeft aan het kruispunt van de Koning Albertlaan en de Smidsestraat. Iemand bevrijdt een fiets. Achter de jongedame in zwarte jurk raast een scooter over het asfalt.
Aan het belendende tafeltje zit een logge bierbuik. Het corpus is enorm. Hij nam een bierviltje, het komt met de blanke zijde boven op tafel, de vochtige punt van een balpen cirkelt boven het bierviltje zonder het ook maar op één moment aan te raken. Hij zit log voor zich uit te staren, naar het terras en de gekke shorts. Hulpeloos staat de balpen tussen twee drie dikke vingers. Ik kijk naar hem om, stiekem. Hij beweegt niet, staart. Op de plek waar een zwarte fiets stond, tegen een van de bakken, kwam een andere fiets te staan. Over de boogvormige binnenlaan glijdt een tjokvolle bus en dan nog een tjokvolle bus en nog een.
Als ik een kwartier later naar de man aan het belendende tafeltje omkijk, merk ik dat het bierviltje blank bleef. Hij speelt met de pen, zit te dubben.

Geen opmerkingen: