maandag 18 februari 2013

twee meisjes

Ik ga nu even naar het wece, zegt ze, die vieze rookgeur van me afzetten. En dan bestel jij twee kaaskroketten?
- Ja.
Ze zitten vlak bij het niet zichtbare water. Boven het water is het diksap van een koude nacht. Ik sla Bernhard open, lees een stukje. In het souterrain aan het water zitten nog wat mensen.
En een Orval, zegt ze. Ze heeft in Twente gewoond, wat ik pas later te weten kom. Wat ik weet, terwijl ik in het boek van Bernhard de bladzijde zoek waar ik was aanbeland, is
- Ja, ok. Een Orval en twee kaaskroketten?
Ja.
is dat zij nu eerst. Ze neemt de trap naar het gelijkvloers. J'ai beau avoir détesté les jardins zoologiques, lees ik, et même toujours trouvé suspects les gens qui
En ik heb een naam opgeschreven, maar die ben ik weer kwijtgeraakt, zegt ze, later. Over het onzichtbare water drijven de dampen van wat in het souterrain gebeurt. Het meisje dat de tafels doet stapt met twee dampende schotels naar een van de belendende tafels. Aan die tafel een Hollands koppel. De dame zit in een sjaal. Later besef ik dat Perec alomtegenwoordig is, hij zit mee aan, ook al is hij in dat geval hoogstens een van de schaduwen en met elke schaduw de vraag of hij in dat geval alleen die schaduw is.
Ze had een spijkerbroek aan, zegt ze. Het woord spijkerbroek. En aan een jongen vroeg ze 'bent u een engel?'
Zo'n wereldvreemde dag, zegt ze. Wat ik soms wel hebben kan, voegt ze toe. Of. En toen werd ik natuurlijk afgewezen, zegt ze. Het meta-niveau, de inhoudelijke gesprekken.
In het boek van Bernhard ben ik amper opgeschoten, quand tout à coup, les singes se sont mis de leur côté. De kaaskroketten.
Nah, (ik noteer), met die stage, ook daar werd ik afgewezen, zegt ze. Maar toen wist ik niet wat ik deed (ik noteer) dus dat was terecht: dat niet het hele probleem met die interculturalisatiedingen te maken had.
Ze tikt een van de kaaskroketten aan. Vingertoppen scharrelen tussen de goudgeel gebakken friet. 'Er zit nu een psychiater bij ons,' zegt ze. Mes en vork halen een hoek van een van de kaaskroketten. 'Hij is zeker niet in en in slecht,
Ze prikt haar vork in het schijfje tomaat, halveert het.
maar ook niet wat we nodig hebben op die positie.' Hierover zit ze na te denken. De vingertoppen tillen een friet boven het eetbord, halen het goudgeel gebakken aardappelstokje door een klonter mayonaise. De rechterhand, heel even werkloos, plaatst zich tegen de onderkant van het kleine tafelblad, een modulatie, het akkoord in mineur.
'In het bedrijfsleven bijvoorbeeld,' vervolgt ze, terwijl ze heel even bijna doet alsof ze niet naar schrijver dezes omkijkt, 'worden heel wat mensen de hele tijd geconfronteerd met hun zwakste kanten.' Wat de tafelgenote antwoordt, een jonge vrouw met een in melodieuze tonen gesmoorde stem, maakt een zachte, diepe plof in het gesprek.
'En met die welzijnswerkers uit de jaren zeventig,' zegt de ander, 'die allemaal...' Duim, wijs- en middenvinger, drie vingertoppen en de hand, haar linkerhand, die van pols tot vingertoppen neerwaarts gebogen tussen de aardappelstokjes scharrelt, er eentje uitpikt. En dan, na een pauze: 'Ik denk niet...,
Ik denk niet dat het bedrijfsleven per se een voorbeeld is.' Friet scheppen. Van het bier van de tafelgenote nippen. Eén friet uit het voorraadje wegplukken, het aardappelstokje in de mayonaise drukken, ritmische herhaling, elegant. En wat de ander zegt. Als een marmeren beeld echt spreken kon, dan, zo, zonder stemverheffing, een reflectie op de halfronde onderkant van een voorwerp. Het laatste kwartje van de kaaskroket aan een vork prikken, bijeenvegen wat van het slaatje bleef. Quant tout à coup,
lees ik, bladzijde 587, quant tout à coup, les singes se sont mis de leur côté à ramasser des restes de nourriture trainant sur le sol et à nous les tendre à travers la grille. Le professeur de théologie et moi-même avons été si épouvantés par le brusque changement d'attitude des singes,

Geen opmerkingen: