zondag 23 juni 2013

toilet

'Waar is het toilet?' De dame die dit vroeg, terwijl ik deed alsof ik potdoof naar een fles Manzanilla zat te staren. Laat ik om te beginnen opmerken dat haar achterwerk me bekoorde. Ze had. Maar is het werkelijk nodig om in detail te treden. Maakt het wat uit of ze een dik of een, een hoog of een, een plat of een. Een vol. Vol, halfvol, leeg. Dat is wat met de fles Manzanilla gebeurd was. In een boek dat ik ben kwijtgeraakt, las ik dat er in Afrika stammen zijn. In Afrika, jawel. Stammen waar een dik achterwerk. Met dik bedoel ik zo dik dat ik wel twee keer nadenk voor ik zo'n dame aankijk. Waar, zoals ik probeerde uit te leggen, een dik achterwerk aanzien en status betekent. Dat heb ik gelezen, jawel. Ik ben het boek kwijtgeraakt, wat er ook al niet toe doet. Nu herinner ik het me weer. Ze droeg een witte jurk die haar armen en schouders bloot liet en bij die witte jurk stelde ik me voor dat het misschien een jurk van crêpe de chine was. Ik was niet 100% zeker wat crêpe de chine was. Op de benedenverdieping waar ik toen woonde, belandde af en toe een catalogus van La Redoute, waar ik in bladerde. Telkens weer, terwijl ik dat, of je 't nu gelooft of niet, niet van plan was, maar ik deed het, telkens weer, en het kon niet zo gek lopen met de herfstcollectie of ik had meteen na het beëindigen van de lectuur al zin in wat de lente brengen zou. Over die collecties is nagedacht. En zo had ik een idee, hoe vaag ook, van wat crêpe de chine was of wat het betekenen kon. Ik had het ontkurken en ledigen van de fles Manzanilla van nabij gevolgd. Potdoof, zoals ik al zei, zat ik naar de fles te staren. Op de belendende tafel. Ik had het niet in m'n eentje weggespoeld. Op alle belendende tafels stonden theelichtjes. De muziek beviel me niet. Buiten was een gure nacht. Het beviel me niet en het beviel me toch. Ik zat ongemakkelijk weggedoken aan een tafeltje vlak bij een raam dat uitgaf op die gure nacht. Op het etiket van de lege fles Manzanilla stond een zigeunerin afgebeeld.
'Waar is het toilet,' vroeg de dame. Ik had de hele tijd, vaak onbedacht, naar haar kont zitten kijken. Ze vroeg of ik wist waar het toilet was. Om haar schouders hing de slappe arm van iemand met een zwarte vetkuif. De muziek noopte tot dansen. Wat sta jij hier, besefte ik opeens. Welke sukkel heeft bedacht dat jij enig nut had kunnen hebben. Ik stapte tussen de geluidshinder door, ging op het plein staan, zeik drentelde over het wegdek. Op het plein was niemand. Hoog aan een paal schommelde een mand. Het beviel me wel, eigenlijk, dat het moment niet meer betekenis had.
In de keet hadden ze een jonge barman, iemand van een jaar of twintig met golvende lokken en een t-shirt waarop een of andere mededeling stond. Ik bestelde een biertje, stapte tussen de lijken en de theelichtjes door. De toiletruimte was rechtsop, achterin.

Geen opmerkingen: