zondag 1 september 2013

les récits de la Loire (18) Muides-sur-Loire

Een baadster. Zonder haar jurk uit te trekken, een witte jurk met een motief van zwarte, somptueuze bloemen (als behangpapier), stapt ze in de Loire. Een ogenblik later klimt ze op de oever, stapt om een struikje heen, bukt zich en is heel even met iets bezig. In de Loire staat een man. Hij staat vlak bij de oever. Dit keer heeft ze het fototoestel bij. Ze stapt in de Loire en zo staan ze dit keer naast elkaar, beiden met hun rug naar de vlietende stroom. Hij fotografeert iets. Ze bukken zich, bestuderen de oever. Bedachtzaam stroomt de Loire achter hun ruggen door. Hier, in Muides-sur-Loire, is de stroom al wat minder breed dan in Blois, minder breed dan in Tours waar de bruggen over de Loire elf bogen hebben. De hotelier van Hotel du Petit Lussault herinnerde zich dat het in Tours was. In Tours is op een dag, dertig jaar geleden, een van de bruggen ingestort, die brug waar ze nu een tramway hebben.
Midden in de stroom is een eilandje en daar, vlak bij het eilandje, in een schittering van wit en fel zonlicht, drijven zwanen. Bomen en struiken - sinds Nantes in hoofdzaak wilg en populier, aangevuld met es en berk - boorden de oevers af.
Rechtsop is een deels uit beton, deels uit metaal vervaardigde brug. De rondbogen bevinden zich boven op de brug.
Un enfant dit: Encourage moi, maman. J'ai dit, il faut m'encourager. Er is een speeltuin, schommels, glijbanen, en wat verderop, stroomafwaarts, een camping dit La Bellevue.
De banktafel waaraan ik zit, staat onder een populier, wat niet voor schaduw zorgt; de schaduw valt schuin over het gras achter me. Een tak drijft half in half op het water. Op de brug is een beweging van auto's en fietsers en een kinderstem, luidkeels. Lijsterbessen staan boven het speelveld. Verderop, aan de hoge wegrand, is een voetbalveldje en aan de rand daarvan, boven de dugout, treurwilgen.
De Loire staat glad als een spiegel en reflecteert het withete zonlicht. In het blauwe uitspansel dunne, draderige wolkensluiers.
De baadster ging op de oever zitten en kijkt naar het vlietende water, en misschien ook het eilandje, ze kijkt die kant op, en de zwanen in een schittering van tegenlicht. Aan de voet van de brug is nog een dame. Zij draagt een felroze blouse en is met een hengel bezig, die ze uiteen haalt. Wat later verdwijnt de hengel in de kofferbak van een auto. En dan is er nog een dame. De partner, die een eindje van haar vandaan over de met gras en kruiden begroeide oever stapt, kijkt door een witomrande zonnebril. Er is een hond. Zij heeft boomtakken geplukt. Met die boomtakken stappen ze over een zanderige strook in de richting van camping La Bellevue. Er komt een auto langszij. Wat gaat ze met die takken doen?
In de trage stroom, vlak onder het wateroppervlak, is een beweging van heen en weer schuivende watermassa's.
Een meisje, de dochter van de dame die met haar jurk aan in het water stapte, trekt haar bovenkleding uit, stapt in het water, het is er ondiep, waar zij staat reikt het water hooguit tot de kuiten. De felle schittering op het water plaatst alles in tegenlicht.
Een meeuw zwenkt over de stroom, daar waar op een van de vele eilandjes - kennelijk op bijna zeven kilometer van de brug verwijderd, wat uit de gegevens in de routier van Michelin af te leiden is - een kerncentrale staat. SPLEEN, staat er, in een wolk, op een van de betonnen zuilen die de brug torst. Over het water trillende reflecties van witheet zonlicht.

Geen opmerkingen: