zondag 13 oktober 2013

zondag 13 oktober

Daar zijn ze dan, de herfststormen. Dicht opeengepakte, loodgrijze wolkmassa's hangen boven het landschap, struiken en boomkruinen jakkeren onder stevige windvlagen, regen plenst over het asfalt, roestgrauwe bladeren slaan tegen de bodem, op veel plaatsen staan plassen wijd en breed over het wegdek, plassen die met snoeverig gesis in vier golven uiteenspatten telkens de auto er dwars doorheen rijdt. De ruitenwissers gaan traag heen en weer. Tussen elke slag stroomt de voorruit vol.

Ik rep me over het voetpad van de Lucas Munichstraat. Op straat is niemand. Gisteren, ik had de auto net geparkeerd, hoorde ik een aangename stem: 'Laura...,' zei iemand. Ik keek om, aangenaam verrast door de vrolijke begroeting. Het was Quinten. Ik had z'n stem niet herkend. Vandaag hou ik het kraagje van de jekker stevig dicht. Op straat passeert een auto met Duitse nummerplaat. Blauwe auto. Een gure vlaag striemt het woonerf.

Na de cijfercode en het openen en meteen weer sluiten van de poort, ik ben ruim op tijd, het is niet eens halftwee, maak ik licht nadat ik met een schoentip de wireless activeerde. Regen roffelt over het dak, in de corridor staan plassen. Ik heb een broodje gekocht in die bakkerij in de Sportstraat. Ham, kaas, bladsla, ei, mosterd. Ik activeer nog wat dingen. In de kubus is het muziekje. Eerst het muziekje, had Steven Tevels gezegd, dan 30 seconden wachten. Pas dan, na 30 seconden, zijn de aardappelen panklaar. In het keukentje kwam de afvoer los te zitten. Ik schenk een glaasje appelrodebiet in, ga in de hall onder de blackstraler zitten, sla Geboortegrond open. Waar zat ik. Waar is m'n leesbril? De limerickbladwijzer geeft aan waar ik zat, bladzijde 204:

Als ik af en toe iets van een marxist las, dan werd ik afgeschrikt door hun intellectuele en artistieke inferioriteit, daar brandde ik mijn vingers al. Hun sympathisanten? Die oude vrijster André Gide en zijn naïeve Voyage à l'U.R.S.S. Wat de gewijde plekjes van de poëzie betrof, hun tijd was voorbij, je kon niet je hele leven korte broeken blijven dragen. Maar wanneer we de politici uit Warschau op de radio hun meningen hoorden verkondigen, dan keken Tadeusz en ik elkaar pijnlijk getroffen aan. Zijn schrapende 'ha-ha' hield eerder een vervelende constatering in dan plezier. (Geboortegrond, Czeslaw Milosz, blz. 204-205)

De eerste bezoeker komt uit Nederland, André Smits van het Artists In The World project. Wat later springen ook nog twee mensen uit Antwerpen binnen. Ze deden alle musea, zeggen ze. De dame schaft zich 7 crox-cards aan. André zegt dat hij straks weer een periode in New York doet en daarna ook nog China. Hij heeft gekapt met het werk dat hij deed, wil zich voortaan alleen nog op het project toeleggen. Reizen.
Ik sla Akerselva-Oslo open op bladzijde 202/203. Idee: het ook op die bladzijde open laten liggen: het blauw van de Noorse sneeuw.

Milosz bladzijde 219: Niemand in Polen, toen noch later, geloofde in de uiteindelijke overwinning van Hitler. Een Poolse trek is het geloof, de vaste overtuiging dat God persoonlijk in de zaken van de Geschiedenis intervenieert, dat hij aan de kant van de rechtvaardigen staat, dat het kwaad in laatste instantie gedoemd is de nederlaag te lijden. Met die overtuiging hebben de bewoners van dit land zich meer dan eens in een hopeloze strijd geworpen om zich vervolgens te verwonderen over het feit dat God niet hielp en dat ze toch verloren hadden, hetgeen echter hun geloof in de uiteindelijke overwinning in geen enkel opzicht aan het wankelen bracht.

Ik drink muntthee met suiker. De slabs voeren een rijdansje uit. De blackstraler kraakt, piept, hijgt. In de zithoek boven de kubus is de stem van Pjeero Robjee. Ik stap naar de zaal voorin, bekijk het werk van Dirk, geef het Movable Object een trap waardoor het op een andere plek in de ruimte komt te liggen.
Met een van de bezoekers, het loopt al tegen sluitingstijd, komt het gesprek op Celbeton en Louis Paul Boon die er voorzitter van was.

Geen opmerkingen: