zaterdag 31 augustus 2013

les récits de la Loire (15) Saumur

draaibeweging

Daar, ter linkerzijde, hoog boven de daken van Saumur, is het kasteel, le château de Saumur, een wijngaard, gazon, ik, een sigarettenpeuk, een papiertje, straks nog een peuk, het gehijg van een dame die nu bovenop de grazige helling staat, het geroekoekoe van een houtduif in een struik die zich aan de verre zijde van het gazon zou bevinden, een vlieg en het veel scherpere en luidere gezoem van een hommel of een wesp, de gele aansteker, ik neem wat tabak, draai een sigaret, het gazon pal voor me hellend tot aan een groene afbakening, voorbij die afbakening: diepte, een witte vlinder dartelt er overheen en er is het woord ATTENTION, rode letters op een geel bord dat aan de groene versperring bevestigd werd; dan het gazon rechts op, minder hellend, twee meisjes die elk een hond hebben, een in substantieel dolce far niente verblijvend koppel en nog een koppel dat een ogenblik eerder tot aan de balustrade stapte en nu in de diepte kijkt waar ook ik de daken van Saumur kan zien. Grijze daken.
In 1977 heb ik het kasteel bezocht. Tapisserieën, wapens, een wapenuitrusting, sieraden, potterie, wellicht ook enige toelichting bij de de heren van Anjou en de geschiedenis van de streek (wat me geen zak interesseerde), nog meer tapisserieën, steile trapjes, nog een wapenuitrusting, laten we veronderstellen in een zandkleurige uitvoering dit keer, etsen die de heren van Anjou voorstellen die, zoals het gebruik voorschreef, op een paard zitten, en tenslotte ook een collectie vuurwapens uitgestald in antieke vitrinekasten, gravures van beroemde veldslagen, landkaarten. (geen schrijfmachines, geen postzegelverzameling) Het kasteel boven op de rots heeft een zanderige kleur en grijze, spitse torens.
Boven Saumur hangt een helikopter. De machine maakt hels kabaal. Een vlucht duiven zwenkt over de diepte. Achter de grijze daken en hoge, zandkleurige schoorstenen, daar, in de diepte, is de Loire, verweg bijna, een brede strook glinsterend water met woonboten aan de noordelijke oever waar het wateroppervlak van hieruit gezien een donkergroene kleur heeft. Een kajak schuift diagonaal over het midden van de stroom.
Ook hier, in Saumur, is het lage waterpeil opmerkelijk. Midden de stroom zijn zandbanken. In 1978 of 1979 zou de stroom zo'n vloed gehad hebben dat een van de bruggen instortte. Of dat in Saumur gebeurd is, herinner ik me niet.

la chasse aux syllabes (9) Le Pas

direction Varades, rîve droite

Eerste waarneming: Een metershoge haag van meidoorn aangevuld met braambessen.
Meidoorn.
Aan weerszijden van het wegdek kaalgeschoren, wat voor een muur van meidoorn zorgt.
Koeien? Misschien in het weiland achter de metershoge meidoornhaag. Waar? In het weiland achter de metershoge meidoornhaag misschien?
Toch: Des vaches du Limousin.
Kijk maar, daar, er is een boerderij vlakbij.
Het wegje biedt twee naast elkaar zich bevindende uitvalswegen: één doorgang naar de stallingen
(stalknecht stapt van gegeven punt A naar gegeven punt B)
en de andere doorgang die, zoals ik reeds aangaf, zich vlak naast de op stallingen en mesthoop aansluitende oprit bevindt, hier: een met prikkeldraad afgesloten weide.
Jogger.
De persoon draagt een rode short en een wit hemdje. Loopt. Neemt het wegje dat zich vlak tegenover bovenvermelde uitvalswegen bevindt.
Beide uitvalswegen ter rechterzijde kunnen desgewenst met een koord afgesloten worden.
Hiermee maak ik dus ook een duidelijk onderscheid tussen ter linker- en ter rechterzijde: koeien ter rechter-, jogger ter linkerzijde.
Onderscheid twee: snuivend geloei versus soepele, bijna geluidloze voortgang.
Het koord: wit & verweerd roze, rafelig, aan weerszijden aan een met struikjes ingekapseld paaltje vastgemaakt.

la chasse aux syllabes (8) Drain

Het flinterdunne geluid van een kerkklokje + geluid vogel = zone d'activité minuscule.
Het bord, DRAIN, staat vlak bij het pad naar Chapelle Marie-Laurence.
Bloembakken.
Aan de overzijde van de departementale weg, D751, kleurt de berm oranje. Verderop, die kant uit, is de Loire.
In het landschap verwijlend (een lichte draaibeweging linksop) is er eerst een rij niet gesluierde bomen, laten we aannemen dat het ook dit keer om populieren gaat (vranke regelmaat), aangevuld, op circa 300 meter afstand, met nog een rij bomen die grotendeels door neveldampen is weggegomd.
Links van de weg: neveldampen.
Vlak voor het bord, DRAIN, waar ik de auto liet, is de parking van Restaurant Beauregret. Tel: 02 40 9824 04.
Er is geen restaurant. (bevindt zich een eind verderop)
Het met grind en steengruis verharde parkeerterrein is afgeboord met lijsterbes. In een oksel, waar zich ook Chapelle Marie-Laurence bevindt, is een rechthoekig bord, het is met stevige vijzen aan een boomstam vastgeschroefd en biedt volgende gegevens:

RESTAURANT BEAUREGRET
(de kleur van een stevige Bourgogne)
pour votre tranquilité
veuillez ne pas laisser d'objects apparents dans votre véhicule
en cas de vol
la direction n'est pas responsable

De ingang naar de kleine kapel, Chapelle Marie-Laurence, is afgesloten met een zwart hek. Er is een muurtje waar zelfs een kind makkelijk overheen had kunnen klauteren. Bijen inspecteren de bloembak. De rechterzijde van het smalle terrein dat aan de kapel toegewezen werd, is afgeboord met een haag van nepbladeren. Plastic. La Chapelle Marie-Laurence is ook niet veel meer dan een hok eigenlijk. Zou de genaamde Marie-Laurence er opgesloten zitten? (hok? toiletruimte?)

vrijdag 30 augustus 2013

les récits de la Loire (3) Les Bossennes

Van Saint-Nazaire tot Donges, rîve droite, is over een afstand van 10 kilometer, wat onder andere ter hoogte van Corsept op de linkeroever goed zichtbaar is, een apocalyptisch beton-panorama met kranen, reusachtige silo's, fabrieken, uitgestrekte industrieterreinen, torens die gaswolken braken, nog meer en nog hogere kranen, kades waar cargo's aangemeerd liggen, petroliumreservoirs die als een pretpark van industrieel speelgoed naast elkaar op de oever staan en dit over de hele breedte van de noordelijke horizon.

la chasse aux syllabes (5) Le Greix

Aan de tweevaksbaan, route départemental 277, die vanaf Saint-Nazaire de linkeroever van de Loire volgt, is een gehucht met die in Frankrijk gebruikelijke, karakterloze nieuwbouw, kleine, kleurloze bungalows met tuinen die zich tot schraal gazon beperken. Vlak bij het bord, rechts van de weg, is zo'n bungalow. Een vlakke, zanderige berm, dan een muurtje. Vooraan staat een raam open en er zijn stemmen, wat net zo goed die van een praatprogramma op televisie kunnen zijn. Een vlieg inspecteert de stuurcabine, kinderen maken dolle pret en een hond laat van zich horen. Over het asfalt vallen lange schaduwen. Een tiener opent de kofferbak van een witte auto en dumpt z'n sporttas. Aan de overzijde van het wegje draait een grijze Renault een oprijlaan in. Mensen stappen uit.

les récits de la Loire (2) bouche de la Loire

La promenade de Saint-Nazaire, Blvd Président Wilson, 17h30

Een grijze tanker komt de Loire opgevaren. Vanop Boulevard Président Wilson ziet het er naar uit dat de cargo lijnrecht op de groene boei afstevent, die het punt aanduidt waar de Loire in de oceaan verdwijnt, dat punt, veronderstel ik, waarvan na grondig onderzoek werd vastgesteld: hier is geen Loire meer; of liever, hier is wat vijftig meter verderop, landwaarts, eventueel nog als Loire in te schatten is zo dun, zo zout, zo oceaanachtig, reeds zo totaal zee geworden dat we het niet langer over Loire hebben.
De cargo passeert de groene boei, een enorme boei, ter linkerzijde, wat samenvalt met la rîve droite.
De baai van Saint-Nazaire (de routier Michelin vermeldt overigens alleen het noordelijk gelegen le Chenal du Nord en de Côte de Jade, de zuidelijke kustlijn van St-Brevin-les-Pins tot Pornic, waar ook nog la Baie de Bourgneuf is) wordt door een standbeeld in twee ongelijke stukken verdeeld. Het standbeeld bevindt zich midden het strand, plage du petit Traict, op een terrein met mosselbanken. Het stelt een vrouw voor die met wijdopen armen de promenade en het daarachter gelegen centrum van Saint-Nazaire begroet. Rechtsop, het verst van de Loiremonding verwijderd, is een yachthaven, links een boogvormig zandstrand waar zich in tegenstelling tot La Baule amper strandgasten bevinden.
Rivier of zee, net als in Lissabon, is het onderscheid niet helemaal duidelijk.
De tanker vaart de Loire op. Aan het eind van het boogvormige strand is een lange kademuur die stevig boven de baai uitsteekt en circa 300 meter ver in de Loiremonding staat. Aan het uiterste punt van dit bouwsel is een vuurtoren. De voorsteven van de grijze tanker schuift achter de pier door. Op het natte, door vloed bevloeide deel van het strand bevindt zich een meeuwenkolonie. Rimpelingen tekenen zich af, dunne golfjes die vanop de promenade gezien een rosse kleur hebben, daar waar de golfslag over zichzelf heen krult, buitelt, valt, verdwijnt.
De andere oever is veraf. Dun. Gezien vanop la rîve droite heeft de linkeroever, voor zover we het nog over oever kunnen hebben, geen betekenis meer. Wolkenloos blauwe hemel staat boven de Loiremonding.

Le Pont de Saint-Nazaire, een kilometerlange brug over de monding van de Loire, tot het westelijk van Nantes gelegen Indre de enige plek waar je naar de andere oever zou kunnen, loogt de Loire in een Mediterraanblauwe kleur, wat met de transparante, badkamerblauwe relingen van de brug te maken heeft.

La chasse aux syllabes (4) Cuy

CUY. In de Atlas Routier France 2010 van Michelin is Cuy een deelgebied van La Baule, net ten noorden van de monding van de Loire. Ten noorden van Cuy zou zich, wat makkelijk uit de de informatie die Michelin biedt af te leiden is, een vliegveldje bevinden. Het strand van La Baule vormt een baai met La Pouliguen in het westen, en het pointe de Penchâteau, en meer oostelijk Pornichet. Er is ook nog Escoublac, een groene zone net ten noorden van La Baule, waar iemand die zich ter plaatse begeeft en Cuy probeert te vinden onvermijdelijk terecht komt.
Op het strand van La Baule les loisirs de la plage. A droite la corniche, waarmee La Pouliguen bedoeld wordt, à gauche, waar een rotshoogte boven de zeespiegel uitsteekt, de monding van de Loire, Saint-Nazaire en la côte de Jade aan de overkant. Op het strand, een brede, zanderige strook, zoals op elk strand: les vacances de Monsieur Hulot en Pierre Marielle die à la manière de Tati frisdrank en ijsjes slijt. Vlak bij de promenade, op het strand, waar kinderen in groepjes bijeenzitten, is een bar, les ILES. Kijk je achterom, dan zie je over de hele U-vormige breedte van de baai een curve van witte blokken, allemaal dezelfde, vier verdiepingen hoog, soms vijf verdiepingen, soms drie, minder hoog dan de blokken aan de Belgische kust maar wel net zo uniform en al bij al toch een meer zuiders karakter hebbend, of wat je je daar bij voorstellen kan: geblindeerde ramen (om de felle middagzon buiten te houden, vermoed ik), ligzetels, parasollen, een palmboompje. Oostelijk, in of vlak bij de monding van de Loire, is een yachthaven.

'On en reclame depuis pas mal de temps,' zegt Monsieur Lecorre. Hij is in de voortuin bezig, snoeit een haag, vlak naast een zanderig areaal waar een kerkje staat. Op de dorpel van het kerkje aan de hoek van Avenue Cuy, vlak bij een rondpunt, waar voorts niemand te bespeuren is, liet iemand een stapel boeken:

Une exécution oridinaire, Marc Dugain, een folio Gallimard
Que font les rennes après Noël?, Olivia Rosenthal
Délicieuses pourriture van Joyce Carol Oates (J'ai Lu)
en van Belva Plain Tous les fleuves vont à la mer

'Tout ça,' Joseph Lecorre wijst om zich heen, 'c'est Cuy.' Een naambord heeft het niet. Eh bien, zeg ik, je l'ai trouvé quand-même.
'Ah oui,' zegt hij. Hij verdwijnt achter de haag die hij aan het snoeien was. Iemand opent een raam op het eerste van de villa. Het raam geeft uit op la Salle Ste-Bernadette de Cuy aan de hoek van Avenue Cuy, een wijk in het ol van plutol, zoals ze dat zeggen in het dorp waar ik vandaan kom. Boven de haag, ter rechterzijde, ik heb net een foto gemaakt van la Salle Ste-Bernadette, duikt nogmaals het hoofd van Joseph Lecorre op. De dame op het eerste, die half uit het raam hangt, Annie Lecorre, is hier geboren. Ook Joseph, verneem ik, we zitten op het terras achter de villa en drinken cider, is hier uit de buurt. We hebben het niet ver gezocht, grapt hij. Cuy heeft geen naambord en met dit gegeven hadden we meteen ook een aanknopingspunt, waar aan toegevoegd zou kunnen worden dat ik wellicht de eerste persoon ben, los van de bewoners van een gehucht waar de autoriteiten van La Baule niet echt wakker van liggen, die zich voor net die plek interesseert (niet op het strand van La Baule gaat liggen in een kleffe zwembroek, geen picon vin blanc slurpt op een van de terrasjes), een plek die niet eens een naambord heeft, een plek kortom die schrijver dezes niet had kunnen vinden als hij niet, omdat dat ene wegje toch nog een mogelijkheid leek te bieden, zuidelijk om het vliegveldje heen gereden was.
Plek? C'est les Romains, zegt Annie, ze heeft er een maquette bijgehaald, de maquette - die ze zelf gemaakt heeft - stelt een kerk voor, qui donnaient le nom: Cuy. Ze spelt de plaatsnaam: C, U, Y. Escoublac, waar Cuy deel van uitmaakt, était assez grand - toen Saint-Nazaire niet veel meer dan haventje was. Een zekere Bertho schreef een verhandeling over de historiek van het plekje, Empreintes retrouvés dans les sables. Annie haalt er nog wat documenten bij: foto's van de hoeve, une petite ferme, die in 1959 gerestaureerd werd en omgebouwd tot la Salle Ste-Bernadette de Cuy.

Fougères

Le Château de Fougères

In Fougères hadden de baronnen van Bretagne een versterkte burcht. Dat staat ook zo aangeduid op ongeveer twintig kilometer van Fougères, rechts van het wegdek: plus grand Château Medieval de l'Europe.
Ik parkeer de auto vlak bij een kerkje, aan de voet van het château. Het is niet de eerste keer dat ik in Fougères ben, maar alleen in 1977 heb ik het château bezocht. Een ruïne kon je het niet noemen, hoewel het ongetwijfeld betere tijden gekend had. In de straten vlak voor de poort van het château stonden auto's geparkeerd. Veel bezoekers had het niet maar het kantoortje, vlak naast de watermolens, was er al, waar je je voor een klein bedragje het toegangsbewijs aanschaffen kon.

woensdag 28 augustus 2013

varia

1. Fool Control (2003). De eerste en enige cd van The Singing Painters. Studio-opname. Wordt binnenkort opnieuw uitgebracht, dat wil zeggen, zelfde cd, geen geremasterde of geremixte versie, gewoon een nieuwe lading schijfjes. Van de eerste editie bleven circa 30 exemplaren. Het artwork van de tweede editie, als het lukt dit najaar nog, zou door Michaël verzorgd worden. We voegen er ook een boekje met de songteksten aan toe. De cd biedt gestroomlijnde versies, want studio-opname, van onder andere Each Day Pasolini died, Embryo Dictaphone, The Nicest Thing Comes in the End en Bad Drivin'. Onlangs, na het concert van Braxton op Jazz Middelheim, merkte Peter Morrens op dat Each Day Pasolini Died zijn favoriete TSP-song is. Hij en Xia hadden naar het schijfje geluisterd toen ze vanuit Italië door de Alpen reden.

2. Ook deze herfst: een vinyl, crox-vinyl 2, met A-kant Nate Wooley trio en B-kant Sheldon Siegel. Een coproductie van Smeraldina-Rima/croxhapox. Wordt aan het publiek voorgesteld in Cafe OTO in Londen, tijdens een label night. Van Nate Wooley was er eerder dit jaar een Clean Feed release, (Sit in) The Throne of Friendship, een sextet met Josh Sinton (basklarinet, baritonsax), Matt Moran (vibrafoon), Elvind Opsvik (double bass), Dan Peck (tuba) en Harris Eisenstadt (drums). Begint met een prachtige versie van Randy Newman's Old Man on the Farm.

3. In Geboortegrond, Czeslaw Milosz, bladzijde 94: (a) Als je de voorstelling van straf en beloning na de dood als onfatsoenlijk verwerpt (want wat is dat voor een ordinaire transactie?), als de geschiedenis van het christendom je aan het twijfelen brengt, niet alleen omdat het vaak als voorwendsel voor onderdrukking diende, maar ook omdat de eerste christenen die op het einde van de tijden wachtten, bedrogen uitkwamen, als de dogma's niet in overeenstemming zijn met het wetenschappelijke denken - dan gaat het erom een andere dimensie te ontdekken, waarin deze tegenstrijdigheden omgebogen worden en gewettigd zijn. Heb ik ooit bij benadering iets gelezen dat mijn intuïtieve afkeer voor religie, toen ik twaalf was en gedwongen voorin een kerk (later bij voorkeur achterin die kerk) het stomme, liturgische gedoe onderging, op een duidelijker manier verklaart en verheldert? Milosz geeft aan dat tussen die ontdekking, hoe onfatsoenlijk religie is, en atheïsme, in zijn geval nog een breuklijn liep, die van de ontdekking van het gnosticisme, de geestelijke deemoed van de Albigenzen - of Katharen - en, historisch gezien 500 jaar eerder, de leer van de Manicheeën. Opa, de vader van m'n vader, de andere opa heb ik niet persoonlijk gekend, hij sneuvelde tijdens Wereldoorlog II, was een socialist. Hij negeerde de kerkelijke gebruiken, hield zich bezig met de duiven van een baron uit Nevele, als meesterknecht was hij betrokken bij de restauratie van het kasteel van Ooidonk, ook bij de Gentse Sint-Niklaaskerk toen ze de torens aanpakten (de Sint-Niklaaskerk zou nog tot eind jaren negentig in de steigers blijven staan), tijdens die werkzaamheden had hij op een keer een duim verloren, en toen hij desalniettemin toch kerkelijk begraven werd, in Nevele, wachtte ik buiten op het plein op de rouwstoet. Dat opa kerkelijk begraven werd, kwam me zo obsceen voor dat ik onder geen beding het gebouw waarin dat plaatsvond betreden wou. Daarna heb ik het betreden van dit soort gebouwen vermeden. (b) Ik geloof niet dat ik daaruit toen de pragmatische conclusie trok dat als er iets is dat geluk en energie garandeert - het criterium van de waarheid daarop niet van toepassing is. (op. cit.) Waarheid heerst en verdeelt. Of ze onbelangrijk of uitzinnig zijn, geluk brengen ze niet. Ook hiermee ben ik het eens. Duizend waarheden, dat is het minimum, meen ik, van wat een mens aan waarheid hebben moet. Met de duizendeneerste waarheid, als er nog eentje bij kan, opent een poort die alleen dan opent. Stap je door die poort, dan betreed je de stank van het paradijs.

4. Cristina Amelia staat aan het terras van De Drij Zinne op me te wachten. Morgen of overmorgen misschien, ik wil 's ochtends voor dag en dauw de weg naar het zuiden nemen en zoals het er nu naar uitziet zal dat morgen niet lukken, rij ik naar Saint-Nazaire. Het plan is om van Saint-Nazaire, aan de monding van de Loire, naar de bron van de Loire te rijden. Dat is een gekke route. Wie naar het zuiden van Frankrijk rijdt, kent de Loire alleen als een plaatsaanduiding rechts van de weg. Telkens ik naar het zuiden van Frankrijk reed, of naar Màlaga of Lissabon, dwarste ik de Loire, wat telkens niet meer dan een glimp gaf, op die ene keer na, zomer 1978, toen ik liftend door Frankrijk reed, in Nantes belandde en een dag later in Saumur over de Loire stapte. Maar ken ik die rivier? die bij Saint-Nazaire in de Atlantische Oceaan stroomt en Frankrijk in twee stukken snijdt, alles aan de noordelijke en oostelijke oever van de Loire, alles aan de zuidelijke en westelijke oever. Oostelijk stroomt de bovenloop om het Centraal Massief heen. Omdat ik net als iedereen telkens naar het zuiden reed, naar de Provence, naar de Pyreneeën, naar Avignon, naar Biarritz, naar wat zich voorbij Biarritz bevindt, had ik geen aandacht voor de natte breuklijn. Ze was er wel maar bestond niet. Toen ik eind 1999 naar het zuiden reed, was het ten zuiden van die breuklijn opeens zomer. Van het een op het andere moment reed ik in een andere tijd. Wat me interesseert is de loop van die tijdslijn, de bron van die tijdslijn.

dinsdag 27 augustus 2013

borduursel

Op heel erg jonge leeftijd stond ik in Nevele, waar ik toen woonde, voor een gat in de vloer van de speelplaats. Het bleek om een waterput te gaan, een zwart vierkant zonder deksel. Ik stond vlak bij de put, keek in het zwarte vierkant. Laten we aannemen dat ik vier of vijf jaar oud was. Veel kinderen bereiken die leeftijd niet eens. Tien jaar later was ik woest, tijdens zomaar een avond in een jeugdclub, in een dorp dat zich ver van die plek bevond, omdat iemand maar halsstarrig bleef zeggen dat alles een politieke betekenis had en geen andere betekenis kon hebben. Later deelde ik de overtuiging dat politici niet meer betekenis hebben en evenmin op een andere manier behandeld horen te worden dan de zweren op je gat. Je stemt er mee in.

In Nevele hadden ze toen een ezel op een veldje, vlak bij de vaart. Zo'n ezel heeft een veel te grote kop. Misschien stamt mijn sympathie voor viervoetige imbecielen met iets te grote oren uit die periode. In de keuken van opa was een geur van tabak, in het salon van oma een klok die op de schoorsteenmantel stond. Ik had een voorkeur voor de keuken van opa. De geur en het ruige gedoe van opa bevielen me. In de tuin van opa hing wit linnen aan een draadje in de bleke zon van oma.

dinsdag

Czeslaw Milosz, Geboortegrond; De Arbeiderspers 1982, privé-domein 77. Bladzijde 72: Om moeilijk ontwarbare redenen kreeg mijn fantasie zijn sterkste emotionele schakeringen in de tijd dat ik het gezag van het matriarchaat erkende. Bij ons thuis hadden we zo'n matriarchaat. De moederfiguur bleek in zowat alles dominant, heerste over de overigens bijzonder eigenzinnige, om niet te zeggen onvoorwaardelijk eigenzinnige en op de individuele waarde van elk gezinslid gebaseerde opvoedingsmethode, wat inhield dat iedereen, ouder en kind, dezelfde status en dezelfde rechten, soms in iets mindere mate dezelfde plichten had. In de volksmond hebben ze het dan over vrijgevochten. Toch was ze nadrukkelijk katholiek, maar ik herinner me niet dat ze dat ooit opdrong. Bladzijde 73: Een dergelijke verhindering deerde mijn moeder even weinig als andere stommiteiten van de politici. ( ) ze gebruikte twee paspoorten. Papieren zijn uiteindelijk verzinsels van ambtenaren die het leven van de mensen vergiftigen en je moet je niet al te nauwkeurig aan zulke voorschriften houden. Met haar Poolse paspoort kon ze een inreisvisum voor Letland krijgen. Daar verwisselde ze van pas en kon Litouwen binnenreizen. (Milosz schrijft over een wereld, amper 2.000 km verwijderd (telkens als ik naar Andalusië reed, had ik 3.000 km te overbruggen), met een geopolitieke geschiedenis die ogenschijnlijk sterk van de onze afwijkt. Is dat zo?) Bladzijde 74 (over de boerenbeschaving): Niet geneigd tot een hoge geestesvlucht bewaarde het een zwaartillend, Vlaams karakter. Het is interessant dat deze Vlaamse voorliefde voor de materie zich overal daar manifesteerde waar het etnisch Litouwse element voortleefde, Een meningsverschil. 'Misschien zijn Arabieren, zoals Youssef Azghari (DS 26 augustus) schrijft, gewoonweg niet klaar voor democratie?' merkt Chams Eddine Zaougui (DE 27 augustus) op: 'Niet de Islam is volgens Azghari het probleem, wel de Arabische cultuur met haar ingebakken stammen-mentaliteit.' Waar Zaougui helemaal aan het eind van zijn commentaar aan toevoegt, nadat hij heeft uitgelegd dat de jarenlange verdeel-en-heersstrategie van de Arabische politieke klasse het wezenlijke probleem is: 'De grootste uitdaging is om een einde te maken aan oude politieke gewoontes die nog altijd doorwerken. En niet, zoals Azghari beweert, om te trachten een culturele bagage van zich af te schudden die nefast is voor democratie.' Ik ben, en dat spijt me niet, geen Arabacadabra, maar suggereer niettemin om beide stellingen als waar of als onwaar te zien. In Arabistan doen ze wat mij betreft wat ze maar willen zolang ze niet in andermans broek gaan kakken (iemand die een biertje drinkt veroordelen terwijl de prinsen poepheerlijk orgieën houden, waarover Milosz, zie eerder, opmerkt, dat er inderdaad mensen zijn die van vrijheid niet meer verwachten dan het consumeren van onvoorwaardelijk enorme hoeveelheden wodka, of West-Europa achterlijke, barbaarse principes opdringen). Bladzijde 75: Wat is gewoon? Films en boeken of een heel ander soort werkelijkheid, oorlog of vrede, verleden of heden, ouderwetse gebruiken of een optocht met rode vlaggen, de standpunten van deze of gene chauvenist? De vorm heeft waarschijnlijk een zeker aantal algemeen aanvaarde axioma's nodig, een basis van conformisme waartegen men in opstand kan komen, die niettemin een kader aangeeft dat sterker is dan het bewustzijn. Bladzijde 77: En deze beproeving wordt absoluut niet makkelijker, wanneer er twee gesloten systemen op elkaar botsen, die schijnbaar immuun voor elkaar zijn: het religieuze systeem strijdt met het wetenschappelijke dat pas in de renaissance zijn aanspraken begon te formuleren. Bladzijde 83: Het belangrijkste is het voor altijd verworven vermogen zich te concentreren niet alleen op de betekenis maar op de kunst van het verbinden, de zekerheid dat dat wat je zegt verandert naarmate de wijze waarop je het zegt verandert. En op bladzijde 84 ten slotte ook nog dit: Wat is het verschil tussen de menigte op straat en een verzameling amoeben anders dan een graadverschil in de gecompliceerdheid van hun elementaire reacties?

maandag 26 augustus 2013

zonsondergang

Het begint aan het plein. Het blauw heeft een kleur van fris tafellinnen. Iemand heeft er vers bedgoed aangebracht. In het uitspansel zijn romige dampen. De strepen van verre bestemmingen staan dwars op die ene wolkengroep die, vanaf het plein bekeken, boven de agglomeratie hangt. De wolkdampen, boven de sluiers die zich net boven de daken bevinden, hebben een bruine kleur.

Vanuit de auto, die ergens op het plein staat: een lang uitgerokken wolk hangt boven het plein, westwaarts. De buik van de over het hele uitspansel uitgerokken wolk is zachtoranje, de rug heeft een grijsblauwe kleur, wollig, gekarteld. Felblauwe hemel. Boven de daken is een oranjegele nevel van wolkslierten.

Vlak bij de yachthaven aan de Leie ziet het er als volgt uit: het hemelblauw is dat van Henri Matisse. Cocktailblauw. Intens blauwe hemel. Er is een feloranje wolk, pal boven de yachthaven, aangedikte dameslippen of die van een clown. Het beeld is pertinent, in het blauw is een stoute glimlach. Maar, de grote wolk deint uit, verandert uiteenvallend in bizarre onderdelen. Ergens onderin hebben ze varkensrib op het menu. De grijsblauwe onderkant van de wolk heeft rosse flarden met een kleur die verwant is aan Byzantijns rood. Wolkdactylografie. Delta's, herhaling, haperingen.

N.

N. heeft vandaag twee cd's gekocht. Dat kon hij doen omdat hij voldoende geld had om dat te doen. Pura vida/conspiracy van Gogol Bordello en We're Only in it for the Money van Frank Zappa.
Ik ken N. niet. Hij spreekt Frans, Nederlands en Engels dwars door elkaar heen, is in Aalst geboren, wat inderdaad op z'n identiteitskaart staat, geboren in Aalst, woonde in Brussel, eerst sinds anderhalf, later sinds twintig jaar in Gent. Hij is dronken. Eerst zat hij wat te mompelen, daarna kwam hij naast me zitten, begon over het rokje, wou weten of ik homosexueel ben. Nee, zei ik. Moi non plus, zei hij. Hij zag er nogal verwaterd uit, met een slordige jekker, slordig baardhaar, een slordig petje, en het duurde niet lang voor hij over de meisjes die her en der op het terras zaten begon te praten, een activiteit die hem in zekere zin de hele tijd door bezighield. Ze hadden vooral dikke tieten te hebben, maar hij was het ook wel eens met mijn opmerking dat een dame van 73, dat een mossel met het gewicht van een olifant, dat een niet wulpse dame net zo charmant en intelligent kan zijn als ze tenminste, wat voor leeftijd we ook hebben, een notie van sensualiteit en intelligentie hebben, wat, voegde ik toe, zelden uit de tieten blijkt maar uit het oogverschijnsel en de manier waarop we kijken, dik, dun, dom, intelligent, obsceen, romantisch, vulgair, axiomatisch, religieus, met voorbedachte rade, theoretisch of sensueel. N. was het hiermee eens. Ik ben een autist, zei hij. Later zou hij toegeven dat hij geniaal was, un timide, dat hij het om die reden met hoeren deed, dat de mensen hier in de buurt zeiden dat hij stonk, en ik had inderdaad ook wel zo'n indruk, dat hij stonk, dat hij ooit met une bosse de liefde bedreven had, met een dik vet wijf waarvan de omvang, alleen af te leiden uit de gebarentaal waarmee hij die bekentenis bezegelde, ongeveer het dubbele bedroeg van het tafeltje waaraan we zaten. Ik begon N. interessant en vervelend te vinden. Je kan één keer zeggen dat je onuitstaanbaar bent: interessant, honderd keer: vervelend.
Uit de mond van N. opgetekend:

une fille belle comme ça
et moi je suis là
et quoi oei comment desperé
i am desperate
une déesse de fertilité
des gros seins
des belles formes quoi

Iemand leest een krant. N. dommelt. Je kan niet meteen zeggen dat hij er fris uitziet. Hij had het meisje dat vandaag de tafels doet aangekaart alsof ze een copine is, is haar naam vergeten en is het net zo goed kwijt als ze zegt hoe ze heet, omdat ik het haar vraag. Het wordt ondraaglijk als ik verneem dat hij in principe niet langer op het terras of in de zaak toegelaten wordt omdat hij stinkt en steelt en mensen lastig valt, maar dat hij er vandaag toch zit omdat net dat ene meisje zijn aanwezigheid aanvaardbaar vindt.
Hij stinkt niet, hij is onuitstaanbaar, zeikt over de meisjes op het terras.
Een man met een hoed, hij zit vlak bij de doorgang, zit met een grappige lach om de lippen voor zich uit te kijken.
Je vais faire pipi, deelt N. mede. Hij neemt de deur van het woonblok.
Een vliegje interesseert zich voor z'n bierglas.

maandag

In Geboortegrond van Czeslaw Milosz ben ik op bladzijde 31 aanbeland. Een wesp - of weps - inspecteert klimopranken, niet ver van het plekje vandaan waar een rossigrode vlinder neerstreek. Bladzijde 31: De zonderlingen en fantasten komt een eigen plaats toe. Vooral mijn neven die aan de Dnjepr woonden blonken hierin uit. Ze wilden waarschijnlijk de verveling die de rijkdom uitbroedde,
's Ochtends had ik de auto binnengebracht voor een groot onderhoud. Later - kwart voor negen? - zit ik aan de tuintafel met een kop koffie en het boek van Czeslaw Milosz. Aan een van de wasdraden is een spinnetje acrobatisch met een maaltijd in de weer.
Milosz: Ze wilden waarschijnlijk de verveling die de rijkdom uitbroedde, verdrijven. Na de dood van een van hen trof men vijf kamers aan die tot de zoldering gevuld waren met hoeden en schoenen - een verzameling als elke andere. Vlierbessentrossen, insecten, geluidjes en volgende overweging: is de paardenbloem, bij Thijsse op bladzijde 1041, Paardebloem, Taraxacum, een onkruid - letterlijk: geen kruid - of toch een kruid? Thijsse vermeldt dat de bladen als molsla gegeten worden. Lavendel niet wieden, paardenbloem wel? Hoog in de lucht een vliegtuigje.
Bladzijde 39: Misschien was dit in hoge mate een zaak van persoonlijke trots, maar het kan beslist niet los worden gezien van het waardesysteem van mijn groep, die de erfgenaam was van, zo niet een privelege, dan toch van de sterke overtuiging dat werken voor geld slecht was en niet geheel in overeenstemming met de waardigheid van de mens.
En bladzijde 40: Daar waar in het collectieve bewustzijn een duidelijk onderscheid bestaat tussen de positie van het individu en zijn levensstandaard, waar deze niet overeenkomen, waar dus in zekere zin aristocratische maatstaven worden aangelegd - daar is de neiging zich te onderscheiden op het gebied van de literatuur, wetenschap of kunst een soort zoeken naar een legitimatie - zoals vroeger het familiewapen iemand legitimeerde. Alleen in Oost-Europa
Anderhalf uur lang volgehouden gehamer, zacht, een geluidje, als het tikken van een op hol geslagen wekker. Een duif strijkt katapultachtig neer op een van de diep neerbuigende vliertakken, verslikt zich, niet bijster geslaagde noodlanding, klapwiekt.
Bladzijde 44 dan: Mijn vader had geen talent om carrière te maken of geld te verdienen, hij was niet in het bezit van de wapens die men in de strijd tegen anderen nodig heeft. Bovendien vond hij intriges en zelfs het toepassen van tactiek om persoonlijke doeleinden te bereiken onedel. Niet zo heel erg verrassend, bedenk ik, dat ik welbepaald individu, iemand met wie ik best vaker te maken had, onverbiddelijk irritant begon te vinden zodra ik in de smiezen kreeg wat een onderkruiper en vuige intrigant hij was. De daden die zo iemand stelt worden niet gaandeweg beter of minder erg, er zijn nu eenmaal individuën die volstrekt niet in staat zijn tot reflectie en inkeer. Wandluizen.
Het woord wandluizen trof ik op bladzijde 45 aan: Er zit daar een boer met een wit hemd aan. Mijn vader komt dichterbij en ziet dat er overal rode spikkels op zitten. 'Dat is niets, wandluizen,' zegt hij, legt een vinger op zijn hemd en drukt er een fijn. Even rustig stond men tegenover het doden van mensen. Als er op het marktplein ruzie ontstond, dan verscheen er gewoonlijk een vakman die terzijde discreet een tranactie voorstelde: 'Geef me vijf roebel, dan maak ik hem af.'
En weer wat verderop: Er zijn verschillende definities van vrijheid. Een ervan verkondigt dat vrijheid de mogelijkheid is een onbeperkte hoeveelheid wodka te drinken. (op. cit. blz. 51)
Een schaduw, die van een tak vol vlierbessentrossen, die plots in een dier verandert - vogel, zevenpotige bultrughagedis, of, eenvoudiger: kat. En dan toch weer net als eerst: schaduw.
Het geniepige gedoe van een buurvrouw die de hele dag door borden en bestek spoelt en afdroogt en bedroevend smakeloze nachtkleding aan een wasdraad te drogen hangt. En veraf, bijna niet langer hoorbaar maar wel permanent daar: het wolkachtige geruis van een autoweg.

Bladzijde 62: Als een probleem verkeerd geformuleerd wordt, moet het wel onoplosbaar blijken.

zondag 25 augustus 2013

zondag

Geen rimpel. Het water is bijna net zo vlak als tafellinnen en heeft een groene kleur. Het vuige groen van mossen die onder een regenpijp op een bakstenen muurtje vegeteren. Bijna zonder beweging is het. Takjes, strootjes, blaadjes en een flesje drijven op of net onder de waterspiegel. Een borreling ploft tegen de onderkant van het wateroppervlak. Onderkant? Bovenkant? Ik sta naakt voor een spiegel, scheer me. Wie is die andere persoon? Ben ik dat? Ja, natuurlijk, of, nee: ik sta niet daar maar hier: tijdens het scheren scheert zij zich met haar linkerhand, ik met de rechter, zij heeft een piercing in de rechter-, ik in de linkeroorlel. Het is de paradox van het spiegelbeeld, alles is hetzelfde en toch omgekeerd. Zelfportretten, ook literaire, hebben hetzelfde, zelfs als je in detail en zonder ook maar één overweging weg te laten, wat overigens onmogelijk is, een feitelijke gebeurtenis toont (ik wandel van gegeven punt A naar gegeven punt B, je kakt, zij eet een broodje, we ontrafelen codes, grijze, flinterdunne wolken schuiven over een landschap) kan je hoogstens tonen wat de spiegel toont, het medium. In Geboortegrond van Czeslaw Milosz (op. cit blz. 17) lees ik: Retrospectief gebruik van het begrip 'nationaliteit' dat naar verhouding laat ontstond, leidt tot absurditeiten als de vraagstelling of Copernicus een Duitser of een Pool was. Ook hier is een vlak en het raakpunt met een paradox: wat gebeurd is en wat komt is onder andere bij Borges vaak een en hetzelfde, of het andere gedaantes heeft of niet: de jonge en de oude Borges ontmoeten elkaar en hebben minder te vertellen dan je verwachten kon net omdat ze elkaar heel erg weinig of misschien wel helemaal niets te vertellen hebben. Het is duidelijk, lees ik op bladzijde 11 (op. cit.), dat openhartigheid niet mogelijk is en dat de rol van de constructie groter wordt, naarmate men de schijn van de openhartigheid meer probeert op te houden. Pretendeert men de onbereikbare waarheid te vertellen, dan liegt men, omdat men gebeurtenissen die ons in een ongunstig licht stellen, verzwijgt.
Of is het een vis? Boreling, borreling of vis, het ploft tegen de onderkant van het water en veroorzaakt een O die over het vlakke wateroppervlak kringt in een veelvoud van O's waarvan de eerste de kleinste blijft, hoe wijd die eerste O zich ook over het oppervlak uitstrekt, en laatste: ze duwt de andere kringen, die later ontstaan, voor zich uit.
Een enorme, vierzijdige, bakstenen slurf torent boven de daken uit. Ik stel me voor dat persfotografen zich om het bouwsel verdringen: Poetin staat op het punt om te springen. Hij staat helemaal boven op de slurf, waar een gat is: Spoetnikgrad, KGB-testosteron, geweldenaar, betweter, machtswellusteling, verkrachter, het eindproduct van Jan Modaal.
Wat zit ik over Poetin te zeiken. Een rivierboot propvol toeristen schuift door het groene sap. Een hoed, een petje, rosse krullen. Wat later volgt een fraaie, ouderwetse sloep met vijf meisjes. In de sloep hebben ze een plat vlak - tafel? kist? - met drankvoorraad. Het wateroppervlak wijkt uiteen, nogmaals, en laat een spoor van vlokkige rimpelingen. Een groen flesje komt langszij. Flop de mierenneuker, Aalscholver, collega De Vis, Jan Artpooier, dreksnuiver, Van Onbenul, de wormpjes en luitjes van het cultbordeel.

Het water is weer net zo strak als eerst. Traag schuift het groene flesje, aanvankelijk zonder dat het er naar uitziet dat het het witte voorwerpje - piepschuim? klokhuis? - had kunnen bijbenen, over het mosgroene water. Bijbenen? Inschuiven? Maar, het heeft meer volume, bevindt zich bovendien meer aan de rand van de eigenlijke stroom, en zo duurt het niet lang voor het flesje op gelijke hoogte met het piepschuim komt.

ahum

Om terug te kunnen gaan in de geschiedenis van mijn familie, schrijft Czeslaw Milosz in Geboortegrond (oorspronkelijke titel: Rodzinna Europa, uitgegeven in 1959, de Ndl'se vertaling een privé-domein uit 1982), moet ik zekere innerlijke barrières overwinnen, gewoontes laten varen die de angst en het snobisme in mij achtergelaten hebben. De theorieën volgens welke aan individuen die uit een verkeerde klasse of van een verkeerd ras stammen, een erfzonde ten laste kan worden gelegd, hebben verschillende soorten taboes geschapen. Velen van ons is het ten deel gevallen getuige te zijn van deze grote maskerade en nergens heeft dit verschijnsel zo'n massale omvang aangenomen als in landen waar één partij de macht heeft. Joden nemen Slavische namen aan, gaven blijk van antisemitisme en verkochten hun paar duizend jaren durende eerstgeboorterecht voor een schotel linzen. Leiders van nivellerende bewegingen, die zelden uit het proletariaat voortkwamen, schaften stambomen aan die in overeenstemming waren met het ideaal. Om een baantje als pennelikker te krijgen noemden aristocraten van het platteland hun voorouders boeren. Omdat ook een dergelijke afkomst verdacht kon zijn, gaf iemand die op carrière uit was, zich uit voor arbeiderszoon.
Iemand stopte me het boek toe, vandaag. Cadeau, zei hij. Weer thuis aanbeland en niet eens in gedachten verzonken reeds voor de computer plaats genomen hebbend, begon ik meteen in het boek te lezen, terwijl ik toch nog even een kijkje in de keuken ging nemen, misschien ook heel even naar het zwarte raam staarde waarachter zich een tuin bevindt met voorin zoveel bruidsluier dat het overdag een dik tapijt van witte bloemen is. Ik begon niet voorin te lezen, sloeg het boek open op bladzijde 25. We waren het erover eens geweest, Geboortegrond had hij me een ogenblik eerder overhandigd, ik had Praag schrijven van Robberechts bij, een exemplaar van de eerste en wellicht enige editie uit 1975, we hadden bovendien een portie met ui, tomaat en boter op smaak gebrachte mosselen op tafel, dat over de Syrrische kwestie geen zinnig woord te zeggen is. We waren ongetwijfeld niet van plan geweest om het daarover te hebben, waarom ook. In Rusland heeft het bedrijvige mannetje Poetin de van oudsher heersende hiërachie hersteld, het proletariaat dient er hoogstens om hier en daar een gat te dichten. Net autoriteiten, of wat we als dusdanig kennen, hebben de mogelijkheid, wat ze niet onbenut laten, om zich volstrekt zonder fatsoen met dingen bezig te houden waar geen fatsoenlijk mens zich mee inlaten wil. In Amerika is het niet anders. Het meest recente voorbeeld, flagrant maar niet flagranter dan wat Amerika op z'n palmares heeft als het op schenden van rechten aankomt: Chelsea Manning. De vraag of het er in Europa anders aan toegaat, met anders bedoel ik, fatsoenlijk, hoef je niet eens te stellen. Alles is alleen nog de karikatuur van wat het geweest had kunnen zijn als het niet die karikatuur was. Maar goed, ok, pardon, hierover zouden we het niet hebben. Met tegenzin formuleerden we niettemin wat we over bv. de situatie in Syrrië dachten. Aan Assad verspilden we geen woorden.
In Geboortegrond van Czeslaw Milosz lees ik het volgende: Er vond hier een sociologisch misverstand plaats, want in het een of andere Ruritanië, waar de steden en industrie zich laat begonnen te ontwikkelen, was een adelstitel die recht gaf op het gebruiken van De of Von iets heel gewoons. Tramconducteurs, arbeiders, schoenmakers, kleine ambtenaren - allen konden er een bezitten.

Geboortegrond zou je overigens op nog een manier kunnen zien, niet als die op een kaart aanwijsbare plek waar je geboren werd, wat weinig uitmaakt, maar als dat gebied waar begon wat je nu bent. De positie in dit gebied is niet in te wisselen met een positie in ander gebied, vermoed ik, en verandert alleen als alle elementen samen van de eerstvolgende stap die verandering maken.

Gisteren: opeens wist ik dat het Maarten was. De vergeten tijd bleef nadrukkelijk aanwezig. Maarten negeerde me. Op het terras had ik hem twee keer gezien, twee keer met een meisje, en twee keer op rij had ik zitten disselen over hoe het mogelijk was dat ik mij niet herinneren kon dat hij het was en dat hij misschien deed alsof hij me niet wilde kennen omdat hij met dat meisje was en mij, met m'n minirok, niet in het plaatje wilde.

zaterdag 24 augustus 2013

terzijde

Waarom Assad niet uit een van de ramen sprong? Hij heeft nooit de belangen van het Syrrische volk gediend. Het interesseerde hem niet, hij had er geen tijd voor. Hij kon tennissen en golf spelen telkens hij daar zin in had. Ik stel me voor dat hij dat ook nu doet, een partijtje golf. Wat anders heb je te doen als je de macht hebt om met één cocktail over duizend levens te beslissen. In een limousine rij je naar het golfterrein. Niemand kan je wat doen.

vrijdag 23 augustus 2013

vrijdag 23 augustus

Cine REX telt drie verdiepingen. Op het eerste ramen van zes, op het tweede van vier, op het derde van twee ruiten hoog. Het uithangbord, REX, drie rode letters, bevindt zich tussen tweede en derde verdieping. Het gebouw heeft een ronde gevel. Op het eerste staat een raam open. Als een raam openstaat en als het blijft openstaan, weet je dat de eigenaar van plan is om het aan vastgoedprijs te verkopen, wat problemen ondervindt, met cine REX ongetwijfeld vanwege het specifieke karakter van het gebouw, mag het gesloopt worden? art deco? en om die reden gauw een ommetje maakt. Het is een fraai gebouw. Op het eerste een rond baldakijn van ruiten. Van die ruiten is er eentje gebroken. Op het tweede hangt een stuk ijzerdraad en aan de R van REX hangt een touw. Voor de blauwe deur op het gelijkvloers staat een palm, die tot het belendende terras hoort stel ik me voor, en wat ooit de chique inloop was naar het theater is gebarricadeerd. Voor het gebouw staan afvalcontainers. Zwart, oranje, groen.
De lichtbronnen op het plein hebben zich onder de platanen genesteld, vlak bij het asfalt. Een van de verkeersborden licht op als het lampje van een magnetron. Boven de platanen op het plein is een grijsblauwe hemel. Een schooier eet worst. Die worst heeft hij ongetwijfeld uit het frietpalace op een van de hoeken van het plein. Enigszins voorovergebogen stapt hij over het voetpad: iets te grote sandalen, witte sokken, een veel te lange bermuda-achtige short die tot voorbij de knieën hangt, het mouwloze jeansjasje, een pet en een sporttas die voorlopig nog niet bevat wat hij er straks in opbergen zal. Zo stapt hij over het plein. Een blinde dame neemt het zebrapad, stapt zelfverzekerd met een witte stok die ze strak voor zich uithoudt tussen de dingen door. Hij kijkt stomverbaasd naar de dame, staat stomverbaasd naar het voetpad te kijken.
Op een plek waar je geen auto's verwachten zou, staat er toch een geparkeerd. Iemand leunt tegen de kofferbak.

donderdag 22 augustus 2013

Assad

Waarom zou ik over de gebeurtenissen in Syrië een mening hebben? Om wat met die mening te doen? Ik werp op tafel dat Rusland niet in een Veiligheidsraad thuishoort. Let op, als we op het niveau van Veiligheidsraden - terwijl Rusland in principe in de Onveiligheidsraad thuishoort, daar wat mij betreft zelfs het praesidium waarnemen mag - over ethiek gaan zeiken - potverdraaid, ethica, John, weet je nog, maar dan bij voorkeur in een viersterrenhotel - dan kan het circus van die Veiligheidsraad net zo goed stante pede opgedoekt worden. Als ze om te beginnen de morele drempel van die Veiligheidsraad opkrikken tot minimumhoogte, wat niet eens de gewenste hoogte in, dan kan er van niet één land ook maar één vertegenwoordiger zetelen. Ik zie het zo voor me, die scene in La grande bouffe, Piccoli die wat op een piano staat te tokkelen en intussen oorverdovend luid scheten laat. La grande bouffe. Dat is het morele niveau van die Veiligheidsraad. Horen we het over een sukkel als Thijs te hebben? Maar ik had toch net het besluit genomen om geen mening over Syrië te hebben, om geen tijd te verkwisten aan Assad en Poetin en het barbaarse tutti frutti van lui die nu eenmaal te stom zijn om wat anders te zien en te begrijpen dan het stompzinnige belang dat ze voor ogen hebben. Als Assad een schrander man was, had hij twee jaar geleden of misschien eerder al kunnen beslissen dat het in het belang van het Syrische volk was dat hij uit een raam op het derde sprong of hij had zich in z'n badkamer een kogel door z'n idiote kop kunnen schieten, wat mensen doen die nog dat beetje verstand rest. En is het ten slotte ook niet net dat wat je van die heren en dames van de Veiligheidsraads verwacht, dat ze uit het raam springen. Het zit de facto grondig fout. In de Veiligheidsraad horen alleen kunstenaars te zetelen, dichters, auteurs van misdaadromans. Zappa had het bij het rechte eind.

donderdag 22 augustus

Zo'n tram schuift over het wegdek. Melopee: Onder de tram schuift het grauwe asfalt Over het altijd eendere schuift het altijd eendere Tram Asfalt Onder de blik van iemand die aan het stationsplein zit schuift de tram naar, eerst naar de Albertlaan onder de platanen door, of die stukken van het decor, Langs een frietzaak langs een aantal verkeersborden schuift de tram over het asfalt naar de binnenstad schuift met de blik van iemand die op een van de terrassen zit over het asfalt naar de binnenstad Zo zijn ze toch samen de tram het asfalt en de dame. Tussen de decorstukken door schuift de tram naar x : exit: zee, achter de platanen door en een onwaarschijnlijke hoeveelheid verkeersborden. Ik tel de verkeersborden. Eerst tel ik er drieënveertig, later, na nog twee tellingen, zeventig. Op het stationsplein dus staan maar liefst zeventig verkeersborden. Voetgangers stappen tussen de verkeersborden door. Bij nog een telling kom ik op bijna honderd uit. Fietsers gaan in galop over het plein. Twee lijnbussen en een tram nemen de lus.

koning

Aan de grote tafel in Het Gouden Hoofd zit een familie, de papa, de mama, twee kinderen. De jongen en het meisje krijgen schaakonderricht. Het schaakbord, met strakke linies aan weerszijden, staat schuin op tafel. Het meisje is een jaar of tien, het joch, rekening houdend met de leeftijd die ze hebben, een stuk jonger. De kinderen, zoveel is duidelijk, hebben nooit eerder met een schaakbord te maken gehad. De papa, een man die misschien net vijfendertig is, legt uit wat je met de loper doen kan, wat de pionnen kunnen, hoe het met de koning zit.
'Wat is de bedoeling?' vraagt het meisje. De papa denkt heel even na over de schrandere vraag van het meisje.
'De koning te pakken krijgen,' zegt hij.
'Dus, de koning te pakken krijgen dan,' resumeert het meisje. 'En de koningin kan je terugkrijgen als...?'
Hieruit blijkt dat ze toch best wat meer weet over het spel dan je als buitenstaander had kunnen inschatten. Ze weet dat je de koningin terugkrijgen kan als je met een pion doordringt in de vijandelijke linie en de uiterste rand van die linie weet te bereiken.
Pap en mam stappen van tafel op om het krijtbord door te nemen. Vandaag hebben ze mosselen in kokosmelk en varkensroti met boontjes en stukjes aardappel en zo nog wat dingen. Het joch neemt een van de witte pionnen en jaagt het ding over het bord alsof het een sportauto is. Voem voem vroem, zegt hij. Het meisje bekijkt die handeling, gaat heel even mee in het wilde vertoon, herstelt de orde die het schaakbord had. Ze kijken naar het bord.

woensdag 21 augustus 2013

woensdag 21 augustus

Onder de platanen op het plein: fietsers, auto's, een tram, moeders met, moeders zonder kinderwagen, insecten, fijn stof, zeer ongetwijfeld ook spinachtigen, rookwalmen, een blondine met boodschappenuier, de wandelaars slenteren want het is warm, boven de platanen: het naadloze blauw van een zomeravond, onder de platanen: een tram neemt de bocht naar de spoorwegtunnel; onduidelijke bestemmingen: persoon A op weg naar, B op weg naar, C van plan om. En dan om voor de hand liggende reden, want hij is dood, aan Elmore Leonard denken: Lourdes became Mrs. Mahmood's personal maid when her friend Viviana quit to go to L.A. with her husband. Lourdes and Viviana were both from Cali in Colombia and had come to South Florida as mail-order brides: first sentence of When The Women Come Out To Dance, from the volume When The Women Come Out To Dance, published in 2002, cleanshaven prose, it is said that Elmore hated long phrases and observations on any kind of thing that didn't relate to the story: I once read that he used to say that Chandler hadn't brought him a single thing: Carver: Fante: Leonard: Chandler, four of a kind to my knowledge, but with extreme differences indeed if it comes to the way a story simple as it is may be told. Een jongedame fietst bijna tegen een nogal gespierde Arabier aan die onder de platanen het zebrapad naar het centrum van het plein neemt. Ze had dwars door hem heen kunnen rijden maar dat doet ze niet. Ze remt af, haar rechtervoet tipt even het asfalt aan.
Aan een van de tafeltjes zit de zeepbellenblazer - sinds ik hem ken bleef zijn naam voortvluchtig en hij kijkt ook niet naar me om, alsof we elkaar niet kennen - in het gezelschap van, hoe zegt Brusselmans het ook weer, in het gezelschap van een jongedame die er best aardig uitziet. Het is zomer. Robert le peintre komt voorlangs zonder naar het terras om te kijken. Fietsers van naar, een lijnbus, de bedrading van de vele onduidelijke bestemmingen onder de bomen is uitgewist voor je had kunnen zien dat er toch zo'n bedrading is. Bijvoorbeeld: kwam Robert in de buurt wonen, zoals Max deed die wat verderop woont, in de Clementinalaan, en: wat zit in de slappe aktentas die hij bij heeft. Lui die met zichtbare bedrading aan een iPad vastzitten stappen blind over het voetpad. Er is het donkere silhouet van een meisje achterin een auto. Lijnbussen rijden door elkaar heen om het plein. Aan de horizon schuift een trein oostwaarts. Een dame zakt weg in het asfalt. CHANTAL roept iemand. Ze hoort het niet. Aan de belendende tafel merkt een vrouw op dat 'eartquakes come to Belgium', wat ze vandaag in een krant las. Uit het blauwe, roeste deurtje van Cine Capitole, ooit een cinema, later een casino, stapt een bejaarde man. Hij drentelt onder de platanen. Twee dames stappen achter hem aan.
Aan de binnenrand van het plein staat een blondine. Ze komt van het station, draagt een zomerjurk, flinterdunne schouderbandjes, halfblote boezem. Net voor ze het zebrapad neemt, plaatst ze haar handen onder de décolleté. Ze lacht, ook de andere dames, ze zijn met z'n drieën, lachen. Ze nemen plaats aan een tafel vlak bij en komen van de kust, wat uit het accent blijkt.
Er zijn fietsers met, er zijn fietsers zonder valhelm, lome wandelingen. Op het terras maakt het weinig uit. Een bestelwagen van Pierino, zelfbereid Italiaans ijs, neemt de bocht naar de Albertlaan.

dinsdag 20 augustus 2013

kwalijk

In Egypte vernielen islamitische extremisten een museum. Het zou om Morsi-aanhangers gaan, een broederschap van islam-extremisten die alles wat ze niet zint kort en klein maken. Ik zou maar niet te lichtzinnig omspringen met dit soort luitjes. In Syrië hebben ze een schaduwkabinet geïnstalleerd. Ze propageren religie. Het doet er niet toe wat ze propageren. Het bestaan van wat voor godheid ook is onbekend. Er zijn geen goden, alleen idioten die er van uitgaan dat ze alles wat ze hadden kunnen hebben aan zo'n god te danken hebben. De moslimbroederschap is een troep idioten die in het waanbeeld trappen dat ze een god dienen. Er zijn geen goden, de moslimbroederschap dient alleen zichzelf en de 4x4 waarmee ze straks door een lege vlakte rijden. Allah, brullen ze, en wat ze brullen beseffen ze niet eens. Het is zonder betekenis. Allah is het niets waarin ze een voor een verdwijnen.

zondag 18 augustus 2013

zondag

Wat voor een groep mensen belangrijk is of grappig, rechtschapen of onbeschoft, is dat in het geheel niet voor nog zo'n groep mensen, niet meteen andere mensen, gewoon nog zo'n groep met binnen die groep grotere, vaak ook meer kwalijke meningsverschillen en meer uiteenlopende bekommernissen dan deze die tussen twee, drie of honderd van dit soort groepen hadden kunnen bestaan, alleen al door het feit dat al die groepen, hoe tegengesteld ze ook lijken, dezelfde behoeften en verlangens hebben.

Toen ze topmodel was, zegt een dame die het recht meent te hebben om dat over die ander te zeggen, mocht ze alleen heel af en toe een blaadje sla eten.

Een moeilijke keuze: couscous royale, slibtongetjes gebakken, gebraden, (er is een restaurant hier in Gent waar ze 't als sliptong op de kaart hebben) de bouillabaise, Vlaamse stoverij met appelmoes, niertjes, een kabeljauwnoot of een vol-au-vent van Mechelse koekoek. Begin maar.

De Leie heeft een kleur van appelblauwzeegroen. Op de andere oever een wandelaar met paraplu of wandelstok of hengel; hij houdt het voorwerp als een jachtgeweer tegen de linkerschouder geklemd.
Op de dichtbije oever nog een wandelaar, hij heeft beide handen op de rug alsof ze aan elkaar vastzitten - het idee dat hij straks om volstrekt onverklaarbare reden zo op een bank plaatsneemt, die bank vlak bij de Leiebocht, op gegeven ogenblik van plan lijkt om de armen op te tillen, maar dat lukt niet - en stapt in een rustige, meditatieve, bijna dromerige voortgang. Zo onder de perelaar op een andere oever plaatsnemen: prooi van rotte vrucht.

Boven de wilgen is een teerblauwe hemel. Paarse wolken met oranje schuimranden schuiven over het landschap. Het paars is niet overal even diep, het heeft roomvlokken die grijspaars of lichtoranje kleuren, crême-nuances, in het centrum de kleur van een rottende aubergine, aan de randen die van beschimmelde vleeswaren, die prachtig - ik mag wel zeggen plechtstatig - door het luchtruim drijven.

Weet je, zegt een van de dames (later kijk ik heel even naar haar om, ze zit namelijk achter m'n rug aan een tafel vlak naast de balustrade), weet je, zegt ze, weet je eigenlijk wel hoeveel mensen verslaafd zijn. Nog in te vullen: aan het lezen van... aan het bekijken van... (ik ben verslaafd aan sex, merkt een van de tafelgenoten op (hij is een jaar of vijftig, merk ik, heeft een spits gezicht en ziet er, voor zover ik dat inschatten kan, best verstandig uit), wat de tafelgenoten om tal van redenen, redenen die ik niet eens te verzinnen heb, een grappige quote hadden kunnen vinden, of misschien net niet, wat niet uit de voortgang van het gesprek af te leiden is) aan diep in je beverige blik... tonnen in onbruik geraakte geilheid... te voet naar een nachtwinkel gaan... afwas van 14 dagen... baby's die drie dagen in de zon gelegen hebben...

Aan de overkant van het water passeert van tijd tot tijd een jogger, altijd dezelfde, zo lijkt het wel.

Je kan het makkelijkst verliefd worden op iemand die je helemaal niet kent, en hopen dat je haar helemaal nooit leert kennen.

recept

ingrediënten

50g bieslook ciboulette schnittlauch (zachte fijne uiensmaak)
4 malse, sappige paardenbloembladeren
1 lavendeltopje
8 basicilumblaadjes
een voorraad pistachos
2 knoflooktenen
plukje zwarte peper
snuifje zout
parmezaanse kaas
olijfolie extra virgin

De bieslook versnipperen. De knoflooktenen halveren. De paardenbloembladeren spoelen en decimeren tot reepjes bladgroen. Dit en de hele voorraad pistachos, de lavendelblaadjes en de basicilum in een vijzel aanbrengen en met een stamper mengen tot een smeuige pasta verkregen is. Neemt toch gauw 30 minuten. Geen mixer gebruiken.
Zodra de pasta voldoende smeuïg is de parmezaanse kaas toevoegen, afwerken met peper en zout en 1,5 tot 2 deciliter olijfolie extra virgin door het mengsel roeren.

Tuesdays

Lucy, that's her name. She had a kid, was married twice and died on August 7 last year. She could have died of a liver intoxication or because of smoking in such a nasty way that a complete army of cleandrills would have left the waste-pack before she did, but she had been clever and sweet, as far as I knew, and for a reason no one else could have imagined she got killed. I killed her. It hadn't been my intention to kill her but I did. Officers and people of duty quite often have a different approach of such matter and I must admit that I took care of the opproach they have. The killing had no other feed than the feed it had. Must I admit, in a decent way or not, enjoying the taste of a tempranillo, balanced beyond knowledge, that actually I am the one who had to be killed, maybe. I don't think so. Death has been committed with all the pleasures it offers. Lucy, which may have been her real name, had a certain amount of habits. We never got married, there was no reason to get married, but we had sex and I loved her. She had strange habits though. It didn't take the measure of a volume of serious and delicate thoughts to know that I had to take care to get rid of that. Once a week, on Tuesdays and on Tuesday only, we had spaghetti. It took a month to get to the point how that spaghetti had to be made, as Lucy didn't want anything else but that spaghetti, prepared with sliced oignon, porc meat, prefab tomatoe sauce and a gentle touch of garlic, which anyway attracted my attention to all the variations it had. Porc meat is one thing, I thought.
I started to look around, on the main floor, upstairs, if there wasn't anything else. Soon after I started to hate Tuesdays. Spaghetti on Tuesday was not the only habit she had. She worked at Harford's University, cleaning the bathroom. Silly, I always have known that she did far more than just cleaning bathrooms. Academic practice offers opportunities with any sort of thing far beyond that sort of practice.

zaterdag 17 augustus 2013

anthony braxton

Op Jazz Middelheim hebben ze vandaag Anthony Braxton. In Park ter Brandt is een zomerse dag. In de auto hadden we naar (Sit In) The Throne of Friendship geluisterd, een recente release van Nate Wooley. Superlatieven van stal halen? Laten we dan met het woord meesterwerk beginnen. Hadden ze dus maar Nate Wooley geprogrammeerd, als eerste act, in plaats van dat duo waarvan ik me reeds tijdens het concert de naam niet herinneren kon, een jongen met een gretige smile die naadloos gestroomlijnd over de toetsen van een Steinway joeg en een Indische percussionist die daar geen vat op kreeg. Slaapverwekkend maar te vroeg op de dag om daar aan toe te geven. Meteen hierna kregen we Braxton voorgeschoteld. Het zomerse park intussen - kastanjelaars, eeuwenoude beuken, een biertje in afwachting van het eerste, later in afwachting van het tweede concert, het houten zitmeubilair van firma François Sermijn dat op dat moment nog niet op massale belangstelling rekenen kon - kwam in een hinderlaag: in het westen dook de voorsteven van een Atlantische storing op. We krijgen een buitje, zei ik. Ach nee, zei de ander, zit er niet aan te komen. Hij had het pas gezegd of het lege flesje bronwater werd door een plotse windruk boven het tafelblad uitgetild en opeens leek het of Joey Baron, die later aantreden zou, in een bezetting met Copland en Peacock, in de beukenbomen plaats genomen had, in alle beukenbomen tegelijk, en met genadeloos perfecte timing een verfrissing door de eeuwenoude aanplant joeg. Aan het Braxtonkwartet was een tuba toegevoegd. De muziek van Braxton is koortsig, turbulent, een draaikolk. Xia meende, wat ze pas na een kwartier opmerkte toen we over het grasland drentelden omdat ik een bierglas in veiligheid brengen wou, dat het groepje op het podium best veel tijd nodig leek te hebben om hun instrumentarium te stemmen, maar later, toen ook zij er weer bij was komen staan, stemde ze er mee in dat het een sensatie was: zonder ook maar één enkele onderbreking joeg het Braxton kwartet, aangevuld met een rustige jongen die aan een tuba zat te lurken, een kolkende lawine van kronkelende en spattende klanken over de jazzweide. De muziek van Braxton is in principe cerebraal, ritme ontbreekt, er is geen vast ritmisch patroon, daar hebben ze de term free jazz voor bedacht vermoed ik, terwijl er natuurlijk ook best veel free jazz is met een duizelingwekkend vertoon van ritmes (Coleman, Zorn); Braxton serveert niet één ritme maar een duizelingwekkend verloop van ritmische klankpatronen waarin zich, zodra het lukt om in die kolking meegezogen te worden, een duizelingwekkende duizeling ontwikkelt, een extatische omkering van iets, als je meegaat in de kolking tenminste, van iets waarvan je je niet had kunnen voorstellen dat je ooit zoiets gehoord had kunnen hebben: meegezogen in de kolkende extase verander je ook zelf in muziek.

donderdag 15 augustus 2013

stalgeur

Het is bijna onmogelijk om ze te tellen; onmogelijk, zo totaal onmogelijk dat het echt, echt echt echt onmogelijk is? zo onmogelijk is het niet. Ze zijn te tellen. Het voorplan: twee koebeesten. Het middenplan: voorin een rij van laten we zeggen tien deftig aangeklede snuiters, dan nog zo'n rij en achter die tweede rij nog een rij. Dat zijn ze. Het achterplan is uit Potemkin overgewaaid tijdens een lawaaierige en stormachtige nacht. Sommigen hebben een hoed op. Ze zien er best deftig uit met witte, gesteven hemdboorden en stropdassen, de strakke blik van een bataljon, getraind, stoer, voor geen mug te vangen, net een half uurtje voor ze in de open laadruimte van een logge maar stevige auto naar het front rijden, en winterse jassen die tot de enkels hangen. Er zijn er ook zonder hoed, dat wil zeggen er zijn er die in plaats van een hoed een pet op de al of niet kale bol hebben, wat ze niet minder stoer maakt en minder deftig evenmin. Ter linker- en rechterzijde hadden we uitwerpselen kunnen zien of althans dingen waaruit je met aanvankelijk wellicht wat flauwe aandacht de stalgeur had kunnen afleiden die als een niet langer als zodanig te herkennen constructie van trots en barbarij boven het tafereel hangt. De pet staat dan een beetje achter over de schedel geschoven, waardoor de snuiter ongetwijfeld in de waan verkeert, hoe makkelijk verkeren we nu eenmaal in zo'n waantje, dat hij er stoer uitziet, terwijl hij er eerst en vooral deftig bij staat met een voor een kinkel van zijn soort onwezenlijk perfect geknoopte das en een tronie dat aangeeft dat het hem in zekere zin niet om die foto te doen is, hoe graag hij het ook doet, poseren met z'n tronie van boerenkinkel in een linie van heren die door het feit dat net zij een hoed dragen uitmunten in stand, maar om de centen, net dat waar ook die andere heren in uitblinken, de centen. Los daarvan vertegenwoordigen ze natuurlijk ook nog een geslacht van veeboeren en veehandelaars, van vader op zoon opgeleid om aan het stuur van logge trucks met open laadruimte naar het front te rijden. Dat van die heroïsche belevenissen ooit een foto genomen zou worden en dat die foto net op dat moment genomen zou worden, in het slachthuis, net voor de koeien van Georges geslacht worden, van de informatie die ze toen hadden was het wellicht net dat wat ze niet geweten hadden, maar, het volstond. Met z'n pet half over de kale schedel ziet hij er uit als iemand die niet eens probeert te verbergen hoe belangrijk hij de foto vindt. De anderen staan er bij alsof ze niet goed weten hoe ze hadden kunnen verbergen dat nu zo opeens een foto genomen wordt. Ze willen met z'n allen op de foto, doen het maar wat graag. Alleen hij staat er vorstelijk, zonder te verbergen dat hij het is die in z'n broek scheet, en zo staat iedereen er wat verslagen bij.

woensdag 14 augustus 2013

vandaag

heeft iemand me gebeld toen ik in de auto zat ter hoogte van het Opelkaargestapelde plein net nadat ik twee politie-agenten van de sokken gereden had; ze zaten achter me aan maar dat bleek uiteindelijk omdat ze een handtekening van me wilden;
heb ik op een haar na een afspraak gemist, niet om op het woonerf te kakken of op andere manier te lanterfanten, de liefde in het openbaar bedrijven is bovendien sinds enkele eeuwen niet langer toegestaan maar je mag natuurlijk nog altijd iemand z'n kop er af hakken, in het openbaar, een natie uitmoorden, een homo of transgender verrot slaan, met je gloednieuwe motor over een Jood rijden, en de stem van de vrouw, in dat rare onhebbelijke ding dat ze geisim noemen, was toch van die aard dat ik me daadwerkelijk, zonder dat ik daar op terug komen kon, heroïsche momenten voorstelde, want ze had zo'n stem, een stem van zo'n volstrekte eenvoud, als stemgeluid zo gaaf en naakt dat ik er terstond tureluurs van werd;
maar vergeten dus was die afspraak, zij was er, ik niet;
heeft Gert me de Underwood getoond die van de zus van W. F. Hermans was; potverdraaid, zei ik, da's die ouwe Borsig van me; ik heb namelijk een Borsig uit min of meer zelfde periode;
heb ik Driemaal bij dageraad van Alessandro Baricco gekocht;
heb ik Serge van Betaville ontmoet en Dirk Van Bastelaere aan de lijn gehad; Dirk gaf toe dat hij zin had om als auteur in Brainbox aan te treden;
hebben we in crox de Invitation to a beheading van Thomas Broadbent ontvangen;
was ik van plan om naar Morrens te bellen, meer bepaald met de vraag of hij Broadbent in de buurt had;
heb ik in Fnac een ticket voor vrijdag eerstkomend te Middelheim besteld: Braxton;
heb ik een flesje parfum van Kenzo gekocht;
werd ik uitgelachen door vijfentwintigduizend bouwvakkers;
werd ik aangekeken door een meisje dat zo mooi naar me keek omdat ze, veronderstel ik, zelf zo mooi is; ze had naar me staan kijken, haar lief negeerde me, en toen ze zag dat ik haar opmerkte glimlachte ze, en die glimlach was van zo'n perfectie; met uw goedvinden schrappen we de rest;
in de Veldstraat werd ik door een Nederlander aangesproken; hij vroeg me waar ik dat prachtige halssnoer vandaan had, gaf me een hand en feliciteerde me; ook dat gebeurt dus, gefeliciteerd worden door iemand van de buren omdat je in mini over straat dweilt;
heb ik bieslook gekocht;
heb ik reeds gepelde pistachos gekocht;
zat ik op het terras van De Drij Zinne. Dat is op het stationsplein. Het is een aangename plek.

Dat wordt dan garnaal en het wachtwoord is zeemeermin, zegt het meisje. Koffiegrijs zoeken we morgen op. Het vriendje zit in een witgrijze shirt en een pantalon met verticale strepen. Ik probeer het koppel niet al te nadrukkelijk te bekijken. Witgrijs... zilver? Tikje blauwig? De hemdsmouwen zijn opgerold tot de onderarm. Je moet de jongen ook niet kwalijk nemen, vind ik, dat hij op 28jarige leeftijd in een kantoor werkt waar hij op tropische vissen studeert. De scriptie over het eind van de wereld, waaraan hij tien jaar geleden koortsig werkte, is bij het papierafval beland. Nu is hij met een meisje. Straks hebben ze een kind.

maandag 12 augustus 2013

boek

Waarom zou je een boek schrijven, waar is dat voor nodig. In Syrië gaat de slachtpartij z'n intussen gebruikelijke gangetje en in Moskou zit Poetin in een zetel. Je zou desnoods kunnen overwegen om morgen aan dat boek te beginnen. Heb je niets te vertellen? Dat komt beter uit. Je schrijft voor een publiek dat net zo goed weinig tot niets te lezen heeft. Wat je schrijft, interesseert hen niet, tenzij dat gebruikelijke gangetje van wat je toch niet geschreven had willen hebben. Op de editie Kakken met Meeus wachten ze tot Meeus onder de zoden ligt. Je zo gaan uitsloven voor een publicatie heeft me altijd al verwonderd; zonder dat kookvocht van Meeus kak ik net zo goed.

dame

De dame draagt een sixties truitje, late sixties, boodschappentasmotief, schubben, tikje psychedelisch.
Ambtenaar, secretaresse, sportvrouw, minnares, loketbeambte, restaurantuitbaatser, werkt voor Belgacom. In elk van die quota voldoet ze aan de noodzakelijke voorwaarden. Zij en nog iemand zitten vlak bij het raam. Wat zij besteld heeft, weet ik niet. Op de dagkaart hebben ze onglet met groene peper en friet, varkenswang in rode wijn met krielpatat, eendenconfit, een pesto (de meest gebruikelijke, die met basilicum), linguine met mossel en bieslook en een assortiment salades. Met pesto kan je variëren, je kan spinazie toevoegen wat voor een heel erg smeuïge variant zorgt, of rucola, brandnetel, paardenbloem, bieslook of munt gebruiken. Er zijn ongetwijfeld nog meer varianten te bedenken. Vervang de pijnappelpitten door bv. cashew, hazel- of okkernoot, of gebruik amandelnoten. Hiermee verandert weinig aan het basisgegeven dat je voor de pasta noten en bladgroen gebruikt en daar olijfolie en kaas aan toevoegt.
De dame zit boven een glas cava. Ze gesticuleert. Op een stoel, naast haar licht gebronsde armen, staat een donkerblauwe handtas. Het torso buigt over het tafelblad, ze lacht luidkeels. De tafelgenote, een brunette, heeft de linguine besteld. Een van de meisjes betreedt de gelagzaal en vraagt of alles naar wens is. Alles is naar wens.
Aan een van de andere tafels zit een dame met borsten die zo dik en zwaar zijn dat ze op de tafelrand rusten. Er is geen plaats voor het hoofdgerecht.

vrijdag 9 augustus 2013

geur

olfactorisch (bn.) betrekking hebbend op de reuk, het reukvermogen . /1855/ van Lat. olfactum (geroken) (van Dale, veertiende uitgave, deel twee, blz. 2344) Er is een geur. Hier heb ik wat ik had willen zeggen al meteen te onderbreken, want er is inderdaad een geur maar ik zou niet weten welke; nu ik dit schrijf is ze er niet; toen we het er over hadden was ze er evenmin. Het is een geur die niet die van een zilte avond is, er wel mee overeenstemt, ik voel me genoodzaakt om hier aan toe te voegen: op een of andere manier, dat wil zeggen zonder dat ik op wat voor manier ook zou kunnen uitleggen, of zelfs zonder de overweging om dat te proberen, niet omdat het uitleggen zelf niet zou kunnen maar omdat elke aanknopingspunt om aan zo'n uitleg te beginnen ontbreekt. Een deskundig iemand bijgevolg zal het over een olfactorische sensatie hebben, een sensatie uit de prehistorie van het bestaan, een sensatie voor de uitvinding van de boekdrukkunst als zodanig waarneembare gevolgen begon te hebben, voor roomtaart als roomtaart herkend werd, voor eikenblad, dennennaald en vijgenblad aparte dingen werden. Het is een geur zonder meer gegevens dan de geur die het is. Ik denk niet aan rottend vlees, aan hooiland, aan wit linnen dat in een benarde binnentuin aan een wasdraad in zonlicht hangt, aan het keukentje van opa en oma waar het altijd naar tabak rook, aan die geur van vers zaagsel, gemaaid gras, vochtige aarde, aan die geur van grijze boetseerklei, vers tafellinnen, die geur van zonlicht op een withete dag; misschien is het een geur die een hoeveelheid van die dingen combineert in een samenstelling nochtans die altijd dezelfde is. Het is die geur, daar is geen twijfel over, en alleen die geur, een geur die misschien, op een of andere manier, verwant is aan die van een zilte avond. Of het specifieker is dan die sensatie weet ik niet. Ook is het beslist fout om net aan die geur het beeld van een zilte avond toe te voegen. De sensatie is die van, in tijdsduur te kort om zelfs maar het begin van een studie te proberen, onmetelijk geluk. Ooit is er een moment geweest dat zo totaal was dat het elke porie van m'n povere bestaan met de geur van dat geluk besmette, zonder een ander spoor dan de geur van dat geluk te laten. Geen spoor om er als laattijdig lichtdrukmaal een schilderij of een tekening of als test een tekst van te maken: nee, niets. Een aan niets toe te schrijven geur.

donderdag 8 augustus 2013

Robberechts

Tegen het personage. Robberechts heeft vanaf begin jaren zestig in tijdschriften gepubliceerd. Tegen het personage is z'n tweede boek. Het wordt uitgegeven door Manteau. Angèle Manteau, dat is bekend, had eerder De Kapellekensbaan van Boon niet willen uitgeven omdat het haar onverkoopbaar leek, of om een andere reden. Tegen het personage bundelt zes teksten, dat staat ook zo op de cover van de eerste editie: zes teksten, waarmee Robberechts een duidelijk standpunt inneemt. De auteur verklaart dat hij zich niet met romanpersonages inlaten wil. In het twee jaar later gepubliceerde Aankomen in Avignon doet hij dat evenmin. Hij schrijft over zichzelf, of: gebruikt zichzelf zonder zich te verstoppen achter de vele personages die een schrijver verzinnen kan. Ik neem aan dat Robberechts, toen hij tot het besluit kwam, wat in Tegen het personage duidelijk geformuleerd staat, dat hij zich niet van personages bedienen moest, alleen nog over zichzelf schrijven kon, of, om het op een andere manier uit te drukken, alles wat hij had meegemaakt alleen in eerste persoon enkelvoud verwoorden zou, wat hij in Aankomen in Avignon overigens niet doet, in Aankomen in Avignon gebruikt hij de hij-vorm. Wat weinig uitmaakt.
De eerste bladzijden van Tegen het personage, meer heb ik voorlopig niet gelezen, behoren tot het beste van wat ooit geschreven werd. Robberechts brengt de lezer naar een niet als zodanig voor te stellen naaktheid, die zonder personage. Hij confronteert de lezer met het feit dat er geen personage is, geen held, tenzij die lezer aanneemt dat de auteur het personage is, of, wat ik zeg is niet helemaal correct, dat de auteur over de personages in het boek beslist, zich daar als een god mee bezighoudt:

Leiden wij een dodelijk saai en bekrompen ambtenaarsleventje, dan zal jij daar de gevolgen van dragen: een soortgelijk leven leiden, er misschien op wonderlijke wijze aan ontsnappen (Tegen het personage, p7)

en zich vervolgens als lakei, als butler, als slaaf over die levens ontfermt.

dinsdag 6 augustus 2013

Robberechts

In Aankomen in Avignon (Manteau 1970) staan best veel bizarre woorden en zinswendingen waarvan het merendeel, dunkt me, toe te schrijven is aan de Franse opvoeding van een auteur die later uitsluitend in het Nederlands schreef.
Op bladzijde 7 bv. staat er door de verschillende oponthouden; in het Nederlands kent het woord oponthoud geen meervoud, dacht ik. Had hij in het Frans geschreven - ik beperk me tot wat ik bij Wolters aantref, de door P. A. Messelaar en Th. Venckeleer geheel opnieuw herziene dertiende druk van het door Herckenrath en Dory samengestelde Frans woordenboek (Wolters-Noordhoff Groningen, 1985) - dan had de auteur het woord arrêt gebruikt of halte, of délai misschien, terwijl ook retard en séjour kunnen. Al die woorden, op retard na, hoewel ik dat niet 100% zeker ben, hebben wel een meervoudsvorm: mes séjours à Islamabad... mes délais aux musées d'art contemporaines quelconque... les haltes pendant ma lecture d'un récit fascinant et difficile... mes arrêts matinals au fond du jardin...
Het typeert Robberechts dat hij zich al meteen op bladzijde 7, de eerste bladzijde, verontschuldigt omdat hij, nadat hij eerder al Tegen het personage gepubliceerd had, weer aan een boek zonder personages begint; desgewenst kan je de auteur het hoofdpersonage noemen en de mensen die hij ontmoet telkens hij in Avignon of in de buurt van Avignon is nevenpersonages, zelden belangrijker dan het oogmerk van zijn onderzoek: aankomen in Avignon. Het regent treintabellen, straatnamen, meisjes, onzekere tijdstippen. Daarop antwoorde men - de taalfout neem ik over uit het origineel - dat hij wel behoort te weten, dat iemand die geen beroepsreiziger is zich niet "zo maar", niet "straffeloos" gedurende acht jaren gemiddeld drie- en misschien wel viermaal per jaar telkens op dezelfde plaats, zowat negenhonderd kilometer van zijn geboortestad, heeft bevonden; dat zijn beschouwing van die plaats, en door de verschillende oponthouden, en door hun vaak buiten de vakantietijden vallende data... Wat de auteur een bladzijde later afrondt met de opmerking dat het relaas voor een historicus, voor een geograaf, et cetera, wellicht onbevredigend want te fragmentair is, maar juist door haar toevalligheid, haar lichamelijke, synthetische argeloosheid, de mogelijkheid biedt tot een verkenning ( ), tot een gewoonmenselijke mededeling die juist dat zou verzadigen in ons wat alle wetenschappelijke geschriften onbevredigd laten. Op bladzijde 9 staat het volgende: een defect dat de vervanging vergde van motoronderdelen die men in het toenmalige Frankrijk nog maar in Parijs kon verkrijgen; De zin is van begin tot eind buitensporig ingewikkeld: er was een defect aan de auto en de onderdelen die ze nodig hadden waren alleen in Parijs te vinden. De van het gangbare Nederlands afwijkende syntaxis, wat de auteur de hele tijd door achter zich aansleept, niet altijd maar toch best vaak genoeg dat het opvalt, is één van wellicht drie of vier redenen, dat één van wellicht drie of vier had Robberechts zelf geschreven kunnen hebben, waarom ik me zo graag met Robberechts bezig hou. Ik reis in een vertrouwde en toch volstrekt unieke taal.

Bladzijde 32: Hoe links, hoe stuntelig voelde hij zijn lichaam. Dat lijkt afgeleid van sentir son corps, of iets in die trant, terwijl hoe stuntelig voelde zijn lichaam, zonder die derde persoon enkelvoud, strakker zit. Van het lichaam van de derde persoon enkelvoud, het hoofdpersonage van Aankomen in Avignon, hoort in het Nederlands niet nog eens duidelijk gemaakt te worden dat het zijn of haar lichaam is. Dat weten we. Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie het lichaam is. Yannick Franck, née à Liège, francophone, hij woont sinds jaren in Gent en spreekt een mondje Nederlands, zou het net zo gezegd hebben: hoe stuntelig voelde ik mijn lichaam. Of: hoe stuntelig voelde haar lichaam. In het Nederlands heb ik het bij voorkeur zonder dat bezittelijke voornaamwoord, in het Frans met.

maandag 5 augustus 2013

bewolking

Ik kom van De Lieve, waar ik de osso buco al romana besteld heb, het lievelingsgerecht van Giorgio Morandi. Hij was naar verluidt verzot op dit gerecht. Aan de belendende tafel: acht idioten die onbetamelijk loeien omdat ik een rokje draag. Ze zijn zo gemeen en achterlijk dat wat ze zeggen geen zak uitmaakt, ik hoor het niet eens. Je hoeft je niet eens voor te stellen dat over elk van hen net zo goed wat te vertellen is, maar dat wellicht niet zo gauw iemand gevonden wordt die het vertellen wil. Het gekke is, ik hoor niet wat ze zeggen, ze spreken een taal die ik niet begrijp en niet eens zo dat ik moet doen alsof ik geen snars begrijp van wat ze uitkramen; net omdat ik instinctief weet waarover ze het hebben besteed ik er geen aandacht aan.
Boven het stadscentrum hangen asgrauwe wolkformaties. In het lichte blauw van een binnenzee, tussen de uit het zuiden opduikende wolken, schuift een vliegtuig, later nog een. Ze snijden zuidoostelijk door het zwerk. Roze dampen met een kleur van vruchtvlees hangen hoog boven de landinwaarts trekkende wolkformaties. Een van de wolken levert een zo goed als perfecte weergave van wat ooit als USSR bekend stond, het hele gebied van Minsk tot Vladivostok, met dat verschil dat niet alleen Kiev maar ook Moskou midden in een meer ligt.
Wolken met het intieme roze van dameslingerie.

Aan het stationsplein is de situatie ongewijzigd, uit het zuiden doemen wolkformaties op. Boven de platanen, aangetast door een flux van onbestemd licht, hebben ze een bruinpaarse kleur. Het terras zit afgeladen vol en wat van het luchtruim zichtbaar bleef heeft een blauwgroene tint. De wolken die uit het zuiden komen maken snelheid. Ze schuiven razendsnel over het plein. Dat geeft me niet de tijd om over het meisje te schrijven dat de tafels doet. Wind raast door de bomen op het plein, een asbak slaat over een van de tafels, klettert over het terras, wie op het terras zat zoekt dekking in de binnenschuit. Later zijn er de silhouetten onder de bomen op het plein. Van een meisje aan de belendende tafel, ze is in gesprek met iemand die werk zoekt, verneem ik dat de ambassade in Afghanistan niet alleen een zwembad heeft maar ook een gazon dat net zo groot is als een voetbalbeld, het wordt de hele tijd door gesproeid, en wat het optrekje van de ambassadeur aan verwarming kost is waar zij mee te werken hebben, 150.000 euro.

Robberechts

Op gegeven ogenblik besluit Daniël Robberechts om in het Nederlands te schrijven. Hij heeft een Franse opvoeding gehad en als hij reist is dat vooral in Frankrijk. In Aankomen in Avignon heeft hij het af en toe over Praag, Men schrijft namiddag in plaats van vooravond, Genève in plaats van Praag, men laat na een onzekerheid te verraden, men verzuimt een misschien, een wellicht, een vraagteken - en meteen zijn misschien alle kansen verkeken opdat iets (op. cit. bladzijde 35), maar het Praag van Robberechts is wat Karlsrühe voor Johan De Wilde is, een woord dat aan een of andere voorstelling beantwoordt, het is geen Praag waar je als toerist op een terrasje vlak bij de beroemde brug een limonade zit te drinken, of misschien net wel. Denek en Karz ontmoeten elkaar in Bratislava. Dat schrijf ik op. Zelf ben ik nooit in Bratislava geweest. Ik ken een dame die er gewoond heeft. Het is meer dan waarschijnlijk dat Robberechts net over Praag schreef omdat hij nooit in Praag geweest is, dat hij net om die reden over Praag schreef. Je zou het de paradox van Robberechts kunnen noemen, of die van Roussel, die nooit in Afrika was, al heb ik ooit iemand ontmoet die beweerde dat Roussel in een auto door Afrika gereisd had, achterin de laadruimte van die auto: net omdat Robberechts nooit in Praag was kan je er limonade drinken op terrasjes waar geen toerist ooit zat. Alle gebieden zijn verkend. Oorlog en toerisme hebben van de meest onbereikbare bestemmingen plekken gemaakt die niet zo heel erg veel verschillen van de terrasjes op het plein.

Van Robberechts hou ik, ik heb de man nooit ontmoet, omdat hij een Nederlands schrijft dat alleen hij geschreven had kunnen hebben en omdat hij zo verlegen is. Ook hier een paradox: de verlegen schrijver brengt z'n lezerspubliek de hele tijd door in verlegenheid. Hij besloot niet alleen om in het Nederlands te schrijven. Ik ken geen auteur die zo totaal in wat hij schreef aanwezig bleef, beduusd, kwetsbaar, bedonderd door zichzelf, de auteur is het personage, spreekt met en tegen het personage, andere personages zijn er niet, niet in die zin dat je opeens naast Majoor Wit staat, die andere persoon. Bij Robberechts ontbreekt de soort, er zijn geen personages. In de novels van Chandler doet Marlowe het vuile werk. Robberechts doet het zelf. Met alles wat ik van hem las: andere personages zijn er niet.

vrijdag 2 augustus 2013

een zomeravond

Bij mijn weten heeft niemand een zomeravond beschreven als Marguerite Duras deed toen ze aan Les yeux bleus cheveux noirs begon:

Une soirée d'été, dit l'acteur, serait au coeur de l'histoire.

Pas un souffle de vent. Et déjà, étalé devant la ville, baies et vitres ouvertes, entre la nuit rouge du couchant et la pénombre du parc, le hall de l'hôtel des Roches.

A l'intérieur, des femmes avec des enfants, elles parlent de la soirée d'été, c'est si rare, trois ou quatre fois dans la saison peut-être, et encore, pas chaque année, qu'il faut en profiter avant de mourir, parce qu'on ne sait pas si Dieu fera qu'on en ait encore à vivre d'aussi belles.

A l'extérieur, sur la terrasse de l'hôtel, les hommes. On les entend aussi clairement qu'elles, ces femmes du hall. Eux aussi parlent des étés passés sur les plages du Nord. Les voix sont partout pareillement légères et vides qui disent l'exceptionelle beauté du soir d'été.


Vrij vertaald: een zomeravond, geen zuchtje wind, nacht sluipt naderbij, in de hall van een hotel leggen dames elkaar uit hoe prachtig ze het vinden, zo'n zomeravond, ook op het terras praten de mannen alleen maar over de buitengewone pracht van die zomeravond.
Wat me nu opeens opvalt is dat de dames zich in de hall van het hotel bevinden en praten over hoe prachtig ze het vinden. Op ongeveer zelfde manier, stel ik me voor, praten ze over de kindjes die ze gebaard hebben. Daar is niets mis mee. Het lijkt me volstrekt aanvaardbaar om tussen de vele andere sensaties door opeens op te merken: he, wat een prachtige avond, of: Yvonne heeft de mazelen gehad, of: Jeanne is nu met een jongen uit Islamabad. De vraag die ik me stel, is: kan je genieten, is dat mogelijk, van een prachtige zomeravond als je het de hele tijd door alleen maar hebt over hoe prachtig die zomeravond is. Jawel, ik neem aan dat dat mogelijk is. Er zijn ongetwijfeld mensen die zo weinig te vertellen hebben, wat ze niet eens kwalijk genomen zou kunnen worden, dat ze er de hele avond over bezig blijven. Wat niet uitsluit dat ze genieten van een prachtige avond.

Ik zit op het terras van Minor Swing. Het is zo'n avond. In het nog steeds aan dagblauw verwante blauw boven de huizen in de Ottogracht drijven roze wolken, uitgelicht van onderop door het echte daglicht dat achter de horizon verdwenen is. Tom maakt een praatje. Hij vraagt me waarom ik zo vrouwelijk gekleed loop terwijl ik nochtans zo op het eerste zicht geen vrouw ben. Soy feminista, zeg ik. Almodovar heeft me opgeleid. Wie beetje vertrouwd is met de Spaanse spraakkunst weet dat de s kurkdroog dat is waar bijna elk woord in een losse wrong omheen kronkelt: het natte punt, een schroefbeweging. Het terras van Minor Swing zit afgeladen vol. Na de rode wijn bestel ik een picon vin blanc. We hebben het niet over de prachtige zomeravond, zitten er middenin.

Dirk dist een anekdote op. Iemand vertelde hem dat ze van plan waren geweest om een Griek te doen. Ze reden naar Zaventem, bestelden drie tickets en gingen in Athene eten. Wat ze uiteraard de max vonden was dat de Griek die ze deden in Athene was.

Op het terras is geen zuchtje wind. Het gesprek komt op de autosnelweg tussen Sevilla en Jerez. Dirk kent die autoweg, waarover de auteur van Anoniem eerste helft 21ste eeuw opmerkt dat het de mooiste van Europa is: 'Midden dit landschap, door een brede oever van boomvariëtieten behoed voor de dreiging van het stugge, kale hinterland, bevindt zich ter hoogte van Lebrija, waar ook het tolhuis is, een tankstation met de naam La Fantasma.' Dirk weet van dat tankstation. Ik had het over Cantarrijana gehad, een naaktstrand op de grens van de provincies Màlaga en Granada. De kustweg van Nerja naar Almeria gaat er hoog boven de kustlijn. Net voorbij de grens, op het grondgebied van Granada, is er een wegje rechtsop. Het gooit zich in haarspeldbochten omlaag tussen korzelig struikgewas. Tegenwoordig biedt het een geasfalteerd wegdek. Eind jaren tachtig gleed je met de auto over een zanderige met grind en keien verharde weg tot aan het strand, 250 meter hoogteverschil over een afstand van 4 kilometer. Toen was het ook nog echt een naaktstrand. Nu is het gemengd. Op het eerste stuk, waar een restaurant is, staan uit riet vervaardigde parasollen. Het tweede stuk, voorbij een tot bijna vlakbij de branding reikende rotsbult, is ruwer. Als je Cantarrijana googlet, kom je op de site van een Italiaanse fotograaf die er stiekem blote dames fotografeerde.
Dirk en zijn vriendin of echtgenote hebben een zwak voor de Costa de Luz: Cadiz, Tarifa, Huelva, de grensstreek met Portugal. Tegenwoordig is er een autoweg die van Salamanca zuidwaarts over Càsares naar Sevilla gaat, dwars door Extremadura.

Over dat soort dingen praten we dus, over autosnelwegen en naaktstranden en moslims, terwijl iemand de drankkaart als waaier gebruikt, de bruidsluier die over een deel van de gevel hangt rilt maar op het terras is geen zuchtje wind.
Het blauw boven de daken heeft een diepe kleur. Naast twee blote benen staat een leeg colaflesje. Vrolijke stemmen, iemand gilt, geroezemoes. Het zwerk kleurt indigo. De auto's die langsrijden over het gladde wegdek gaan deel uitmaken van dat indigo. Aan de verste hoek van het terras zit iemand naar het asfalt te staren. Het indigo boven de daken heeft een kleur van drukinkt. Een motorfiets knettert over het wegdek. Een verrukkelijk aangename traagheid weegt op de dingen.

donderdag 1 augustus 2013

soirée d'été

Het geluid van een passagierstrein snijdt door het landschap. Ik werk de pesto rucola af. Dan, nijdiger en op gegeven ogenblik vlak bij de oorschelp: een mug. De kleine, zwarte kikvors is gegroeid. Wat hij met de huidige temperatuur in dit areaal uitvreet is niet bekend. Een rioolkikker. Op het terras van het belendende huis is gestommel. Dan die mug weer. Dan een nachtvlinder. Net na de middag wat onkruid gewied, hoewel ik het eigenlijk geen onkruid vind. Het zoemende geluid in de coulissen is van een autoweg. Hoog in het nog tere blauw, waaruit niettemin die toon van daglicht verdwenen is, staat een ster. Over het terras hangen vliertrossen, een pluisje drijft over het tafelblad. Dan nog een nachtvlinder. Geen idee of het dezelfde is; iets roester van toon me dunkt. Over het geluid van de treinen die bij hem thuis, hij woont in de Clementinalaan, achter de slaapkamer doorrijden, zei Max dat het geluid een stuk minder irritant is dan bv. dat van een sirene of een tram. Het langsrijden van de treinen heeft regelmatige tijdstippen zodat je uiteindelijk went aan het geluid. De goederentrein met een lengte van 700 meter is een uitzondering op die regel. Je houdt het niet voor mogelijk maar ze hebben tegenwoordig dus inderdaad goederentreinen van 700 meter lengte. Bijna een kilometer, voegde hij er aan toe.