woensdag 5 februari 2014

woensdag 5 februari

De hele dag zeul ik met De ringen van Saturnus, het boek van Sebald, zonder er ook maar een zin in te lezen. Niet op het toilet, niet aan de ontbijttafel, niet onder de douche, niet op straat, niet in de auto, niet tijdens de redactievergadering, voor noch na de korte lunch, tijdens evenmin, niet op straat, opnieuw, weer aan het stuur van de auto, opnieuw aan de ronde tafel van notelaar, opnieuw voor de laptop. Toch zeul ik de hele dag met het boek, sterker, 's avonds met nog een boek, Cynismes van Michel Onfray. Dat boek, met Portrait du philosophe en chien als ondertitel, waarvan het avant-propos met volgende zin begint: Mon vieux maître de philosophie antique m'avait cette année-là, enseigné Lucrèce et son poème De natura rerum, werd me door le Fondateur lui-même toegestopt, Grégory Decock pour tout dire, fondateur van het GM-collectief, een organisatie waar zowel Yannick Franck als ikzelf deel van uitmaken en nog een dertigtal andere al of niet bevlogen, al of niet mysogyne of net heel erg menslievende individuën die, op hun afstamming na, weinig meer met elkaar te maken hebben dan het lidmaatschap van het GM-collectief, een eer die mij te beurt viel - een overigens zeer hoog in te schatten bekroning van de vele andere onfortuinlijke zinledigheden waarvan ik sinds mijn geboorte het slachtoffer ben - na het te berde brengen van de sindsdien alom bejubelde maar hoogstens door lidmaatschap van het GM-collectief bekroonde bedenking dat er slechts één enkele waarheid is, namelijk dat er ook nog andere waarheden zijn: La seule vérité, zei ik toen, c'est qu'il y a d'autres vérités, of iets in die trant, want ik herinner me intussen alleen, en blijkbaar ook met iets grotere precisie, dat het tussen pot en pint op tafel kwam, niet eens dat Grégory lui-même, die ik later vaak als Greg au Riz aanschreef, een aanspreektitel waarop ad finitum gevarieerd kon worden, me Cynismes had toegestopt, ongetwijfeld omdat we het ooit over Diogenes, Crates en Hypparchia hadden gehad. Op de titelpagina trof ik een embleem aan,



een rode stempel die inderdaad een hond voorstelt, zodat het in principe door Michel Onfray en Editions Grasset & Fasquelle ook zo bedoeld kon zijn, terwijl het, als auteur en editeur hierover een compromis bereikt hadden, toch een niet te onderschatten meerkost betekend moest hebben. Later, opnieuw tussen pot en pint, besefte ik dat het rode embleem de afdruk van een stempel was, die van GM, van le Fondateur lui-même namelijk, Grégory Decock, vader intussen, die in mijn bijdrage aan de door hem opgerichte variant op Géographie de la Mémoire op bladzijde 5 een afdruk van dezelfde stempel had aangebracht.
Ik zeulde met twee boeken, zat gedurende enige tijd over een sole meunière gebogen, aangevuld met sla, friet en huisgemaakte mayonaise, nadat ik met het Hoofd van het redactionele crox-imperium, het zogeheten Olofonoticon, en de auteur van het nieuwe project, naar een eerste, nog niet van a tot z geordende versie van crox-boek nr 19 had zitten kijken. Na de lunch en de niet eens als zodanig bedoelde lectuur van het krantbeginsel, een huzarenstukje van achterlijke onbenulligheid, nam ik even de tijd voor een in contemporane kunsten gespecialiseerd antiquariaat. Ik kom er minder vaak dan ik zou willen. De boekhandelaar overhandigde me een editie van La vie mode d'emploi, een fraai vormgegeven Hachette uit 1984, voor het grote publiek bestemde versie van de oorspronkelijke editie uit 1978, waarvan de eerste druk al meteen na de P.O.L.-editie van eind augustus 1978 in de rekken kwam. Het boek van Perec werd bejubeld, ook door Catherine David, ontdek ik, die toen voor Le Nouvel Observateur schreef: entrez dans cet immeuble et vous ferez le tour du monde. Un vertige majuscule. Quand on en sort, on est léger comme une montgolfière.
De boekhandelaar stopte me ook nog Madame Edwarda toe van Georges Bataille, een genummerde editie, en Verhalen en tekeningen van Topor, een Bruna uit 1968.
Met vijf boeken dus zeul ik over het wegdek. Ik herinner me de sympathieke dame die me probeerde uit te leggen hoe ik het parkeerticket verwerken moest en later met argusogen toekeek hoe ik het karretje tussen twee andere auto's door manoeuvreerde, millimeterwerk.
's Avonds is er een vergadering van het crox-team. We nemen de begroting door. Ik was gedurende enige tijd in de crox-encyclopedie bezig, Cynismes en De ringen van Saturnus bevonden zich naast de laptop, Cynismes waarin ik toch heel even had zitten lezen, je découvris les rostres, la colonne de Phocas, les vestiges du lac Curtius ou le temple d'Antonin et de Faustine. De récents certificats d'art, maar daar was niettemin amper tijd voor, Jelle sprong binnen, de boekhoudster, een hond, de voorzitter die recent bijna onder een contemporane sculptuur terecht gekomen was en halverwege de vergadering, toen ik toch even de tijd nam om op het boek van Sebald in te gaan, opmerkte dat (a) haringen communiceren door scheten te laten (overigens is het ook een van de bijzonderheden van de haring, lees ik bij Sebald, dat zijn dode lichaam licht begint te geven als het wordt blootgesteld aan de lucht), en (b) dat een paard via z'n aars verdrinkt omdat het kennelijk niet in staat is die sluitspier dicht te houden.

Geen opmerkingen: