zondag 30 maart 2014

Papagaran

Papagaran, ook wel Papagarang geschreven, eilandje waar Mevrouw Schalansky, auteur van eerder vermeld boek (1), het niet over heeft. Afgelegen eilandje. Niet zo afgelegen als Tristan da Cunha (2). Een koortsige rotsbult aan de westkust van Flores. Drinkwater is er niet te vinden maar er is wel een moskee, vermeldt David Quammen die er op een dag eind jaren tachtig aan land ging (3). Op Wikipedia hebben ze geen weet van het eiland. Wiki voyage laat het onvermeld. Il n'y a aucun résultat correspondant à la requête. Quammen vermeldt het wel, gaat er om een specifieke reden aan land, wil proefondervindelijk kunnen vaststellen dat op Papagaran geen komodo's zijn. De Varanus komodoensis die wel voorkomt op het meer zuidelijk gelegen Gilimotang, aan de westkust van Flores, op Komodo, op Rinja. Op Papagaran, schraal begroeid, een rode rotsbult, heeft een komodo niets te zoeken. Op wat geiten na is er niets te vreten. Aan de noordelijke, smalle kuststrook is een vissersdorpje. Yep, er wonen mensen. Met zijn rotsachtige rode bodem, zijn droge hitte, zijn gebrek aan bomen, zijn dorstige dorp en zijn geiten, concludeert Quammen, combineert Papagaran een aantal minder gezegende aspecten van Galilea en Mars. Er zijn wel wat bosjes. Niet veel en niet op het droge deel van de oever. Mangroves her en der aan de oever, op andere plekken een dorre tak die boven de zeespiegel uitsteekt, stekelige struikjes dun verspreid over de rotsbult.
De lage, rechthoekige hutten, Quammen heeft het over paalwoningen, bevinden zich allemaal aan de noordelijke, vlakke kuststrook. Auto's zijn er niet. Geen buslijn, geen taxi's, geen truck die kokosmelk, diepvrieskip, Murciaanse tomaten, Noordzeegarnaal en pladijs van het ene naar het andere eind van het eilandje transporteert. Op Google Earth duik ik naar het eilandje. Wegen zijn er niet, nee. Wel paadjes, smalle, hobbelige paadjes dwars over de dorre rotsbult. Geen vaargeul, schrijft Quammen, en een pier is er ook niet (4). Smalle kano's schuiven over het koraalrif.

Wat weten we hiermee, om David Quammen de woorden uit de mond te nemen. Veel. Om te beginnen dat er op Rapatapang geen toeristische bedrijvigheid van enige omvang is. Er wonen geiten, in groten getale aanwezig merkt Quammen hierover op, en er wonen mensen. Op Taparatang kortom wordt op graspollen gekauwd, er wordt gemolken en misschien ook geitenkaas gemaakt. Er is een schooltje en op Tinamitra Mandiri kan je een foto van een waterput vinden en dorpsbewoners die zich rond de waterput verzamelen. Kinderen leren de lokale variant van aap mies noot. Na verloop van tijd kunnen ze tot honderd tellen. Als er geen water is, wat drinken ze dan, vraagt Quammen zich af. De geiten kauwen op dorre grassen, de homo sapiens op vis en geit. Misschien is er ook octopus en corned beef. Er wordt gekakt. Hoe en waar wordt gekakt? Zijn er toiletten? Wat doen ze met die toiletten als er geen water is? Misschien hebben ze droge toiletten zoals het fort van Amélie-les-Bains er eentje heeft. In het koraalrif: zwemmen, snorkelen, vissen. Wordt er in/op het rif gekakt? achter struikjes? net als de geiten in open veld? Struikjes zijn er amper. Op nog een andere foto kan je zien dat er op de rotsbult, die kennelijk uit meerdere bulten bestaat, maar twee boompjes staan. Iets parasoldenachtigs. Eén boompje op elke bult. Er wordt gekakt, alleen weten we niet hoe, en er wordt gehersenspoeld. Op een foto kan je vijf personen zien, bruine huidskleur, waarvan er vier westerse kleding dragen. Een t-shirt met het logo van een plaatselijke garnaalpeller, een fancy short, een tot de knieën reikende broek.
Hoogbouw is er niet. Geen parkeerboetes, geen snelheidslimieten. Op Java besliste een Britse gouverneur begin negentiende eeuw dat er links van de weg gereden hoorde te worden. Hier zijn geen wegen. Is er een lokale televisiezender? een krant? een discotheek? Wat drinken ze als er geen water is? Goeie vraag. Wie is de dorpsfilosoof? Staat in een van de hutten een schrijfmachine? Is er een bibliotheek? De varaan kreeg er geen voet aan de grond, hoewel het beest naar verluidt aardig zwemmen kan. Islam veroverde het kleine eiland, kon er zich niet gehinderd door andere berichtgeving ongestoord ontwikkelen.

(1) De atlas van afgelegen eilanden, Judith Schalansky; Signatuur 2014; 2009, Atlas der abgelegenen Inseln, mareverlag.
(2) Johan De Wilde heeft een correspondente op Tristan da Cunha. Het eiland is zo steil, als een enorme tiet die uit de oceaan opduikt, dat ze er geen vliegveld hebben. De bootreis naar het eiland, vanuit Kaapstad, neemt meerdere dagen.

(3) David Quammen, Het lied van de dodo, blz. 407: Het dorp is piepklein, maar trots en godvruchtig genoeg voor een eigen moskee met blikken koepel.
(4) Uit wat ik op Google Earth afleiden kan, hebben ze er intussen wel een pier. Quammen publiceerde Het lied van de dodo begin jaren negentig. De pier reikt tot halverwege het koraalrif. Op kleuteronderwijs, tieneronderricht, Islam en Google Earth na zijn er geen sporen van pollutie.

dinsdag 25 maart 2014

Guam

Guam komt niet voor in Atlas der abgelegenen Inseln. Het is het meest zuidelijke punt van de Marianen, aan de westelijke rand van de Stille Oceaan. Op de wereldkaart bevindt het zich ergens halverwege Japan en Australië. Het is een geïsoleerd gebied met een tot voor kort rijke avifauna.
Tot de mens er aan land kwam, kende het eiland geen roofdieren. Varkens, slangen en ratten kwamen er evenmin voor. Roomskatholieken al helemaal niet.
Magellaan kwam in 1521 op het eiland aan. De precieze datum is bekend: 6 maart 1521. Het zou nog anderhalve eeuw nemen voor het eiland door Spanje gekoloniseerd werd en een jezuiet er aan land ging, Padre San Vitores. Hij en een zekere Pedro Calungsod begonnen aan de idiootst denkbare missie: het kerstenen van de inboorlingen. Het moment waarop Schalansky, auteur van Atlas der abgelegenen Inseln, mee aan boord had kunnen komen, is 1672. Ze had ook het boek van David Quammen als uitgangspunt kunnen nemen, toen begin jaren tachtig van vorige eeuw een leerlingdoctorandus op Guam neerstreek en de uitzichtsloze situatie van de plaatselijke avifauna begon te bestuderen, ongeveer op het moment dat het op Pagan, een meer noordelijk gelegen eiland van het Marianen archipel, wat Schalansky wel vermeldt, tot een uitbarsting kwam en het hele eiland onder een dikke laag lava komt te zitten.
Het oceanische eiland zou meerdere periodes van kolonisatie kennen. Eerst lui uit Indonesië, tweeduizend jaar voor het denkbeeldige jaar nul, later, midden zeventiende eeuw, Spaanse kolonisten, types als Pedro Calungsod en San Vitores die de plaatselijke bevolking de christelijke geloofsleer probeerden bij te brengen, eind negentiende eeuw Amerika dat het tijdens een of andere oorlog van Spanje won, Japan die het eiland enkele dagen na Pearl Harbour veroverde en er twee jaar lang een schrikbewind had, Amerika die de Jappen van het eiland joeg en er een basis vestigde, de bruine boomslang die in die periode als verstekeling op het eiland terechtkwam, Japanse toeristen. Tegenwoordig is Guam een toeristisch resort.
In de kerkelijke geschriften staat San Vitores bekend als martelaar, die bizarre gewoonte van de roomskatholieke kerk om van idioten en misdadigers heiligen te maken.
Schalansky schuift mee aan, als ze Guam in Atlas der abgelegenen Inseln had vermeld, kon de dood van Padre San Vitores niet onvermeld blijven. Choco, een Chinees uit Manila die op Guam was aangeland, in de obscure overlevering van het Roomse erfgoed a criminal from Manila, verspreidde het gerucht dat wijwater giftig was. Of Choco een crimineel was of niet, maakt weinig uit. Het wijwater van San Vitores was het gif van een ziekelijk arrogante doctrine dat zich als een eczeem over de aardbol verspreidde. Mata'pang, een van de inboorlingen, had genoeg van het katholieke gezeik. Toen San Vitores op een onbewaakt moment in een van de hutten doordrong en ongevraagd een van de kinderen met wijwater besprenkelde, ontstak Mata'pang in woede. Vitores en diens secondant werden voor de hut in het nauw gedreven, met speren doorboord, in een sloep geladen en in zee gedumpt. Je zou voor minder.

Begin jaren tachtig van vorige eeuw kwam een leerlingdoctorandus op het eiland. Ze bestudeerde het drama, de rijke vogelpopulatie van het eiland. Midden jaren tachtig bleven er van de niet uitgestorven soorten zo weinig dat ze in allerijl naar een zoo in Amerika overgebracht werden. Waar begint de historiek van dit eiland? Tegenwoordig koloniseren Japanse toeristen en Amerikaanse militairen het eiland.
Een andere indringer is de bruine boomslang. De huidige populatie wordt op enkele miljoenen gerekend. Ze kwamen vermoedelijk als verstekelingen aan land, met een militaire vracht, veroverden eerst het vlakke zuiden van het eiland, later het steile noorden. Het ging razendsnel. In de kleinste kamer naar achter gaan, is intussen niet zonder risico. De slangen zitten overal, ook in de af- en toevoerpijpen. Iemand becijferde dat het eiland per vierkante kilometer achtduizend slangen had.
Dat aantal zou afgenomen zijn. Er is geen voedsel meer. De bruine boomslang vrat alle avifauna die zich op het eiland bevond. Tientallen soorten verdwenen.

Of misschien is dit het moment om het eiland te betreden, als auteur van een boek over afgelegen eilanden, in het voetspoor van Quammen, die tijdens een van z'n tochten in noordelijk Guam over een richel struikelt en in een reusachtig spinnenweb belandt. De spinnenwebben zijn overal. Het zijn kolossale, bolvormige dingen die hij kroonluchters van spinrag noemt. Appartmentsblokken met diverse soorten spinnen op elke verdieping, dik en vet als pruimen.
Op Guam zijn geen vogels meer. De spinnenpopulatie floreert. Toerisme veroverde de met koraalrif omkartelde kuststrook.

maandag 24 maart 2014

a history of economy

The Bluejacket is a common and catastrafolic diversified species also known as businessmen. Thousands and thousands of variations and mutations made it a widespread phenomenon, worse than any other predator. There's millions of them, as Ectopistes migratorius swarming in uncountable masses, breeding a lunatic plasm of industrial activity and wealth and finance that no other species ever achieved. One of the more common parasites of the species is politics, a setup of individuals with infernal focus on the obscure and indecent parts of finance.

Economy, Francisca says, is derived from a Greec word. It meant taking care of the home, it meant the knowledge of resources.
There's no economy at all these days, she adds. Finance is against what economy could have meant. Dinosaurs eat the globe.
What we need, I add, is a ministery of non-affairs. A prime minister stating with his usual smile that no treathy whatsoever has been signed. No treathy with the Japanese government.
We came, the ministery of non-affairs states, to the possible agreement of a non-financial transaction. He adds the usual smile,
derived from a Greec word, getting home. That sense of the infinitive, Francisca adds.

zaterdag 22 maart 2014

grammar


A groundfloor of the project. Skype with Neema. Mahdieh introduces the space it has. She met Neema Ba during the POV thing at croxhapox.
The presentation of Pedro and Francisca, both from Lisbon, is surrounded by Breath From a Warm Local, the project of Neema Ba and Amirali Ghasemi.
Foreign Affairs rejected Nima. He is not allowed to be on Belgian grounds. Silly and for no other reason silly and nothing else. Foreign Affairs obviously has no other track. I remember we phoned Tehran. The Belgian Embassy in Tehran. Don't worry, it said. Well, I would worry, if I had to be employed in that embassy.



Francisca came on Wednesday. Pedro and Francisca went for dinner. Building up period made easy dinner.









woensdag 19 maart 2014

the Tehran thing

Last year Neema Ba did his Masters at School of Arts. He got introduced by Stefaan Dheedene, did his stage at croxhapox.
At the end of that period, early summer last year, he curated a project on Iran video art. It had three days, early summer, no one around but some of the students and visitors without clear summer schedule. A brilliant project.
I remember Neema Ba, Zappa lookalike, and his idea of doing some art space in Kerman. I invited him to do a large scale project on Iran video art, apart from the idea to invite him for a solo project.
We had HOST then, initiated by Atelier Concorde, a Lisbon art space run by Pedro Faria. The Lisbon project somehow failed and Neema Ba got invited to have his second version of POV during that period.
We bought tickets for Neema Ba and Maryam, far in advance, scheduled a residence, made all the required documents.
Joris phoned the Embassy in Tehran. New documents were made, signed, stamped and send to the authority who finally didn't want Neema Ba to pass the border. The Belgian Embassy in Tehran or Brussels? Without comment it goes. Bulgarian and Russian criminals infiltrate the country. These people sleep in straight theme-schedule, get to all and everything. An artist from Kerman has less.

dinsdag 18 maart 2014

proceedings

Pedro has a long stick on his back. I am not informed on the intention it has.
It maybe hasn't any. Intentions are hard to take.
Walking with a metal stick on his shoulder Pedro steps towards the narrow end


leaving on his path a leftover of the original planning, more or less:



but would it be this or that, something more visible than the steps it has
taking from a belly
informal signs and gestures.


Jelle focuses on the project of Neema Ba and Amirali Ghasemi, transferring the files on the stick to suitable media. A hell a lot of work.
The little corner on top of the cube room changed into the sidequarter of a pirate ship revealing one after one solemn islands of artistic work, send by Neema Ba and Amirali Ghasemi. It looks great. Some of the work doesn't offer decent transmission though.



HDL delivered the package of Francisca Carvalho. Pedro sticks to his work in the main room, making the rough thing dark and black.




zaterdag 15 maart 2014

katapult

koket kakelende kaketoe
takelt knallend kakcatastrofaal cataclysme
kalend
van cyrruscataract met katapult
katrol of kathedraal
naar koopman knetterkatholiek
het kaviaarbuffet van de verkoolde kaketoekegels
de kouwe kak
kattenkwaad gymkauwend kaatst kattenbakkorrels over het katheder

vrijdag 14 maart 2014

Watawat


Watawat (see above), atol located in Junk Ocean southeast of Isaac Islands, discovered in the year 317 after dodo by Axel Unfund, a cyclist. Exploring new media such as cycling on water, as suggested by Hillary Bulrush, author of A Guide to Sea Biking on Ocean Patch, Unfund ran to Watawat, a large archipelago of plastic junk, 3000 miles east of Australia. Its main territory is a large swing of industrial junk floating around Hangover Lagoon.

Image below: Isaac Islands and other, unexplored territorial excretements of plastic area.



donderdag 13 maart 2014

donderdag 13 maart

Andres studeert aan Sint-Lucas, dat tegenwoordig om een of andere reden Luca genoemd wordt, woont sinds een jaar of zes in Montpellier en kwam naar het project van Neel en Guus kijken. Hij komt uit het bergachtige en vulkanische binnenland van Mexico waar de Popocatépetl en de Citlaltépetl, ook wel Pico de Orizaba genoemd, twee stratovulkanen, hoog boven het landschap uitsteken. Hij herinnert zich opossums, lynxen en ratelslangen en heeft een boek bij, Le Schizo et les langues van Louis Wolfson (Gallimard 1970, serie Connaissance de l'inconscient).

Iemand had van Philippe Metten gehoord dat het werk De roze spion, van Narcisse Tordoir, wat nu in het MuHKA te zien is, in werkelijkheid The Pink Spy als titel heeft. Sinds de idioten van het nijver volkse abjecticum het in Antwerpen voor het zeggen hebben, is het MuHKA verplicht om alle titels in het Vlaams aan te brengen. Fuck. Heeft een ondersoort sinds het ontstaan van de Vlaamse zaak ooit meer imbecielen voortgebracht? Een borreling van zure drek. Hoe heten ze ook weer, de spuigaten van die Vlaamse kakmachine, met een bakkes als sinds het plioceen in zuur gedrenkte vodden.

woensdag 12 maart 2014

the Lisbon box (2)


The yellow thing. What a what a what. I notice Pedro taking care of it, a, a, a small, small, a small plastic receipt, broken? broken? The yellow thing. wot wot wot Is it broken? broken? He took it from the floor, holds it with both hands now, the ancient turtle egg. Found in the Lisbon box. Endemic. Not to be found anywhere else. He looks at it with endless care, precious as it is, the beach ball bought in a Chinese shop, the beach ball with an iron ring inside. The what.


Yesterday it hadn't been there. It may still have been inside the Lisbon box.
It for some reason reminds me of Saskia Noor
wearing a blue smock and busying herself in that very same nook.
Walls filled with daylight leaking from the roof. He loves it, Pedro says.


The object trouvé thing is a passing state though. The first, blinded steps of the unexpected. Some day knowledge will take care of it,


the sorcerer will retire to a hollow tree, to a jar maybe, adding new grammar to the old and well-known.
Gedi Sibony, Pedro says. Gedi Sibony made this sort of thing. Steps in between the unexpected and the expected.




the Lisbon box (1)

The Lisbon box. Arrival of The Lisbon box on Tuesday. Pedro phoning, after DHL had delivered the box with Lisbon treasures, as he couldn't trace any tool to open it.
Three days to make it, A Shipping that apparently took several weeks and no one home when DHL rang the frontdoor, which happened on Friday last week, early that day. First night Pedro would stay at Yola's place. Later on he moved to an appartment near Gent Sint-Pieters.
He got a bit nervous, I guess, because the box wasn't there, the Lisbon box. On Monday then we drove to BRUThaus to pick up a welding machine, a blue WELCOturbo 190, later to Metal Gent, once called Metal Union, a factory next to a large plane of railway tracks. Here we bought some iron sticks after, well, let's call it a funny or rather a remarkable parlez vous français between (a) someone who hadn't fully conceived the plan which sticks and how many he wanted, and (b) someone who never before had dealt with that sort of lunatic trouble.


Then, finally, on Tuesday, The Lisbon box, gracefully there, and slowly the ritual begins. The box contains many things, which Pedro picks one by one from the well-made crate, quite often looking at them as if he can't remember why he so eagerly wanted to have it here, more often though looking at each of the treasures with the lustfull wit of a collector of exotic rarities, each of them quite valuable indeed and box-endemic: not to be found anywhere else.



Seven... no, eight... Wait. See photo below. Maybe more. And what it is? Let me tell you within a moment, Pedro said. Then he says: These are oranges filled with cement.
Een pyramidale, snavelachtige... Takken, schelpen. Twee sinaasappelhelften. Plastic spaghetti bought in Lisbon in a place called Fernandez, a kilo for two euros.
Then a Japanese saw. Very good for precise work. Balanced gravity.
Then, too, rather precious and dangerous too, a poisoned piece of. A piece of what? Gifgroene schimmel.



Image above: the plastic spaghetti called FLASH. Art Nr 19616, ELASTICOS n°6, 1000g.



Een uitgedroogde cactus. Heeft het ding al zo'n vijf jaar in z'n bezit zonder dat hij er ooit wat mee deed. Een gele vod met een patroon van vlekken. De schort van een smid, iets wat hij in Londen aantrof, antiek, 19deeuws misschien. Stroken grijs vilt... een hakmes, wrakhout.

The blue, Lisbon blue, is for paper. Zwartgeblakerde kastanjes


and a selfportrait.





zondag 9 maart 2014

knowledge

How to create earth?
No one knows.
How to create gods? Anyone.

woensdag 5 maart 2014

and

Earth has one deficiency, as is proved each day again: mankind.
Wherever homo sapiens appears disaster came, the doglike shadow.

The globe has one tiny little minus: mankind.
No species spent more hours calculating the end of the space it had to copulate and spread.

How unfortunate it now seems to sit and work. To work on what? A highway
diving north and south on a small archipelago

where late at night nothing else may be seen than the Australian set of a late eve crap.
Haven't seen anything else since navigation took earth.

Ships sailed through the Indian seas, turtles and birds got eaten. On Google Earth
Manaus is the disaster it is. The doglike shadow came, wherever it had to.

zondag 2 maart 2014

Cocoseilanden

Atol, ook wel South Keeling Islands genoemd, lees ik in De atlas van afgelegen eilanden, een werk van Judith Schalansky (Signatuur, 2014), of South Cocos Islands
in de Inktoceaan, Ink Ocean, op het grondgebied van Anatol Schurft, Grootvorst van het Australische archipel,
troep, soepbord, atol met bewoners, tikfoutachtigen, Tloa, Atlo, Olat, die zonder begrip voor wat anders dan het eigen, verzonnen taaleigen geen snars van de omwonenden begrijpen,
veel zijn het er overigens niet maar wel genoeg om onder de aanplant van kokospalmen, op achter betonnen muurtjes verscholen uitheemse flora na de enige soort die het hier naar z'n zin heeft, een ongelooflijke herrie te hebben. Op elk eilandje van het atol ontwikkelde zich een andere taal, op het ene omdat een postambtenaar uit Yerevan zich na de Armeense genocide op het westelijk gelegen Olupulo Tupisiput vestigde, in het zuidelijke Uajau een Japanse industrieel en aan het meest noordelijke punt een Bark, die alleen het Bwarka sprak,
wat tot op de dag van vandaag alleen daar gesproken wordt, op het zanderige rif boven Prison Island,
bwark wat zoveel betekent als hoe lekker is deze vis,
terwijl ze alleen aan de noordwestelijk gelegen gedeelten van het atol wc-papier gebruiken.
Op Prison Island, waar zich slechts één gevangene zou bevinden, Charles Therexter, ooit Keizer van het Archipel, is kakken overigens alleen bij uitzondering toegestaan. Op Pwirpirp daarentegen, aan een van de westelijke landtongen van het atol, hebben ze een secretaresse, een dame die ooit in Detroit voor een fastfood werkte en nu de digitale bestanden van een kokosmelkfabriek beheert.

De Cocoseilanden zijn vooral bekend omdat Darwin er aan land kwam en het koraalrif bestudeerde. Op West Island hebben ze nu een asfaltweg die over een afstand van circa 10 kilometer van het noordelijk gelegen Ujong Tanjong tot Tanjong Pugi reikt. Er is een fabriek, aan beide zijden van de asfaltweg staan kokospalmen en over de asfaltweg rijdt een truck heen en weer tussen de fabriek en een meer zuidelijk gelegen depot.

Wat ik me afvraag, nu ik hier toch zit, is wat je met een truck moet op een atol in de Indische oceaan. Het ligt niet voor de hand, vind ik, om met een truck over dit atol te rijden.
Het atol bestaat uit kleine, smalle eilandjes, alles bij elkaar niet meer dan enkele vierkante kilometer land omsloten door een oceaan waar een enorme hoeveelheid troep drijft.
Op het kleine archipel hebben ze niettemin een vrachtwagen, die heen en weer rijdt tussen het meest noordelijke en het meest zuidelijke punt, tussen de kokospalmen, dat ene product wat de Cocoseilanden te bieden heeft. Zelfs op dit atol heeft zich een industrie gevestigd die het biotoop uitholt en vernietigt. Er is een vliegveld en in het stadje, op een van de meer noordelijke eilanden van het atol, hebben ze een supermarkt waar ze op kokosmelk na zo ongeveer alles hebben.

In haar Atlas der abgelegenen Insel, vertaald als Atlas van afgelegen plekken, beperkt de auteur zich tot één feit: begin april 1836 gaat de HMS Beagle in de lagune voor anker. Twee eeuwen eerder had een zekere Keeling het onbewoonde atol ontdekt. Het kleine archipelago werd naar hem genoemd. Keeling werkte voor de Oost-Indische Companie. In 1804 moet Stamford Raffles er vlak bij geweest zijn, aan boord van een schip dat naar het huidige Penang voer, nadat hij tien jaar eerder op veertienjarige leeftijd als klerk voor de Oost-Indische Companie was beginnen werken. Raffles was net buiten de kust van Jamaïca op een schip geboren. In Penang was hij eerst assistent-secretaris van de Britse gouverneur, en gauw, omdat hij nu eenmaal een handige en pientere jongen was en vloeiend Maleisisch sprak, kwam hij in de gunst van Lord Minto die hem naar Malacca zond. Na de Frans-Britse invasie op Java werd hij er nog tijdens de onlusten aangesteld als gouverneur, hield het Nederlandse personeel in z'n staff, bemoeilijkte de opiumhandel, overigens zeer tegen de zin van de heren van Calcutta, introduceerde het ter linkerzijde van de weg rijden, zoals in Engeland gebruikelijk was, en schafte meteen ook de slavenhandel af. In Malacca zou hij Alexander Hare ontmoet hebben. Hare was de zoon van een Londense horlogemaker, was in 1807 als koopman in Calcutta beland en kreeg tijdens de Britse bezetting van het archipel Borneo toegestopt, van Raffles nota bene, waar hij dankzij een tussenkomst van de plaatselijke sultan een landgoed van duizend vierhonderd vierkante kilometer verwierf, Maluka, een kleine microstaat waar Alexander Hare, slavendrijver intussen, gauw de beschikking had over een harem van veertig vrouwen. Toen Java weer onder Hollandse voogdij kwam, nam hij de benen naar Batavia, met z'n harem, later naar Zuid-Afrika. Toen de vrouwenverzamelaar ook daar niet langer gewenst was, viel z'n oog op een klein archipel in de Indische Oceaan, South Keeling Islands, ook wel Cocos Islands genoemd, niet meer dan een uit een half dozijn zanderige schillen opgetrokken atol.
Op geen enkel punt steken de eilanden meer dan vijf meter boven de zeespiegel uit. Begin negentiende eeuw waren er alleen kokospalmen. Flora en fauna waren endemisch, op de kokospalmen na vermoed ik, ze kwamen alleen op de Cocoseilanden voor.
In 1814 had ene John Clunies-Ross, kapitein ter lange omvaart, die er toevallig passeerde, op het atol een Britse vlag geplant, misschien op wat nu als Direction Island bekend staat, aan de noordelijke rand van het atol. Ook nu nog zijn er op het meest zuidoostelijke van het uit vierentwintig eilandjes bestaande atol alleen maar kokospalmen. Reeds tijdens Wereldoorlog I was op het atol een zendstation en werd aan het begin van die oorlog aan de noordelijke rand van het archipel een Duits oorlogsschip tot zinken gebracht, naar verluidt een van de eerste veldslagen op zee van Wereldoorlog I.
Toen de HMS Beagle in de lagune aanmeerde, in 1836, was er geen spoor meer van Alexander Hare en zijn harem die er door de troepen van John Clunies-Ross verdreven werden. Hare stierf in 1834 in onopgehelderde omstandigheden. De clan van Clunies-Ross beheerde het atol tot eind twintigste eeuw, een naar verluidt feodaal tijdperk dat ook nadat het atol midden vorige eeuw onder Australische voogdij kwam oogluikend toegelaten werd.
Tegenwoordig zou de Amerikaanse regering plannen hebben om van het atol een spionage-satteliet te maken. Er zijn plannen om er een legerbasis in te richten.

Op Google Earth duik ik naar het eiland, een geeuw in het turkooisblauw van de Indische Oceaan. Overal op het atol, dat uit vierentwintig eilandjes zou bestaan, kan je de oceaan horen, wat ook de auteur van Atlas der abgelegenen Inseln niet ontging hoewel zij het aan de geschiedenis van een ander atol toevoegde. In 1978 bevond ik me in de Rain Mountains ten westen van Mount Victory, ook een vulkaan, een met dennen begroeide kegel die zich hoog boven de kust van La Push verheft. Later las ik dat de witte haai net daar, vlak bij La Push, een broedzone heeft. De oceaan beukte over het smalle strand dat over een afstand van 40 kilometer met boomstronken en wrakhout bezaaid was. Wij waren er in september, die periode van het jaar dat de grizzly langs de kusten van Alaska en British Columbia naar het zuiden afzakt. Een kwart mijl van de kust vandaan konden we het beuken van de golven horen, het was overal. We sliepen op het strand. De volgende dagen trokken we door het woud op de meest westelijke flank van Mount Victory, die in 1980, twee jaar later, tot ontploffing kwam, een deel van de flank van de vulkaan spatte uit elkaar, lava verwoestte het gebied. Het was een lastige tocht, herinner ik me. We hadden alleen biokoeken en muësli bij, havervlokken waar we 's avonds op het strand een dikke brij mee kookten. Het regende. Modder droop van de berg. Halfnaakt stapten we door een ijskoud stroompje, Karel, die een goed zwemmer was, als eerste. Hij zwom van het strand van Ookanooga naar de andere oever en terug. Later ploeterden we tegen beboste rotshoogtes, we sliepen in een open blokhut, andere dieren zagen we niet, alleen een skunk en een aalscholver die onder de smurrie van een tanker zat.
Op South Keeling Islands, het begin negentiende eeuw onbewoonde atol in de Indische Oceaan, hebben ze nu, op West Island, een satteliet-basis. Tussen de kokospalmen is geasfalteerd terrein. Een tweevaksbaan verbindt het meest noordelijke en het meeste zuidelijke punt. Ergens halverwege wonen mensen. Industriële nederzettingen bevuilen het landschap.

dubbelganger

In El Gallego schenken ze zo royaal dat ik er met mijn dubbelganger en z'n verloofde eten kan en er ook dan nog ruim voldoende is om ook de hond te eten te geven.