zaterdag 10 mei 2014

nacht

Marina had migraine. Ze zat suf voor zich uit te staren. Haar moeder belde. Ik was net terug uit Brugge. Omdat er tussen Brugge en Gent richting Gent een onwezenlijk lange file stond, reed ik over Tielt. Dat was gisteren. In Deinze keek ik om naar een bordeel. In de vitrine stond een zwart meisje. Ze droeg een crêmekleurige short en het bijhorende hesje. Het bordeel zat tussen twee fabrieken geklemd. Hoe ongelukkig het meisje misschien ook was, omdat ze op elk moment met iemand te maken kon hebben die nog erger was dan wat ze een ogenblik eerder had meegemaakt, kwetsbaar zoals ze daar stond in een houding die me een of andere reden aan een schilderij van El Greco deed denken, aan Trimolin waar - toen het nog niet zo heette - tweehonderd zwarten stonden. Ook zij, herinner ik me in jaartallen als baksteen, hadden een muur ter linker- en een muur ter rechterzijde. Overal in het landschap staan de portretten van idioten die niet eens tot drie kunnen tellen. De vuilniszakken van het democratisch beginsel.
Marina vertelde me dat Katarina haar hele leven met migraine te kampen had gehad. Ze had twee werelden, een duistere kamer waarin ze zich terugtrok telkens ze migraine had, en de straten van Corinthe als het in haar hoofd weer wat lichter werd en ze alleen maar zin had om eindeloos lang van nacht naar dag te stappen.

Geen opmerkingen: