woensdag 22 oktober 2014

een reconstructie (vervolg)

(20) appelcompôte à la Nantaise

'Kijk naar de vormen die het leven aanneemt als het uit elkaar valt,' zegt een van de gedichten uit de bundel, en het gedicht dat eraan voorafgaat beschrijft wat ik doe. Poëzie, hoe duister ook, is altijd letterlijk. Is voor mij altijd letterlijk.
Ik ben de lezer, ik heb het voor het zeggen.'
(1)

Lorient

9 augustus. - Wie op dinsdag 9 augustus 1977 in Lorient centre een Bar Tabac betrad en zich er de dageditie van Peuple breton of Ouest-France aanschafte, blaadjes met een hoog blaségehalte net als alle regionale edities waar ook in Frankrijk, zal er ongetwijfeld een reportage over dé ster van le Morbihan aangetroffen hebben, Freddy Vivien, al of niet aan het stuur van z'n verrukkelijke Alfette, alsook enige mededelingen over de Junon, een in 1964 in Cherbourg te water gelaten onderzeeër die lange tijd Lorient als thuishaven had. Tijdens een testduik in 1965 liep het bijna fout af met het onderzeese paradepaardje van de Franse vloot, de schroef kwam vast te zitten, even zag het er naar uit dat de Junon eenzelfde lot beschoren was als de dode paraplu die Julio en Maga van het bruggetje boven een spoorlijn in de diepte wierpen, er kwamen diepzeeduikers aan te pas, maar nog datzelfde jaar, het jaar waarin Charles De Gaulle een verpletterende verkiezingsoverwinning behaald had, de Gaullisten triomfeerden, stevende de Junon op Martinique en Guadeloupe af en in de decennia die volgden zou de onderzeeër, die in 1995 op La Palma op een minder fortuinlijke manier in het nieuws kwam, overal ter wereld onder het wateroppervlak van de zeven wereldzeeën doorschuiven, net zo vaak in de Indische als in de Atlantische Oceaan en aan de Riviera telkens er in juli het feestelijke défilé was met exuberant vuurwerk boven de Croisette. Op dinsdag 9 augustus 1977 verliet de Junon Port-Louis en dook in de vaargeul van het vlak tegenover het zuidelijk van Lorient gelegen Larmor-Plage, bestemming onbekend. Er is weinig tot niets publiek van de route die de Junon gevolgd moet hebben en de plekken waar het vaartuig zich tussen 9 augustus 1977 en pakweg begin juni 1978 bevond.
Op dinsdag 9 augustus 1977 beland ik in Lorient. De eerste en enige indruk van het stadje is een kruispunt. Het is late namiddag, de temperatuur is verre van zomers maar onaangenaam is het evenmin. Enigszins ontgoocheld niettemin stel ik vast, terwijl ik aan de rand van de weg de routier doorneem, dat de jeugdherberg van Lorient zich niet in het stadscentrum bevindt, aan de buitenrand van het stadje evenmin, maar 10 kilometer zuidelijk. Larmor-Plage. Larmor-Plage is aan het Basse de Breton, zoals de Atlantische Oceaan daar op die plek genoemd wordt.
De afstand van het kruispunt in de noordwestelijke periferie van Lorient naar Larmor-Plage leg ik grotendeels te voet af, alleen met het laatste stuk, voorbij de Ter, smaak ik het genoegen om door een koppel opgepikt te worden dat net als ik voor die avond de jeugdherberg van Lorient als eindbestemming heeft. Ik stap door desolate buitenwijken en door industriële activiteit in een spooklandschap veranderd terrein. Het havengebied van Lorient is vlakbij. Aan het industriële vermaak van de soortgenoten heb ik een net zo radicale als nuchtere bloedhekel, in 1977 reeds met een voorgevoel dat het Westerse model catastrofaal is, zonder sympathie voor het Russische en het Chinese model, beide net zo catastrofaal industrieel en op winst berekend als het Westerse, en in elk geval toen zonder de conclusie dat dit industriële model alleen zonder parasitair-politieke tussenkomst doeltreffend bestreden kan worden. De politiek, dat veel te grote woord, is ten slotte niet meer dan een parasitair en corrupt glijmiddel voor nog grotere woeker. De economie heeft nobelprijswinnaars voortgebracht en moordenaars. Economische groei, dat verrukkelijke, tijdens elk journaal als een spartelende vis op tafel gegooide begrip, is iets waar alleen de sekten van Wall Street en aanverwanten belang bij hebben, een grotesk eufemisme voor winst en woeker.
In 1977 is er tussen Lorient en Larmor-Plage het havengebied, waar de Junon gemeerd lag. Die is eerder die dag, dinsdag 9 augustus, via het Basse de Breton in de grote oceaan verdwenen. De jeugdherberg, werkelijk helemaal aan het uiterste puntje van Larmor-Plage, biedt een op watersport toegespitste accomodatie. Aparte kamers hebben ze niet. De jeugdherberg is bovendien pas enkele maanden eerder in gebruik genomen. De keet glimt en glanst.

In de mij toegewezen kamer neem ik plaats op een brits onderin. Vlak bij het raam zitten twee meisjes. Het raam geeft uit op gazon en struikgewas. Ik ledig de inhoud van m'n schoudertas op het bed en maak voor zover mogelijk abstractie van het idee dat wat anders hoeft, hou mij gedurende enige tijd met de route bezig. Lorenz betreedt de kamer. Op weg naar Parijs is ook hij in Larmor-Plage gestrand nadat we twee dagen eerder in Dinard afscheid genomen hadden.

's Ochtends zit een van beide meisjes halfnaakt op het bed. Geschrokken kijkt ze naar het wakker worden. Ik sliep en haar blik verontrust me. Haar blik verontrust me des te meer omdat ze op een wel heel erg vijandige naar me omkijkt. Zonder houvast staar ik naar het deken en de vloer van de smalle kamer. Ik krabbel overeind, trotseer de blik van het meisje, stap naar de badkamer, neem een douche. Het verontrustende voorval houdt me bezig. Ik heb geen idee wat ik me er bij voor te stellen heb. In de kantine, waar ze het gebruikelijke Franse ontbijt serveren, stokbrood, croissants, marmelade, café au lait, ik herinner me ook nog een pingpongtafel en roestvrije kamerplanten, buig ik me over de landkaart en de zuidelijke kustlijn van Morbihan en kom hiermee ipso facto op Carnac en Quiberon uit. Een gedetailleerde kaart toont ook nog alles wat het resort biedt maar op het resort ben ik uitgekeken. Vanop de brits was het uitzicht tot gazon en wat struikgewas beperkt gebleven en het vermoeden dat het Basse de Breton vlakbij is.
Op het terrein aan de balie, ik heb de rugzak al omgegord, komt Lorenz achter me aan hollen. Hij heeft weet van iemand die ons naar de autosnelweg brengen wil. Improviseren dus maar. Met Lorenz mee de auto in en aan de noordoostelijke periferie van Lorient in de berm over een oprit naar de autosnelweg stappen. Struikjes, prikkeldraad, een appelboomgaard. De wachttijd begint.

appelcompôte

Freddy Vivien stuift in een rode Alfette over de autosnelweg richting Parijs waar de dame woont, een actrice, met wie hij verkering heeft.(2) In Hennebont, iets ten noorden van Lorient, was hij één jaar eerder geflitst aan de ook toen voor autoroutes ongewone snelheid van 212 km. Jean Rochefort in Fantôme de la liberté quoi. Voor Vivien valt het mee. Ze gooien het op een akkoordje.(3)
Lorenz en ik staan aan de rand van de autosnelweg, vlak bij een oprit. Die ter hoogte van Hennebont misschien. Auto's schieten langszij. Aan de binnenzijde van de oprit en de kromme, grazige berm is een appelboomgaard. Overal op het terrein vinden we appels, een enorme voorraad, die we naar de auto's mikken nadat duidelijk werd dat toch helemaal niemand van plan is om af te remmen. Apple! what a deep and suffussing brown mantles that unspoiled surface!(4) Zes uur later staan we er nog.

A la Nantaise

In een kleine, nette villa in een noordelijke buitenwijk van Nantes sta ik naakt voor de badkuip. Ik heb me uitgekleed en voel aan het water dat in een dikke geut uit de kraan in de badkuip gutst. Na een slopende dag aan de oprit van de autosnelweg ter hoogte van Lorient, waar we niet weg kwamen, pas tegen de avond aan kwam een auto de pechstrook opgereden, is het badkamermoment, waar we beiden naar uitgekeken hadden, een aangenaam surplus. Lorenz is in het benedenhuis. We hadden ons in de smalle kamer op het eerste geïnstalleerd, een kamer met twee eenpersoonsbedden die zich tegen de muur ter rechterzijde bevonden, het venster voorin gaf voorrang aan een desolate buitenwijk, toen de gastheer beleefd aanklopte en zei dat z'n echtgenote net die dag jarig was. Hij bood ons aan om de feestdis te vervoegen. De lange wachttijd aan de oprit had me uitgeput. Met niet altijd even trefzekere precisie hadden we de estafette van zonder remmen over de snelweg scherende bolides bekogeld, tot we het voor bekeken hielden. De grazige kromming en de boomgaard aan de oprit hadden de hele dag op zo'n manier gedomineerd dat de snelweg onbelangrijk geworden was. Dat uiteindelijk toch een auto op de pechstrook tot stilstand kwam, had ons ronduit verbijsterd. Lorenz neemt het bed vlak bij het raam, ik het bed naast de deurpost. Lorenz heeft er best zin in, ik niet. De party is op het gelijkvloers. Lorenz verdwijnt naar het gelijkvloers. Ik hou me gedurende enige tijd met de notities bezig, overweeg om een bad te nemen. De herrie in de huiskamer interesseert me niet. Ik inspecteer het venster. Desolate plek, wat ze daar hebben. In de badkamer sta ik naakt over de badkuip gebogen. Een dame betreedt de badkamer. Ze bespringt me. Ik duw haar af, protesteer. Fuck. Een ogenblik later is ze weg, de gang op. Ik inspecteer de badkamer, droog me af, loos de badkuip, kleed me aan en begeef me met een lichte vorm van tegenzin naar het gelijkvloers. In het salon gaat het van kwaad tot erger maar één iemand lijkt het allemaal best amusant te vinden. Lorenz.
Nu zou het best aardig zijn als Lorenz net als Ada in Ada or Ardor van Nabokov exact op dit moment digitaal aan komt sloffen - ik heb La salle de bain en van Topor een Bruna editie op tafel, naast de digitale schrijfmachine, ook Rayuela waarin ik net vandaag in de badkamer opnieuw hoofdstuk 73 las(5) - niet als het spookbeeld van die avond, Facebookfantoom evenmin want ik heb geen Facebook, zo komt ie er niet in, maar desalniettemin een digitaal Lorenzje, lorenz.k@hotmail.com bijvoorbeeld, de k van Kabrinowski, want jawel, zo heet ie, laten we aannemen dat dit door een ongehoord magnifieke juxtapositie van tegenstrijdigheden inderdaad de naam is, Lorenz Kabrinowski - tot midden jaren negentig heeft Kabrinowski, zoals hij zich sinds eind jaren tachtig laat noemen, zich op schilderkunst toegelegd, in 1995 is hij in Berlijn beland waar hij twaalf jaar later Markus Willeke ontmoet die hem over croxhapox vertelt en zo, zonder het door te hebben, is hij schrijver dezes op het spoor gekomen. Hevig aangegrepen door het werk van Mona Hatoum is hij sinds meer dan een decennium multidisiciplinair. Onze enige mogelijke waarheid, lees ik op bladzijde 361, moet verzinsel zijn, dat wil zeggen schriftuur, literatuur, peinture, sculptuur, agricultuur, alle turen van deze wereld. Net als Van(6) is Kabrinowski(7) overigens geen verzinsel maar de schroef, het speelgoedautootje. Cortazar die het over Morelli, Morelli die het over een Napolitaan heeft die. En als het niet gebeurt? Maar stel nu dat het toch gebeurt. In het desolate huis boven de klif staat toch weer de houten tafel die er stond, ondanks het feit dat ik me dat zelfs twintig jaar geleden niet herinneren kon, en van die avond in Nantes, hoewel we ons geen van beiden het huisnummer herinneren, wel de hagelwitte cupido op het gazon, herinnert Lorenz Kabrinowski zich alsof het gisteren gebeurd is dat de gastheer een blauw maatpak droeg. Dat noteer ik. Blauw maatpak. Ja, dat zie ik zo voor me: breed, lomp, een buikje, het blauwe maatpak. En de gastvrouw? Jarig. Leeftijd? Thirty six, bromt Lorenz. Hoe weet ie dat zo zeker. Wel, hij herinnert zich dat ze het daarover hadden, dat ze geboren was op de dag dat ze in Nantes Karl Hotz te grazen genomen hadden. Over één ding zijn we het eens, ze is vulgair, dronken, ze schreeuwt, we drinken champagne of schuimwijn, er komt rode wijn op tafel en zij, blond, kortgerokt, luidruchtig, gaat onder algehele bijval uit de kleren, ze kruipt op tafel, eikenhouten tafel, er wordt morsig gelachen, en nu ik het hierover heb: ik stond niet naakt voor de badkuip, daarop had ze niet eens gewacht, ik had misschien net m'n jeans uit, had het grijze hemd open gemaakt (er is een foto van dat grijze hemd), was net van plan om het uit te trekken en zij, dronken, sans gêne... Maar laten we nog wat feiten bijeen harken van wat een ogenblik later in de woonkamer gebeurt. Zodra ze vernemen dat ik belge ben, beginnen ze daar grapjes over te maken. Ze roken. De dames zijn niet bepaald ascetisch. Eikenhout domineert het interieur. Naast het televisietoestel de dageditie van Presse-Océan. Hallucinant behangpapier. Op een aantal punten nochtans, weet ik, is Kabrinowski het niet met me eens. De pierrot in de vergulde kader, vlak naast de keukendeur, valt niet te ontkennen. Maar het valt nog wel mee, vindt hij, met wat ik het zwakbegaafde inferno van een gedarmspoelde middenklasse noem. Politieke masturbatie, groepssex, mass rape, het lamme, hersenloze gezeik des petits cons, exact dat wat ik mij herinner, een hoogst irritant soireetje dat net voor ik de benen neem naar de logeerkamer opgevrolijkt wordt door een ongetwijfeld zinvolle maar niet al te geslaagde striptease van de jarige blondine, is wat Lorenz om een voor mij onbevattelijke reden eigenlijk best opwindend vindt. Ik trek me terug op het eerste, hij blijft in het salon. Ik ga voor het raampje staan, veeg het gordijn opzij en staar naar het wegdek en de huizen aan de overzijde, elk huis exact hetzelfde, ook overal exact hetzelfde gazon met de oprit afwisselend links- en rechts van de korte taxushaag. Een Atlantische storing hangt boven het stadje. In het benedenhuis is luid gelach.
Ik neem het schriftje, ga op bed liggen, en noteer, links onder het laatste fragment: woensdag 10 augustus - Nantes. Af en toe suist een auto over het natte wegdek.

weer wat later

Eind augustus 2013 ben ik opnieuw in Nantes. Ik vermijd de binnenstad. Ik kom van Saint-Nazaire, volg de linkeroever stroomopwaarts, ging in Vue en Brains even naar de kant van de weg en rij ten slotte via de zuidelijke lus van de ring om Nantes naar Les Vallées, een plekje aan de oostelijke rand van de agglomeratie, het schemerdonkert al, waar ik tien kilometer stroomopwaarts ter hoogte van Boire-Courant in een aan de linkeroever van de Loire gelegen restaurant tafel. Boven Nantes kleurt de avondhemel zalmroze. Potverdikke, bedenk ik, wat zou er met dat lompe stel gebeurd zijn. Ik kijk op van de visschotel, haal het notitieboekje van stal maar leg me dan toch eerst toe op het verrukkelijke vissenlijf, hier geserveerd met gebakken patat en een schraal kransje crudités. Als Lorenz, die het op een of andere manier ook wel weten kon, gelijk had en die in fallische context gaar gebakken reuzel inderdaad in 1941 geboren was... Of dit, vraagje, meer niet: hoe het met Lorenz zit. Iemand uit Graz, een vlotte jongen, je had 'm net zo goed Karz kunnen noemen of Heinz, en dan in Salzburg Heinz Kezupp tegen het lijf lopen aan de Oskar Kokoschka Sommerakademie nota bene twee jaar na het hier te boek gestelde gebrek aan feiten, iemand uit Graz dus van wie nu alleen nog wat verzinsels boven het drijfzand uitsteken. Lorenz? Heinz? Graz? In een oude notitie over het verloren reisboek lees ik het volgende:

volgens Winkler-Prins op anderhalve centimeter van Mont Saint-Michel, op twee millimeter van Saint-Malo (op nogal wat kaarten is een riviermond zelden breder), vormt zich een tijdelijk gezelschap. Het meest voor de hand liggende scenario: we ontmoeten elkaar in de kantine, tafelen. Lorenz /nu heet ie Lorenz/ een student uit Graz, Stewart /een globetrotter/ als ik me niet vergis baard bril pijp, en een plaatselijke courtisane. Van het tijdelijke reisgezelschap hou alleen ik reisnotities bij. Eerst had ik Lorenz leren kennen. We hebben het over Thomas Mann, over Hermann Hesse en David Hockney. Lorenz komt in gesprek met Stewart, die ons aan het meisje voorstelt. Laten we gemakshalve aannemen dat ze Gaëlle heet. ( )

Over het voorval in de jeugdherberg van Lorient:

Die nacht heb ik een nare droom. Ik schrik wakker, zwetend. Eén van de meisjes bejegent me met een nare, vijandige blik.

Over Nantes:

Het wandpapier is hallucinant. Boven het bed is het gelige licht van een leeslamp. Vooraan is er het uitzicht op een troosteloze buitenwijk.

Met Lorenz H. Kezupp is het afgelopen. Ik neem afscheid van Kabrinowski, die eigenlijk Karz heet en in Bratislava op een late ochtend Krisztof Denek ontmoeten zou die zich, wat ik niet eens wist, op 21-jarige leeftijd aan een vertaling van De hand die in een hond veranderde gewaagd had, of andersom misschien, omdat van net dat gedicht van Nikifor Poljotkin duizendéén versies bestaan.
- Well, you get south as fast as you can get and I go to Paris, grijnst Kabrinowski. Gebeurt afscheid nemen, onder welke omstandigheden ook, niet altijd op een of andere manier op dezelfde manier? Deze gedachte verwerp ik als romantisch. Integendeel, wel steeds eenzelfde manier maar nooit dezelfde.

(1) Cees Nooteboom, 's Nachts komen de vossen, blz. 73; De Bezige Bij, 2013.
(2) était plutôt beau gosse - pas très grand - 1,76m - adepte de la musculation - cheveux châtain clair, presque blonds, coiffés à la mode des années soixante-dix - c'est à dire sensiblement plus longs qu'aujourd'hui - le visage un peu rond - toujours calme, presque lympathique... Voir: Circuitmodel, fictions et infos dans l'univers de David Sarel, pilote automobile. Date: 01/09/2014. Article: Ma primière fan.
(3) Op. cit. Les gendarmes: Bonjour monsieur Vivien, vous roulez quand même un peu vite. Si vous nous faites des autographes pour nos enfants nous oublierons le PV. In hetzelfde artikel geeft Vivien ook nog mee dat hij verre van ongeletterd was. Hij las de plaatselijke magazines, uiteraard, en hield vooral van detectives genre Les enquêtes de Sherlock Holmes.
(4) William Carlos Williams, Even dit, blz. 60; Meulenhoff 2006.
(5) Jean-Philippe Toussaint, La salle de bain; Les éditions de minuit, 1985. Roland Topor, Verhalen en tekeningen; A. W. Bruna & zoon, 1968. Julio Cortazar, Rayuela: een hinkelspel; Meulenhoff 1973/1987, blz. 361: Hoe vaak vraag ik me af of dit enkel schrijven is, in een tijd waarin we op bedrog afhollen te midden van onfeilbare vergelijkingen en conformismemachines.
(6) Van. Protagonist van Ada or Ardor van Vladimir Nabokov.
(7) Kabrinowski. Derrière la porte, Kabrinowski dit d'une voix grave qu'il attendait la peinture depuis ce matin; il parla d'une journée de perdue, d'incohérence. Tout naturellement, Edmondsson, qui riait toujours, ouvrit la porte ( ). La salle de bain, p. 17.

Geen opmerkingen: