woensdag 8 juli 2015

Kolbeinsey

Het spoelvlak van een lepel die sinds ongeveer vijfhonderdduizend jaar op 110 kilometer van Ijsland boven de poolzee uitsteekt.
Het eiland zou alsmaar kleiner worden en geen hond die weet waaraan het dat te danken heeft. Aan erosie naar verluidt.
Tweeduizenddriehonderd stappen nam het ooit, van zuid naar noord en van noord naar zuid. Boulevards en straten had het niet, geen plein met lui die over een brede tree naar een klein museum stappen.
Ooit was het best groot, zo groot dat niemand wist waar het begon en of het misschien nog groter worden zou, groter dan wat zich buiten het heelal bevindt.
Te verwaarlozen, kleine, dichterlijke uitspatting: op het platform, tijdens een vrome nacht aan het eiland toegevoegd, zou net een terreinwagen kunnen, of een olifant.
Net voldoende groot is het om van zeven mogendheden, acht desnoods, één afgezant aan een ronde tafel plaats te laten nemen, met televisieploegen die het onderhoud vanuit een helikopter filmen.
Hier ongetwijfeld wordt unaniem over het voor en tegen van begin en eind beslist.
Een ronde toren had gekund, een kleine kamer, geen luxe-flat, met één stoel en een plank voor alle exemplaren van de zestiende editie van Querido van Kaas.
Of, meer recent, op de plek waar Sigmundsson verdronk, een landingsplaats.

Geen opmerkingen: