dinsdag 25 augustus 2015

dinsdag 25 augustus

Le vingt et unième d'août de l'an 1939, à bord du Chrobry, j'accostai à Buenos Aires. Deze zin, de tweede zin van Trans-Atlantyk, na een zin die meer dan de helft van de drieëntwintigste bladzijde neemt, de eerste bladzijde na het lange voorwoord, las ik vier dagen geleden, op vrijdag 21 augustus 2015, exact 76 jaar nadat Witold Gombrowicz, die Trans-Atlantyk pas na de oorlog schrijven zou, in Buenos Aires belandt. Eén dag later ben ik op bladzijde 32, waar ik het woord tintamarre aantref: Tintamarre, klaxons, hurlements, et l'affreuse humidité de l'air - wat ik ongeveer een maand geleden in een van de eilandboeken van Boudewijn Büch voor het eerst aangetroffen had.

Ik lees zelden in één boek, al zijn er uitzonderingen op die regel, een regel die overigens net zo goed omgekeerd zou kunnen worden: als een boek me bij de keel grijpt, laat ik geen andere boeken toe. Dan lees ik met dagelijkse regelmaat in dat ene boek tot ik het uit heb. Andere boeken hebben dan hoogstens de rol van figurant, oude knarren die in het achterafkamertje aan een soms ronde, een soms rechthoekige tafel zitten, drinken en roken, poker spelen, dobbelen, na het dobbelen opnieuw een kaartje gooien of zich in de kamer op het eerste aan een partij carambole wagen en rustig, bedaard, kletsen, soms over de boeken die ze hadden willen schrijven, waar ze geen tijd voor hadden, vaak uitglijden over een of andere whiskey, ook het omber van oude Porto bevalt hen en de gradaties van dronkenschap die je bereiken kan door, als ze op gegeven ogenblik toch weer voor een blocnote of de schrijfmachine zitten, zonder e te schrijven, of een augmentation of het tegendeel ervan uit te voeren. Vaak wordt over het wijfjesdier uitgewijd op een manier die slechts bij ingewijden als fatsoenlijk bekendstaat.
Dat was zo met Der Mann Ohne Eigenschaften. Aan het eerste deel, en die magnifieke eerste zin, begon ik in 1987. Het nam een jaar voor ik de laatste bladzijde van het derde deel bereikt had en traag wegzakte in het besef dat het afgelopen was. Met elke laatste bladzijde is het afgelopen. Leegte openbaart zich niet alleen in zijn meest specifieke maar ook in zijn meest unieke vorm, het is afgelopen. Nooit zal ik het boek lezen als tijdens z'n eerste vorm, en vaak blijft het bij die eerste vorm omdat er zo veel te lezen is dat ik zelden naar een reeds gelezen boek grijp. Der Mann Ohne las ik in een Engelse vertaling. Die driedelige vertaling nogmaals doornemen zou, besef ik, teveel tijd nemen. Net Musil neemt het me niet kwalijk natuurlijk dat hij in de rookkamer naast Dostojewski, Nabokov en Joyce belandt, dat Duras en Perec mee inschuiven in het salon, dat ik me inlaat met Echenoz en Woolf, dat Borges en Cortazar mee aanschuiven en dat ook Miller zich vrolijk maakt.

In periodes zonder zo'n boek lees ik lukraak tien tot twintig boeken, vaak meer, boeken die me bevloeien en fascineren maar waarin ik tegelijk zonder met alles tot de vloer gelijkmakende leesdrift doordring. Met Michaux heb ik zo'n affaire gehad. Ecuador, een jeugdwerk, las ik in één ruk uit, de andere werken treuzelen. Met Gombrowicz heb ik zo'n affaire, met Ramos, met Duras en Pasolini en met tal van andere schrijvers. Ik wandel over de bladzijden, laat me makkelijk afleiden door andere bladzijden. Modiano komt aanstappen, Charms duikt op uit een struikje, van Cortazar bonkt opeens een hoeveelheid kortverhalen op het tafelblad die ik niet verwerken kan en die me door de treurige vertaling overigens amper interesseren. En dan springt Nescio in de troep, zwemt naar het zootje.

Ach, laten we het maar eenvoudig houden. Vandaag breken we het barmeubel tot de grond af en als dat gebeurd is, drinken we een biertje.

Geen opmerkingen: