donderdag 17 september 2015

Robberechts #1

In de voorkamer die uitziet op de Palmerstonlaan staat de tv zacht aan. Een kroesharige man zit de films voor te stellen die deze week uitkomen, hij heeft iets van een dromedaris. Een bank van zwarte stof die schuin naar de tv en de gaskachel onder de marmeren schouw is gekeerd, verdeelt de kamer ongeveer diagonaal in twee. Er ligt een tapijt voor de bank, maar overigens is de bleke, geboende plankenvloer bloot. De tv staat op de grond in de hoek rechts van het rechter raam, met een witte zitzak ervoor. Aan de andere kant van de kamer, links van een deur die wellicht naar een keukentje leidt, vormt een ronde tafel van zwart gevernist hout met drie stoelen een eethoek.
Daniël Robberechts, TOXT, blz. 152; Kritak 1994

Er is wellicht geen werk dat La vie mode d'emploi meer benadert dan Toxt, het nagelaten werk van Daniël Robberechts, waaraan hij in 1977 begon te schrijven, na Praag schrijven en Verwoordingen. Uit de bibliografie valt af te leiden dat hij op dat moment met nog een aantal projecten bezig is. In Espèces d'espaces, gepubliceerd in 1974, verwijst Perec naar de mogelijkheid om een roman te schrijven waarbij de gebeurtenissen en geschiedenissen door ruimtes, plekken en voorwerpen bepaald en gestuurd worden, wat uiteindelijk het meesterlijk gecomponeerde La vie mode d'emploi worden zou. Ik heb niet de ambitie om de biograaf van Daniël Robberechts te worden,(1) maar stel mij niettemin ter beschikking voor wat een kleine, wat een uiterst geringe bijdrage genoemd zou kunnen worden, het idee, om te beginnen, dat Robberechts ongetwijfeld over een exemplaar van het in 1974 door Editions Galilée gepubliceerde Espèces d'espaces beschikte, en dat net hij, die sinds Tegen het personage, gepubliceerd in 1968, vergelijkbare procedures uitgeprobeerd had, wat culmineerde in Aankomen in Avignon en Praag schrijven, op een wel heel bijzondere manier interesse voor net die publicatie van Perec gehad moet hebben.
Het meest opmerkelijke van Toxt is dat het ogenschijnlijk amper autobiografisch is.

In 1992, enkele maanden voor zijn dood, had ik geprobeerd om met Robberechts in contact te komen, wat niet eens van een leien dakje liep omdat zo'n dakje er niet was. Het bleek volstrekt onmogelijk om de auteur om wat voor reden ook met zelfs maar het begin van wat voor idee ook lastig te vallen. Ik heb toen, eind februari 1992, de zo vaak in de autobiografische geschriften opduikende echtgenote aan de lijn gehad en een stem die me verraste omdat het timbre meer afstand tot Vladivostok leek te nemen dan wat ik toen voor mogelijk hield. Robberechts had me verrast met een vrije bijdrage die eind februari 1992 in De Morgen gepubliceerd werd, toen het tot drek verpauperde dagbladverschijnsel af en toe een toch nog enigszins als zodanig te lezen en te waarderen bijdrage bood. Misschien is net die tekst van Robberechts, misschien zijn laatste publieke commentaar, niet de eerste maar wel de laatste van die orde, de enige tekst, sinds ik me had toegelegd op het dagelijks doornemen van het dagbladverschijnsel, met een kop koffie, die me betekenisvol voorkwam. Na de dood van Robberechts zou alleen nog drek gepubliceerd worden.

Niet heel erg veel mensen liggen wakker van het oeuvre van Robberechts. Ook bij ingewijden staat hij bekend als moeilijk en elitair, als auteur van een zwaar gesubsidieerd oeuvre dat intussen door bijna niemand gelezen wordt. Midden jaren tachtig zetelde Robberechts in de redactie van Heibel en kon er desbetreffend een oordeel vellen over wat hij belangrijk vond. Misschien is geen schrijver zo totaal mislukt. Aan de canon beantwoordde hij niet. Eigenlijk schreef hij alleen moeilijke, onleesbare dingen. Hij was bovendien in het Frans opgevoed, schreef een onwennig Nederlands en vond dat schrijvers niet in praatprogramma's thuishoorden. Persoonlijk vind ik net zijn onwennigheid, wat het oeuvre van Robberechts kenmerkt, interessanter dan het gladde geschrijf van de centen en wat met bijdehandse literatuur te verdienen is.

(1) Is er een biografie? en zo dit niet het geval zou blijken te zijn, hoort daar niet met hoogdringendheid werk van gemaakt te worden? Robberechts mag dan wel een bijzonder taaie auteur zijn, net hierdoor is hij overigens ook een van de interessantste die de Nederlandse taal heeft voortgebracht, ondanks het feit dat het Frans van zijn jeugdjaren de grammaticale structuur van zijn zonder uitzondering in het Nederlands geschreven werk zwaar beïnvloedde, hij is misschien ook net die ene auteur die niet aan de canon beantwoordt en zich tot kort voor z'n dood tegen de vervlakking en volksverlakkerij van cultuur en media bleef verzetten.

Geen opmerkingen: