dinsdag 24 november 2015

tafel #7

Veel van de bedrijvigheden in het lokaal zijn te herleiden tot wat zich op het tafelblad bevindt. Wie op het zwarte fauteuil plaatsneemt, dat aan een van de lange zijden van de rode tafel opgesteld staat, heeft iets ter linkerzijde een opeenstapeling van drie borden voor zich, wat niet betekent dat hij of zij eerst de opeengestapelde borden bekijkt of tout court bekijkt wat zich op tafel bevindt, net omdat veel van wat zich op het rode tafelvlak bevindt er veeleer toevallig terechtkwam, niet zelden na op een al of niet elementaire manier het onderdeel van een handeling, van een ritueel of van een nutsactiviteit geweest te zijn en er net zo vaak volstrekt achteloos gedeponeerd, in sommige gevallen in de steek gelaten of na de handeling of een reeks van handelingen over het hoofd gezien, in weer andere gevallen op meestal weinig opvallende manier in zo'n handeling betrokken.
Het onderste bord heeft een grotere diameter dan de borden die op het bord terechtkwamen, en op het bovenste staan twee kopjes van een soort die normaal gesproken voor expresso gebruikt wordt. Aan de rode tafel werd thee gedronken. Zo meteen kom ik tot de vaststelling dat minstens één iemand koffie gedronken moet hebben, wat ik vastgesteld had kunnen hebben als ik eerst rechtsop gekeken had. In het verst van de tafelrand verwijderde kopje leunt een thee- of koffielepel tegen de binnenrand. Tussen beide kopjes kwam een transparant deksel vast te zitten, het deksel van een bakje dat donkerrode kalamata olijven bevat zou kunnen hebben, tarwe- of daikonkiemen of in olijfolie gemarineerde ansjovis. Van het bakje is geen spoor, van de inhoud evenmin.
Wat verder van de tafelrand vandaan, op een plek die desgewenst als zich ter linkerzijde van het centrum van het tafelblad bevindend gedefinieerd zou kunnen worden, staat een diep bord dat het restant van een druiventros bevat. Op twaalf druiven na, van een gek genoeg ondefinieerbare kleur, is de tros kaalgeplukt.
Ter linkerzijde van het hierboven beschrevene - de kopjes, het transparante deksel, de borden, de kaal geplukte druiventros - bevindt zich de papierstapel die er ook gisteren al lag, waarover intussen in kwistige lussen de witte bekabeling van de batterij-oplader van een laptop slingert en een blauw kabeltje met een lengte van ongeveer 50cm dat in een dubbele, opwaartse krul bovenop de witte bekabeling ligt.
Naast de papierstapel staat een transparante koffiepot met een bodem doorzichtige koffie. Over die slappe koffie zei Melissa dat ze tot de conclusie gekomen waren dat het koffiezetapparaat het niet deed.
De hoek achterin, ter linkerzijde: een blauwgestreept etui met groene rits, een dubbelgevouwen exemplaar van wat de wijkkrant zou kunnen zijn, een kopje, naast een 50cl fles plat water de bruine leesbril van Lore, een kleine en dikke agenda waarvan de zwarte cover aan de randen een opwaartse krul vertoont, het mobieltje van Lore en een autosleutel. Tussen het flesje en de loeidikke agenda zou zich ook nog een voorraad USB-sticks bevinden.
De blik draait rechtsop. Aan de verre rand van de rode tafel is nog een batterij-oplader, opnieuw van een Mac. Een vierdubbel gevouwen groenturkoois A4tje - een kleur die ik met volières associeer - en een zwart etui kwamen er pal naast een dikke sleutelbos terecht. De sleutelbos zou van Lore zijn. Naast de sleutelbos een blauwe balpen.
De blik draait rechtsop, volgt de rand van het tafelblad en belandt bij het object dat ik veel eerder al had opgemerkt, Ik had een strohoed en een wandelstok, een door de Bezige Bij uitgegeven volume, proza van Jan Arends met je denkt en je hebt dorst als laatste zin, of, bij uitbreiding: Hoe is het mogelijk dat iemand waar je zoveel mee gehad hebt je twee sigaretten schuldig blijft als je die het meeste nodig hebt. Je denkt en je hebt dorst. Wat op bladzijde 74 staat.

Ik sla het boek open en lees de eerste zin: Ik was in 1920.

Ik was in 1920. Dus nog voor ik geboren was. Maar moest ik journalist worden? Dat heeft ze nooit gezegd.

Jan Arends en z'n moeder, wat uit het verdere verloop van de tekst blijkt.

Naast die eerste of tweede editie van Ik had een strohoed en een wandelstok, de eerste werd in 1974 uitgegeven, in 1976 volgde een tweede editie en reeds in 1973 was er een derde editie geweest, kwam een kleine, dunne, witte prop te liggen, niet groter dan een duim, en het pakje Luckies tabak dat, met het kopje koffie, net zo goed dat van de auteur van Ik had een strohoed geweest had kunnen zijn.

Salie thee, een gsm van NOKIA, een laptop, die van Joris De Rycke, het lege glas en het glas vol en in nog een glas, wat koffie had, een lepeltje.
Naast het kopje ligt een blauwe aansteker.
'En ik weet trouwens van wie hij is,' vult Joris aan. Waarmee hij de gsm bedoelt.

Geen opmerkingen: