donderdag 21 januari 2016

woensdag 20 januari

Transcriptie van Monday 20 January, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 354, JANUARY 1941.

Om kort te gaan, nuchter bekeken, elke ochtend biedt dezelfde troep. Ik lig naar het plafond te kijken. Buiten is het blauwe geluid van iemand die met na verloop van tijd verbijsterende regelmaat op een stuk hout timmert, op een paal, op een stok of op iets dergelijks. Tot ik, na het geluid gedurende enige tijd min of meer aandachtig beluisterd te hebben, tot de conclusie kom dat een van de aanwonenden met z'n houtvoorraad bezig is, dezelfde klerelijer godverdomd die jaarlijks twee keer de hoog boven het wegdek uittorende taxushaag die zijn bescheiden villa van de buitenwereld afschermt toetakelt door iemand van een hierin gespecialiseerde firma met een elektrische zaagmachine op het ding los te laten. Het blauwe geluid is een sympathiek geluid. De eigenaar van de met een metershoge, loodrechte taxushaag ommuurde villa beschikt over goed gereedschap, één tik volstaat om het hout te klieven. Bijna achteloos, zo stel ik het me voor, plukt hij een stuk uit de houtvoorraad, die zich ter linkerzijde vlak naast hem bevindt, plaatst het stuk op het kaphout, zoals vader deed, en dan heft hij de rechterarm voldoende hoog om de neerwaartse slagbeweging, zonder hierover na te denken, geoefend, met één tik het gewicht te geven dat nodig is om het hout in één keer te klieven, waarna hij meteen nog een stuk neemt, en dan nog een en nog een en nog een en ze zonder ook maar één hapering een voor een klieft, net zo accuraat als de handen die weten hoe een Mozartsonate moet. In een damp van groezelig licht kruip ik uit bed, nadat ik gisteren kort wat tijd doorgebracht had in het stadscentrum, in de Oude Houtlei een parkeerplaats gevonden had, eerst bij iemand langsging om het meest recente schilderwerk te bekijken, dan een boekweitpannenkoek met kaas, ei en mosterd te verorberen en een ogenblik later in een rayon met autobiografische literatuur een exemplaar van De stemmenimitator van Thomas Bernhard aan te treffen, de Arbeidersperseditie uit 1981, en van Stefan Zweig twee door Belfond uitgegeven volumes. En dan was er natuurlijk ook nog Devi, die hoog aangeschreven staat in de zaak waar ze tegenwoordig werkt, en in de boekenwinkel iemand die net voor me aan de kassa stond en nooit eerder een boek gekocht had, hij leek niet te weten hoe het moest, hij had net zo goed 250g filet americain of Poolse lookworst besteld kunnen hebben en had vervolgens van de cassière vernomen dat ze van de Poolse lookworst alleen in het Luikse filiaal nog één exemplaar hadden. Wat natuurlijk net zo goed verbaast, is dat de werkzaamheden in de Sint-Denijslaan, die naar verluidt hoogstens tot begin november zouden nemen, nog altijd niet een stadium hebben met een ander dan het huidige perspectief, dat van eindeloos aanmodderend geploeter. Ik verzamelde wat dingen in een plastiekzak, reed naar het woonerf, waar me op Elly na geen enkele verrassing wachtte. Met Elly kwam het op het Malem-project, wat ik nu in z'n volle omvang voor me had. In bioplanet hield Ella zich met een ander nummer bezig. Elly had me over het woonproject verteld waar ze midden jaren tachtig Antichambre hadden gehad. Ik reed om de Watersportbaan heen en weer een ogenblik later was ik in de keuken met tuinbonen bezig, met ui en look en nootmuskaat. Met de pan op het kookfornuis nam ik wat tijd voor Bernhard en Miller en de eerstvolgende performance van Thomas Tajo, die me bijzonder gedetailleerd beschreven had hoe hij het zag. En dan was er natuurlijk ook nog Zweig, die als altijd bijzonder hoffelijk afscheid nam.

Geen opmerkingen: