woensdag 9 maart 2016

dinsdag 8 maart

Transcriptie van Saturday 8 March, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 357-358, MARCH 1941.

Charms zit onder het fauteuil waarop hij naar achter ging. Koek staat op het dak. Twee zinnen waarmee het ogenschijnlijk makkelijk tot een ieuwe. Omdat de n het niet doet, alleen omdat de n het niet doet, staat er ieuwe. Ieuwe woordenbrij. Onlangs hadden we het over Poljotkin. We hadden het niet alleen over Poljotkin, we hadden het ook over Charms, wat voldoende reden was om Nikifor Poljotkin te berde brengen, zonder de overweging bovendien dat Poljotkin en Charms als Gogol en Poesjkin over elkaar hadden te struikelen, O! help! Poljotkin weer! Charmante gemeenplaatsen. Krabbelt Poljotkin overeind, hobbelt wat in het rond, struikelt. Verdomme, toch niet over Charms. Maar, over wie anders. Die lieve, stokoude mijnheer Charms die op pantoffels aan komt sloffen, en wat een herrie daar op het dak, net toen hij bijna aan een tweede poging tot een syllabische vertaling van het derde sonnet van Shakespeare begonnen was.
Met Charms ligt onder hadden we een metoniem gehad. En die n godverdomme. Een of andere malloot schreef een roman, zat later achterin het zaaltje krom als een roeste spijker met een half oor naar de stappen op het dak te luisteren. Koek die door de gier en de modder op het dak baggerde. In Brighton, maar, Mevrouw. Waarvan ik de n maar liefst drie keer aan te tikken heb. Omdat ik telkens weer op Brighton bots. Zou iemand ooit de zin Bach bevalt me wel uitgesproken hebben? Op een gemeenplaats als Alles goed? nee antwoorden. Nikifor Poljotkin die toen hij De hand die in hond veranderde aan het zetten was over niet één o beschikte. Onlangs is van net dit gedicht van Poljotkin, vertel ik, een vertaling opgedoken. We zitten aan de rode tafel. In de gang heb ik in gaten gepeuterd. Kapitein Zwork hield zich bezig met een werk van Allora & Calzadilla. Toen Koek eindelijk weer op begane grond stond (en met scheel ooguitwerpsel naar de gaten keek die ik gemaakt had), toen we op het tijdstip van een alleen om die reden vermelde plek door de ruit van het tijdstip sprongen, een Atlantische storing sproeide over het dak, dagbladuitwerpselen op het dak, en omdat we sinds minstens begin vorige eeuw toch al niet wisten wat het roeren in drek geven kon, besloten we om het gepoker van stal te halen, wat met een grote straat begon. En het slakkenhuis. En de rode tong, een half uur later, de rode tong van een lakei.

Geen opmerkingen: