maandag 26 september 2016

maandag 26 september

Pissen. Eerst opstaan natuurlijk, als een blote hond uit bed kruipen, de dag begroeten, haw haw haw, buiten is de gebruikelijke fuzz, het geratel van een trein, kinderstemmen, het vrolijke geroezemoes van de autoweg, haw haw haw, grrr. Eerst opstaan, zoals ik zei, log door de kamer stappen, wham, de slaapkamerdeur openen, het zonlicht doen ze een andere keer, voorbij de mailart room naar de bovenverdieping stappen waar een wc-pot is, op de bril plaatsnemen, een brabaçonne pissen. Na de ochtendgymastiek, vroeger hadden ze daar op de radio een programma voor, whap whap whap, wachten met aankleden tot ik daar zin in heb. Toen ze Marilyn Monroe op een keer vroegen wat ze aan had, antwoordde ze: I have the radio on. Om te beginnen een douche, waarvoor ik me eerst aan te kleden heb. Dan de scheerbeurt, hydraterende zalfjes, een body lotion en nog wat dingen. In de keuken nagaan of ik de muizenplaag onder controle heb. De tuindeur openen en de eerste sporen aanschouwen van wat wel eens een heel erg natte herfst worden kan. Dan de spray van Kenzo. Beslissen of ik het fototoestel meeneem of niet. Controleren of ik iets over het hoofd zie, de voordeur sluiten, heel even de verdorde rozelaar bekijken. Wat erg. Een prachtige rozelaar was het met witroze, dikke rozen, tot iemand, dat chagrijn van huisnummer 178 natuurlijk, de plant met azijn of benzine bewerkte. Het spoor van vernieling beperkt zich overigens niet tot de rozelaar. Ik stap naar de auto. Aan de Lousbergmarkt is parkeerplaats. Ik stap uit, wandel naar de markt, bestel een latte, de jongedame die de bestelling neemt had ik niet meteen herkend. Laura zegt ze. We hebben het over Het Landhuis. Het Landhuis is er nog. Ze coördineert de activiteiten van Het Landhuis, zegt ze. Ik kom er niet zo vaak meer tegenwoordig, zeg ik. Ik bestel een broodje met brie en honing, de latte gaat met rijstmelk, en neem een krant door. Daniëlle is er niet. Philippe en Stijn ontfermen zich over de kaashandel. Van de Lousbergmarkt gaat het naar het woonerf. Ik neem de inbox door, beantwoordt zo goed als alles, grijp in waar nodig. Dan gaat het naar de Veeartsenijschool. Onderweg ontmoet ik Edwin. Ik klop bij Ivan aan. Geen teken van leven. Dan naar de Coupure. Ik heb een sleutel. Lore is er ook. Met Arnaud hebben we het over de plannen met het Blanco project op 23 oktober, over rauwe omber en kobalt blauw, over het bronmateriaal en wat hij met de foto's doet, de hutten die hij schilderde, Heidegger, de UNAbomber, Lina Bobardi, Hopper, Spilliaert. Hopper en Spilliaert maken deel uit van het bronmateriaal. Heb je Walden gelezen, vraagt Lore, en of hij zich altijd aan de foto houdt. Schwitters in een roeiboot. Het gesprek komt op de spanning tussen de verf en het fotografische beeld. Later ga ik bij Samira langs die haar werkplaats op het gelijkvloers heeft. Na een uur of zo, waarbij het tot een aantal interessante bevindingen kwam, beseft Samira dat ze haar zoontje op te pikken heeft en ik heb honger. Twee koffies en een broodje, meer had het niet. Ik fiets naar de Volderstraat, naar een keet waar ik sinds jaren vaker tafel, bestel de boekweitpannekoek met kaas en ei, en kom na een korte steekproef tot de bevinding dat ik hoogstens 1% van alle personen die aan het terras passeren ken. Het neemt vijf minuten. Exact tweehonderd personen kruis ik aan en van die tweehonderd ken ik er twee. Aan de overzijde van het straatdek is een boekwinkel. Ik schaf me Seks bestond niet in de Sovjet-Unie van Wladimir Kaminer aan, The Skating Rink van Roberto Bolano en Het einde van mensen in 1967 van Herman Brusselmans met Het was toeval dat in de eerste week van maart 1967 niet één maar twee van de drie café's in de Pilaarstraat in Lensbeke hun deuren sloten als eerste zin. Van Brusselmans heb ik schanddalig genoeg alleen dit ene boek gelezen. The first time I saw him, zo begint The Skating Rink, it was in the Calle Bucareli, in Mexico City, that is, back in the vague shifty territory of our adolescence, the province of hardened poets, on a night of heavy fog, which slowed the traffic and prompted conversations about that odd phenomenon, so rare in Mexico at night, at least as far as I can remember. Ik open het notitieboekje. Gaargekookte hersenen, schrijf ik, wat Brusselmans noch Bolano me ingeven. Alleen Richter, schrijf ik, slaagt er in, Hopper ook, Tuymans ook, in z'n vroege werk, om je te doen vergeten dat het om een foto gaat. Zo goed als alle andere schilders die naar een foto schilderen lukt het helemaal nooit om uit te wissen dat het om een foto gaat.

Geen opmerkingen: