zondag 30 oktober 2016

stats

Natuurlijk had ik me er niet aan verwacht, of wat dacht je. Dat in Parijs opeens vijfhonderd intellectuele nazaten van Lacan, Barthes en Derrida mijn blog zouden zitten lezen. Dat ze Nederlands begrijpen en wel zo deskundig dat ze op een apenstokje de soms ingewikkelde, en nog ingewikkelder, de net zo vaak onnozele capriolen moeiteloos weten te ontcijferen - en wanneer, want is dat geen goeie vraag zeg, godverdomme is dat een goeie vraag zeg, wanneer, inderdaad, kom, vooruit, geef toe, wanneer als ik zo vrij mag zijn u hiermee lastig te vallen, wanneer, op welk moment van hun zo al drukke bestaan hadden ze daar tijd voor vrijgemaakt kunnen hebben. Om woord voor woord, met komma's en punten op plekken waar een mierenneuker gek van wordt, om zin voor zin met de delicate, met de net zo goed bedroevend simpele maar net hierdoor niet minder ingewikkelde betekenis, om het maar te zeggen zoals het is, want ik heb makkelijk praten, om tijd te nemen voor de prullewieten van een halfgare en bovendien volstrekt onbekende pennenlikker, om na het raadplegen van vijftig woordenboeken en met een glas cognac aan de lippen en ook steeds een wesp die de genotzuchtige aanblik van het goudgele vocht verstoort, om zich kortom niet als een vraatzuchtige idioot op mijn schrijfsels te werpen maar het met het zedelijke intellect van een postmoderne cherubijn woord voor woord in zich op te nemen en met die drab alsnog een spoor van verfijning te proeven, een toets van, iets waarvoor ze de dagen eerder al door de plankenvloer gezakte agenda graag opzij schuiven, het afspraakje met de museumdirecteur verplaatsen en alsnog verzaken aan het weliswaar niet belangrijke maar aanvankelijk toch als absoluut noodzakelijk ingeschatte interview. Waar in Frankrijk zou zich de idioot bevinden die zich hiermee bezighoudt, met het lezen van mijn stukjes als hij zoveel andere, meer fortuinlijke dingen had kunnen doen.
Een maand geleden viel me opeens op, toen ik de statistieken aanklikte, wat ik geloof ik sinds eind 2015 niet meer gedaan had, dat het sinds jaren gebruikelijke debiet een onverklaarbaar hoge vlucht genomen had. Eerst had het ding best wel wat lezers gehad. Een vijftigtal, geloof ik. Als het meezat en ik over de tieten van een of andere prime time diva schreef, dan schoot het lezersbereik genadeloos hard met een ruk de hoogte in. Als auteur wil je gelezen worden en dus bezondigde ik me ook wel aan dit soort dingen. Toen ik op een zomeravond in Frankrijk - een prachtige avond met een Banyuls die zo'n verrukkelijk aroma had dat ik alleen al van de geur dronken werd - iets van Dawkins inbracht, nadat de gastvrouw me The God Delusion had aangereikt, had het lezersbereik nog diezelfde avond, terwijl ik argeloos naar een vlieg zat te kijken, een piek van meer dan duizend pageviews. Maar liefst duizend personen hadden in no time het stukkie aangeklikt in de veronderstelling dat de auteur iets verhelderends over de materie geschreven had. Dat had gekund, maar de Banyuls zat tegen en het feit dat ik net die avond een verrukkelijke pesto gepresteerd had met pijnboompitten die Siel op het fort bijeenzocht, en dat we als gebruikelijk zo van de Banyuls, van het panorama met de Canigou voorin en van de niet voor iedereen gelijklopende sensaties genoten hadden dat zelfs The God Delusion amper meer was dan een schim.

Na de publicatie van Anoniem eerste helft 21ste eeuw viel het opeens tegen met de pageviews. Het had opeens een gemiddelde van amper twintig, meer niet.
Hiertegenover staat dat ik schrijf om te schrijven, niet om door een hoger gemiddelde dan één lezer gelezen te worden. Een brief communiceer je niet aan honderd mensen maar aan die ene persoon. Wat ik te vertellen heb, vertel ik aan die persoon. Heb ik iets te vertellen? Laten we dat buiten beschouwing laten. Ik heb niets te zeggen en dat hoort geheim te blijven.
Toch heeft de blog intussen opeens maar liefst 1.500 pageviews. Daar kan je je maar beter niet druk over doen. Zodra je in de statistieken duikt, ook die statistieken staan online, ontdek je dat het met Frankrijk te maken heeft en op een enkeling na is er in Frankrijk helemaal niemand die m'n blog volgt.

ochtend

Het is eind oktober en het is zacht en droog als een dag eind augustus. In het grauwe licht onder het donsdeken is het kleverige geblaf van een hond. Ik hef het hoofd boven het donsdeken, staar naar het zonlicht in de kamer. Het geblaf verstoort de ochtend. Ik kruip vlug uit bed, neem een douche, kleed me aan, verzamel de stukken die ik noodzakelijk acht en stap naar de auto. De voordeur van het belendende huis staat wijd open, vlak bij de deur staat een stoeltje, de idioot staat naast het stoeltje en smeert beits over het houtwerk, bejegent me met een vijandige blik.
Ook de dode rozelaar, de met azijn van groen en trossen beroofde druivelaar, bejegend door die blik.
En net om die reden de dode takken en het onkruid.

vrijdag 28 oktober 2016

fabian madisson

boven: de bluegrass mandoline van fabian madisson
onder: suzanna & david enjoy the reverb/ suzanna is from finland and has a fertile soprano/ dave gets a kick from the reverb/ he loves it/ they play and sing and dance
onder: impro as it should
dave virtuoso on his one jack banjo
fabian layback and suzanna with a gentle leep
the other gig is that at landhuis

vrijdag 28 oktober


9u30. Op de rommelmarkt aan Sint-Jacobs tref ik deze

en een aantal vergelijkbare postkaarten aan. Begonnen als een antwoord op de postkaartenverzameling van Nicolas Leus - wat hij laatst nog gebruikte voor z'n expo bij Barbé Gallery, hij heeft er honderden en nog eens honderden - ontdekte ik gauw dat ik vooral interesse had in wat je foute ansichts zou kunnen noemen,

geen kiekjes van idyllische stranden en mooie stadszichten, Rome, Parijse boulevards, alpenweiden, gifblauwe meren, esplanades aan de Riviera en Hollandse molens, maar alledaagse, vaak niet eens aardige plekken waar om een of andere reden toch een postkaart van gemaakt werd, de Rue de Lille in Menen, de kerkstraat in Blankenberge eind jaren vijftig, een voetgangersbrug in Bredene waarover halfnaakte dagjesmensen van een vlak bij gelegen camping naar het strand stappen en het bizarre plantsoen op het stationsplein van Warnemont, plekken die op een of andere manier, bedenk ik nu, met het melancholieke aura van De ringen van Saturnus van Sebald samenvallen, zoals deze zin die ik duidelijk uit een bouillon met grote hoeveelheden Sebald heb opgevist.
In de Rue de Lille van Warneton, een stadje waar aan Sint-Jacobs opmerkelijk veel ansichtkaarten van te vinden zijn, een stadje met rijhuizen in rode baksteen, een draconisch rusthuis en een stuntelig kerkje, is het vooral de wandelaar rechts voorin die mijn interesse heeft en het vermoeden dat de wat mij betreft intussen beroemde fotograaf van Warneton, die misschien net in deze straat een fotowinkel had met trouwportretten en een naakte baby in de slaperige vitrine, de Rue de Lille ensceneerde zoals hij het wou en zoals Corot het gedaan zou hebben, met een burger in maatpak die een eind ver in de straat stokstijf midden het voetpad staat, een dame in een witte jurk tot kniehoogte (beiden staren naar de plaats van het délict), en in het hele straatbeeld, dat tot aan het wat schutterige kerkje achterin op het decor van een film van Hitchcock lijkt, één verkeersbord, de mededeling dat de automobilist die in het beeld komt rijden, achter de rug van de fotograaf vandaan, zich na een afstand van welgeteld 100m aan een kruispunt verwachten mag.
De beroemde fotograaf van Warneton is dood en onbekend en voor het meesterwerk betaal ik 1 euro.

14u. Katrijn, Chloé en Jitse waren 's voormiddags al in de backspace aan de slag. Ze hebben een try out gepland.













voor gerard



woensdag 26 oktober 2016

gogol #1

1. Gogol. Die mijnheer van huisnummer 150. Dus hier woont Gogol, besefte ik, de auteur van Dode zielen, van De neus, van Het portret, van De mantel, en van het onovertroffen Avonden op een dorp bij Dikanka, wat potverdraaid begint als een van de pot gerukte kermistrommel. Hoe bedwelmend, hoe prachtig is een zomerdag in de Oekraïne! Want Russen schrijven met uitroeptekens. Als ze 't niet doen, kijkt zelfs het ouwe dametje niet naar hen om. Met een verbrijzelde schedel, waar zou je wakker van liggen. Gogol bleek op huisnummer 150 te wonen, in een van de pot gerukte kermistrommel met drie lijnbussen waarvan er eentje zelfs helemaal tot Moscou rijdt met een chauffeur die met z'n ogen dicht aan het stuurwiel zit. Het was me om meerdere redenen, die er weinig toe doen geloof ik, ontgaan dat we in de Vandepotgeruktekermistrommelstraat een beroemde schrijver hadden, die dood was bovendien maar nog niet eens half als een haring stonk. En wat hou ik van beroemde schrijvers. Als rattengif in een met stookolie verwarmd souterrain zit ik, hoe heet de klerezooi ook wordt, in m'n sukkeltje, in m'n blote flikker bovendien, op die verdomd heel erg hoge pieten te wachten, als kraaien in een apenpak, tot ze in hun onderbroek eens effe de kilometerstand komen checken, de houtvoorraad, de flessen die ze in het keelgat hebben. Ahum, zeg ik dan. Was het deze of vorige zomer, hoeveel tijd neemt zo'n van de pot gerukt feuilleton en het lijden dat geen andere dag neemt. Russen zijn heel erg goed in feuilletons en ook Fransen doen het best aardig, scheren het kontgat bovendien. Maar die mijnheer van huisnummer 150 dus. Gogol. Dus hier woont de auteur van Dode zielen, besefte ik. Maar was het de auteur van Dode zielen of zomaar een of andere Gogol, een uit de Oekraïne in de Vandepotgeruktekermistrommeltroepstraat verzeild geraakt dwangbuisfoeteem dat toeval of niet net die naam had, Gogol, of Google, Vongole desnoods. De persoon die op huisnummer 150 woonde, het was het begin van een late zomer, begon contact met me te zoeken. Met een blije, schichtige blik keek hij naar me om. Hij spreidde z'n lamme vleugels, groette me, blij omdat hij de kenner van het Gogolincident herkend had. Hij keek naar me met het uitroepteken van een blik die zo vrolijk en oprecht was dat ik een hand opstak en zwaaide.

Ze hadden de straat opengerukt, wat het stappen van A naar X en Z bemoeilijkte. Op hakken kom je zelden heelhuids door zo'n laveloze troep. De bewoner van huisnummer 150 bleek Poesjkin te kennen. Hij had het door Van Oorschot in 1957 uitgegeven Verzameld proza en dramatische werken gelezen, waar hij begin jaren tachtig het exuberante bedrag van 495 Belgische francs aan besteed had, waar een klaploper toen makkelijk een week aan had, als hij geen buitenissige aankopen deed tenminste, en van die uitgave had hij eigenlijk alleen De stenen gast gelezen. Hij bleek Gogol te kennen, hoewel hij net zo graag toegaf niets van Gogol gelezen te hebben. Natuurlijk was hij niet de beroemde Gogol, niet eens een nakomeling. Zwakheden hadden zijn natuur bepaald, hij was gek op voetbal, hield zich om een of andere reden de hele tijd door met z'n iPhone en het voetpad bezig en had culinair rechts gestemd. Zonder hier over na te denken bleek hij de huidige gang van zaken best ok te vinden.

iemand zegt

Hij hield zich bezig met de dagboeken van Dostojevski, wat twee volumes heeft, en heeft met de Essais van Albert Camus
één tekst die er uitspringt, Le réfus du salut. Kabeljauw is kookvis, zegt hij. Een volwassen kabeljauw is vaak net zo groot als een mens.
Hij vraagt zich af of Misdaad en straf het tweede deel van Schuld en boete is.
Voor hem begon het met Wolkers, toen hij tot z'n knieën in de spartelende vis stond.

pelican lake

gek hoe het loopt als een hond racete hij over het gras van manitoba
haw haw haw haw haw haw haw haw
en in de prairie was helemaal niets alleen het gras en witheet zonlicht
haw haw haw haw haw haw haw haw
en aan het tankstation iemand met een baseballpet en een dikke snor
en in het kreupelhout een onderbroek en het hoesje een blik frisdrank
haw haw haw haw haw haw haw haw
boven het gras van manitoba stond een wolkenloze sterrenhemel
en sterren kan je niet tellen
het zijn er zoveel dat ze ontelbaar werden
op z'n rug in het blote gras naar de sterren kijken de grote en de kleine beer ontcijferen
haw haw haw haw haw haw haw haw
en in het bos aan pelican lake bosaardbei en koeiendrollen
en pelikanen die als schepen over het gras van manitoba schuiven

zondag 23 oktober 2016

open ateliers: blanco


boven : Tafel 1 met bijdragen van o.a. Samira, Conrad, Marie-Fleur en Hilde. De tekeningen, wat ook voor alle andere tafels geldt, zijn van William Ludwig Lutgens.
onder : Tafel 2 met bijdragen van o.a. Eddy, Naomi, Arnaud en Louisa.



boven : Tafel 3 met bijdragen van Klaas (het fauteuil en de Permeke catalogus) en Ruud. Andere bijdragen niet zichtbaar op deze foto.
onder : Tafel 3.



boven : Tafel 2. Voorin de bijdrage van Louisa. Het hefkarretje is van Eddy, de naaimachine van Naomi.
onder : Tafel 1. De potplant met madarines komt uit het atelier van Klaas en figureert op minstens één schilderij. Tussen de tekeningen van William ook een kladversie van het voorlopig recentste interview van Hilde Van Canneyt, een gesprek met Michèle Matyn bedoeld voor de blog Gesprekken met kunstenaars. Hilde is een van de residenten van Vloer 0.


Geen foto van tafel 4 (het loopt om een of andere reden fout met het uploaden). Tafel 4 bleef leeg. Aan die tafel werd 's avonds de tekst WAARNEMINGEN GESPREKKEN BEVINDINGEN voorgelezen, wat ongeveer een uur nam, een verslag van de gesprekken die Lore Smolders en schrijver dezes met alle huidige residenten van de Veeartsenijschool hadden. De tekst werd voorgelezen door achtereenvolgens Daniëlle, Stijn, Marta, Godart, Laura, Arnaud, Samira, Conrad en Lore.


boven : De boekenstapel met 13 werken van Albert Camus, een van de bijdragen van Eddy. 's Avonds, we tafelen in de Walrus waar ook Zwart Wild samenzit, overhandigt Eddy me Essais, een Gallimard in de reeks Bibliothèque de la Pléiade, met al het essayistische werk van Camus. Het corpulente boek, 1930 bladzijden, bevat L'envers et l'endroit, Noces, Le mythe de Sisyphe, Actuelles I, L'homme révolté, Actuelles II, L'été, Chroniques Algeriennes (ook wel bekend als Actuelles III), Réflexions sur la guillotine & Discours de suède.
onder : De Bernina naaimachine van Naomi.


onder : Een bijdrage van Eddy.
onderin : Op het blauwe spandoek een bijdrage van William Ludwig Lutgens.


zondag 16 oktober 2016

katrijn, chloe & jitse


De historie met Katrijn begon een hele tijd geleden al, toen Katrijn aan KASK studeerde. Lore introduceerde de stoelendans van Katrijn en Jitse.
Eerst was het een filmpje, daarna het eigenlijke ding. Tijdens een of andere openingsavond in croxhapox, ik herinner me niet voor welke productie, deden Katrijn en Jitse de eerste versie van de stoelendans.
Vandaag rijden we naar de Eskimofabriek. Op het terrein heeft NTG een depot, een zaal als een voetbalveld met een verdieping extra waar duizenden en nog eens duizenden stoelen bijeenstaan. Vijgen flankeren de poort. Het wegdek is nat. Het is een mooie plek met een zaal voor paaldansen, met kantoren en stapelruimtes, met bomen die stoutmoedig midden het asfalt staan. Flup, die sinds 25 jaar voor NTG werkt, coördineert de toestand.
De vader van Katrijn is een loods die op Terneuzen vaart. Vroeger, toen het nog lekker varen was, eind jaren zeventig begin jaren tachtig, deed hij de wereldzeeën. Ze hadden altijd twee drie dagen om op de plekken waar ze terechtkwamen rond te hangen. Ze deden de kroegen, verkenden het terrein. Tegenwoordig is het slavenarbeid, de containerschepen varen in en gaan meteen weer weg. Hij koos voor Gent Terneuzen.

Een loods leidt het traject, hij bevindt zich niet op een van de sleepboten maar in de cockpit van het schip.
Vandaag heeft het traject honderd stoelen die van het NTG depot op het terrein van de Eskimofabriek naar croxhapox verscheept worden.


Met Flup komt het gesprek op politiek. De verkeersomstandigheden zijn een tegenvaller, waar ik niettemin handig mee omspring. Ik ben vertrouwd met de Gentse verkeersproblematiek, wat vooral voor Groen een thema is. Ik ben geen voorstander van dat gedoe. Als politicus zou ik het de facto anders aanpakken. Wat is de zin van parkeerzones?









korrel

Ik viel dood neer, krabbelde overeind, bevond me in wat een film van Godard leek. In het hebberige zand kropen kakkerlakken, bruin en dik als de drollen van een loopse teef.

Natuurlijk kan het niet, zei ik. De vermaarde korrel is een buikdanseres die net zo goed met een egel sex gehad had kunnen hebben.

He, maar dat kan toch helemaal niet, zei iemand. Natuurlijk kan het niet, zei ik. De beroemde buikdanseres had natuurlijk net zo goed seks met een egel of een zandkorrel gehad kunnen hebben. Of had gezegd kunnen hebben dat ze naar achter moest.

Ik was dood voor ze me aangeduid hadden, kroop overeind,
zoog aan de betonbult van een vulkanische tepel. Ho ho ho ho ho. Opeens zat ik in een film met acteerprestaties die niet zo verstandig leken.
Over het blote zand kropen kakkerlakken.

extract

andouille nom féminin singulier. 1 andouilette, saucisse 2 abruti, arriéré, bête, crétin, gourde, idiot, imbécile, niais, sot, sotte, stupide. Mot quand-même, merkt Lezaire op, qui n'est pas vraiment un insulte. Bourvil. C'est Bourvil qui l'interprête d'une manière ravissante.

Bob en z'n Nobelprijs. Het is geloof ik de eerste keer in lange tijd dat de Nobelprijs voor literatuur voor een controverse zorgt zoals dit keer het geval is.
Er zijn drie kampen: zij die het kutlul vinden dat de Nobelprijs voor literatuur aan een liedjesschrijver uitgereikt wordt, zij die Bob Dylan allesbehalve alleen maar een liedjesschrijver vinden, en dan ook nog een groep die er niet wakker van ligt. Ik behoor tot de tweede groep. Tot de eerste groep horen niet geheel onterecht een aantal broodschrijvers, Dimitri Verhulst, die het presteerde om de teksten van Dylan tot rijmelarij te reduceren, en Kristien Hemmerechts die de nominatie een belediging vindt voor eenieder die op een ernstige manier met literatuur bezig is. Van beiden heb ik helaas geen halve bladzijde gelezen en ook vraag ik me af of je ernstig met literatuur bezig hoort te zijn en wat je je daarbij voorstellen moet. Dat kan je natuurlijk ook net zo goed omkeren: is het oeuvre van een van de meest invloedrijke en literair belangwekkende songwriters opeens niet langer ernstig te nemen? Is het literaire genie van Bob Dylan opeens minderwaardig omdat wat hij schrijft op podia uitgevoerd wordt en in vinyl gegoten? Een of andere commentaar uit het eerste kamp geeft aan dat Leonard Cohen nog wel had gekund, eigenlijk, weer een ander dat de teksten van Tom Waits wat hem betreft interessanter zijn dan die van Dylan, wat iemand net zo goed van Roth en Murakami gezegd had kunnen hebben, dat hij Murakami boven Roth verkiest. Het zijn irrelevante criteria. Met de songs van Dylan gaat het de facto om literatuur, het is tekst. Mijn scheten zijn heel erg bijzonder trouwens maar hebben voorts hoogstens te maken met een wat versleten spijsverteringsprogramma. Natuurlijk gaat het met Cohen, Dylan en Waits om literatuur.
Een of andere Engelstalige schrijfster zou zich afgevraagd hebben of zij dan vanaf heden voor een Grammy in aanmerking komt. Nee, zo makkelijk gaat het niet. Voor een Grammy kom je in aanmerking als je een goeie plaat uitbrengt, voor de Nobelprijs literatuur als wat je schreef aan de gestelde criteria voldoet, en die zijn literair. Als we het alleen over de literaire kwaliteit hebben, komt veel van wat uit het eerste kamp opborrelt, de tegenstanders, de zich in het kruis getast voelenden, met de povere literaire kwaliteit van de romans die ze schreven niet in aanmerking voor wat voor nominatie ook. Laat staan een grammy godverdomme.
Cohen Leonard Cohen said: It's like pinning a medal on Mount Everest for being the highest mountain. Terechte nobelprijs - voor Dylan - of onterecht en/of tegelijk volstrekt overbodig? Kutlulpolemiek. Ik kan me niet herinneren wie vorig jaar de nobelprijs literatuur won. Wel Szymborska in 1996, met tweehonderd gedichten en een handvol columns.
Zijn de songs van de bard minderwaardige literatuur - of zelfs helemaal geen literatuur,  karamellenverzen, zoals iemand beweerd zou hebben?
Ik heb ze ooit voor me gehad, lang voor Time Out Of Mind, op papier, zonder de muziek.
Zou literatuur te herleiden zijn tot... En hoe schat iemand als... En et cetera. Iemand die kennelijk ook maar wat graag in alle toonaarden laag en hoog van een toch veeleer pover kansel predikt dat de songs van Dylan geen literatuur zijn. Hoe schat zij de canzones van de Middeleeuwse troubadours in?

Op wikipedia is hierover het volgende te vinden: Een troubadour is van oorsprong een Middeleeuwse kunstenaar, vooral begaafd als muzikant-dichter. En: Het woord troubadour is afgeleid van het Occitaanse "trobar", dat 'vinden' of 'bedenken' betekent. ---- Ik vind het een idiote discussie. De gedichten van Szymborska wél en de canzones van Middeleeuwse minnezangers geen literatuur? De canzones wél en die van Dylan en Cohen niet? Of: de columns van Clarice Lispector geen literatuur, als we de formalisering van wat wel wat niet rigoureus zouden proberen af te bakenen, want stukjes voor het Jornal do Brasil... En wat doen we in dat geval met Fjodor Dostojewski, die het merendeel van z'n romans als feuilleton in een krant publiceerde?
Bij de dingen die Georges Perec nog graag had willen doen voor hij z'n laatste adem uitblazen zou, staat - ik herinner me niet meteen in welke publicatie - dat hij graag een feuilleton had willen schrijven.
Een groot aantal teksten van de Amerikaanse dichter Jackson Mac Low, die tot het entourage van John Cage hoorde, was bedoeld om voorgelezen te worden. Larry Rosing Piece For Typewriter, Video & Voice, zoals de titel aangeeft, is daar een van: AGILNORSY   AGILNORRRSY   AGILNORRRSY   AGILNORRRSY/ Signal. Signal a lion. Glory in a signal. Glory in rain./ / Of zijn commentaar bij de tekst Homage to Leona Bleiweis: Octave placement, rhythms, loudnesses, attacks, tempo & all other parameters relating to use of the notes & words are to be chosen freely by the performers in relation to the total situation. It cannot be emphasized too strongly that perfomers shd relate with & respond to each other & all ambient sounds, including audience sounds.(1)/ / Het geeft aan, meen ik, dat literatuur in de postmoderne notie, wanneer het gebied voorbij de makkelijk te interpreteren ismen betreden wordt, waar zich net zo vaak post- en non-ismen aanbieden, geen in duidelijke categorieën op te splitsen materie is. Kijk, laten we Embryo Dictaphone nemen, een lyric van The Singing Painters. Oorspronkelijk gecomponeerd en bedoeld als geschreven woord, in een traditie die intussen als postmodern bekend staat, hoewel de auteur zich toen hij het schreef niet van zo'n traditie bewust was, werd het een lyric zodra de Painters zich ermee moeiden. De auteur bleef aan de oorspronkelijke syllabische setting werken tot de tekst glad meeging in wat drum en gitaar ermee deden. Was het om die reden opeens geen literatuur meer?

Corinth Lovis Corinth, Max Liebermann, Max Slevogt.

eerste zin De eerste zin van Spoo Pee Doo: Ze zegt, ik zal je waarschijnlijk niet meer terugzien voor het ontbijt?, en jij antwoordt dat je het niet ziet gebeuren dat het laat zal worden deze keer, want je bent moe, hetgeen de waarheid is, en je hebt zo'n voorgevoel dat je niet veel bekenden tegen het lijf zal lopen, dat het het einde van de maand is en de meeste mensen krap bij kas zitten waardoor ze. Slappe eerste zin. Voddig proza. Iemand met wie ik het vaker over literatuur had, stuurt me de E-bookversie van Spoo Pee Doo en maakt zich sterk dat ik de tweede zin niet haal.

flingueurs Les tontons flingueurs, film culte avec Lino Ventura, Bertrand Blier en Jean Lefebvre.

Perec Iemand vond maar liefst twee edities van La vie mode d'emploi op de zondagse boekenmarkt aan de Ajuinlei, de 4de druk van De Arbeiderspers uit 2001 (met een werk van Paul Klee op de cover) en een Hachette livre de poche uit 1978.

sex met verf  Tweeënvijftig werken en openingsavond met circa 200 bezoekers. Over de nobelprijs literatuur voor Bob Dylan wordt niet gediscussieerd. Wie het er wel over heeft, vindt vooral de commotie in de plattelandsmedia en de kleingeestige commentaren ridicuul.
Eén dag na de feiten geeft een opmerkelijk zonnige, zomerse dag, met bomen en struiken die nog volop bladgroen hebben.

theorie Iemand zegt: in theorie kan je alles balanceren. En een tandenstoker? vraagt iemand. Een tandenstoker is moeilijk, geeft hij toe.

(1) Jackson Mac Low, Representative Works: 1938-1985; Roof Books 1985, p. 285.

vrijdag 14 oktober 2016

iemand zegt

In het portiek van een rijhuis schuilt een neger voor de regen. Het is een zachte regen, parlando, weliswaar duidelijk gearticuleerd maar zonder haast, een zomers buitje, een hoffelijk buitje.
Ik heb geen paraplu bij. Een paraplu hebben is ook helemaal nergens voor nodig. Het kapitalistische model heeft er voor gezorgd dat ik als ik dat zou willen midden oktober naakt over straat had kunnen stappen.
Twee huizen voorbij de zich in het portiek schuilhoudende neger schuift een witte poort met een hoofse, omgekeerde buiging traag de hoogte in. Tien jaar geleden was zo'n dikke, druilerige regen midden oktober volstrekt onmogelijk geweest. Toen regende het uiteraard net zo goed aan Sint-Jacobs maar ze hadden geen terrasjes op de noordpool en die kebab met ijsbeer en/of rendiervlees evenmin. Wel neemt het drieduizend kilometer tot Trondheim en ondanks de heel erg mooie, bijna vrouwelijke regen, die ze ook daar hebben, met buigingen en guirlandes die traag het plein en het voetpad nemen, een regen die Cage bedacht had kunnen hebben, zijn er geen vitrines natuurlijk, waar rottende keien toch al geen behoefte aan hebben. Vitrines waar altijd wel iets te beleven valt. Naaimachines, fietsen, damesschoenen, oudmodisch meubilair.
In het filmcafé schuift Inge mee aan. Iemand zegt: in vijf jaar tijd is - alleen in Europa al - het aantal kunstenaars vertienvoudigd. Kunstenaar zijn is een luxeprobleem, zou Junior gezegd hebben.
Niet het kunstenaarschap is het luxe-probleem. Het probleem is duizenden en nog eens duizenden en duizenden kunstenaars die allemaal hetzelfde soort werk maken en marchands die het slijten aan lachwekkend hoge bedragen. Het probleem is het kapitalistische model. Het luxeprobleem is het kapitalistische model.
In Berlijn, zegt iemand, is iedereen kunstenaar, niet omdat ze wat te vertellen hebben maar omdat je er schatten mee verdienen kan. Ook in Gent is het een rage. Het volstaat om een pand als kunstenaarswoning in te richten. De zolderkamer is passé. Betrek het tweede van een gerenoveerd pand, richt het in als moordenaarswoning, dresseer jonge, pas afgestudeerde vrouwen om aan je lul te plukken, nodig hooggeschoolde stukadoors uit om aan je meta-preut te likken, types als Houellebecq, en voor je het weet heb je het gemaakt. En daar sta je dan, terwijl je niet eens weet wat je vertellen had kunnen hebben. De Aha- is door een wel heel erg zonderlinge Euh-Erlebnis vervangen en in de media, waar het intussen vooral om gaat, is er helemaal niemand met het verstand om van ook maar de geringste nuancering wakker te liggen.
De rode wijn is een Puglia uit 2014. Indicazione geogrifica tipica. Oude foto's omringen het tafereel.

C'est en effet, zegt iemand, en effet c'est tout le monde qui le dit: mon premier projet était à croxhapox.
Et j'ai faim, moi, zegt ze, c'est terrible, faim, comme j'ai faim.

Iemand zegt: in de catalogi is zijn werk veel beter dan in werkelijkheid.

Dat is niet moeilijk. Om een foto na te schilderen hoor je in principe geen talent te hebben. Net Michaël Borremans vertelde me dat hij niet het talent heeft om naar de natuur te schilderen. Met foto's komt hij beter weg.
Het biedt de handleiding die hij nodig heeft om tot een schilderij te komen.

Iemand zegt: het is kitsch.
Iemand zegt: bekijk wat Corinth deed, bekijk wat Corot deed.
Iemand zegt: Er zijn mensen die niet eens Matisse kennen.
Iemand zegt: het gaat om het beroemd zijn, de status, de cultus, het et cetera.

Corinth. Maar dat kennen ze toch helemaal niet.

Dit schilderij gaat voor driehonderdduizend euro. Sorry, nee, mijn galeriehouder heeft het aan zestigduizend euro verpatst en ik schaam mij voor dat bedrag. Honderd euro en je mag het hebben. Nee, wacht even, sorry. Je schaamteloze voorstel heeft me verward. Moi du talent? Mais pas du tout.
Je ne sais pas peindre. Je fais des photos et il faut dire que je ne touche pas à la peinture. Comment pénétrer dans la peinte? dans la matière de l'image déjà-concu. Ma peinture est vraiment nulle.

Iemand zegt: ik kan niet schilderen als ik op fietsen moet kijken.

zondag 9 oktober 2016

weekend

Akerman. Chantal Akerman. We kijken naar Je, tu, il, elle uit 1976, daarna naar Toute une nuit uit 1982. Je, tu, il, elle: een prachtige vrijscène die als ik het goed heb een half uur neemt. 30 minuten is weinig maar binnen het verloop van wat niet eens een langspeelfilm is, is het buitensporig. Het filmmoment was met 37°2 degrés le matin begonnen. We vroegen ons namelijk af of het missionaris-standje tot man boven vrouw onder beperkt bleef. Hoe hadden we vrouw boven man onder te definiëren. Iemand meende dat het ook dan om het missionaris-standje ging. Ik herinnerde me partner boven ik onder en bracht te berde dat dat wat mij betrof in het geheel niet aan het gebruikelijke standje man boven vrouw onder beantwoordde. Het was Merlyn die zei dat man boven vrouw onder meer kans op bevruchting gaf dan welk ander standje ook en dat het het vrouwelijk orgasme bevorderde. 37°2 degrés le matin begint, zei ik, met een prachtige vrijscene, vrouw boven man onder, heel erg hevig. Dat bleek niet te kloppen. 37°2 degrés le matin begint inderdaad met een bijzonder intense vrijscene maar niet man onder vrouw boven. Ik herinnerde me, maar hield de anekdote voor mezelf, hoewel ik ze eerder al wel eens te berde gebracht had telkens zich de gelegenheid voorgedaan had om het daarover te hebben, dat ik met een partner die net als ik van nudisme hield, op Fillmore East van Zappa neukte. We zaten in een fauteuil, zij boven ik onder. Fillmore East is een live release, het laatste concert van Zappa and The Mothers at Fillmore East. De jongedame met wie ik het toen had, ontwikkelde een hevig en tegelijk rustig, steady tempo, wat de hele A-kant nam zonder dat het ook maar één enkele kras liet, waarna ik het vinyl zonder het geneuk te onderbreken omdraaide en we ook de B-kant deden.

Astatke. Mulatu Astatke. We luisteren naar Step Aheads van Mulatu Astatke. Gainsbourg en The Food Supplement van The Singing Painters sluipen mee in.

Cenotaaf. Toen ik drie weken geleden met Todica en Modica aan tafel zat, op het terras van NZET, waar zij getafeld hadden, ik niet, merkte ik opeens dat Modica mordicus morsdood was. Ik zat met het monument, met de grafsteen aan tafel, tijdens het korte gesprek door het tot navelhoogte reikende tafelblad gereduceerd tot borstbeeld. Modica, stond er, en beide jaartallen, 1963, 2015. Het borstbeeld had die grauwe, ondoordringbare blik van een sinds jaren aan wisselende weersomstandigheden blootgestelde parksculptuur, een kleur van door schimmel en mos aangetast steenpuin. Het deed me denken aan de finale van Don Giovanni van Wolfgang Amadeus Mozart.

Lispector. Clarice Lispector. De ontdekking van de wereld, privé-domein NR. 286; De Arbeiderspers, 2016.

zaterdag 8 oktober 2016

geroezemoes

Geroezemoes. In een van de notitieboekjes heb ik ongeveer een maand geleden genoteerd: Geroezemoes, wat een verrukkelijk orkest vanavond. Ik heb meerdere notitieboekjes omdat ik vergeetachtig word. Ik rij naar de Veeartsenijschool, dat is een maand geleden gebeurd, en ontdek dat ik het schrijfboekje vergeten ben, het schrijfboekje dat ik niettemin echt wel nodig heb omdat ik de gesprekken noteren wil.
Geroezemoes kan je niet noteren. Net om die reden wordt het geroezemoes genoemd. Ik heb vaker fragmenten van een gesprek genoteerd, van personen die vlak naast me zaten, en ik ben ook helemaal niet de enige die dat deed, vooral omdat de frasering me interesseerde, de vaak heel erg onzorgvuldige maar net zo goed fascinerende, want nooit aan geschreven taal beantwoordende manier van spreken van mensen die net een film gezien hebben, die in een café of op een terras onvoorbereid dingen zeggen die op een andere manier dan het geschreven woord tot het taaleigen horen. Ik heb me natuurlijk ook net zo vaak aan een transcriptie van die fragmenten gewaagd, vooral toen ik opeens over een portable beschikte, en ontdekte zo dat het modale gesprek helemaal nooit beantwoordt aan wat je er als schrijver verwacht van had kunnen hebben. Porcosaurus, wat ik gisteren schreef, had als begin of uitgangspunt de registratie van het gesprek gehad kunnen hebben, een van de meest stompzinnige gesprekken waar ik ooit mee te maken had, maar was dan ongetwijfeld zo goed als meteen weggevloeid in gemeenplaatsen en domme fraseringen, tenzij je net die gemeenplaatsen en domme fraseringen als uitgangspunt nemen zou om een toneelstuk te schrijven.
Met geroezemoes kom ik beter weg. De zaak zit afgeladen vol. Aan het water zit niemand.

donderdag 6 oktober 2016

porcosaurus

Vandaag kwam. Hoe heet ie weer. Die op een hondenhok lijkende klerelijer. Wacht even. Als je me het niet moeilijk maakt met ingewikkelde vragen kom ik vast zo meteen op z'n naam. Elke zomer weer zitten hij en dat gemene mens van huisnummer 178 pal elke dag op het middaguur aan de tuintafel in de belendende tuin biefstuk of worst of kotelet en gekookte aardappelen te eten. In de tuin hebben ze een bassin met schildpadden. Een van de schildpadden spant zich elke dag weer in, van vroege ochtend tot 's avonds laat, om uit het desolate bassin weg te komen, klautert tegen de gladde wand van het pijnlijk blauwe bassin en zakt al meteen na de eerste centimeter weer in het rauwe sop. De andere schildpad stelt zich tevreden met die ene zwarte kei die half boven de waterspiegel uitsteekt. Erwin, zo heet ie. Op de nieuwjaarsreceptie een eind verderop in de straat, eind januari, hadden ze geen van beiden uitgenodigd. Iedereen was er, de hele buurt, behalve zij twee, het onhebbelijke mens, net zo lelijk als een donderpad, klein, vies, dik, rond, en de op een hondenhok lijkende zoon die ze, vernam ik, nog eens zo erg vonden, een idioot die met de honden over het pad marcheert, niet bij mama thuis woont maar toch zo goed als elke dag bij haar over de vloer komt en de buurt terroriseert met lomp machismo, irritant, onhebbelijk, als ze het mens al niet kunnen hebben omdat ze amper meer biedt dan een verregende drol, dan is net de zoon nog eens zo erg. Hij had zo in een film van Lina Wertmüller gekund, of in Salo, maar dan wellicht zonder het talent om meer présence te geven aan z'n rol dan die van een drol waar iedereen bij voorkeur in een wijde boog omheen stapt. Vandaag kwam net die drol over de vloer in het kunstencentrum. Ik zat voor de laptop, hoefde er niet te zijn, Mathias had permanentie en staarde, merkte ik, geschrokken naar iets dat achter me opdook. Ik draaide me om en zag een breedgeschouderd gevaarte op me afkomen. De persoon leek het inderdaad op mij gemunt te hebben. Ik herkende hem niet meteen. Ik zag een forsgebouwde, op een hondenhok lijkende en niet bepaald snugger ogende schlemiel met een pokdalig gezicht. Toen ik hem opeens toch herkende, sprak ik hem vriendelijk aan, naïef, he Erwin, zei ik. Ik kom je wat zeggen, zei hij, brutaal. Ik bekeek het pokdalige gezicht dat ik om een verkeerde reden sympathiek vond. Ik kom je wat zeggen, snauwde het pokdalige gezicht, met een toontje alsof het een beerputdeksel lichtte. Ik bekeek het pokdalige gezicht. He, ja, Erwin, zei ik. Wat hij negeerde. M'n moeder, snauwde hij, heeft weer niet kunnen slapen van de muziek die veel te hard staat. Welke muziek, dacht ik. Als ik 's avonds voor m'n laptop zit? Maar dat gaat de facto toch zo zacht dat helemaal niemand er last van had kunnen hebben. Het probleem was vier jaar eerder begonnen. Zes jaar eerder: Sven en Kaya hadden het huis hals over kop verlaten omdat niet met het mens te leven viel. Ik bekeek het pokdalige gezicht en de grauwe blik. De muziek staat niet te luid, zei ik, ik hou niet van luide muziek. De muziek staat zo luid dat ze er niet van slapen kan, zei het pokdalige gezicht. Ik had sinds vorige week niet naar muziek geluisterd, dus vroeg ik me af wat hij bedoelde. Wel had ik 's nachts in bed naar een sixties western gekeken en een interview met John Cleese. Hij herhaalde wat hij gezegd had, wat hij bleef doen. Ook ik zei nogmaals wat ik gezegd had en voegde toe dat de nachtrust van het wijf me geen zak interesseerde. Het gaat wel om mijn moeder, zei hij. Dat interesseerde me evenmin. Als zijn moeder het klerewijf was dat de stokrozen vernielde en azijn over de aanplant goot, met kalk aangelengd water over m'n auto goot en me begluurde als ik op het terras op een zonovergoten ochtend in Van het Reve las. Als dat klerewijf zijn moeder was, dan hadden we een eitje te pellen. Muziek staat te luid zeg je, zei ik, maar dat klopt toch helemaal niet: staat nooit zo luid dat ook maar iemand er last van had kunnen hebben. De muziek staat zo luid dat ze er niet van slapen kan, herhaalt hij. Goed, ok, daar is weinig aan te verhelpen, zei ik. Hij begon over het jurkje. Zijt ge er nog altijd niet uit of ge een menneke of een wijfke zijt, zei hij. Hij bleek er van uit te gaan dat hij me hiermee zo kwetsen kon dat het sporen laten zou. Hij herhaalde het drie vier keer. Ik bekeek het pokdalige gezicht. De muziek in de TVF-ruimte stond niet zo luid dat hij er ziek van worden kon. Zwijn, zo luid staat het thuis, zei ik. Ge zijt een zwijn, Erwin, zei ik, een sexist, een racist. Het viel ook Mathias op dat het feit dat ik hem een zwijn noemde, de aanstootgevende volstrekt onberoerd liet. Maak dat je wegkomt, zei ik, na nog tal van als zodanig bedoelde beledigingen. Ik kom voor de expo, zei hij. Wel, kijk dan naar de expo of trap het af, zei ik.
Meteen na het voorval, dat nog eens zoveel tijd nam als het hierboven beschrevene, fietste ik naar het dichtstbijzijnde politiekantoor. Ik formuleerde geen klacht, vroeg hoogstens of de zaak met wettelijke standpunten verduidelijkt kon worden. Bel 101, het interventieteam, zeiden ze. Het is een zwijnerij waar je weinig tegen inbrengen kan, de belagers komen de facto altijd als eerste weg omdat helemaal niets bewezen kan worden. Erwin heeft me gefilmd, zei ik. Erwin had ook Mathias gefilmd. Interessant, omdat dan meteen portretrecht dreigt.

onder/ /boven


onder/ /boven ---- Een schaakbord en wat zich op de achter- of onderzijde bevindt, een zelfportret van Joris van Heirseele, lekker brutaal geborsteld. Als ik het goed zou hij c1997-1998 enkele honderden zelfportretten geschilderd hebben.

dinsdag 4 oktober 2016

oof

Jan gaat op pensioen en dat is net op tijd.
Zo heeft hij tijd voor andere dingen.

maandag 3 oktober 2016

tsjak tsjak

Tsjak - tsjak. Waar het geluid vandaan komt? Midden het kruispunt
ligt een door autobanden platgewalst plastic colaflesje.
Elke auto intussen die het kruispunt aan Krommewal en Goudstraat neemt
dendert over het platte flesje met voor-, tsjak, en vervolgens achterband,
tsjak, of rateert het, maar nooit zo, vermoed ik,
dat ook maar een van de bestuurders van de vaak prachtige auto's het flesje opmerkt.
Tsjak
Tsjak
Met elke aanraking
Tsjak
Tsjak
veert het vertrappelde flesje heel even op en net hierdoor komt het
na verloop van tijd
buiten het traject van de aan het kruispunt passerende voertuigen te liggen. Oef.

Vreemde mogendheden hebben het plastic flesje - wat ik pas na verloop van tijd opmerk -
verplaatst
tot het kennelijk zonder dat dat inspanning vergde tien meter verderop
vlak naast een zebrapad kwam te liggen
waar het door een voetganger - tsjak - onder de voet gelopen wordt.

x

Ik hou niet van beroemde mensen. Ze komen me zo dik voor dat zelfs olifanten en nijlpaarden en op een dieet van cola, chips en MacDonalds vegeterende slomo's niet meer volume dan een zuurtje hebben. Waar ook nog bijkomt dat roem vulgariseert. Het staat niet netjes, het is vulgair.

x

Weet je wat het mooiste boek van de hele wereld is? Het mooiste boek van de wereld, van de hele wereld bovendien, is de ontdekking van de wereld.
Met tranen in de ogen zit ik naar de achttiende bladzijde van die ontdekking te kijken. Neem me niet kwalijk, wat bedoel ik, is dit het mooiste boek van de hele wereld?
Van een vrouw beweren dat ze de mooiste is, de mooiste van de hele wereld, is net zo onzinnig.
Van een idioot beweren dat net hij... Het valt te proberen.

bron

Adulto? Mai - mai, como l'esistenza
che non matura - resta sempre acerba,
di splendido giorno in splendido giorno -
io non posso che restare fedele
alle stupena monotonia del mistero,
Ecco perchè, nella felicità,
non mi sono abbandonato - ecco
perchè nell'ansia delle mie colpe
non ho mai toccato un rimorso vero.
Pari, sempre pari con l'inespresso,
all'origine di quello che io sono.


Pier Paolo Pasolini, from Roman Poems, City Light Books, 2005. Ik val nog liever in een greppel (dan).
Ik spreek een mondje Spaans, que hay, perdidito, como te llamas, y el me dice me llamo catàstrofo, maar Italiaans, nee.
Toch heb ik mij recent vaker een Italiaanse uitgave aangeschaft, L'Isola Delle Donne van Elio Modigliani om te beginnen, en iets van Manganelli, twee boeken die gauw bij Cristina Amelia belandden, die meer dan behoorlijk met Italiaans uit de voeten kan.

Zonder vertaling kom ik tot volgende lezing:

Adulto? xxx - xxx, como l'esistenza Volwassen? xxx als het bestaan /of/ existentie
xxx non matura - resta sempre xxxxxx,
xxx immatuur - blijft altijd xxx
di splendido giorno in splendido giorno -
van prachtige dag tot prachtige dag
io non posso xxx restare fedele
ik kan niet xxx trouw blijven
alle stupenda monotonia del mistero,
aan die enorme monotonie van het mysterie
xxxx xxxxxx, xxxxx felicità
xxxxxxxxxxxxxxxxxx geluk
xxx xx xxxx abbandonato - xxxx
xxxxxxxxxxx in de steek gelaten xxx
xxxxxx xxxx'xxxxx xxxxx xxx xxxxx
xxx xx xxx xxxxxxx xx xxxxxxx xxxx.
xxxx, sempre xxx xxx l'inespresso,
xxx altijd xxx het onuitspreekbare
all'origine di quello xxx io sono.
aan het begin van de bron xxx ik ben.

En dan is die Engelse vertaling van Lawrence Ferlinghetti uiteraard best handig:

Grown up? Never - never -! Like existence itself
which never matures - staying always green
from splendid day to splendid day -
I can only stay true
to the stupendous monotony of the mystery.
That's why I've never abandoned happiness,
that's why in the anxiety of my sins
I've never been touched by real remorse.
Equal, always equal, to the inexpressible
at the very source of what I am.

zondag 2 oktober 2016

rain

Rain, rain, rain, rain, rain. It offers the delicate pleasure of the sound it has.
On television a penguin-clothed gent explains how and why.
Rain riddles on the rooftop in rhythm fresh as verse of Heaney. Rain,

rain, rain, rain, rain. It offers that terrefic mass of sound it has, the factory as a belly
filled with unclothed steps, fast on the sudden move it needs.
The verse of Heaney never sounded any better with huge bits of towers tiny rather

getting down to earth. How explain what it did and meant. Rain, rain,
rain, rain, rain. Rain, rain, and again, rain. Quick it comes to the bookshelves with read
and unread books, to the vase with unread pages, clothes and maps of France and Lisbon

covered with a fairly welcome loss of sense, vague volumes of shrub or maybe wood
where bankers penguin-clothed lunch with godless blondes and pages float. Rain,

rain, rain. You may spell it from a terrace, from the garden view, from the river bank
with dried up sailors spoiled with Banaba and cash and Cain. And Heaney dancing.

rain RAIN rain And Heaney dancing. And Heaney dancing. Rain, rain, rain.

zaterdag 1 oktober 2016

Some of the things Tom said

some of the things Tom said and some of the things I said

He wouldn't make it before 6 o'clock, he said. He had forgotten about Belgian railway system and the weekend schedule.
He got to the place around six, stood in front of the red table. I had a half a dozen of people to talk to, couldn't interrupt the conversation, said hi. Hi, he said. After that he took some time to look at the thing we had on the wall. The people I had been talking to left the place and I noticed he stood gazing one of the walls, apparently that with the Gerard Herman drawing on it. Nice show, he said.
We had plans for dinner and I had to admit that the restaurant I'd been thinking of closed on Saturdays.
The thing was, we always had fun having dinner together. As it most often took thousands of miles and often years to meet, fairly similar to the Sebald story on Austerlitz, the dining place had to have something fitting both the rarity of the occasion and the informal nonchalance of that thing around the corner. It had been like that in Paris and in Oxford, in London and Winchester where we had shared a single room, and on any occasion that he had been in Gent. So we went to la mama, an Italian near the place where it all began.
There was a sudden breeze of cold air and autumn rain and I had to pull advanced manoeuvres to get the car parked. The garçon came to the doorway and said that it got loaded as an egg. No free table for the two of us.
The rain kept silent.
Meanwhile I'd been thinking of a half a dozen of other places. None of that fit the occasion more than Mauro's place, partly because Tom had his Italian girlfriend, both living in Brooklyn. We took the angle-shaped plaza and looked up to the store where it all began, as many others apparently a building without history. Holland Island, I said.
He knew on Holland Island, he said, and Maryland. We sat at Mauro's place. Maryland has beautiful landscape, he said. From then on the talk made its usual curves.
'I was never a fan of desert moments,' he says, 'but I love northern French movies.'

impro #2

Peedved. Jan Daelman (dwarsfluit) en Nils Vermeulen (contrabas). Klankimprovisatie in de zaal voorin, tijdens de openingsuren.