vrijdag 31 maart 2017

notities

Door de zware sieraden was ze naakter dan de jurk toeliet.

Bij Lispector, in De ontdekking van de wereld, lees ik het volgende: Hoewel dat een groot risico inhoudt, is het alleen maar goed om te schrijven als je niet weet wat er zal gebeuren.

Als het donkerharige meisje het glas aanraakt, hetzij door het om te stoten, hetzij door er haar tanden in te zetten. Hetzij valt onder de tegenstellende voegwoorden, het wordt, zo staat het althans in de zeer met zinloosheden vermeerderde driedelige editie van de Van Dale, gebruikt om een tegenstelling goed uit te doen komen, of om verschillende mogelijkheden duidelijk of met nadruk tegenover elkaar te plaatsen, bij Sebald op bladzijde 279 van De Ringen van Saturnus, De koning werd enthousiast voor het plan van De Serres, maar moest voor de praktische uitvoering ervan de weerstand overwinnen van de voor het overige door hem hooggeachte Sully, die zich tegen het zijdeteeltproject verzette hetzij omdat hij het werkelijk gigantische onzin vond, hetzij omdat hij in De Serres, vermoedelijk niet ten onrechte, een opkomende rivaal vermoedde; of bladzijde 274: dus precies daar waar Ovidius volgens de overlevering was gestorven bij zijn terugkeer van de Zwarte Zee, hetzij na gratieverlening, hetzij na de dood van Augustus; net bij Sebald, of althans zijn vertaalster, is het gebruik van bovenvermeld voegwoord dermate opvallend, omdat hij ook werkelijk zo schreef of omdat Ria Van Hengel, de van is met een kleine v, van Hengel, Ria van Hengel, omdat hij dus werkelijk zo schreef of, of omdat zij het of/of makkelijkheidshalve, om voor het gemak andere mogelijkheden thans buiten beschouwing te laten, met hetzij dit hetzij dat vertaalde, omdat ze hoofdpijn had, omdat ze geen zin of geen tijd had om wat anders te bedenken, of inderdaad omdat dit het plechtstatige, vaak trage, soms bijna eindeloos lang ter plaatse trappelende taalgebruik van Sebald is. Uitgesproken plechtstatig. Vaak dermate plechtstatig dat ik een moeilijke en alleen al hierdoor tot droefheid nopende stoelgang vermoed.

Veel van wat we dagelijks verrichten, ik bedoel niet meteen het ochtendtoilet, is totaal van de pot gerukt. Buitensporigheden die we niet langer als zodanig herkennen. Het avondjournaal, twee keer vroeg op de avond en dan nog een keer, net voor het slapengaan.

Door de zware sieraden was ze opeens naakter dan de jurk toeliet.

Ze tilt het glas tot liphoogte en drinkt. [Niets komt me onbestemder voor dan een vol glas rode wijn op een tafel waar niemand zit.]

Een moderne lutherbaviaan. Dit noteer ik alleen om te voorkomen dat ik het vergeet. We hadden het geen van beiden over Luther en over bavianen hadden we het evenmin. Hij had het niet over Luther, ik had het niet over Luther. En over apen hadden we het evenmin.

Als ze het glas aanraakt. Als het donkerharige meisje het glas. Als ze het glas aanraakt en tot liphoogte brengt.
Het probleem met veel mensen, bedenk ik, is dat ze problemen hebben. Tenzij je de roman die je door iemand aanbevolen werd niet leest of helemaal uitleest. Aan het eind zijn alle problemen opgelost. Met de romans van Jeroen Meus evenwel is er een bijkomend probleem.

Ze verlaten de keet, nemen op het bordes plaats, op een stoel, op het raamkozijn, steken een sigaret op.
Als.
Op het voetpad een poolvos in witte trenchcoat.

Door de zware sieraden bleef ze naakter dan de jurk toeliet. Kenneth Goldsmith: Euhm, yeah, euhm, I think, ... Euhm, yeah. (intermezzo) Yeah. I guess. (drops dead) [The Daniil Karms formula]

Een bootje met toeristen. Het bootje omver duwen. Met bovenzintuiglijke inspanning. Ook dit beantwoordt aan Karms.
Iedereen aan boord komt in het water terecht en verdrinkt. Inzittenden die blijk geven van enige zwemkunst met mes en vork te lijf gaan.

Je zou je misdaad, of welke misdaad ook, wat tegenwoordig weinig uitmaakt, onder de treurwilg kunnen uitvoeren, dat wil zeggen onder het balkon van de beroemde schrijver.

bulletproof underwear chapter one: the subterranean foxtrot

NOWHERE. Now there,
then here.
At noon no one. Nothing
tonight.
Millennium
eater. Catastroph
addict.

maandag 20 maart 2017

buitenwereld

Doodlopen. Doelloos slenteren.
Blindlopen. Als je verliefd bent en een bloemetje koopt.
Dat had hij zelf bedacht, zei Pieter.
Mathias en Neel waren aan het bouwen.
Momenteel..., zei hij.
Mijn ouders zijn momenteel dood, zei ik.
Weet je..., zei hij.
Nee, zei ik.
Wanneer begint buitenwereld. Weet ik niet. Waar begint het. Geen idee. Begint het als binnenwereld stopt. Geen flauw benul. Als ik aan het bloemetje ruik, heb ik dan binnenwereld. Buitenwereld als ik over mezelf struikel.
Je zou..., zei Pieter. Je stapt met de bloemen naar het meisje, zei hij.
Maar je kijkt niet waar ik m'n voeten plaats en dan struikel je.
En dan kom je bij het meisje en het bloemetje is kapot.
Inderdaad. Dan kom ik bij het meisje. Het bloemetje is kapot. Hier is je bloemetje.

zaterdag 18 maart 2017

zaterdag 18 maart

In de klankbrij zijn geen afzonderlijke stemmen. Ik weet dat ik mij zou kunnen bezighouden met de stemmen van een groep van zes mensen die aan een tafel vlakbij plaatsnamen. Af en toe is er ongetwijfeld een helder geformuleerde zin. Iemand vertelde me dat hij er van hield om in een kroeg, als hij voorts helemaal niets om handen had en geen zin om te lezen in het boek dat hij bij had, flarden noteerde van een gesprek. Kenneth Goldsmith zei dat hij het deed en ik heb het ook zelf vaak genoeg gedaan. Het volstaat om er één stem uit te pikken, om de aandacht op die ene stem te brengen, om in het geroezemoes alleen nog aandacht voor die ene stem te hebben. Aan een tafel helemaal aan het verre hoekpunt van de diagonaal, in een zaak waar ik vaker kom, hadden ze het over het interieur, over het houtwerk en, specifiek, de kleur van het houtwerk, en een al wat oudere dame zei dat ze het bij haar thuis allemaal wit had, waarop een van de tafelgenoten zei, bijna alsof het hem in de lessen meetkunde of fysica zo geleerd was, als je voor het eerst hoort dat 1 en 1 altijd 2 is, wit, zei hij, daar kan je alles op dragen wat je maar wil. Ik probeerde mij een wit interieur voor te stellen, twee portretten in een witte, ovalen frame, potplanten die alleen dit of dat plekje gehad hadden kunnen hebben en niet uit de toon vielen in de eentonige kamer waar, of ik er in rondkeek of niet, geen boekenrek, geen ontbijt, geen tot de rand gevulde asbak te bespeuren viel. Het geroezemoes is niet alleen zonder afzonderlijke stemmen, sommige klinken hoger of lager dan de andere stemmen, dat wel, gezichten heeft het evenmin. Tot ik een van de gezichten bekijk. Het is het gezicht van een dame en aan het pappige gezicht zit een pappig lichaam, maar ik bekijk alleen het gezicht en op gegeven ogenblik merkt ze dat ik haar bekijk, wat we negeren. Ik stel me een film voor, een Italiaanse-Franse productie, waarin zij en de man die aan dezelfde tafel zit, hij zit met z'n rug naar me toe, een rolletje hebben. Film van de week. De huidskleur boven de daken is ingedikt tot sinister indigo, de hangwangen hebben het portret van een oude foto, een stukje kaas verdwijnt in de mondholte, ze kauwt, heel even zwellen de lippen dik van vet en sap en dan verdwijnt alles weer in het geroezemoes, de woorden die ze wakker gemaakt had. Ik trek de deur achter me dicht en de gelagzaal verdwijnt met een zucht in de aardbodem.

Tomas






zaterdag 11 maart 2017

the singing painters @de koer

In Order Of Appearance @De Koer. The Singing Painters Meet Carver & Horn, dit keer zonder Carver. Tijdstip: ±23u. Locatie: de zaal achterin die ooit een theater- en filmzaal was.
setlist: Elephants [recente lyric, eerste keer; de song had eerst Gun als titel en het wordt misschien wel opnieuw Gun, voorlopig is het Elephants]; The Food Supplement featuring George & Steve, wat later een al net zo stevige versie van Ocean [beide songs staan op The Food Supplement, de vinyl release uitgebracht door El Negocito Records]; Table [recente lyric met een hond in de hoofdrol], loads of impro en tenslotte ook nog The Dog Keep Bleeding, een krankzinnige impro-versie van Texas Shopping, een song uit 2004.
Na het concert kwam iemand naar me toe en zei dat ze het verbazingwekkend vond dat ik zingen kon, terwijl ik, euhm, niet meteen de indruk had dat ik gezongen had. Al ging het wel hevig tijdens The Dog Keep Bleeding. Kijk, we repeteren helemaal nooit. Daar hebben Bart en Peter geen tijd voor. Dus on stage is het meegaan in de flow van de sound. Elephants hadden we nooit eerder gedaan, ik heb het ding vorige week of zo geschreven toen ik vlak bij het station in een wasserette zat en ik had er m'n stembanden niet op uitgeprobeerd, geen tijd voor gehad. Bart was net terug van een concert in Bordeaux. Ik weet niet hoe hij het doet. Met een parachute van het ene concert naar het andere. Ik weet ook al helemaal niet waarom ik net voor het concert zei we doen Elephants als eerste, nieuwe lyric, eerst de vocals. De setting was prima. Lekker zaaltje, dat van De Koer. Mathias hield zich bezig met waar iedereen zou staan, en de drum stond er al. Iemand verwoordde het anders. Hij zei dat het werk van McCarthy, om een of andere reden begon hij over McCarthy, als een prefab ingevuld pakket in je strot geramd wordt, hij ervaart geen ruimte voor verbeelding, en met de Painter songs net wel. Wat me aan een quote van Clarice Lispector deed denken, wacht even, ik zoek het op... Het staat in de ontdekking van de wereld, op bladzijde 187: ALS JE DAN TOCH MOET SCHRIJVEN Als je dan toch moet schrijven, laat dan tenminste de woorden tussen de regels niet vermorzeld worden. En het is natuurlijk net dit wat gebeurt in The Food Supplement, met Ocean, Table, in The Dog Keep Bleeding, de tussenruimtes hebben braakliggend gebied, ik vang het beeldmateriaal op, speel er wat mee, prop de leegte tussen de woorden niet vol, integendeel, peuter er liever wat los, gooi weg wat me overbodig voorkomt, heb niet de neiging om het naald en draad uitgelegd te hebben. The Dog Keep Bleeding is een los samenraapsel van woorden waar het tijdens de vocale performance elke kant mee op kan. Ik schreef het ding in 2004 toen Bush net herverkozen was en het werd eigenlijk helemaal nooit een lyric waar we wat mee aankonden. Tot vandaag. Vandaag zat het opeens wel goed.


vrijdag 10 maart 2017

insert reflection #1

 Thomas Karz, Insert Reflection #1. [2017]


vrijdag 3 maart 2017

vrijdag 3 maart

Een buur had het welwillend, sussend bijna, over het parkje. Ik zie geen parkje. Zo is het in Frome begonnen, vermoed ik, met een opmerking over het parkje. Zelf hebben we het intussen natuurlijk ook al over de parkzijde, die zijde van het gebouw die op het park uitgeeft, de waterkant, het brugje, de andere oever waar tussen de gebruikelijke tragiek aan nieuwbouw een rode, statige patriciërswoning overeind bleef, de standbeelden die zelfs in dit seizoen zwermen toeristen lokken van wie er slechts heel af en toe een enkeling de moeite neemt om het bord, dat omverwaait zodra een windstoot de hoek om beukt, van dichtbij te bekijken. Mosachtigen hebben de spleten veroverd. Hoewel er dus een parkje zou zijn en de plek ook als zodanig benoemd wordt, zie ik geen parkje, hoogstens als ik eerst de ogen sluit, en ook dan geen ceders en oleanders zie, geen stokrozen en lavandelstruiken, en daarna naar de in een geometrisch patroon aangelegde, kortgeschoren haagjes staar, het parkje kortom, de oude, kromgetrokken muren van belendende bebouwing die vooral bovenaan de steunberen een laagje mos hebben en zonder naambekendheid tussen stenen uitstekende plukjes groen, geen herderstasje in wording, geen paardenbloemen, plukjes die het hele seizoen nog voor zich hebben, voldoende hebben aan een kleinigheid om te ontkiemen en tot ontwikkeling te komen en dat volhouden tot iemand op het idee komt om te strooien. Aan één seizoen hebben ze net niet gehad wat het nodig had; dat ze het hier toch volhielden heeft hen jaren gekost.
In Quiet Days in Clichy heeft Henry Miller het al meteen op bladzijde 1 over Payne's gray, I was aware of the singular absence of what is known as Payne's gray..., I mention it because, in the realm of watercolor, American painters use this made-to-order gray excessively and obsessively; hier is het blauwe grijs, een donkere, obscure blauwte, door de aanhoudende regen in de straatkeien getrokken, niet overal, vooral daar waar vocht de keien heeft aangetast. Een meeuw. Dat noteer ik. Meeuw. Naast het houten bankje, met één poot aan een paaltje vastgeklonken, een groene en volledig transparante fles. Horizontaal, leeg, niet langer met het liquide gevuld tenminste en daar terechtgekomen waar een hand nog net bij het gras had gekund. De bakstenen bogen doen me aan een schilderij van Corot denken, een Romeinse studie, jeugdwerk. Grijze, dicht opeengepakte wolken en het melkwitte uiterwaard achter de wolken. Meeuw. Eentje. Trage curve boven de als een wal boven het parkje uittorende muren. Iemand met een hond aan de leiband staart met holle, introverte blik naar het gazon. De hond ontlast zich op het gras. Gras. Er is gras. De positie van de wijnfles, op een halve meter van het bankje, toont een vergeten, nachtelijk tijdstip, ontkent en bevestigt het tijdstip. Geen zin in nog een kop koffie. Een manspersoon, goed ingepakt, passeert in de richting van het brugje, het hoofd strak op de doorgang gericht en een boek in de linkerhand. Het dunne gelepel van een klokje. Vlieg inspecteert wijnfles. Op het water komt een bootje langszij, een duif maakt zich los van de bakstenen muur, vliegt, een baksteen vliegt, gaat diep over de geometrische aanplant. Als een baksteen vleugels had gehad zou het er ongeveer net zo uitzien, bedenk ik. Het plotse opstijgen is zonder sier, wekt veeleer de indruk dat ze het niet haalt, dat ze in de coulissen belandt, tegen de houten bank, tegen het paaltje aanvliegt. De man die daarnet in de richting van het brugje liep, stapt zonder boek de andere kant op en komt een ogenblik later opnieuw met boek tevoorschijn zich met strakke, introverte tred in de richting van het brugje begevend. Een net zo simpel als doeltreffend organigram: [A] met boek = brugje, [B] geen boek = de andere kant op. Dat wil zeggen, nu gaat hij eerst een boek halen, waar is niet bekend, doet er overigens ook niet meteen toe vind ik, met het boek als een baksteen, opnieuw baksteen, klem tussen de vingers van z'n lange, lamme linkerarm stapt hij naar het brugje... Om enkele minuten later zonder boek, maar in zekere zin nog altijd alsof hij een boek bij heeft, de lange, lamme linkerarm niet opvallend zwieriger of minder zwierig, dwars door het parkje tussen de kortgeschoren haagjes en het houten bankje door de andere kant uit te stappen, met stevige tred, introvert, niet om zich heen kijkend, alsof wat hij zich voorgenomen heeft werkelijk niet wachten kan. Kijk... [A]... mét boek, en, wat later... [B]... zonder. Dus sla ik maar weer Quiet Days in Clichy open, van Henry Miller. Bladzijde 2. Waar zat ik.