dinsdag 23 januari 2018

dinsdag

Ex catedra. De droge knal van een bal die binnengaat zonder in het gat ook maar een millimeter van het spoor af te wijken.
En dan nog zo een. Het oog, het krijtdroge uiterste punt van de keu en dan de plek, op de gladde ronding van de prooi, waar je de witte bal te plaatsen hebt. Technisch gesproken gaat het om een geometrische constructie. Iemand die vaker speelt en wat talent heeft, niet iedereen heeft het talent, hoewel het net zo vaak om een gebrek aan inlevingsvermogen gaat, pot elke bal die zich gaaf aandient, of het nu om een rechte lijn of een driehoek gaat, op die manier, een haarscherp lineaal tussen A- en B-punt.
Op een slechte tafel heb je het strak te houden. Toch vereist de behandeling, misschien net wel omdat de tafel die ze ter beschikking hebben een slechte tafel is, op één van de hoeken zit een speling van twee drie millimeter, een intuïtief nauwkeurig afwegen van voor en tegen. Een harde, strakke bal heeft voor en tegen. Hij gaat er normaal gesproken alleen in als het gemillimeterd precies zit. Daar kan je op oefenen. Dat is ook net het aardige van spelen zonder tegenstrever: oefenen. De moeilijkste tegenstrever is het manco, de blinde vlek, het onderschatten van de bal, van de geometrie. Zodra je dat onder de riem hebt, is het lekker dollen met het tegengewicht van de geprooide bal. Krijg je de witte bal telkens zo dat hij in een rechte lijn op een van de nog te potten ballen komt, dan kan je in principe snoeihard uithalen, maar heb je tegelijk wel het ter plaatse rust van de witte bal te controleren. Het een kan niet zonder het ander. Knoeihard uithalen zonder grijze hersencelletjes op de witte bal heeft alleen maar nare gevolgen.

Geen opmerkingen: