donderdag 8 februari 2018

nummer

En die gezichten. Moet je die gezichten zien. Een rij. Het ene gezicht, soms ontbreekt er eentje, naast een ander. Nu ja, ander. Zelfde gezicht. Het heeft voeten in de aarde gehad om ze samen te krijgen. Om ze uit elkaar te houden. En da's niet eens de oorzaak. Wat voor zaak ook. Geen zaak. Het nummer een gebochelde lotsbeschikking. Geen ingeving. Kooi zeven. Vijfentwintig. Acht. Een kwartkooi. Met z'n vijven in één kooi. Ze vinden het vervelend. Heh. Obscuur. Heh heh. Het nummer hadden we niet kunnen inwisselen; ander nummer, mijnheer; pardon; excuseert u me. Het had geen zin gehad. Geen positiever effect op de stoelgang dan een oorvijg. Weg; zo zitten ze te kijken; weg. Het ene gezicht naar het andere gezicht, naast het andere, maar alleen als dat andere gezicht niet zelf naar de puk zit te kijken. Met een stok in de pap van een emmer waar 't ie geen zak mee uit te vreten heeft. Soms verdwijnt er eentje. Ta taa. Daar gaat ie. Tot volgende keer. Kijkt niet om naar de gore brij. Schoenveters? (Geen. Geen schoenveters.) Zal ik een voorbeeld geven? Nee. Om te beginnen ken ik de sukkel niet; geen idee waar 't ie zo opeens vandaan komt. [ ]

Geen opmerkingen: