donderdag 26 augustus 2021

donderdag

iemand met z'n handen in de zakken van z'n loopbroek
iemand op een fiets
iemand op een rode scooter
twee personen stappen op
iemand op een fiets
een auto
iemand raadpleegt het schermpje van een smartphone
iemand op een fiets met een voorraad kartonnen dozen op het bagagerekje
iemand van wie het hoofd een sterke verkleuring vertoont
iemand met een lange baard
iemand prikt een kaasje aan een eetstokje brengt het eetstokje tot mondhoogte en slokt het kaasje op
iemand op een fiets
twee personen stappen op
twee personen nemen de vrijgekomen plaats in
de nacht
wolkenparade
een auto
personen reppen zich naar een dichtbijgelegen kruispunt
in de kromme straat
in de rechte straat
een persoon met een persoon zonder
hond
een auto
drie personen buigen zich over het schermpje van een smartphone
fietsers
wolkentroep
het polkadotpatroon op een snelle fiets blote benen
twee personen en een pet
een auto
een koptelefoon
iemand met een kale kop
iemand parkeert een fiets neemt het zebrapad
iemand met een zwarte jas
met een zwarte jas en een zwart handtasje
iemand op een fiets
een auto
nog een auto
nog een auto
nog een auto
iemand fietst zonder handen
het meisje
een witte poes
de mytholoog

woensdag 11 augustus 2021

wat aan het gebeuren was

Hij liep niet met een game. Hij liep met een. Met een. En het is geen toeval dat. Dat. Dat het allemaal net nu gebeurt. Ook lijnbus 55. Het meest correcte beeld van die namiddag. Ze komen rond het beeld staan. Ze kijken. Ze uiten bewonderende kreetjes. Onvoldoende gewicht gaf het idee dat ze ooit op een dag een gat in de wereld maken. De zebra in Zelzate. Het beeld kantelt. Cocaïneblauw. Is het dan eindelijk zo'n avond. Het vochtige grijs van die eerste zin. Van die eerste zin. Komen rond het beeld staan. Kijken. Die eerste zin. In 1939 door een ambtenaar uit de omgeving van Leipzig in duidelijk van elkaar te onderscheiden voetstappen uit elkaar gehaalde zebra. De vrouwen die. De mannen. De kinderen. Het penumbra. Het praten over. De stemmen die tegen elkaar aanleunen. Een werk van Otto Dix. Het kijken in een eindeloos verre diepte. Dobberen. Het heen en weer deinen van de stemmen. Soms een woord dat als een dikke vis. En dan met de plons van een staartbeen weg in het geschommel. De vrouwen die. De kinderen, het praten over. Voor iemand met mijn achtergrond. Hoe uiterlijk. Hoe tijdelijk. Hoe stompzinnig we waren. Hoe alles wat nog gebeuren moet vijftig jaar geleden is intussen. En hoe geïnformeerd we zijn nu. Ook de pasgeborene. De kennissen die mee aanzitten. Als we het daar zo'n twintig jaar geleden over hadden gehad. Dan was er niet eens een debat geweest.