zondag 31 augustus 2014

een reconstructie

(1) godverdomme

Af en toe kwam het ter sprake: wat was met het reisverslag gebeurd. Joris vond het een penibele kwestie die hij bij voorkeur ontweek door er niets definitiefs over te zeggen. Gedurende enige tijd, dat wil zeggen tot tien jaar na het moment dat ik hem er voor het eerst over aansprak, leek hij de mogelijkheid open te willen laten dat het manuscript van de reis die ik in 1977 ondernomen had, van Dinant over Gerardmer, Troyes, Fougères, Quimper, Nantes, Poitiers en Saintes naar het diepe zuiden, in een van de vele kratten en kartonnen dozen stak die zich op de zolderverdieping van Nieuwe Gentweg 90 bevonden. Niets ontsnapte aan zijn boekhoudkundige nauwkeurigheid. Ooit opgestelde en vrijwel meteen te verwaarlozen, veelal in typoscript aangemaakte lijsten (alle pauzen van nul tot heden, een lijst waarin als ik het goed heb Pausin Johanna ontbrak, met lengtes voorsprong het meest twijfelachtige document), en andere relicten van een vaak net zo opslorpende als vluchtige interesse hadden er eenzelfde status als wat van kindertekeningen en jeugdwerk gebleven was, vuistdikke moten papier met weinig hoopgevende experimenten, prullen waarvan ik het bestaan vergeten was, vlekkerige épreuves d’artistes van op Japans papier of akwarelkarton gedrukte lino- en houtsnedes, de houtsneden zelf die ik om een of andere reden nooit vernietigd had, voddige exemplaren van een gestencild schoolkrantje, van de Osnovna Skola rubriek, van een compleet geflipt onderzoek naar het on- of net wel eiwiteiïge van eiwit - wat me later, minder relevant dan ik me voorhield, aan Cantatrix sopranica L. van Georges Perec deed denken – en een cataract van vergelijkbare dingen, min of meer keurig bijeengebracht in een speciaal daartoe vervaardigd houten rek dat net niet tot de dakpannen reikte.
Ex mera gratia, toevallig trof ik net vandaag deze bijwoordkundige galanterie op bladzijde 981 van het eerste deel van de van Dale, de veertiende, herziene uitgave uit 2005, louter op grond van een gissing kortom kwam hij schoorvoetend, een cigarillo onder de behaarde bovenlip, hij rookte goedkope cigarillos van een merk dat in iedere krantenwinkel te vinden was, de behaarde bovenlip – waarvan bekend was dat de enorme snor op die van Stijn Streuvels leek – onder de soms nerveus heen en weer tikkende neustop, een bijzonderheid die zijn echtgenote naar verluidt op gegeven ogenblik, lang voor sprake had kunnen zijn van het hier te berde gebrachte euvel, voldoende hinderlijk vond om echtscheiding te overwegen (waar ze om nooit opgehelderde redenen van afzag), met tegenzin dus, aangezien hij hiermee meteen ook afstand nemen moest van de kleine, dagelijkse triomfjes van een nooit falende en net door zijn echtgenote geroemde boekhoudkundige precisie, een precisie die zelfs door nog hogere instanties als verdienstelijk erkend werd, maakte hij gewag van een gebeurtenis die hij zich nu pas, na een decennium van onduidelijke standpunten, wist te herinneren: het hok. Het hok achterin de tuin. Dat hok zag ik zo voor me. Omdat de zolderverdieping in dat andere huis bijna onbereikbaar was (je had in een wat onhandig ineengeflanste kleer- of rommelkast van legplank naar legplank steil omhoog te kruipen, wat het tillen van tot de rand met papierresten en prullaria gevulde kratten bemoeilijkte) had hij hier, tot begin jaren tachtig, die dingen bijeengebracht die na verloop van tijd geen functie meer hadden in de routine van alledag, maar toch, zij het vooral vanuit boekbijhoudkundige invalshoek, een rest van de betekenis die ze ooit relevant hadden gemaakt. In 1983, hij herinnerde zich het jaartal, toen ze van het kleine, nieuwerwetse naar een veel groter en ouder pand verhuisden, in een andere stad bovendien, had hij het tuinhok leeggehaald. Hij had het hok niet alleen leeggehaald, herinnerde hij zich nu opeens, zo goed als alles wat hij in het hok aangetroffen had, op wat bruikbare spullen na (houtafval dat opgestookt kon worden, een werkbank die nog van Pepe geweest was, sinds lang in onbruik geraakt speelgoed waarvan je vermoeden kon, ook al zag het er niet bepaald hoopgevend uit, dat het op een dag misschien toch opnieuw betekenis krijgen zou), had hij op de stoep geplaatst.
Hij had het tuinhok uitgemest en zonder na te gaan wat zich in de kratten en de kartonnen dozen bevond alles, nu ja, bijna alles, op de stoep bij het papierafval geplaatst. Waar het weggehaald zou worden.
Zo is het gebeurd, gaf hij deemoedig toe.
Hiermee, wat ik aanvankelijk over het hoofd moet hebben gezien, was een eind gekomen aan het onfortuinlijke gespreksthema.
Wat met het papierafval gebeurd was? Een katholieke jeugdbeweging had er zich over ontfermd. Dat kwam hard aan. Een katholieke jeugdbeweging godverdomme.


(2) galop van papier

Het hok bevindt zich achterin de smalle tuin van een huis met huisnummer 4. Omdat het huis, als eerste van een lange slechts op twee punten onderbroken rij huizen, vlak bij een spoorweg lag waar nog tijdens de Parijse revolte, toen we met z’n allen televisie keken, een trein langskwam met een zich naargelang windrichting links- of rechtsop boven het treinstel bevindende rookpluim, wanstaltig dik, grotesk en onveranderlijk dezelfde vorm aannemend, had het aanvankelijk, logisch, van de Spoorwegstraat deel uitgemaakt , een straat met een sloot en een spoorwegcabine vlak bij de spooroverweg. Begin jaren zeventig verdwenen sloot en spoorwegcabine. Met de sloot en de spoorwegcabine verdwenen ook de hagen en de kikkers en de hooioppers op het grasland. Waar de sloot geweest was, kwam een steil talud van gras, de heggen en behaaglijke plekken waren verdwenen, in plaats van de spooroverweg was er een viaduct. Van het oorspronkelijke biotoop hadden ze geen halve centimeer intact gelaten.
De autoriteiten die ondanks wisselende coalities toch telkens weer nare dingen beslissen, leken geen invloed te hebben op wat zich in het tuinhok voordeed. Het hok was niet meer dan een constructie van betonnen platen met een golfplaat die schuin boven de plek stond waar ooit een zandbak geweest was. De plek bleek uiterst geschikt om te masturberen zonder dat iemand het merken kon. Het gezag stond dergelijke handelingen uiteraard niet toe, maar op het tuinhok leek het net als de ter plaatse trappelende autoriteiten weinig invloed te hebben.
In het tuinhok lijkt alles een toegewezen plaats te hebben. Het is een proper hok, maar de orde en de ogenschijnlijke netheid zijn aan mysterieuze wisselvalligheden onderhevig, plotse mutaties waar op Joris na niemand het fijne van weet. Bekend is dat hij vaak uren in het hok doorbrengt. Soms is getimmer te horen, het roeste geluid van een zaag. Spinnen, beddenpissers en langpootmuggen domineren het areaal.
Het manuscript, een schriftje, bevindt zich in een van de dozen vlak naast de deuropening.  Het is ongetwijfeld niet meteen uit de keurig boven op elkaar gestapelde moten papier op te vissen omdat het zich onderin bevindt. Alles in het tuinhok bevindt zich onderin. De spinnen, de langpootmuggen, het ruitjespapier, het houtafval, het afgedankte speelgoed, alles wat er om wat voor reden ook als verzameling bijeen staat, de kartonnen dozen, de kratten, de formeel als afval opeengestapelde relicten van een niet langer te verzinnen, afgedankte tijd.
Tijdens een nacht eind jaren zeventig sliep ik in het tuinhok. Ik was net terug uit London, nadat ik in Seatlle een vlucht genomen had en later onder de viaduct door naar het tuinhok sloop.
Of het manuscript van de Franse trektocht zich toen al in het tuinhok bevond, is niet bekend.

De ouwe zat er mee in. Ik wilde het vooral niet zo beroerd maken dat hij er dagen naeen van wakker liggen zou, misschien ook een van de redenen waarom ik het euvel, wat met het reisverslag gebeurd was, zelden te berde bracht. Soms had ik het erover, vroeg of het onderzoek nieuwe feiten bood, maar wat voor feiten, hij had ongetwijfeld niet eens geweten dat ik tijdens die intussen vergeten reis een journaal bijgehouden had, had om zelfde reden nooit kunnen weten dat net dit document, waarvan ik het belang niet overschatten wil, tussen edities van het plaatselijke parochieblad beland was, in het tuinhok beland was en hiermee geen andere identiteit had dan het gebruikelijke papierafval, dat het dus inderdaad in het tuinhok beland was en dat hij toen hij het tuinhok leeg te maken had niet over de inhoud van de dozen en kratten had nagedacht. Iemand vroeg of we zin hadden in notentaart. Joris stak een sigaartje op. Het voorval irriteerde me. Ik had me neer te leggen bij een galop van papier en wellicht kreeg het manuscript pas hierdoor het belang dat het als document, als het de Endlösung van het tuinhok wel overleefd had, niet gehad zou hebben.


(3) een plan

Tijdens de vroege zomer van 1977 zaten we op een plein in Oostende waar het familiale verband een buitenverblijf had, wat we dronken herinner ik me niet, waarover we het hadden evenmin. Een jaar eerder had ik halverwege de zomervakantie in de trein naar Brussel plaatsgenomen naast iemand die Francis Bacon persoonlijk kende. De Baconkenner had Brussel als tussenstop, ik Keulen vanwaar ik naar Mannheim zou doorreizen om vervolgens over Heidelberg en Rothenburg naar Nurnberg te liften. De reisgezel vertelde me dat Bacon aan een stuk door whiskey dronk en onuitstaanbaar was, wat me minder interesseerde dan ik voorwendde.
Op het terras hadden we het niet over Nabokov, die enkele dagen eerder overleden was. Dat Frankrijk net atoomproeven op Muruora gehouden had, wisten we evenmin.
Het vooruitzicht op nog een week in een kustplaatsje waar geen zak te beleven viel verontrustte me, de praatjes die altijd min of meer dezelfde waren, de laatste berichten over nonkels en tantes die ik niet kende, aanverwanten die ik evenmin kende en die me, als ik op een of andere manier toch wist wie bedoeld werd, nog minder interesseerden dan de schoenveters waarover ooit met vredelievende bedoelingen was gezegd dat ik ze dicht te knopen had. Ik had de familieleden gewaarschuwd voor het Amerikaanse model, voor het vodje van een democratie die hooguit economische belangen predikt, voor de volksverlakkerij van god en vaderland, ik had ze uitgelegd dat alleen de Griekse goden bestaansrecht hebben omdat van hen tenminste geweten is dat ze geen andere dan fictionele pretenties hadden, dat er twee soorten goden zijn, types als Eddy Merckx, Che Guevara, Cézanne en Eusebio, aan wie niet getwijfeld hoort te worden, en de anderen, ook de verrukkelijke vijfhonderdhandige, die slechts in onze verbeelding bestaan en misschien net daardoor vaak heel erg bloeddorstig zijn.
Wat me interesseerde: hoe kom ik zonder dat iemand het merkt onder de puinhoop vandaan. Kleerscheuren of niet, het familiale model omarmt ook de aberraties die het voortbrengt als over de Oostendse dijk in een gemoedelijke sfeer van het standbeeld van Leopold II naar Chez Rene gewandeld wordt. Tijdens een van die wandelingen formuleerde ik het plan. Frankrijk. Omdat ik niet over de centen beschikte om zo’n reis mogelijk te maken en op een aantal te verwaarlozen opmerkingen na geen brokken gemaakt had, kreeg ik tienduizend Belgische francs toegestopt. Daar viel mee te leven, als ik zweeg over Che Guevara en de andere utopieën die me bezighielden. Waar het om ging, was dat ik bij Monsieur Levy langs zou gaan en er stage zou lopen als discipel in de makrobiotiek.


(4) begin

Zwaar bepakt stap ik op een trein richting Brugge. Ik heb geen lectuur bij, wel een schriftje waarin ik van tijd tot tijd wat notities maak. Had ik werkelijk niet één enkel boek bij? Verbazingwekkend. De trein brengt me tot Dinant. Na Dinant gaat het liftend zuidwaarts, Givet, Rocroi.
Eén jaar eerder, augustus 1976, een bloedhete augustusmaand, had ik – tijdens de trektocht door de Romantische Strasse, wat me een grondige hekel bezorgde aan alles wat met Duitsland te maken heeft – een editie van De Buddenbrooks van Thomas Mann bij, de tweedelige Bruna editie uit 1969 uitgegeven in de zwartebeertjesreeks, respectievelijk 1233 (het eerste deel, grijze cover) en 1234 (deel twee, zwarte cover), wat ik in de huisbibliotheek aangetroffen had, een overigens heel erg bescheiden bibliotheek waar het hoofdstuk Literatuur, voor zover ik mij herinneren kan, tot De Verwondering van Hugo Claus en De Buddenbrooks beperkt bleef en heel erg misschien ook nog volumes van Gijsen, Camus en Bomans. Eenzelfde scenario bood de vinylcollectie. In het salon hadden we een Braun SK4 platenspeler, het bijzonder elegante model uit 1956 dat ook als Snow White’s Coffin bekend staat, en twee stuks vinyl, geen longplay bovendien, een single van Salvatore Adamo met het charmante Vous permettez, monsieur? en een semi-longplay met een wat oubollige versie van de Bolero van Ravel, een situatie waarin pas verandering kwam toen de met kerstkalkoen gelardeerde oudejaarsavonden, die onveranderlijk in huiselijke kring plaatsvonden, met telkens weer de geschenkbravade als het moment waar naar uitgekeken werd, witte enveloppes toverden, iets waar iemand die we Mijnheert noemden mee begon, de vrijer van oma, ongetwijfeld omdat hij na verloop van tijd en na tal van potsierlijke flops (sokken potverdraaid, of, helemaal onbegrijpelijk, een set zakdoeken) niet wist waar hij ons, opgroeiend tuig met een steeds gretiger behoefte aan andere dingen, mee verrassen moest. De enveloppe, om een of andere reden altijd een witte, bleek een meesterlijke zet. Maar ik dwaal af.
In de ontieglijk zwaar bepakte rugzak had ik, naast alles wat op hoogdringende wijze noodzakelijk leek om twee maanden Frankrijk te overleven (zes onderbroeken, een veelvoud aan sokken, tandpasta, de tandenborstel, zeep, hemden, shirts, een short, een regenjekker, enzovoort), drie boeken bij, een vertaling van de verzen van Lau Tse, iets van Krishnamurti en Het boek der veranderingen waar drie muntstukken bijhoorden, edities die ik enige tijd eerder in een esoterische boekhandel aangetroffen had.
Belangrijker waren het schriftje, de schrijfpen en het tekengerief, een schetsboek, pennen, inkt. Ik had geen fototoestel om - misschien als doel op zich - het reisverloop te documenteren: schrijven en tekenen hoorden bij het plan als eten, plassen en drinken.
Het reisverloop had bovendien geen ander plan dan Soulac-sur-Mer, begin augustus, waar Monsieur Lévy een kleine commune had, en als alternatief een adresje in een westelijke regio van het Centraal Massief, waar een Belg woonde die aardbeien kweekte.

Over andere gegevens beschik ik niet, wel over een kaart die me toegang verleent tot jeugdherbergen en een Michelingids waarop ik het verloop van het traject aanbreng. Na Dinant zal toeval over het reisverloop beslissen. Met het idee om naar Dinant te treinen, kom ik hoe dan ook in Givet, later in Charlesville-Mézières en Gerardmer. Ergens, die eerste dag, bevind ik me op een onwaarschijnlijke plek, een gehucht in de Franse Ardennen waar geen straatbedekking is, de weg is een brede geul met huisjes die aan beide randen van het wegdek tegen de bosrand aanplakken. Net hier word ik opgepikt door iemand die me naar Rocroi brengt.

zaterdag 30 augustus 2014

30 augustus

Transcriptie van Wednesday 30 August; The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 232 AUGUST 1939 (part two)

In een walm van dingen zonder definitieve identiteit. Oorlog of het salon en de gebruikelijke dingen. En misschien niet nog een hoofdstuk, als het tot een confrontatie tussen principes komt die elementair volstrekt tegengesteld zijn. Van lui met bedenkelijke principes verwachten dat ze ooit, op een dag, als alles waar ze op geilen binnen handbereik hangt, wat afstand nemen en toch, tegen het gebruikelijke beter weten in, een wandeling maken... Nee. Ze missen nu eenmaal de inhoudelijke keuken om in een aftands karretje van Parijs naar Marseille te rijden en op elke stopplaats te genieten van het niet eens als zodanig bedoelde genot. Vertrouwd maar niet bekend met het geroezemoes van de dingen krijsen ze als de soldaten die blind het menu van weer een oorlog maken en na de overwinning verveeld om zich heen kijken. De overwinning biedt in synopsis het tegendeel en met die sketch, stel ik me voor, is het beste idee dat je je uit de voeten maakt.

untitled

A flow of more than 30 untitled objects.


All of it by Dimitris Ameladiotis. Ameladiotis from Thessaloniki.
He found loads of material during walks from A (the untraceable beginning) to X (the untraceable somewhere).
I noticed him working on the Untitled object below on Thursday.
On Saturday he went to SMAK and visited the other museum as well.


Asked where he studied - at Thessaloniki I presume - he first mentions Painting. At the Thessaloniki Art Academy indeed. Later he studied in London at the Chelsea Art Academy. During his study at the Thessaloniki Art Academy he had focused on Paint, not on Image, or, to say it in a slightly different way: the image came from the paint. He gradually extracted a three-dimensional attitude from this. Painting became less important, or, approaching these changes with a somehow different touch: the material modified. He met Yannick Franck in Izmir, later in Boston. With the experiment at croxhapox - which offers him a possibility to work outside the often narrowing policies of the Gallery System, at once freed too from any curative or theoretical angle - he focuses on philopsophy. As for him the in situ work has a philosophical dimension, as most of the other work he makes. It of course first of all is Wild and Free.
Which makes it different from the work of Jeroen Frateur. See below. Dimitris mentions the fact that he and Jeroen indeed both use the same sort of material (rubbish, junk, found specimen of waste) but create quite a different world. The work of Jeroen Frateur, to name but one thing, is craftmanslike, from his hands come equipments leasurly constructed as surprisingly elegant and suspicious instruments. The junk and waste assemblage is tuned to the need of contemporary classicism, a partition for an ensemble large as the work it takes. The work of Dimitris


The work of Dimitris Ameladiotis more often is wild, just as explicit as a spasm, violent, it is freed from the need to be anything else.
Put next to each other it offers a close encounter of worlds being one, making two.

Image below, Ameladiotis: made with material from the crox-bar.


Image below: detail from a wall piece by Jeroen Frateur.


Image below: detail from the main piece.


Below: two more objects, created in situ by Dimitris Ameladiotis.



mens

Toen de moeder aan het kind vroeg wat het kind wilde worden en het kind ogenschijnlijk zonder hierover na te denken mens zei, lachte ze en vertroetelde het kind en zei ze dat ze ook zelf niets bedenken kon dat beter en moeilijker was. Het kind had het onmogelijke uitgesproken, dat wat niet geprobeerd moet worden omdat het onmogelijk is.
Het kind ontfermde zich over de persoon die een ogenschijnlijk onbelangrijke vraag gesteld had. Het beantwoordde de overbodige vraag met een overbodig antwoord.

30 augustus

Transcriptie van Wednesday 30 August; The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 232 AUGUST 1939

Niet op voet van oorlog. Nog niet. Marokkomakaken in een kotswitte BMW schreeuwen een vies woord, het gebeurt aan de Grasmarkt, Araabs, geen yotatoeter van te begrijpen. Op de terrasjes kwelen ligusteraapjes. Laat ik het maar niet hebben over wat gisteren gebeuren moest. Omdat het morgen ongetwijfeld over het hoofd zal worden gezien. Met een mottenplaag ga je niet aan tafel zitten. Als ik er ook maar eentje zie, waar 't ie ook zit, een wijfie of een mannetje, ik hou ze niet uit elkaar, grijp ik de krant die op een bliksemsnel te bereiken plek ligt, kortom laten we zeggen binnen handbereik, driedubbelgeplooid, om het maar niet te hebben over de ellende waar ze het in zo'n krant telkens weer over hebben, en mep het soms donkerbruine, soms wat lichter van kleur gevleugelde specimen uit de familie der Tineidae met één enkele knal tot moes. De resten van zo'n tot motmoes herleide Tineola bisselliella geven een bruine vlek. Twee weken geleden ging ik er van uit de mottenhaard grotendeels uitgeroeid te hebben, maar net met de mot is grotendeels uitgeroeid onvoldoende. Vergelijkbaar: om het moslimextremisme uit te roeien heb je in principe niet alleen de plaag maar ook de oorzaak van de plaag aan te pakken. Religie is een onrecht. Er zijn geen goden. Elke profeet is het deksel van een beerput. Met N. & T. pratend over wat ze recent meegemaakt hebben, of wat L. er over te vertellen heeft, had ik net zo makkelijk tot het besluit kunnen komen dat elke verliefdheid het eerste woord van een vervloeking is, elke handeling die meer beoogt dan de handeling het deksel van een drekstort en de hele soort, zo zij niet aan dat sobere beginsel beantwoordt, niet meer dan een immense drekkuil van maden en wormen die hoogstens, heel even, tot de verminking van iets hogers dan de drek waarin ze krioelen in staat is, of niet eens. Niet eens in staat tot vleugels of slechts tot vleugels waarmee ze hoogstens in weer een andere verminking belanden. Als je alles wat ooit geschreven en bedreven werd terugbracht tot één enkel boek: zwarte bladzijden. In die troep staan we niet naast maar in elkaar, het uitroepteken, de drek reikt tot de schedel, er zijn geen woorden meer. Zij die over een buitengewone lange hals beschikken, of in de drek stiekem op stelten staan, hebben het niet minder kwaad, ook in het bovenstrontse wordt stront gebraakt. Een razernij van stront jaagt over de mensbol. Dit gaat gepaard met een kannonade van drachtig geluid. Met elke haal beland ik in een nieuwe drekpot, in Nieuw-Zeeland, in Nigeria, in Irak, meegesleurd door een telkens opnieuw plotse stroom van berichtgeving, de drek is amper doorgespoeld of daar is de nieuwe spoeling, een diarree van dingen waar geen eind aan komt. Om het niet erger in te schatten dan wat het is, haal ik de fiets van stal. Een bleek zonnetje hangt boven het hinterland, wolken drijven in het zwerk. Geen buitjes. Opgelucht fiets ik naar het stadscentrum en fantaseer over de boeken die ik schrijven wil.

vrijdag 29 augustus 2014

donderdag 29 augustus

Na de rijstschotel, met varkensvlees, gambas en reepjes omelet, Edna nam de trap naar een van de bovenverdiepingen, legt Luc uit dat een sabaillon in theorie met van alles gemaakt zou kunnen worden.
Hij staat in het keukentje over een pot gebogen waar hij hard in roert. De klassieke sabaillon is met marsala, verneem ik. Eerder hadden we appeltaart met vanille-ijs gehad en een tempranillo.
Luc roert hard in het pannetje, draait het pannetje heen en weer, proeft, bedenkt zich en voegt een scheut marsala toe.
De bedoeling, legt hij uit, is dat het tot een schuimige massa komt.
Zonder eiwit, vraag ik, lakoniek.
Zonder dat ge een omelet krijgt, verneem ik. We nemen een pauze. Luc is met de sabaillon bezig, mijn blik valt op de Remington. Fuck. We kennen elkaar sinds eind vorige eeuw. De schrijfmachine verbaast me. Waarom zou iemand die al begin jaren tachtig met het digitale medium bezig was een schrijfmachine hebben. Een Remington bovendien.
Met de sabaillon komt David Byrne op tafel en de discussie of True Stories een film is of niet. Luc heeft een exemplaar van Songs from the Knee Plays uit 1985.
Als je voor elke halve centimeter een halve euro rekent, berekenen we, heb je met factor 150 wereldroem.

woensdag 27 augustus 2014

jachthoorn

Hendrik blaast op z'n jachthoorn. Het is een prachtig instrument.
Hij doet Mozart, als hem dat gevraagd wordt. Hij doet Veerle en Liesbeth.
Hij doet Shostakovich.
Hij danst op Story en Dag Allemaal, als het moet.
De jachthoorn van Hendrik is best vaker aan de Singer naaimachine van Shostakovich gelinkt,
de Singer naaimachine van Shostakovich die iedereen wou zien. Excuseer me,
van Jespers hangt in musea sinds de dag dat hij krepeerde alleen het jasje.
Hendrik, Paul en Dimitri staan om het graf en redeneren. Godverdomme.
Hoort de nachtmachine van Van Ostaijen de facto niet defintief aan Shostakovich toegeschreven te worden.
Waarom.
Hij en alleen hij pist in de hoorn,
als het zo nodig moet.

maandag 25 augustus 2014

klaagzang

Ik weet teveel. Ik ken teveel mensen. Teveel mensen kennen mij. Al te vaak moet ik toegeven het kan met minder. Ik ben te bekend. Honderd benen. Vijfduizend volgelingen. Moet wat in The New York Times over me geschreven werd misschien toch met een korrel zout genomen worden of ben ik dan toch het genie, de tetracirkel, het genus van een nieuwe apensoort. Als goud glimmen de drollen die ik kak. Maar, vraag ik me af, is die verrukkelijke barbarij om goud te kakken dan zo uniek? Al te vaak intussen word ik geconfronteerd met feiten als deze, dat ik iemand die ik niet herken, na tot de bevinding gekomen te zijn dat het individu mij niettemin bekend voorkomt, mede te delen heb dat ik haar of zijn naam vergeten ben, niet weet waaraan ik haar of zijn unieke aandacht te danken heb, aan een volksdansavond misschien, toen het na de verkiezingsoverwinning van iemand die ik misschien toevallig tegen het lijf gelopen was op een volstrekt ordinaire manier tot een drankorgie gekomen was. Dat het individu mij ook toen al bekend voorkwam, ontken ik niet. De frisse kop, het sardonische lachje, het kwam mij om een of andere reden bekend voor. Sorry, zei ik. Geeft niet hoor, zei de dame die naast me stond. Ze kwam me bekend voor. Ik excuseerde me. Met een blijk van oprechte sympathie keek ze in de gulp van m'n verwarde blik. Godverdomme, ik was gewoon totaal vergeten wie ze was. Een tel later was ook zij mijn bestaan al weer vergeten. Maar neem nu die vriendelijke blondine, daar, hoe heet ze weer, met dat tot toetasten uitnodigende kontje. Dolgedraaid. Ik kwam haar bekend voor, ze tutoyeerde me. Dronken, de lettergrepen met enige moeite aan elkaar breiend, richtte ze het woord tot me. Ze zei wie ze was en wat ze deed. Na tal van weinig hoopgevende signalen kwam het gesprek uiteindelijk toch op het heropstarten van de Rote Armee Fraktion. De blondine zei dat ze de autobiografie of in elk geval teksten van Ulrike Meinhoff gelezen had, wat ik maar eens lezen moest, vond ze, om meteen daarna hard naast de pot pissen, ze had N-VA gestemd, zei ze, alsof het haar geen zak uitmaakte op wie of wat ze gestemd had kunnen hebben, zodat ik zonder inhoudelijk overleg m'n darminhoud op haar tieten kotste. Ik ben een vriendelijke jongen maar er zijn grenzen aan wat ik hebben kan.

populier

Ho ho, kalmpjes aan, kalmpjes aan, populier, kalmpjes aan, kalmpjes aan man, geen gestommel.
He, wacht even. Populier. Wacht even. Wat zei ik? Zei ik gestommel? Gestommel, is dat wat ik zei?
Wiek molenschilden statig van bladerdak en schimmel. Zigzag door het zwerk. Jij daar, exemplaar,
gestommel, is dat wat ik zei? Gestommel verdraaid. Verstuif kolkdraaiend in orkaan tot venusdrempel. Om wat te bereiken, ten slotte, populier, het wegplukken van telkens één blad,
het neerslaan van duizend bladzijden, een voor een in een wurgkelk van gretig gestommel? Is
dat wat ik zei, is dat wat ik zei. Ho ho, wacht even, kalmpjes aan, is dat wat jij gehoord zou hebben?

zondag 24 augustus 2014

rorschachtest

Comme je m'en approchais, ma surprise a été extrême de voir fixé à gauche de son entrée un panneau officiel la désignant comme monument historique.
Jean Echenoz, Caprice de la reine, p. 118; Les éditions de minuit 2014

Gelijk verdeeld over baksteen (verticaal) en wateroppervlak (horizontaal), maar ook hier solitair dezelfde invalshoek (verticaal), (muur, wolk, plas), ligt een schaduw over het souterrain van de gebouwen aan de overkant van de rivier, een eiland in het zonlicht. In het westen daalt Utu (of Atoem, het als zodanig bekend staande hemellichaam) boven het vanaf de plek waar ik me bevind fictieve hinterland en werpt een beeltenis van wat haar blik hindert op het metropool. Het is een solitaire vorm in een zee van licht, een uit twee min of meer gelijke delen bestaande rorschachtest, de schaduw op het souterrain van de gebouwen aan de overkant van de rivier en de verticale reflectie van die schaduw op het wateroppervak. Onderaan loopt de rorschachtest uit in over de rivier rimpelende rillingen met schaduwranden waar grassen, haren en trossen wiegen. Een motorsloep snijdt door het water.
Onirische abstracties vlokken over de rivier, een school van vlekken en flikkeringen, onschadelijke spookbeelden die op een bijna hoffelijke manier indikken tot het als gebruikelijk zachte op en neer deinen.
Uit de schaduw ontstaat een nieuwe vorm. Die nieuwe vorm strekt zich op- en neerwaarts over beide vlakken uit, inhaleert wat van Utu rest, het als zodanig bekende hemellichaam. Van Utu voorlopig rest meer dan de bakstenen muur die rust aan de horizontale poort en de impuls van het bouwsel om diep in de vloed van schaduw door te dringen.

De witte gevel aan de overkant van de trage rivier, waarboven een nieuwerwetse constructie oprijst, heeft, ik tel ze, vier verdiepingen. De onderste is net boven de waterspiegel. Hier is een met mos begroeide richel. Het witte huis rijst uit boven het mos en het irreguliere metselwerk net boven de waterspiegel. Bovenaan, net onder de dakgoot, op de vierde verdieping, is in een van de geopende ramen, op de verdieping staan alle ramen open, de wulpse snede van een boek te zien en de hand van een jonge vrouw, onzichtbaar subject, die in het boek leest. Ze zit halverwege het boek. Het bierflesje schoof op naar het centrum van het geopende raam. Ze tilt het rechterbeen binnen het raamvlak. In de donkere kamer wordt ze door Alex Katz bekeken. Rafelingen, een blote enkel, zwarte gympies met een witte zool.

the smallest country

I am the smallest country in the world.
In the whole wide world there is no country smaller than me.
Nauru is small, Monaco is small, Vatican City even smaller is but smaller still I am.
No country is smaller but me.
It has no president. No elections to be held. It has no highways. No traffic jams to torture the nervous system. It has one inhabitant only.
Its economy never peaked because it has no economy.
Of freedom speech and ambiguity make being it a daily feast. As such no festivities need to be held.
There are no marketplaces anyway.
No trumpets need to be cleared. No civilians of different mass narrow its mind. Uncomposed
the national anthem firmly sounds and farts.

zaterdag 23 augustus 2014

tochtje

Kwart na negen. Het donkert al. Op de autosnelweg lange rijen oranje straatverlichting.
The Autostrada A1 (known also as Autostrada del Sole, literally "Motorway of the Sun"), is an Italian motorway that connects Milan with Naples via Bologna, Florence and Rome. At 754 km, it is the longest Italian autostrada and is considered(1) Lange bomenrijen sluiten de berm in. Ik bevind me in een grijsblauwe verkeersstroom ter hoogte van kilometer 39 - maar van welk punt 39 kilometer verwijderd?
Ter hoogte van Drogenbos is het verrassend druk op de autoweg. Duisternis zakt over het landschap. Richtingwijzers duiden Namur/Namen, Mons/Bergen en Charleroi aan. Rechts van de weg is een coca-colahoogoven. Drogenbos van de ochtendradio. Verkeersellende, ongeval waarin twee vrachtwagens betrokken zouden zijn die dwars door elkaar heen reden, negendertig kilometer file.
De Zenne, een wegparking, die op het grondgebied van Ruisbroek, afslag 19 wordt aangekondigd, er hier afgaan levert normaal gesproken Beersel op, wat verderop afslag 19, het staat nogmaals aangeduid, ook dat wie er hier afgaat normaal gesproken in Beersel belandt. Het asfalt glimt. Het is vochtig en glimt. Afslag 21 levert Halle en heeft twee rijstroken. Een flinterdunne film bedekt de voorruit.
Met 100 km per uur ben ik het traagste koetswerk op de openbare weg. Ik heb alle tijd. Racen zint me toch al niet. Zo'n gek in een cartooneske worst op wielen die aan 40.000 km per uur aan een stuk door voorbijflitst. Natuurlijk hou ik van Tex Avery. Daar gaat het ook net om: ik ben het traagste vehikel op de autoweg.
Het geluid op het dak van de auto en de zienderogen afnemende zichtbaarheid geven aan dat de Atlantische storing in volume toenam. Terwijl het ter hoogte van Drogenbos inderdaad relatief droog was, bevind ik mij opeens in een ziedende regenstroom. Ik activeer de ruitenwissers. Wat later passeer ik Waterloo en een bord rechts van de weg dat aangeeft dat ik Waals-Brabant binnenrij.
Wegenwerken zorgen voor extra verkeershinder. Onder de auto's die voor me uitrijden of aan een slordige 130 km per uur langszij komen is een brede waaier van op damp lijkende druppelsluiers waar te nemen. Ik passeer de industriegronden van Nijvel, Nivelles Nord, passeer een bord dat opnieuw afslag 19 aanduidt. De autosnelweg vorkt: rechtsop Paris en Mons, linksop Charleroi, Liège, Namur, ik rij onder de brug van nog een autosnelweg door en bots bijna tegen die ene auto aan die nog trager rijdt.
Net voor Charleroi neem ik Charleroi Aerodrome. Even voordien kwam een vliegtuig laag boven de autosnelweg hangen.

ARRIVALS
In de hall, waar honderden mensen dicht opeen gepakt staan, worden volgende vluchten verwacht (heure prévu):

Casablanca 23:00
Vilnius 22:55
Budapest 01:30
Bari 23:15
Pescara (geen tijdstip)
Comiso 23:15
Tanger 22:45
Tenerife Retina Sofia 22:45
Tenerife Retina Sofia 22:50
Venice Treviso 00:30

En ten slotte ook nog Thessalonique, zonder tijdstip. Ik wacht op iemand uit Thessaloniki. Het verwachte tijdstip is 22:55. De vlucht uit Thessaloniki zou geen vertraging hebben. Dat geldt ook voor het vliegtuig dat enkele uren eerder boven het beton van de vlieghaven van Pescara opsteeg.
Op enkele na hebben alle andere vluchten wel vertraging. Vilnius komt 55 minuten later aan dan oorspronkelijk gepland, Budapest 2u45 later, Bari en Comiso kampen met een half uur, de vlucht uit Venetië liep een vertraging van 1u35 op.
De vluchten uit Tanger, Thessaloniki en Tenerife daarentegen lopen vroeger binnen dan het geplande tijdstip.
Om tien voor elf begroet ik de meteen alomtegenwoordige Dimitris Ameladiotis. Na de betaalautomaat begeven we ons naar de ondergrondse parking. Vijf minuten later rijden we noordwaarts. Dimitris is de mening toegedaan dat hij in Brussel Zaventem aan land ging. Ik probeer hem uit te leggen dat zijn vlucht op Charleroi was en dat Charleroi zich om een of andere reden ten zuiden van Brussel bevindt. We belanden in ziedend noodweer.

(1) Wikipedia.

donderdag 21 augustus 2014

een zonsondergang

(1) cirkelbeweging
Rechtsop is een spoorwegberm. Over de berm is een dikke pommade van jonge, pas ontloken braamstruiken. Ik open het schriftje op het moment dat een trein langszij komt. Gisteren heb ik iets gelijkaardigs meegemaakt. Ik stond voor een slagboom net ten zuiden van Ath. Op het spoor passeerde een trein die als een schicht langszij kwam. Een landelijke route nemend was ik aan die spooroverweg beland. De weg naar Ath was vlakbij, wat ik niet wist. De trein schoot langszij. Aan het T-kruispunt waar ik me vandaag bevind, draait een nieuwerwetse 2cv rechtsop. Aan het stuur zit een jongen van een jaar of twintig. Een koppel stapt over het gras rechts van de weg. Ze hebben een hond. Achter me passeert nog een trein, minder luidruchtig. Boven de yachthaven is een zonsondergang met grijsblauwe wolken. In het tere blauw van het tijdstip na zonsondergang is een in watten uiteengerokken bloemkool te zien, met sporen als op het natte deel van een strand, een reuzenrog of een gigantische eend, een puzzel van wolkvlokjes die wijd en in een hechte formatie boven het landschap hangen. Onderin, vlak boven een skyline met bomen, hebben de boven het aardoppervlak oprijzende dampen een donkere, paarsgrijze toets. Het gaat om dunne wolkenflarden die hoog in het zwerk hangen, vanaf het punt waar ik me bevind hangen ze net boven de horizont, pubisheuvels, wattige lijnen, slierten en vorken, een wirwar van kringende vormen. Het doet me aan de partituren van Hans Beckers denken. Achterin heeft het een gelige kleur. Kras, viriel, elegant, de zonsondergang van een grootmeester.
(2)
Het bezinksel onderin heeft Payne's grey. Hogerin dringt paars in de wolkenflarden, tegen een uitspansel dat langzaam indikt.

woensdag 20 augustus 2014

visite

J'aime l'ambiguité, verneem ik. Hij, geen fotograaf omdat hij nooit foto's neemt, woont vlak bij Le Burton, ten zuiden van Charleroi. Le Burton is een hoekcafé. Ten zuiden van Marcinelle centre had ik de weg gevraagd. De dames hadden geen idee waar Rue de Marcinelle te situeren was. Niet in Marcinelle. Bonne journée, zeiden ze. In het Q8 tankstation, met mensen die op een bus staan te wachten aan de overzijde van het wegdek, weten ze het evenmin. Ik heb geen gps. Zelfs in Portugal raak ik liever de weg kwijt dan altijd exact daar te belanden waar ik verondersteld werd aan te landen. Gek of niet, ik raak zelden de weg kwijt, zelfs als ik naar een plek in Duitsland te rijden heb waar ik nooit eerder geweest ben. Ik heb een neus, zoals ze het noemen, een neus voor richting. Ik heb nooit begrepen wat daar zo moeilijk aan is. Ik open Google maps, tik Rue de Marcinelle in en krijg drie mogelijkheden aangereikt, eentje in Charleroi, eentje in Ham-sur-Heure-Nalinnes en eentje in Esch-sur-Alzette. De persoon bij wie ik verwacht word, had aangegeven dat hij in Charleroi woonde. Hij woont niet in Charleroi zelf, hij woont iets ten zuiden van Charleroi, in Rue de Marcinelle woont hij, ten zuiden van Marcinelle wat zich zuidelijk van de ring om Charleroi bevindt. Wat zuidelijker traceer ik Thuin. Die gegevens sla ik op. Interessant is dat Rue de Marcinelle zich ten zuiden van Marcinelle bevindt. Ter hoogte van Charleroi, op de autosnelweg Charleroi/Namen/Luik, hoef ik alleen Charleroi Sud te nemen om met grote waarschijnlijkheid in de buurt te belanden waar zich Rue de Marcinelle bevindt. Het is nog makkelijker, Marcinelle staat aangeduid. Ook in Marcinelle hebben ze een ring. Die ring volg ik in zuidelijke en oostelijke richting tot ik aan een kruispunt met verkeerslichten beland. Thuin staat niet aangeduid maar de weg gaat in zuidelijke richting, het is bovendien de enige weg die die kant opgaat. Ik sla af, neem zuidwaarts, rij het terrein van een tankstation op, de dames aan het comptoir kunnen me niet helpen, verwijzen me door naar het Q8 station dat zich ongeveer 1 kilometer zuidwaarts bevindt, er is lintbebouwing, er zijn industriële gronden, ik rij onder bruggen door, rij de parking van het Q8 station op, hier weten ze het evenmin dus gaat het opnieuw rechtsop en zuidelijk door een areaal dat spoedig agrarische kenmerken vertoont, ik passeer Le Burton, ben op dat moment net aan Rue de Marcinelle voorbij gereden, wat ik niet weet, Le Burton bevindt zich links van de weg, de Rue de Marcinelle, zoals later blijkt, is rechtsop. De weg eindigt op een T. De persoon die me verwacht, we hebben om 3u afgesproken, het is intussen kwart na drie, had gezegd dat ze vlak bij het Musée de la Photographie wonen. Aan de T neem ik rechtsop. Ik beland op de R3, de ring rond Charleroi, wat ik niet weet. Het is een tweevaksbaan. Wat later bevind ik me op het pleintje vlak voor het Musée de la Photographie. Op dit moment besluit ik om m'n gastheer te bellen, die gezegd had dat ze vlak bij het Musée de la Photographie wonen en een meer expliciete aanduiding over het hoofd had gezien, Le Burton.
Patrick en Alix wonen in een schattige sixties villa, halverwege een trage heuvel. We drinken thee, betreden het oeuvre, hebben het over literatuur. De foto's, die in zekere zin geen foto's zijn, die nooit een titel hebben omdat hij de betekenis van het beeld open wil, ontstaan uit wat hij een bordeel van found footage noemt, le bordel. Hij is bouwmeester van Charleroi bovendien, maakt deel uit van een groep experts die het renoveren van de binnenstad begeleiden. Als kunstenaar heeft hij niets met het contemporane discours. Het interesseert hem niet. Hij vertoont zich zelden tot nooit op vernissages, heeft een Parijse gallerie die intussen geen exacte locatie heeft, maakt nooit meer dan één exemplaar van de foto's, die geen foto's zijn maar digitale manipulaties van found footage, Tuymans had hem uitgenodigd om aan het Chinaproject deel te nemen en was verrast, verneem ik, omdat hij niet één Waal kende die dit soort werk maakte. Oppervlakkig bekeken hebben sommige werken een link met het werk van Michaël Borremans. Mijn gastheer, die geen chronologie hanteert, kwam midden jaren negentig tot dit soort beelden, toen zowel hij als Michaël volstrekt onbekend waren. De literaire connecties zijn navenant: Joyce, Sterne, Esterhazy, Gombrowicz. De taal van het werk is zonder rechte lijn.
J'aime l'ambiguité, verneem ik.
Na het onderhoud neem ik een zuidelijke route over Mons en Ath.

dinsdag 19 augustus 2014

maatpaknaakt

Maatpaknaakt. Nieuw woord. Mooi woord. Wie is naakter dan de maatpakaap. Orlando die op een nacht in Lissabon naakt op straat danst, het forse apparatus op en neer wippend, elementair, op het wilde orgasme van een afro beat? Nee. Orlando van Buenos Aires is hoogstens, ondanks de wat ongewone teneur, het gebruikelijke naakt, het naakt dat we kennen van de badkamerspiegel, het naakt van een doorsnee-ochtend, het naakt van een aangename dag, Crates die z'n ruiterij bovenhaalt en zegt, aangezien ze het hem naar verluidt inderdaad gevraagd zouden hebben, That's Me. De overspelige Zeus was dermate onzedig dat hij vermomd als zwaan op Leda neerstreek en zo nog wat dingen deed die ik het eerste het beste maatpakaapje niet meteen zie doen. Zelfs Rome vond het verdacht interessant, wat die Grieken deden. Aan Grieken kun je een voorbeeld nemen. Aan de maatpakaap bij voorkeur niet.
Het maatpaknaakt is een matte variant van het laatste blauw van de nacht. Koorstig stappen de namaakapen over het voetpad, zedig verpakt in het namaaknaakt van een bargoense klucht. Ze hebben ook wel altijd wat te doen, het is een nijvere soort.

De maatpakmakaak, Macaca tailorputens, is vrij algemeen op zowel noordelijk als zuidelijk halfrond. De soort houdt van hoofdstedelijke gebieden waar hij zich soms met administratieve taken bezighoudt, doch meestal op terrassen in het administratieve centrum waar te nemen is in het gezelschap van beeldkundige soortgenoten. De Macaca curatoputens, het curatoraapje, ook wel sletaap genoemd, onderscheidt zich van de Macaca tailorputens door de vlezige buik en het schriele, schreeuwerige keelgeluid.

zondag 17 augustus 2014

jazz middelheim

Boris hangt ondersteboven. Een mooie set van Stefano Bollani en Enrico Rava. Het aardige met Stefano Bollani is: hij zit de hele tijd door heen en weer te hippen, jongleert, tapdanst, acrobatiseert, schilt appeltjes, het zou niet eens verbazen om hem ondersteboven op de pianokruk te hebben, hij speelt aan zo'n tempo en met zo'n gemak alsof hij over drie handen beschikt. Het gaat er hevig aan toe. Het Jamal kwartet levert een rare, ongenuanceerde set, Jamal dirigeert de troepen, ramt over de toetsen, het heeft mooie momenten waarbij vooral de bassist opvalt. Hij zegt het in het Engels, dat ze alleen die twee nummers kennen en dat de rest van de set dus helaas een reeks variaties wordt op wat we net gehoord hebben. Ik krijg het woord, neuzelt Rava, Bollani had hem een ogenblik eerder de micro aangereikt, en ik heb niets te zeggen. Ik schaf me Eight (+1) Tristano Compositions van Anthony Braxton aan, een release van Hat Hut, het beste concert van de avond. Net als donderdag nemen we een alternatieve route. Nu de alligator dood is, daarover zijn we het eens, is er eindelijk weer wat ruimte; maar de alligator is niet eens vergeten of een nieuwe alligator dient zich aan: in de kunstscene moet je vooral opletten met lui die denken dat ze het voor het zeggen hebben en bovenop het bovenmaatse getoeter ook het recht nemen om wat kunstenaars wel of niet doen zo te manipuleren dat het hen als samensteller van de dwaze en onschuldige projecten die ze fabriceren ook een gouden medaille voor praalzucht levert. Of iets in die zin. Onder de beuken van Park Den Brandt hebben we het over Gerhard Richter. Rava is schattig, speelt met de ogen dicht, het lijkt hem inderdaad niet uit te maken of wat hij te zeggen heeft, hij speelt, tijdens de set trekt Bollani het laken naar zich toe, Rava staat dit toe, excelleert in puntig geplaatse frasering, duikt opeens uit het pianospel van Bollani op met een trage beweging. Regen zeikt over Park Den Brandt. The problem, grapt Enrico Rava, nadat het er heel even naar uitziet dat hij noch Stefano Bollani het woord zullen nemen, ze hebben net twee nummers afgewerkt, is that we only know these two tunes. Tijdens de weg terug luisteren we naar schijf twee van Best of Klara, wat met Chet Baker begint. Verrukkelijk.

avond

Een terras aan het water. De kelner plaatst een kleine met was gevulde bokaal op tafel. Een vliegje inspecteert het convexe object. Eerder had een jonge vrouw met bruine huid - zodra zij zich over het tafelblad buigt halfnaakte borsten - een met ros gerstenat gevuld buikvormig glas gebracht en ook een schoteltje met, als ik ze wel geteld had, wellicht net twee dozijn zoute pindanoten. Op het water drijven twee takken die als een X aan elkaar vast kwamen te zitten. Het wateroppervlak glanst als oud zilverwerk in een donkere vitrine. Luchtbellen botsen tegen de onderkant van het gladde oppervlak en toveren kringen, soms hooguit twee drie, cyclopisch, encyclopisch, cyclopedisch, die net zo plots verdwijnen in het woordenboek van de rivier. Dominant is het geroezemoes dat uit een vlak bij gelegen souterrain komt. Het domineert het tafereel, voor zover we het een tafereel zouden kunnen noemen, letterlijk dan, de situatie aan tafel, aan de tafel vlak bij het water. Andere specimina komen langsdrijven, het gros zonder specifieke identiteit - wat me ook opvalt als ik later met Koba en Sofie in een dicht opeengepakte mensenzee beland: het zonder identiteit drijvend opeengepakt staan en dan toch iets wat er uitspringt, een oorring, een ranke hals, het jasje van een elegante jongen, een groene jurk en de als een rijpe vrucht in twee bijna gelijke helften te snijden blik van een jonge vrouw. Er is nog. Een peuk, iets wat ongetwijfeld een kurk is, het gele, langwerpige blad van een treurwilg waarop twee donkere stippen plaatsgenomen hebben. De stippen schuiven heen en weer over het ranke blad. De kaars is gedoofd. In een vochtig aureool van gesmolten was is nu alleen nog iets wat op een voelspriet lijkt. Een jongen en een meisje, het meisje heeft een witte handtas, namen plaats aan een van de tafels vlak bij het water. Ze bedienen zich van de rookwaar, keuvelen. Wat later betreden ze het souterrain. De witte handtas is van het meisje dat in het souterrain aan de tafel vlak bij het raam was blijven zitten. Een kaalhoofdige man, van wie de leeftijd moeilijk in te schatten is, leunt over de reling aan het water. Hij staart naar de strengen van de treurwilg die tot het wateroppervlak hangen, inhaleert, een kring van grijsblauwe rookslierten hangt om z'n schedel. Met de linkerduim raakt hij een plekje aan dat zich net boven de oorschelp bevindt.

vrijdag 15 augustus 2014

jazz middelheim

Het jaarlijkse ritueel onder de bomen in Park Den Brandt. Aanschuiven voor de jetons, een biertje proberen te bemachtigen en het bakje patat, om de plekken waar het moddert heenstappen, Rob Leurentop tegen het lijf lopen, plaatsnemen onder een populier aan een van de vele houten tafeltjes van firma François Sermijn, iemand vraagt waar we het krantje vonden, wat later een praatje met Morrens en zijn dame en het einde van de oude boom. De boom is niet meer. Boven het landhuis is een partieel zwembadblauwe hemel waarin regenwolken aandringen, Park Den Brandt omsingelen. Grijsbruine libellen zigzaggen over het terrein. Je zou bijna vergeten dat we voor het concert gekomen zijn.
Het eerste concert, dat al begonnen was, nadat we door het achter het terrein van Jazz Middelheim liggende park om brede waterplassen heen te stappen hadden, is MikMääk, een big band met onder andere Bart Maris op trompet en de mij compleet onbekende maar zeer stijl- en gevoelvolle Claude Tchamitchian op akoestische bas. Heel erg aardig, zo'n big band. De tweede set is het sextet van Vijay Iyer met Steve Lehman op sax. Heel af en toe komt het tot een fraai, contrapunctorisch ritme en vooral Lehman valt in de smaak bij het van oudsher handklapgrage publiek. Toch gaat het gauw vervelen. Iyer blijft aan de toetsen hangen alsof hij er met hardlijm vastzit - misschien iets te ijverig, merkt de zich intussen evenmin kiplekker voelende metgezel op - en Lehman, die dartele guirlandes uit z'n toeter tovert, doet wel telkens hetzelfde, toetert alsof hij alleen dat ene truukje heeft - het komt niet tot een mise-en-scène die meer biedt dan het vertrouwde plaatje. Het mist identiteit. Is dit het vierde of is het intussen het zesde nummer, besef ik opeens. We drentelen naar het standje met vinyl en cd's.
Wij, dat wil zeggen de metgezel, eigenaar van een niet langer als zodanig te benoemen tuin, en ik, waren er vooral voor set drie en vier.
Set drie is het Dave Douglas Quintet. Net als Holiday, wat we weer op weg naar Gent te horen krijgen, het verrukkelijke My Old Flame, is Douglas indrukwekkend omdat hij ook zonder up tempo tot een duizelingwekkend ritme komt. Het is een set vol wisselingen, het tempo wisselt, het timbre wisselt, de trompet van Douglas is vaak heel erg melodieus, net zo vaak ritmisch, ostinato, het komt tot een opeenstapeling van variaties, in het park is het windstil. Er beweegt geen blad, merkt de persoon op die naast me staat. Het tweede nummer biedt een loom up tempo. Lekker speelse jazz met draadjes die tussen trompet, sax en drum doorglippen. Linda Oh, de bassiste, is verrukkelijk, en de sax, een jongen met een onuitspreekbare naam, is om de vingers aan af te likken. Tijdens het vierde nummer van de set komt Abdul-Malik bovendrijven, met Oh - met vijf gaat de trompet over op een funky ritme, subtiel, buitengewoon fijnzinnig, slick, slow motion, gentle, geen overdosis, druppels in lange slierten. Later opnieuw de donkere en ritmische toon van de bas, een trage stoet van klanken. Het zingt en zuigt, de droeve en natte warmte van een natte zomeravond vloeit over het terrein.

De eerste avond op deze editie van Jazz Middelheim sluit af met een duo, Herbie Hancock, Wayne Shorter.
De magie van het jazzasme. Een verbluffende set. De piano is verrukkelijk, Hancock heeft misschien nooit beter gespeeld en de sopraan van Shorter blaakt van melancholie, een wonderlijke melancholie, de betovering van een melancholie zonder sentiment.
Regen jaagt over het park. De set van Hancock en Shorter is van eenzelfde teneur, heel erg ingehouden, andante, stil, het handklapgrage publiek roert zich amper, maakt af en toe een foute intro maar niet op zo'n manier dat het stoort. De set is subliem. Hancock en Shorter sluiten het concert af met een opmerking van Shorter: When you go in the unknown, make sure you have a chair.

Tijdens de weg terug luisteren we naar Brigitte Fontaine & The Art Ensemble of Chicago.

woensdag 13 augustus 2014

plagiaat

Ik ben het niet eens met Van Giel, de DS-journaliste die Tuymans wegens vermeend plagiaat voor de rechter daagt.
Het naschilderen van een foto is geen plagiaat.
Iemand kan uit om het even welk magazine een foto kiezen en die foto schilderen zonder dat ook maar iemand de persoon die de foto schilderde van plagiaat betichten kan.
Aan kunstacademies waar ook ter wereld, maar misschien niet op Guam, is het schilderen naar foto's dagelijkse kost. Het is een belabberde praktijk en iedereen doet het.
Bovendien, in Winconsin zit op dit ogenblik misschien iemand een foto van het schilderij dat Tuymans van de foto van Katrijn Van Giel maakte te kopiëren. Die jongen is uiteraard onbekend. Het kopie zal na verloop van tijd in een vlooienmand belanden. Ik had de foto van Van Giel gekopieerd kunnen hebben. Niemand had zich afgevraagd of het om plagiaat ging. Een studente van het DKO in Geel had de foto nageschilderd kunnen hebben. Niemand had zich afgevraagd of het om plagiaat ging.
De foto van Van Giel is overigens vooral interessant omdat het een portret van Tuymans had kunnen zijn.
Stel je volgende situatie voor. Een off-space valt voor de foto van Katrijn Van Giel. Het team formuleert het al of niet discutabele idee om de foto van Van Giel als uitgangspunt te nemen voor een project. Hoort Katrijn Van Giel op de hoogte gebracht te worden van dit idee? Nee. De foto die ze maakte is wereldkundig en van geen van de kunstenaars wordt verondersteld dat ze de foto plagiëren, wat overigens ondenkbaar is. Het team nodigt 300 kunstenaars uit om de foto van Van Giel te kopiëren. Tuymans brengt het intussen bekende werk in. Thomas Karz, een Duitse kunstenaar, bekend om zijn affiniteit met Berio en Beuys, in 1996 had hij een crox-project op een moment dat hij vooral met muziek bezig was, tegenwoordig reist hij tussen Buenos Aires en Lissabon, maakt een exact kopie van de foto van Van Giel. De lichtomstandigheden zijn exact dezelfde, alles is exact hetzelfde en alleen op een aantal opvallende details na lijkt de persoon die Karz portretteert exact op de persoon die Van Giel portretteerde. Wat doe je met zo'n foto.

Van Giel lijkt een punt te hebben, het monsterlijke bedrag dat Tuymans kreeg voor het werk dat hij op haar werk gebaseerd heeft is discutabel. De bedragjes die voor een Tuymans neergeteld worden zijn navenant.
Ik verdenk Van Giel niettemin van oplichterij. Dat het ook met de schilderijen van Tuymans om een dubieuze praktijk gaat, is bekend.

dinsdagalfabet

Cartier-Bresson Op de salontafel ligt een dik foliant, een editie over het werk van Henri Cartier-Bresson. De auteur is Clément Chéroux. Ik blader in het opulente boek, een editie van Centre Pompidou, en maak dat het exact op die plaats komt, nadat ik lukraak wat foto's bekeek, waar het lag voor ik het aangeraakt had.
Claus Een anekdote. Hugo Claus. Claus zou ooit in de Parijse metro naast een dame gestaan hebben die hem zo hevig aankeek, in het metrostel stonden ze vlak naast elkaar, dat hij tranen met tuiten weende toen ze uitstapte, omdat ze uit te stappen had, en hem meteen daarna opnieuw aankeek. M'n gesprekspartner kent Claus, las het gros van z'n romans en novellen, de gedichten, heeft Claus gefilmd. Het kwam tot die anekdote omdat ik het over een scenario had, iets uit 2006, gebaseerd op een ding dat ik eind jaren tachtig schreef, een scenario dat net dat gegeven als uitgangspunt had.
dame Dame te vroeg op wandel. De tegenpartij zegt het omdat ik na vier zetten met de dame uitpak.
geluid Het geluid van een klokje.
griffie Had bij de griffie langs te gaan toen bleek dat we de wijziging der statuten twee keer betaald hadden.
latijn Ik heb al mijn Latijn in het Nederlands gestoken, merkt de gastheer op.
Luca In de bergen vlak bij Luca zaten ze op een terras. Iemand die er ooit iemand het leven redde, een dokter, kreeg er een huisje toegewezen. Het ziet uit op de vallei.
raccordeffect In Rope, een film van Hitchcock, een film uit 1948, zit een blooper. M'n gesprekspartner, die thuis is in de matière, noemt het een raccordeffect. Rope heeft hij niet gezien. Ik vertel dat de film, zoals algemeen bekend bij cinefielen, uit een reeks loops bestaat die elk dezelfde tijdsduur hebben, 8 minuten, de reguliere tijdsduur van de filmrollen die ze toen gebruikten. In Rope duurt elke sequens exact 8 minuten. Zelf, want m'n gesprekspartner filmt, deed hij ooit een take van 12 minuten.
Tijdens een van de sequenzen breekt een van beide acteurs een glas. Het personage, een intelligente jongen, pas afgestudeerd aan de universiteit en pianist, is heel erg nerveus. Hij en het andere personage, een hoog met zichzelf oplopende ijdeltuit, hebben net een moord gepleegd, niet omdat ze een reden hadden om het slachtoffer een kopje kleiner te maken, het slachtoffer is een medestudent, van alle studenten aan de faculteit de meest briljante, hoogstens om met de als Spielerie bedoelde moord hun intellectuele superioriteit te bewijzen. Het glas breekt, hij verwondt zich, er is wat bloed, er komt een wikkel om de handpalm van de pianist. In de eerstvolgende sequens, opnieuw een sequens van 8 minuten, is er geen wikkel meer. Het raccordeffect. M'n gesprekspartner geeft een ander voorbeeld.
Roy Een box met vier films van Roy Andersson.
S. Schip van Theseus.
stemvork De stemvork.
wijn De gastheer, hij is net terug uit Italië, serveert een Morellini di Scansano. We doen een schaakje. Hij wint, komt 6-5 voor. Op een tafeltje naast de muurpiano ligt het boek van Frederik De Bakker over leven en werk van Marc Wilmots.

dinsdag 12 augustus 2014

zicht op

Ik heb geen pageviews in Zuid-Amerika. In Afrika, Canada, Zuid-Azië en Australië heb ik er evenmin.
De pageviews, wat makkelijk uit de stats af te leiden valt, beperken zich tot het noordelijke deel van de mensbol. Opmerkelijk is dat Oekraïne met 42 pageviews op vier staat, wat heel erg misschien met Poljotkin te maken zou kunnen hebben. Mijn bijdragen aan het werk van de in kruitdampen opgeloste dichter zijn uiteraard te verwaarlozen, ik ben geen slavofiel; wat me interesseerde was wat Leonard Woolf over Poljotkin schreef, in het vijfde deel van z'n autobiografie. Aan Oxford had hij een student ontmoet die op Achmatova doctoreerde. Op basis hiervan, en na wat biertjes, probeerde ik te achterhalen hoe het zat. Dat viel tegen. Ik traceerde drie teksten maar geen daarvan gaf klaar en helder het bewijs dat het om dat beruchte gedicht van Poljotkin ging, hoogstens iets dat aan de koortsdroom van de vertaler toegewezen kon worden. Toen ik onlangs opnieuw in Rouen was, besloot ik om me er niet langer mee bezig te houden. Het bestaansrecht van het gedicht, waarvan kennelijk alleen vertalingen bestaan, leek me onvoldoende verklaard.

rain

Today rain came and shouted its pleasure on the pavement.
Heavy rain.
The rain came suddenly from a partly blue sky with birds and clouds sick of burden.
One drip fell on the upper arm and filled all of it with pleasure.
More drips came.
The excrement spat and made from nothing a building as dark and transparant as heaven.

maandag 11 augustus 2014

vlieg

De snoepwinkel. Opeens herinner ik me de snoepwinkel. Omdat iemand aan een belendende tafel het woord snoepwinkel uitspreekt. Iemand: een langwerpige, kaalhoofdige man met Hollandse tongval en opvallend serene gelaatskenmerken die later, nadat ik bijna een uur naar het terras heb zitten kijken - waarbij m'n blik telkens weer als een vlieg op z'n kale bol. Wacht even. Rustig aan. Als een vlieg, zei ik. Zou het niet specifieker kunnen? Omdat ik niet zei: buffelcicade, Duitse kakkerlak, sikkelwants, penseelkever, staafwants, harkwesp, langpootmug. Als een vlieg op z'n kale bol. Geen stalvlieg, zo stel ik me voor, geen slijkvlieg, geen strontvlieg, maar de simpelste of, omdat het anders te stellen, algemeenste aller vliegen, de huisvlieg. Andere diersoorten maken het adembenemend ingewikkeld. De catastrofe die me wacht als m'n blik niet als bovenvermeld insekt maar bijvoorbeeld als een struisvogel op. Omdat ik nu zo opeens het woord struisvogel te berde breng. Er had moeten staan: als een struisvogel op z'n kale bol. Is iedereen tevreden? Zijn we tot een akkoord gekomen? Omdat ik het woord struisvogel te berde bracht. Op een avond, in een gezelschap dat ik toen frekwenteerde, sprak ik tijdens een opulent gesprek het woord struisvogelstik uit, Brigitte, een van de dames, had in het restaurant gewerkt waar ik gedurende enige tijd het keukenhulpje geweest was, en om een volstrekt onverklaarbare reden, misschien omdat ik het woord op zo'n manier uitsprak dat het inderdaad grappig werd, barstte iedereen in luidkeels schaterlachen uit. Het ging er zo hevig aan toe dat we tranen in de ogen hadden. Toen ik die gebeurtenis enige tijd later als anekdote opdiste, zat iedereen aan tafel heel even muisstil voor zich uit te staren, waarna ik me excuseerde omdat ik opeens heel erg hard naar achter moest, wat ik er gelukkig niet bij vertelde. Leefwijze van de huisvlieg. Zij vliegt heel erg goed, doch zit doorgaans. Op de kale bol van. De huisvlieg vindt men net zo vaak op rottende stoffen en faecaliën, alsook op voedingsmiddelen. De huisvlieg maakt geen onderscheid tussen tora en koran. Honden, termieten en apen doen dat evenmin.
In het stadje, merkt het kaalhoofdige heerschap op, waar ik geboren ben, was een snoepwinkel die door twee oude dametjes gerund werd. 1 runnen (onoverg.; runde, h. gerund) (gew.) leerlooien, huidvetten Twee heel erg oude dametjes, voegt hij toe. Poepoude snoepjes. Ik vind het moeilijke vraag, zegt de kale bol wat later, net voor hij snel, wat hij sinds enige tijd vergeten was, van het voor hem bedoelde gerstennat nipt: ...wat niet, wat wel... Achter de kruin van een rij platanen spuit een fontein hoog boven het plein. Een van de waterpluimen implodeert om een ogenblik later opnieuw ruisend boven het plein op te duiken.
De snoepwinkel. Omdat iemand aan een belendende tafel het woord snoepwinkel uitsprak. Het is een kleine winkel die zich op een straathoek bevindt, vlak bij een school waar kinderen berecht worden. Het woord jezus wordt hen ingeprent. Later zal het nooit meer zijn zoals het was, voor ze het van alle meest vreselijk woord ingeprent kregen. Met het uitspreken van het woord jezus zijn de honden en de apen niet uit de weggeruimd, het gros van de andere diersoorten evenmin, maar aan de vrijheid geen goden te kennen is abrupt een eind gekomen. Het siert de vlieg. Kale bol, bijbel, koran, tora, uitwerpsel, enig verschil maakt het niet. Alles is Ueberdrol en moorden doet ze niet.

Brussel

Ik ontmoet de dames van Les Brasseurs in Sint-Gillis. Op een pleintje, vlak bij de plek waar Carole en Christophe wonen, word ik aangerand door twee Marokkanen. Ze schreeuwen. Wat ze schreeuwen weet ik niet. Ik neem notie van het incident zonder er op in te gaan. Op het plein is een pizzeria. Op het terras zitten mensen. Verderop zijn nog wat terrassen. Het incident vindt plaats net voor we het plein betreden. Yannick is meteen op z'n hoede, kijkt om naar het tweetal. Het gebrul is buitensporig agressief. Ik ben me bewust van de agressie, besteed er geen aandacht aan, maar het impact is enorm. Jij kunt hier dus niet rustig over straat wandelen, zegt Yannick later, we zitten elk over een werkelijk verrukkelijke pizza gebogen, zonder dat dit soort dingen gebeurt. Maud hing draadloos, ze had het incident niet opgemerkt. In Brussel kan ik inderdaad niet zomaar over straat lopen, ook bij klaarlichte dag terroriseren Marokkanen het gewest. Maud nuanceert: voor vrouwen is het niet anders. In principe loop je als vrouw het risico op elk moment van de dag door zo'n groepje aangeklampt te worden, ze zijn brutaal, komen met z'n tienen rond je staan, intimideren, eisen de inhoud van je handtas en als dat niet lukt wat anders. Kakkerlakken. Misschien moet de Marokkaanse gemeenschap ook maar eens leren leven met dit predicaat. Ze gedragen zich als kakkerlakken. In Saoedi-Arabië zou ik uiteraard helemaal niet over haar straat kunnen lopen, ik eindig als gehakt. In Brussel lopen ze over straat alsof het voorts weinig uitmaakt, ik eindig als gehakt.

zaterdag 9 augustus 2014

zaterdagalfabet

De dame die in een boek leest, de titel van het boek zou WOLF kunnen zijn, zou want onvolledig, een hand bedekt het woordbegin, het is een dik boek, bestsellerdikte, ze zit voorbij halverwege, de bladzijden evenwel die ze nog te lezen heeft - als ze blijft lezen aan het tempo dat ze sinds ongeveer een half uur volhoudt, slechts af en toe omkijkend naar de persoon die naast haar zit - krijgt ze niet afgewerkt voor hij aan z'n vierde biertje begint, opeens lacht ze, niet zo luid dat iedereen op het terras het had kunnen horen maar toch luid genoeg om heel even boven het geroezemoes, of liever, los van het geroezemoes aanwezig te zijn. Ze las een zin die haar deed lachen.

Iemand vertelt me dat Fritzi Harmsen Van Beek haar favoriete dichter is. Ze zegt niet: mijn favoriete dichteres. Dichter, zegt ze. Ze noteert het in het notitieboekje: Fritzi ten harmsen van den beek. Ook is er een meisje dat Oonk heet, Sjuuls Oonk.

Maxime, die tijdens het partijtje zaalvoetbal met 10-1 verloor van een team dat zichzelf als heel erg middelmatig had voorgesteld, we kunnen werkelijk helemaal niets had een van de jongens gezegd, Maxime scoorde wel dat ene tegendoelpunt, vertelt over een weddenschap. Het gebeurde tijdens een luie avond in een roes van ledigheid en melancholie, hij had niets om handen en weinig zin in wat anders. De uitdaging bestond hieruit dat hij een kaartenhuis van negen verdiepingen te bouwen had en als dat lukte een fles whiskey krijgen zou. Daar ging hij zo in op dat het kaartenhuis, na tal van mislukkingen, na uren arbeid, er opeens stond. Negen verdiepingen hoog. Een meter bijna.

Koba en Sofie maken grapjes over de oranje regenvest van Lucas. Iedereen is het er mee eens dat het een heel erg mooie regenvest is. Lucas echter stelt één minpunt aan de kaak: de knopen van de zakken aan weerszijden van het vessie.

Het gesprek komt op een mannelijke sopraan. Aan het conservatorium is een mannelijke sopraan, een jongen met een heel erg vrouwelijke stem die als werkstuk op een bijzonder bekoorlijke en verlokkelijke manier een uitgebreide hoeveelheid korte fragmenten voor sopraan had uitgevoerd. Het meest betoverende was het clair obscure van de mannelijke sopraan.

De betoverend rode oorringen van Sofie, oorringen die ze vier jaar geleden kocht, zijn van plastiek. Iemand heeft het over het gekke kapsel van Casimir, net als Oonk een naam als een juweel.

Lydia zegt dat ze nu op de linkeroever woont, met haar vriend, en elke dag de tunnel neemt naar het stadscentrum, een traject dat ze als tiener angstwekkend vond. De cello van Koba is kapot.

Lucas is net terug van een rit dwars door Spanje. Màlaga is ronduit lelijk, vindt hij, de costa in het zuiden bedenkelijk. Wat hem van alle plekken waar hij kwam het meest beviel: Ubeda. Ubeda is in een noordelijke regio van Andalusië. Lucas situeert het onder Madrid. Pal ten zuiden van Madrid heb je Aranjuez en Toledo, Ubeda is 800 km zuidwaarts.

'en dan heeft hij me gekust,' lacht Sofie. De zin halveert het gros van de andere gesprekken. Wie heeft Sofie gekust, waar, waarom. 'Ik heb die nog altijd ingedroogde...,' zegt ze. De nog altijd ingedroogde roos heeft ze in een bokaal. Wonderen zijn de wereld niet uit.

unfinished

From this necklace I make the blood. I awake the cigarette and make the torture.
A flood of red turns to the table.
Without telling anything else. I have the lighter.

Unfinished it comes to the end. Linda and Philippe meet, make love, have dinner. The waiter,
a douthfull double both in looks and gesture of Colonel Bonaparte, says fuck you and disappears.

I have seen too many gestures,
took too many of both sexes,
far too much fiestas were endless,
I have killed so many people,

and from the wound felt as such came nothing else but the painted wound
as the glasses a waiter took from the deserted table.

vrijdag 8 augustus 2014

red

Traces of red can be seen all over the place, from the necklace I wear to the forbidden sign,
from that funny, extremely short skirt a dark-haired girl wears to the lighter on a nearby table,
the wealthy girl wearing Bonnard table-clothing,
ACK on a lousy t-shirt and, as anyone else could have noticed, several samples of Marlboro cigarettes.
The color red is as good as anywhere, walking down the street, reflecting on a metal frame. Signs
indicating the don't do this the don't do that.
It emerges from the argument at a table nearby. It comes from a nearby smile and from the little screen unfolded on parts of her body,
from the voice of the fat man,
from the words he shouts in some odd machinerie, from the melancholy of the girl
back to earth with a surprisingly elegant gesture, unable though to get that Weltschmerz from her gaze.
There she sat, I remember, dressed in flames as a garden rose.
Not to mention the idiot and the drunk and a faint smell of slavery.

conserven

Zeer onlangs, zegt ze, heeft ze een blik Marie Thumas met asperges gezien. Ze wist niet dat dat bestond, zegt ze, Marie Thumas met asperges.
Hij herinnert zich iemand die Alex heet. Alex reed met een logge Opel Capitaine. De Opel Capitaine zat steevast propvol conserven. Alex werkte in een winkel waar ze bijna uitsluitend groenten in blik verkochten. Het was om de hoek, vlak bij de plek waar hij woonde. De winkel was open op zondag.
Proef eens van de cider, zegt hij. Nee, liever niet, zegt ze, ik heb op te letten met m'n lever. Je vond er ook potten confituur, herinnert hij zich, die er al zo lang stonden dat ze compleet versuikerd waren. Daar zullen ze niet veel aan verdiend hebben, merkt zij op. Het was armoede, beaamt hij. Vaak zag je Alex met een stootkar vol steenkool over het wegdek jakkeren. Alex doe die kolen eens naar de Joden, riepen ze.
Zij brengt een probleem met haar grote teen te berde.

donderdag 7 augustus 2014

stats

Beaming the stats of my blog the nearly biggest surprise is that 35% of the recent pageviews
Iedereen die daar zin in zou hebben kan de statistieken van deze blog consulteren en zal daar,
are from The States which indeed colors dark green on the map supplied by the blog-stats
als hij of zij dat vandaag doet of morgen, ontdekken dat 35% van alle recente pageviews, dat
Folks listen more information on such things as curly underwear and terrorism which may be
wil zeggen 79 pageviews op een totaal van 283, in de Verenigde Staten plaatsvond Nog
the word you were waiting for has far less value than the word offspring and the idea not
verbluffender is de vaststelling dat 57 van die 283 meest recente pageviews in Oekraïne gebeurde
even the germ of that idea that we have to get rid of economy and politics in a more gentle way
waar ik bij mijn weten tot op heden geen lezers had Nederland bijvoorbeeld scoort niet eens
than the usual rape As there is nothing else but that rape Confronting inspectors of the NSA team
half zo veel 27 pageviews In Frankrijk en Engeland wordt m'n blog niet gelezen in Duitsland
with half the pleasure
wel 61 pageviews

Laten we niet moeilijk doen. Economie zoals we het tegenwoordig kennen, hoort afgeschaft te worden. Dat kan niet een twee drie. Voorbereidend werk lijkt aanbevolen. Met dat voorbereidende werk hadden ze eind jaren zeventig kunnen beginnen, vermoed ik, toen al hadden ze voldoende gegevens om de niets ontziende verwoesting, door wetenschappers in kaart gebracht, een halt toe te roepen of op z'n minst als dat ene ding waar het werkelijk om gaat op tafel te hebben. Dat is niet gebeurd. Warschau 2013, ze reden met z'n allen over de pechstrook, die strook die voor hulpdiensten bedoeld is.
Wat we nodig hebben, als mensheid, is een politiek vernuft dat niet langer in de eerste plaats economisch denkt. De term zelf is verkracht. Handelsovereenkomsten met Canada zijn de facto uit den boze. Het Syrische conflict was er niet eens geweest als alle belanghebbenden niet het staatsbelang maar de belangen van het Syrische volk voorin hadden gehad. Iedereen weet dat de mensbol duizend van dit soort conflicten heeft en dat het nooit beter wordt, alleen maar erger, tenzij een of ander iemand, jij bijvoorbeeld, ik of iemand anders, besluit dat het nu maar eens gedaan moet zijn met economie en politiek, het infantiele dictum.
De belangen van het tegendeel zijn bekend. Ik stel voor om dit als het noodzakelijke begin te zien van een andere manier van denken.

Bob



In de backspace is Bob er aan begonnen. Een buitje roffelt over het dak en Dimi steekt een handje toe.

woensdag 6 augustus 2014

6 augustus

Transcription of Tuesday 6 August; The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 310 AUGUST 1940

Blij. Ja. Maar: niet door het dolle heen blij. Nee. Wel een enveloppe maar niet de enveloppe waarop ik had zitten wachten. Blijer met Aankomen in Avignon bijvoorbeeld dan met De labiele stilte. Aankomen in Avignon, een introverte avonturenroman. Vraagteken toevoegen: is het een introverte avonturenroman of is het een retrospectief dagboek?(1) Te wijdlopig en te emotioneel om aan Perec toegeschreven te kunnen worden. Niet in een blauwe maar in een bruine enveloppe. Niet 's ochtends vroeg bovendien maar tegen het middaguur aan en door de postbode met tot kokhalzen nopende spoed in de brievenbus gedropt. Kokhalzerij: dropt de mailartstukken dubbelgeplooid waarbij niet helemaal duidelijk is of er kwaad opzet gemoeid is (in dat geval is de postbode een Vlaamsnationaal superlatief (m/v) van dorpsidioot, om het eerste het beste voorbeeld te nemen, iemand met een aan bedorven vleeswaren verwante bloedhekel voor lekker alles wat niet volgens het boekje gaat)(2), of het gaat om onopzettelijk geknoei (een te betreuren maar voor de hand liggend gevolg van het slopende lopendebandwerk) of om achteloosheid (hoeveel stukken zou hij/zij elke ochtend weer te bestellen hebben?). Vandaag geen mailart, wel een enveloppe van Artsen Zonder Grenzen geadresseerd aan iemand die in de Smidsestraat op huisnummer 176 woont (de Smidsestraat is een heel eind, te voet neemt het gauw een kwartiertje). Wat houdt dit in? Spring ik op de fiets om het kleine, ongetwijfeld onopzettelijke vlekje op het livrei van facteur Cheval alsnog uit te vlakken? Ja en nee. Niet meteen in elk geval. Nee, serieus, wat te denken van zo'n voorval. In de stationsbuurt zijn zonder enige twijfel tientallen straatnamen die met een S beginnen, de Stomkopstraat, de Spekschieterstraat, de Sintersintste Sint-X of -Y of Z-straat en misschien ook nog de Septischeputstraat. Betekent dit dat de voor de heer Vandaele bedoelde post, om weer slechts een met losse pols uit de lucht gegrepen voorbeeld te nemen, op elk van bovenvermelde of andere nog meer uitzinnige adressen verwacht kan worden en slechts bij hoge uitzondering, per abuis als het ware, op huisnummer 176 in de Smidsestraat? In het salon staat 929 sinds twee weken



929. Stilleven met vaas (en boek van Raymond Carver). Olieverf 60x51, aanzet.


op de eerstvolgende fase te wachten - anders dan 927 en 928, net als 929 devoted to Carver en female nude, had het een volle week genomen om zonder gebruik te maken van ander instrumentarium dan een manier van kijken tot een compositie te komen die buiten het bereik van het fototoestel lag - toen ik er later, vorige week, toch een foto van nam, lukte het niet om het stilleven zo te fotograferen dat het exact aan het model beantwoordde; eerder had ik in het fictionele model(3) twee veranderingen aangebracht: het tafelblad kreeg een laag Kassel earth, primair, heel erg donker, en het schilderij aan de muur kwam zo hoog te hangen dat alleen nog de onderste rand zichtbaar bleef. Met Carlos Caballero heb ik het over het belang van de aanzet. Exact uitgevoerd heb je het schilderij in een handomdraai zonder dat je er meer dan een verfijning van koloriet en gradaties aan toe te voegen hebt. Dit is zondermeer ook wat je van Corot opsteken kan. Het technisch vernuft van Corot is duizelingwekkend, vooral in de studies die hij in Italië maakte, waarin hij vaak tot een voor die tijd onwezenlijk radicale abstractie kwam. Civita Castellana and Mount Soracte, Acqua Acetosa, Olevano La Serpentara, View of the Roman Campagna, High Rocks, Le promenade de Poussin en het verbluffende View of Campo della Carita (looking towards...), wat hij in de buurt van Venetië maakte.(4) In het kleine atelier, aan de noordelijke rand van het Citadelpark, op een derde verdieping, zitten we naar het werk van Corot te kijken. Het gebeurt telkens opnieuw, opnieuw verrast Corot met dingen die ik best weet en toch nu pas opnieuw voor het eerst zie. Een Atlantisch buitje hangt boven het park.
Ik fiets naar boekhandel Limerick. Regen luimt over de stationsbuurt. In Limerick, waar altijd wel wat te vinden is, vind ik dit keer Nue van Jean-Philippe Toussaint(5), Levels of Life van Julian Barnes, Confessions of a Political Junkie van Hunter S. Thompson en Selected and Last Poems van Czeslaw Milosz. Het gesprek komt op Omega Minor. Ook hebben we het over Rokus en de Proustvertaling waar hij aan werkt.
Voor een ding als Omega Minor ben ik de facto immuun. Ik las vijf bladzijden. Isabelle vertelde me dat ze Omega Minor uitgelezen had en het vreselijk vond. Het had haar op geen moment het genot verschaft waar ze zo naar uitgekeken had. Het scheelde geen halve dag of ze was in een hospitaal beland. De auteur van Omega Minor zou naast haar liggen.

(1) Aankomen in Avignon van Daniël Robberechts is een retrospectief dagboek, een precair genre waar hij zich meermaals aan wagen zou. Dat het boek ooit verfilmd zal worden, is onwaarschijnlijk. Om een tot dusver onverklaarbare reden is de film beter dan het boek. Begrijp me niet verkeerd: Aankomen in Avignon is een boek. Er is een (literaire) terreur, schreef Robberechts (Dagboek '64-'65, Manteau 1983), die voorhoudt dat een leven rechtlijnig en consequent verloopt - laten we daar maar korte metten mee maken.
(2) Oostende 2001: ik ontvang een briefomslag met zeven poststukken van Sjoerd Paridaen. Aan de zending is de mededeling toegevoegd dat het verboden is om zich hiermee bezig te houden. Ik heb toen een brief geschreven, herinner ik me, naar de hoofdverantwoordelijke van de Oostendse postdienst, een traktaat over de historiek van mailart en de conclusie dat mailart niet alleen in Islamabad verboden is, ook in Oostende. Recent ontving ik een stuk van Sjoerd, een ding dat twee keer op Destelbergenstraat 96 beland was, in een transparante enveloppe. Op de transparante enveloppe stond dat het verboden is om dit soort dingen te doen.
(3) Fictioneel model verwijst naar wat Umberto Eco hierover schrijft in Bekentenissen van een jonge romanschrijver; Bert Bakker, 2011.
Eco heeft het overigens niet over modellen maar over fictionele objecten: Anna Karenina, Phillipe Marlowe, Sherlock Holmes, Hamlet, fictionalia die zo doorzichtig werden, verdund door wat we over de personages denken te weten, dat ze midden onze denkbeeldige levens belandden. Ook Woolf en Borges beantwoorden aan dit fictionele model.
(4) Campo della Carita, first half nineteenth century, as seen from my laptop.


(5) Jean-Philippe Toussaint, Nue; Les Editions de minuit 2013. Eerste zin: En dehors du côté spectaculaire de certaines des robes créées par Marie dans le passé - la robe en sorbet, la robe en calycotome et romarin, la robe en gorgone de mer qui paraient des colliers d'oursins et des boucles d'oreilles de Vénus -, Marie s'aventurait parfois, en marge de la mode, sur un terrain expérimental proche des expériences les plus radicales de l'art contemporain.

dinsdag 5 augustus 2014

4 augustus

Transcriptie van Sunday 4 August, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 309 AUGUST 1940

Net op tijd realiseer ik me, terwijl een van de meisjes het boek optilt, het slanke meisje, en het koppel aan een nabije tafel het gesprek dat ze meenden te hebben voorlopig beëindigt, dat de tafel die ik had willen beschrijven, de lage salontafel waaraan de meisjes plaats genomen hebben, ongeveer een minuut nadat ik er zelf was gaan zitten, onuitspreekbaar is, dat wil zeggen ik kan de onderdelen niet benoemen, bijvoorbeeld ik heb geen woord voor de houtsoort waarmee de rand van het horizontale vlak afgewerkt werd, alleen het geheel laat zich noemen - tafel, salontafel, het horizontale vlak onder kniehoogte - de onderdelen niet; op zich niets om ongemakkelijk van te worden - met tafel heb ik eigenlijk ook gezegd wat ik zeggen wou. Perec vond het een must om de dingen die hij beschreef zo nauwkeurig en nauwgezet mogelijk te beschrijven, zonder de lange omzwervingen van een neanderthaler die honderd eeuwen nodig zou hebben voor hij aan het beschrijven beginnen kan van wat zich op de salontafel die ik voor me heb bevindt; Eco had De Slinger van Foucault niet geschreven kunnen hebben - las ik in Bekentenissen van een jonge romanschrijver - zonder eerst nachtenlang door de Parijse nacht te stappen, wat Queneau op zijn manier deed en Roubaud op weer een andere manier, zonder exact tot in het kleinste detail te weten wat het fictieve personage gezien kon hebben, of er op die straathoek een boulangerie was geweest of een hoedenwinkel, of het regende, of die dag boven Parijs een wolkenloze sterrenhemel te zien was, waarbij hij naar verluidt over het hoofd zou hebben gezien dat in een van de straten, ongeveer op het tijdstip dat de held er langskwam, een brand woedde. Of is het feit dat Eco net dit over het hoofd zag de sleutel tot het van alle minst heimelijke voorval, in de roman, en hiermee misschien ook de sleutel om te weten wat onuitspreekbaar gebleven was, niet omdat het niet uit te spreken was maar omdat het compleet over het hoofd werd gezien. In z'n laatste roman, of liever z'n laatste voltooide roman, zou Chandler komaf maken met het idee, net zo vaak een voorwendsel, dat de lezer aan het eind van het boek een opgehelderd geheel hoort te hebben.
Ik knal een mot tegen de muur, met het tot een knuppel dubbelgeplooide dagbladverschijnsel; of de historie hiermee afgehandeld is, weet ik niet. Is die ene mot genoeg? Hoor ik niet tevens de bedienden die zich in m'n laptop bevinden met duizelingwekkende kracht tegen het verhemelte te meppen, de politica die er een punt van maakt haar borsten niet te tonen, het schorem dat zich vermomd als curator van onduidelijke dingen triomferend op de borst klopt? Zo is het genoeg. Niet dat gekke gevoel van triomf en macht, alsof je het recht had om over de loop van wat ook te beslissen, alleen wat onuitspreekbaar bleef, dat waarover we het om een of andere reden niet hebben gehad, dat waarover we het toch niet hadden, wat de suikerpot alleen daarom vroeg, en dat het van beide meest slanke meisje net dan het boek optilt, het boek boven het onuitspreekbare uittilt, de O van Oliver met een bolhoed. Ze is niet zeker of het boek haar zal geven wat ze nu verwacht. De cover is veelbelovend, het uitspreekbare onmoeilijk en iedereen uiteindelijk op maat van een society gemaakt.

maandag 4 augustus 2014

3 augustus

Transcriptie van Saturday 3 August, The Virginia Woolf Diary volume 4; Penguin Books 1983; p. 333-334, AUGUST 1935

Het begint met een sigaret. Of met Otto. Dan het meisje. Heeft zij in de weekendbijlage zitten lezen? Zou op het terras iemand weten van wie de weekendbijlage is? Zonder dat hij het gesprek te onderbreken heeft opent hij het pakje, friemelt, rolt de tabak in het vloeitje. Geoefend. Een dag eerder, zelfde plek: regen streek over het asfalt. Net zo abrupt als het begonnen was hield het op; als je beter keek, naar het aureool van de straatlamp keek, of als aan de overzijde van de straat een dame op een stijlvolle fiets voorbij kwam, merkte je dat de regen zonder geluid te maken over het asfalt joeg en het feestelijke diner niet onderbroken werd - wat Virgile evenmin had willen doen - alsof hij wat goed te maken had - & dan die crossdresser, zoals ze 't in Afrika noemen, zoals je ze ook in Matonge vindt, jongens die zich opmaken, heel erg stijlvol, lingerie, make-up, rouge op de vlezige mond, hondsverrukkelijke jurkjes, om dan met z'n allen naar een club te rijden en later, na het nachtelijk vertier, zonder dat ze meer dan vijftig meter over het voetpad te stappen hebben: in de auto, naar de gay club en van de gay club meteen huiswaarts - Marokkanen echter nemen het niet hard als een Afrikaan het doet, vertelt de sociaalwerker, iemand die het milieu kent, ze zien het door de vingers, zwarten lopen toch vaak al in hoe heten die dingen; luid had Virgile omgekeken naar die ene persoon die niet in het gezelschap leek thuis te horen - maar, ook dat mag wel eens gezegd worden, c'est pas les africains qui se moquent; & zo ten slotte had ik de hele avond Frans zitten praten, met Jan en Mo en met de anderen die mee aanzaten, om daarna nog even in Minor Swing langs te gaan net toen de regen begon. Ook vandaag, er is geen concert, zit zo goed als iedereen op het terras. Ik doe het niet zo vaak. Af en toe. Het doet me telkens weer aan het begin van dat boek van Duras denken, geen party bij rijke luitjes thuis die, ook al zijn ze pas gearriveerd, tot hun reet in de luizenbagger zitten, een net zo vaak op de bagger na blote reet. Geoefend. De reet van een amateur zint ze niet.
Op het terras is een aangename drukte. De geïnverteerde handen van het meisje nu ze Otto met toch best wat nadruk probeert uit te leggen wat ze bedoelt. Alsof ze de onderkant van een klavier aanraakt. Daar heeft ze jaren op geoefend. Het gebaar stopt maar een ogenblik later doet ze het opnieuw, met geïnverteerde handen - duim en pink die wijd uiteen staan - handen die ze naar believen openen en sluiten kan als de papieren waaiers waarmee Andalusische dames zich koelte toewuiven. Otto houdt de sigaret tussen wijs- en middenvinger. Franse gitaarmuziek luiert over het terras, een vlieg inspecteert de spijskaart. Wat ze daar vindt is onduidelijk. Van de andere vliegen zitten er enkele op het raamkozijn of in de rozelaar, onderin het bierglas misschien, op de nog vlezige rand van een bloemblad of op de bovenrand van de foto met Johan Cruijf.

De stemmen. Meeluisteren betekent niet dat je probeert iets tot in de grond te begrijpen. Alles kan op een dag van pas komen, ook irrelevante zaken.(1) Je telefoneert iemand die op een terras in Rome blijkt te zitten. Van iemand anders verneem je dat ze morgen een vliegtuig naar Athene neemt. Over China vertelt het meisje zo'n smerige dingen dat je overweegt om meteen morgen een ticket te boeken, heen en terug, om daarna meteen hetzelfde ticket te boeken, heen en terug. Opeens besef ik dat ik vergeten was dat ik een expo in London heb en met Branboth afsprak, die zich sinds een jaar of tien op antiquariaat heeft toegelegd, om naar die winery in Oxfordshire te rijden waar we eind vorige eeuw een verrukkelijke Chardonnay aangetroffen hadden. Bran had niet meteen doorgehad wat ik bedoelde. We gaan toch niet weer naar Oxford rijden, zei hij. Die winery in Oxforsdhire, zei ik. De handen van het meisje dansten boven het tafelblad. Ze had het boek niet gelezen, zei ze. Otto keek naar de handen die niet in het boek gelezen hadden.

(1) Umberto Eco, De Begraafplaats van Praag, blz. 40.