woensdag 27 mei 2009

woensdag 27 mei

De vergadering is al tien minuten bezig. 't Zal niemand verbazen dat ik weer eens een keer te laat ben, maar niet veel te laat, langer dan tien minuten zijn ze niet bezig als ik en nog iemand de vergaderzaal betreden en helemaal voorin - waar een raam open staat - aan de lange tafel plaatsnemen. Het is trouwens alleen hier, vlakbij het raam dat openstaat, dat er nog een half dozijn vrije zitplaatsen te vinden is. Ik beland naast iemand die ik van televisie ken, dat infantiel vrijetijdsbordeel: corruptio optimi pessima, en daar met urinezuur en al op uitgezeken; iemand die met zijn rug naar het raam dat openstaat zit en namens UGent aan de vergadering deelneemt. Van lang geleden, toen er nog televisie was. Naast een halve televisiebekendheid dus die voorovergebogen zit en tijdens heel de vergadering zijn mond niet open doet, niet met die praat, niet met een ander, de circusdirecteur niet tegenspreekt, leeuwentemmer evenmin, de acrobaat die straks het trapezenummer doet, een dubbele salto, Murder! van Hitchcock maar zonder het fatale inzicht dat doodsangst geen derden kent. Ook de kortgerokte marionetten van het inhoudelijk discours, alles kan aan zijn reet roesten. Krom over het tafelblad gebogen zit hij, ge zoudt peinzen iemand die er met tegenzin zit. Niet goed wakker, een vergadering door de neus geboord krijgen met veel vijven en zessen, een half uur luisteren naar wat in vijf minuten gezegd kan worden. Ge moet er tegen kunnen.
Ik neem z'n over het tafelblad gebogen houding over, staar naar het spekgladde tafelblad. Er is een papier waarop ik mijn naam aan te brengen heb, wat ik met tegenzin doe. Achterin de zaal is een boekenkast. Iemand is aan het woord, ik begrijp geen sikkepit van het hele discours. Iemand anders neemt het woord. Het duidelijkst is de acteur die naast me zit: hij zit z'n tijd te verbeuzelen, wacht op het fluitsignaal. Met de dag hecht ik minder waarde aan het verstand, schreef Proust. Hij legt uit waarom: Het is heel goed mogelijk dat we nooit stuiten op het voorwerp - of de gewaarwording - aangezien elk voorwerp zich tot ons verhoudt als een gewaarwording - waarin het verborgen zit. Met het bedoelt Proust natuurlijk het zich herinneren, het verleden, de dode tijd.
Om het ochtendhumeur aan te scherpen noteer ik de sleutelwoorden. Wat ik van vergaderen geleerd heb, is dat dat trouwens geen zak uitmaakt. Eigenlijk hoor je geen notities te maken: iemand is aangesteld om de vergadering te notuleren, dat volstaat. De acteur is expert, hij zit naast me, staart voor zich uit, naar het tafelblad waar geen verleden is. In een vergaderzaal is weinig verleden tijd en al helemaal niet als je er voor het eerst komt. Proust spreekt dit tegen: het volstaat om het voorwerp te vinden. 'het toeval wilde,' schrijft hij, 'dat ze daar een paar sneetjes geroosterd brood bij serveerde. Ik doopte de boterham in de thee, en op het moment dat ik hem in mijn mond nam en voelde hoe het van theesmaak doordrongen brood verweekte tegen mijn verhemelte,'
Ik noteer volgende woorden: samenwerkingsverband, culturele sector, programma. Een ogenblik later neemt Philippe het woord. De manier waarop hij sinds het begin van de vergadering aan tafel zat, gaf aan dat het volstond dat hij het woord zou nemen. Het debat zou van het een op het andere moment een plaats hebben en hierdoor ook de richting die het nodig had. Om een panorama te beschrijven heb je, zodra je op de plaats bent waar het panorama te zien is, geen woorden nodig: niet de woorden maar het standpunt maakt het schouwspel zichtbaar.
Na de korte interventie van Philippe wisten we waar het om ging. Ischa nam het woord. Ik keek naar het raam dat openstond: hier was het geluid van timmerlui. Er werd getimmerd. Ook hoorde ik iemand zeggen dat de radius breder gemaakt moest worden. Daar was ik het volledig mee eens hoewel ik eerst niet begreep wat bedoeld werd. De acteur was onzichtbaar geworden, hij was... opgelost! Hij was... Het gezeik was hem fataal geworden. Hij had zich brullend door het openstaande raam geworpen, maar dat hadden we niet gehoord, niemand had het gehoord, hij was te pletter gestort, had zich in de diepte geworpen! Dat was een vreselijke gebeurtenis. Ach, als een dennenappel, ach, als een dennenappel, wat vreselijk. Ik stond op, keek om, en... keek om, keek naar het raam, keek om, en... keek naar het raam. Nee... toch niet, wat dacht je, nee, welnee, hij zat er nog. Het was een vergissing. Ik had me vergist, hij zat er nog. We hadden het over de versnipperdheid van de Gentse scene gehad en hij, acteur, hij keek naar het tafelblad, sprong door het raam, dat wel, maar keek toch eerst en vooral naar het tafelblad. Een onbekende vrouw was in kunsthistorica veranderd.
We dronken vergaderkoffie. Philippe had het over squatten en de klassieke beleefdheidsregels overtreden en dat hedendaagse kunst voor een jong publiek is.

maandag 25 mei 2009

maandag 25 mei

'Wat hebben jullie een leuke plek,' zei ik, 'midden het Patershol: tuin, gazon, planten...' Coco en Michel heten ze, ze hebben twee kinderen, een jongen, een meisje, en de kat - een zwarte kat met witte pootjes - heeft vier jongen. Drie ervan zijn lapjeskatten. De katjes, 6 weken oud, hebben een donkerbruine pels met een patroon van witte en rosse vlekken.
De kat van Sarah en Jelle heeft ook gejongd, twee zwarte en twee tijgertjes. Het is een moeilijke keuze, het gaat om het aantal: wil ik er een of wil ik er twee of drie of vier.
Frips en Marc hebben er twee: Frustie en Knorrieborrie (ook wel Borremans geheten), Knorreborrie die als twee druppels op Yoda lijkt. Yoda is een van de lapjeskatten. De kinderen van Coco en Michel hebben er voor gezorgd dat de katjes Spiderman, Batman en Yoda heten. 't Zijn allemaal lapjeskatten, ze zijn makkelijk uit elkaar te houden.
Of het er twee of drie of vier worden, maakt niet uit. Met katten valt te leven. Ivan heeft er ooit twintig gehad.

Yoda wordt Ioda. Dat heb ik beslist. Of het wat uitmaakt, weet ik niet. De naam die we kregen, maakt geen zak uit, denk ik. We werden benoemd zoals dieren benoemd worden, zonder dat we er iets tegen in te brengen hadden. Met de naam wie we hebben, dragen we het noodlot van een genetische bestemming, we hebben geen andere naam, worden genoemd zonder andere betekenis.

woensdag 20 mei 2009

woensdag 20 mei

In de zwarte ruimte zijn Adriaan, Dirk en Evert bezig. De glazen wand is gedemonteerd, Bruno stak een doos met flyers binnen.



Eergisteren had ik het witten van de kubustrap afgewerkt, Nel kwam haar spullen weghalen. We spraken af dat ik het hout naar de Akademiestraat zou brengen. Ik ging bij Rob langs, belde Michaël maar hij was in Rome, aan de geluidjes te horen op een terras: er werd afgeruimd of opgediend, de stemming leek er inderdaad een van Italiaanse makelij. Meer zei hij ook niet: 'Ik ben in Rome.' Zelf had ik een bord warmoessoep genuttigd. Iemand zei dat De Morgen in staking was. Dat was me niet opgevallen. Zouden ze wel eens vaker mogen doen, zei ik: dat is precies wat wij van een kwaliteitskrant verwachten. We hadden geen tijd om uit te zoeken wat ze tegenwoordig met kwaliteit bedoelen. Het is een begrip zonder welomschreven inhoud: de hogere echelons verwarren het met kijkcijferaantallen, het journaille met naambekendheid (op bepaalde bevolkingsgroepen hebben Jan Fabre, Kai-Mook en Véronique De Cock hetzelfde effect, dat van een boomerang) en van al het overige ligt niemand wakker.

dinsdag 19 mei 2009

recent keyword activity

1. La lettre volée van Poe. Lacan raadplegen of de omwegen van Lino Ventura in L'Emmerdeur. Al het overige is verklaard: de onduidelijkheid.
2. Bloemkool stoven en van een peer het suikergehalte meten.
3. L'artiste n'a pas le droit de disposer inutilement.
4. Bij Perec ligt de sleutel onder de vloermat.
5. Een badpakkenspecial of hoe je de bloembak dreineren moet.
6. Zundapp elcone en het gedicht Steilte van Johan Joos.
7. De uitvinder van het plastiekzakken vullen.

maandag 18 mei 2009

maandag 18 mei

Vroeg, vroeg. Vroeg zich af. Af en toe, zei ze, dat je je af en toe eens moet laten gaan. Gaan we dat onthouden, daar iets mee doen, er bij stil staan, die raad ter harte nemen? Nemen we het er van? Vandaag, morgen, nu misschien of. Of misschien een andere keer? Want. Keer op keer wat ze te vertellen hadden, onvoltooid, alomtegenwoordig, voorbij of toekomstig: wat ze wisten of wat ze wilden weten. Weten of niet weten of niet weten en weten, het is een vraagstuk zonder conclusie.

zondag 17 mei 2009

zondag 17 mei

Hij is in Brussel maar zonder de sleutel van het andere lokaal. Ik zie het probleem aankomen en lach in barsten uit.
Dat is het beste, vaak ook het enige wat je kan doen, in zo'n situatie. Om tot de oorzaak te komen, heb je het er bij te nemen. Tragedie, driemaals daags, voor en na het denken: in Brussel weten ze waarover ze het hebben.

In Meine Preise van Thomas Bernhard was ik op bladzijde 97 aanbeland: We begonnen dus in de gloeiende hitte door de stad te lopen, terwijl meneer Saiko maar op me in bleef praten over wat een roman is. Ik nam hem mee van het ene straatje naar het andere, van de ene kerk naar de andere, maar hij bleef maar over de roman praten, hij stopte me vol met zijn romantheorie, zonder enige consideratie, hij had geen flauw idee dat ik al hoofdpijn had van zijn eindeloze theorie, als gevolg waarvan ik mijn leven lang nergens een grotere hekel aan heb gehad dan aan literaire theorieën, maar de allergrootste hekel had ik aan zogenaamde romantheorieëen, en zeker als ze werden gepresenteerd door fanatieke theoretici als Saiko. Godverdomme, dat lucht op. Ik ben dus niet de enige die een bloedhekel heeft aan theorie, aan dat geëmmer, aan die valluiken, aan die brandstapels, aan die guillotines, aan dat betuttelende gezwets van en over inhoud tot en met de inhoudelijke macht, aan die pillenslijkerij met middeltjes tegen de ingebeelde kwaal van niet weten waar kunstenaars het over hebben. Nog kwalijker is het misverstand dat een kunstenaar op theoretische manier hoort uit te kunnen leggen waar hij/zij mee bezig is. (De kunstenaar als een Rimbaud met duimschroeven: schreeuwend wat hij nu precies met dat woord heeft bedoeld, en met dit woord: razernij.) Theoretici, de bouwvakkers van het intellect: elke vierkante centimeter hoort verklaard te worden. Ijzingwekkende constructies en in de loopgraven een zinloze strijd: alleen die onduidelijke neiging tot lichtheid en leegte verklaart het onuitspreekbare begin.

In de mediaruimte staat iemand over een zwarte laptop gebogen. Ann heeft het keukentje op orde gebracht. Twee mensen staan naast de beamer die een film van Deborah Delva op de houten tussenwand projecteert. Er zijn nog bezoekers: bijvoorbeeld iemand uit Brussel, iemand uit Antwerpen.
Nathalie en Bart springen binnen. (in haar eerste zelf gewassen broek, zegt ze, thuis gewassen, voor het eerst heeft ze een broek thuis gewassen)
Bart met een project in Wetteren, verneem ik, in een meubelzaak. Vadim, wat later dan afgesproken was omdat hij opeens met de trein komen moest. Tabula rasa: Ilias zou vandaag langskomen maar komt morgen pas. En gisteren ging het evenmin zoals hij gepland had: 'Ik heb het tweede café niet gehaald.' (Ze dronken er eentje, en dan nog eentje en nog eentje.) Later springt Nathalie opnieuw binnen. Nog later belanden we in El Negocito en komt het gesprek op Vlad de 3de.

Vlad The Impaler (1431-1476), also named Dracula or Draculea reigned in Valahia between 1448 and 1456 and 1462-1476. He was born at Sighisoara in Transilvania. During his reign, Valahia got temporary independence from the Turks. Vlad the Impaler was famous for his cruelty and due to the fact that he was impaling his enemies. Hundreds of people were executed like this at his orders. Because of the disputes with the merchants from Brasov, they characterized him as a cruel ruler, although this kind of cruelty was common for those times.

Een andere bron heeft het over Vlad de Tweede - Vlad Dracul (draak, duivel) die regeerde van 1436 tot 1447 - en Vlad de Derde, Vlad The Impaler.

vrijdag 15 mei 2009

vrijdag 15 mei

De assistente heeft een moeilijke nacht gehad, zegt ze, ze kwam amper aan slapen toe, lag naast haar werkgever die niet snurkte, wat ze niet begreep. Zelf snurkte ze trouwens evenmin, ze had een lichte slaap, schrok af en toe wakker, er was het dichtbije gesuis van de Mehringdamm, geen ander geluid. Het raam gaf uit op een binnenplaats. In de gang had ze een deken gejat, wat hij vermakelijk vond: ze sliepen samen en toch sliepen ze apart.
Dat ze in de gang een extra deken gevonden had, was verbazingwekkend. 'Waar heb je dat deken vandaan?' vroeg hij. Hij kroop onder het zijne. Ze zei iets, wat trouwens geen antwoord was: zoals alles wat ze wist had ze ook het deken uit het niets getoverd en hij nam vrede met de naïviteit dat hij niet wist hoe dat moest. Dat de assistente dingen wist waar hij geen weet van had, was een bevredigend houvast.

We hebben afgesproken aan Hotel Sarotti op de Mehringdamm in West Kreuzberg. Ze is de hele dag onvindbaar geweest, nam de U-baan naar een plek in de buurt van Alexanderplatz waar ze een afspraak had met iemand die haar werk had kunnen bezorgen, het fijne begreep ik er niet van, en toen was ze dus in die hotelkamer beland. Het enige wat zij zich hierover herinnerde, was dat ze midden in de nacht wakker geworden was, dat de kamer op een binnenplaats uitgaf en dat iemand boven de buffetkast een citaat van de Dalai Lama had aangebracht. Na de middag moet ze ergens in de buurt van Prenzlauer zijn. Zelf heb ik, toevallig ook in Prenzlauer, een groepje op te pikken. We drinken koffie.
Zelf had ik een dag eerder de keuze gehad tussen een kamer in de Helsingerstrasse, in Friedrichshain, of bij Anton die in de Falckensteinstrasse op huisnummer 17 logeerde. Van de jeugdherberg, het adres in de Helsingerstrasse, zei iemand dat die wellicht 24u op 24u open bleef en dat je er een kamer voor 1 of een kamer voor 2 personen boeken kon - zodat je van het gesnurk van de andere kostgangers gespaard bleef - maar dat was niet zeker, zei iemand, noch het een noch het ander was zeker wat, aangezien het toen al na middernacht was, voor nog een scenario had kunnen zorgen: dat ik in de laadruimte van de Kangoo te overnachten had, dus koos ik voor de vlakbij het Görlitzer Park gelegen Falckensteinstrasse in het meest oostelijke deel van Kreuzberg, een buurt - zoals overal in Berlijn trouwens - met restaurants die tot middernacht open blijven, Turkse en Aziatische fastfood en gevels die over de hele lengte van de straat onder een brede strook graffiti zitten. Eerst vonden we geen parkeerplaats. In de belendende kamer bleven ze tot 's ochtends vroeg muziek maken. Ik was al blij dat er geen muggen waren.

Fruhstück am Mehringdamm

Kwart voor elf. NATURKOST staat er, in koeien van letters. Eikenhouten meubilair, twee Sloveense dames en een koelvitrine met salades en taarten en pasta. Genretaferelen fleuren de zaak op. Het zijn er zoveel - ook achterin, er is een ruime gelagzaal met lange, houten tafels - dat er niets bij kan: de muren hangen tjokvol.
1. Een Teutoons berglandschap, goed gepenseeld, hol als een lege eierschaal.
2. Het marktplein van een dorpje waar sinds meer dan 300 jaar, op wat verkeersborden na, geen vierkante centimeter aan vooruitgang is blootgesteld. (witte kippen)
3. De Oostzee. Hier en daar een rotspartij en een sloep, gekanteld op het donkere strand. Een manspersoon vertegenwoordigt het voorplan, ongeveer zoals bij Friedrich gebruikelijk is maar zonder het theatrale - unheimliche - vertoon van innerlijke crisis: hij is bereid om desgewenst een handje toe te steken. Het panoramische tafereel wordt vervolledigd door twee karvelen en de parabool van een verre oever met het in bruine tinten aangezette silhouet van een havenstad.
4. Een pastoraal landschap waar elk spoor van industriële revolutie ontbreekt.
5. Een tafereel met berkjes in een gebied dat heide of drasland zou kunnen zijn.
6. Een stilleven met wijnflessen, groenten en brood.
Boven de eikenhouten salonkast is een herfstbos en ook nog een landschap met schapen, eentje waarop de handtekening van de kunstenaar goed leesbaar is: A. Steinbreibt.

Voor het doek 'Der Greifswalder Hafen' (um 1830) - in die Alte Nationalgallerie - staan twee mannen. De jongste van beiden, hij is een jaar of zeventig, heeft de ander - die in een rolstoel zit - vlak voor het schilderij geplaatst. Ze spreken niet, niet eens op gedempte toon: zonder woorden aanschouwen ze het schilderij, een werk dat bij eerste, oppervlakkige aanblik uit overwegend bruine tonen bestaat en een haven voorstelt waar donkere zeilschepen voor anker liggen. Voor de oude man in de rolstoel is het een laatste, of de eerste keer misschien. Hij kent het schilderij uit een oude editie - meer recente edities met een al of niet volledig overzicht van het werk van Caspar David Friedrich kan je in het souterrain vinden, in de bookshop - of is hier vaker geweest. 'Frau am Fenster' uit 1822 hangt een eind verderop aan een van de lange zijden. 'Menzel ist unten,' zegt de suppoost.
Hier, unten, is ook werk van Corinth, Beckman, Hödler en Böchlin. In een andere zaal hebben ze een aantal bijna gewichtloze doeken van Monet, naast iets van Cézanne en Pissarro.

Alexanderplatz

In 1995 was Alexanderplatz een bouwput, nu is 't een plein met bomen. Kapitaal heeft van het voormalige Oost-Berlijn een winkelpretpark gemaakt. Torens van glas steken boven het plein uit. Aan een van de kraampjes op Hackescher Market, aan de Spree, het Museuminsel is vlakbij, schaf ik me een stadsplan aan. Ik kruis de plek aan waar ik een afspraak heb - Prenzlauer Allee - en fiets naar de Humboldt Universität aan Unter dem Linden.

dinsdag 12 mei 2009

dinsdag 12 mei

'Van Clementis bleef niets anders over dan de berenmuts op het hoofd van Gottwald.' Dat is de laatste zin van het eerste stukje van het eerste deel van 'Het boek van de lach en van de vergetelheid' van Milan Kundera, in de editie die ik kocht bladzijde 9, de eerste bladzijde. Over eerste zinnen zei Ilse Ermen laatst dat het voor haar om meer dan alleen de eerste zin gaat: de eerste, de tweede en de derde. Die eerste zinnen samen geven meestal een redelijk goed beeld van wat je te wachten staat, zei ze. 'Het boek van de lach en van de vergetelheid', Kundera schreef het eind jaren zeventig (het copyright vermeldt 1983, de eerste editie verscheen vier jaar eerder bij Gallimard), begint met de beschrijving van een foto: In februari 1948 betrad de communistische leider Klement Gottwald het balkon van een barok paleis in Praag om honderdduizenden burgers toe te spreken, die waren samengestroomd op het Oude Stadsplein. Het was een historisch moment in de geschiedenis van Tsjechoslowakije. Een noodlottig moment dat zich een of tweemal per eeuw voordoet. Naast Gottwald staat Clementis. Ze staan samen op het balkon van het barokke paleis. Het sneeuwt. Er viel wat sneeuw, het was koud en Gottwald was blootsvoets. Clementis - door de auteur gekaraktiseerd als een zorgzaam man: de zorgzame Clementis - reikt Gottwald z'n bontmuts aan. Op de propaganda-foto staat Gottwald met de berenmuts van Clementis. Enige tijd later raakt Clementis in de problemen, hij wordt van verraad beschuldigd, opgehangen en uit de foto verwijderd.
Ik lees de bladzijde en ook de volgende bladzijde, en nog een, terwijl ik op de behandeling wacht. Ivan is op het eerste met twee patiënten bezig. Aan het andere eind van de tafel zit een dame, uitgevlakt door de ruiker bloemen die tussen ons in staat. Cuma, een witzwartgevlekte kattin, drentelt door de kamer. Tussen de boeken en tijdschriften ligt het tweede deel van Heimelijke Vreugde.
Cuma ving een fitis. Dat verneem ik terwijl ik doorspekt met naalden in het kamertje lig. Eerder had Cuma een mees gevangen en een roodborstje. De Morgen moet het met minder stellen. Waar ze over berichten is dat het een schande is, en die schande zijn ze zelf. Vijf bladzijden over de zaak Boonen is overdreven. Daar voorpaginanieuws van maken is lachwekkend. Een blokje onderin pagina vijf zes of zeven is net zo goed. Aan zo'n alledaagse stommiteit, een futiliteit, maak je als kwaliteitskrant geen woorden vuil. Maar is De Morgen kwaliteit? Het is een riool.

maandag 11 mei 2009

maandag 11 mei

In de marge van een microscopisch kleine overwinning de vaststelling dat het domme kipje er weer niet in geslaagd is om wat anders dan een lege eierschaal uit haar reet te persen.

vrijdag 8 mei 2009

vrijdag 8 mei


Ik sluit de doorgang af met een mededeling. Het papier is strak horizontaal aangebracht en heeft los van die horizontaliteit een aantal andere ijkpunten.

Rond het middaguur rijd ik naar Limerick en een aantal aanverwante plekken. Later besef ik dat ik nog een afspraak had. Ik lees in 't Manco, een vertaling van La Disparition van Georges Perec. Op het woonerf is niemand. Thomas Bogaert springt binnen. Hij opent de Perec-vertaling, lacht: 'Amaai, die moet zich nu wel in allerlei bochten wringen...!', slaat het boek open bladzijde 69 en leest: 'Kom, hou op, u wringt zich in een bocht.'

's Avonds tref ik het papier aan als op de foto. Ongedierte. Dat is het woord waar je na verloop van tijd op uitkomt. Neten, ratten, luizen.

woensdag 6 mei 2009

woensdag 6 mei

Sarah en Thomas wonen in de Limbastraat, een volksstraat in het oude schipperskwartier: smalle, benige huisjes. Achterin, voorbij huisnummer 80, geeft de Limbastraat uit op een braakliggend terrein. Hier wonen Sarah en Thomas. Achter de kapel - ze wonen in een kapel - is een voetbalveldje en daarachter een verwilderd terrein: wilgjes, struikgewas en een fietspad op smaak gebracht met pilonen en de grijze klif van een betonfabriek.

In de kapel, waar geen nagel kan, is een dichte opeenstapeling van dingen: Sarah, Thomas en Yanna wonen in een oerwoud. Ik ben er om het werk van Sarah te bekijken, abstracte impressies met een heftig koloriet (veel groen en geel en rood) en verwantschap - vooral het minder recente werk - met het exuberant kleurrijke werk van Jawlensky. Op een van de tussenschotten ligt een editie over tuinbouw - Edible Forest Gardens - naast 'Ons Kookboek' van de Boerinnenbond (geformuleerd als katholiek vormingswerk voor landelijke vrouwen) en 'Vedische kookkunst', een editie met Indische recepten. De achtergrondmuziek is piano van Walter Hus en doet aan Ligeti denken. In een van de boekenrekken (het rek fungeert als tussenschot) staat een editie met het complete werk van William Shakespeare.

In de tuin staan potten met Apenverdriet, ook wel Monkey Puzzle genoemd. Thomas trof de plantjes in een container aan en ontfermde zich over vier exemplaren. Eentje heeft het niet gehaald. Er is een reden, legt hij uit, waarom zelfs de grotere planten in potten staan: onder het gazon is een plankier van grijze straattegels.
Blauwregen hangt over de grijze muren.

zondag 3 mei 2009

zondag 3 mei

Vandaag neem ik een trein eerder - als ik me niet vergis is het er eentje naar Lille - maar 't maakt geen zak uit: de trein naar Brussel en het oponthoud te Gent Sint-Pieters van de trein naar Lille - over Doornik en Tourcoing gaatie als ik me niet vergis - is op exact hetzelfde ogenblik, 12u57. De volgende trein richting Brussel is om 13u24, volgt net als gisteren spoor 50a ten noorden van de gebruikelijke route, door een agrarisch gebied waar de koe zo goed als uitgestorven is - wel zijn er paarden, schapen en wegenwerken - en heeft ook dit keer een vertraging van vijftien minuten. In de trein zit een meisje met een zwart konijn. Ze neemt het konijn op de schoot. Het dier - met een witte vlek op de trillende neusvleugels - blijft gehoorzaam zitten.
Vandaag hetzelfde landschap maar in omgekeerde volgorde: andersom. (de forenzen die hier elke dag voorbijtuinen kennen elk hoekje van het landschap. De weiden en akkers en de tuintjes ogen betrekkelijk nieuw, fris, het is lente, en fris want voor mij is het pas de derde keer: de wegenwerken zijn geen centimeter opgeschoten, aan een watering staat de truck die er gisteren ook stond en overal in het landschap zijn vogels druk met dingen bezig)

hetzelfde landschap

Andersom: ik heb mijn rug naar Brussel, kijk richting kust. De dingen schuiven er in zonder dat ik het aan zie komen, alles is plots. Plots is er een wegje, een bosje, een wei met paarden. Paarden zijn elegante dieren, net zo elegant als het tropische jachtluipaard en minder kwistig dan de vlinder. (Iemand telefoneert me. Ik annuleer de verbinding: kop dicht. In The Flying Scotsman hebben ze een apart coupé, nummer twee, een coupé voorin, voor de neuroten die niet zonder telefoonverbinding kunnen. De neuroten die wel zonder telefoonverbinding kunnen, staren zich blind op het landschap.)
De trein naar Eupen gebruikt hetzelfde trage spoor als gisteren, spoor 50a. Gisteren, vandaag: het landschap is identiek met dat verschil dat ik het dit keer pas zie als het voorbijsnelt, dan wordt het geleidelijk aan trager tot het zo goed als stilstaat, wat later is het weg wat ik niet zie omdat er de hele tijd door nieuw landschap is: een vijftig kilometer lange puzzel van stukjes landschap. Geen stem met uitleg bij het traject. Ik weet dat ik straks in Brussel beland, dat tot vervelens toe herhalen - in beide landstalen - is volstrekt overbodig. Ik reis, kijk naar het kruipende landschap, wil met rust gelaten worden. Met de domkoppen die niet weten dat ze op een trein richting Brussel-Eupen zitten, hoef je geen rekening te houden, vind ik. Als je op socio-cultureel vlak ook met dit soort domheid rekening te houden hebt, is het eind zoek. Op theoretisch niveau heb je trouwens zelfde domheid: stopplaatsen waar niemand uitstapt. Omdat alles waar is - en om zelfde reden niets - hebben ze 1 waarheid bedacht: iedereen moet er uit in Brussel. Dat gebeurt niet. In de kelder van het landschap stappen alleen die personen uit die in die kelder wat te zoeken hebben. Wat waar is, en om zelfde reden niet, rijdt door richting Eupen.

Hetzelfde landschap maar zonder koeien. De koeien staan een eindje verderop. En die kauw was er niet.
Met je rug naar dingen.


Op het derde bij 2ndroom is koffie. Voor zichzelf giet Christophe er een geut wkishy bij. Van Luc heeft hij niet meer gehoord. Het is een kalme dag. Ik plaats de deur van de zwarte kamer van Steffie op een kier. Op het gelijkvloers zit Svend naar een film te kijken.

zaterdag 2 mei 2009

zaterdag 2 mei

Vertraging op de lijn Dampoort Gent Sint-Pieters. Een stem zegt: 'We rijden aan vertraagde snelheid wegens een poging tot zelfmoord. Gelieve ons hiervoor te verontschuldigen.' Het treinstel zit afgeladen vol. De droge - correcte - maar weinig aan het toeval van verbeelding latende mededeling vermorzelt de gesprekken. Muisstil glijden we door de Gentse voorstad. Parkjes, daken, bruggen, een snelweg en tuintjes glijden voorbij. Zo is de beweging van het treinstel: wat daarbuiten is, glijdt weg, als een goochelaar gaat de trein door het landschap.

Vertraging op de lijn Gent Sint-Pieters Brussel. Dit keer drie stemmen die elkaar tegenspreken. De eerste stem heeft het een over een vertraging van 12 minuten. De vertraging zou te wijten zijn aan werken aan het spoor, tussen Gent Sint-Pieters en Denderleeuw. De tweede stem heeft het over 15 minuten en legt uit dat de trein via een ander spoor gaat, spoor 50a. De derde stem heeft het over 15 minuten en lokaliseert de werken tussen Brussel en Denderleeuw.

Het landschap is zonder geluid: bomen vallen in een zucht omver, niemand hoort het. De geluidjes bevinden zich in het treinstel: het gezeur van een iPod, de irritante beltoon van een gsm en het gekeel van iemand met irrelationele klachten. In het landschap - waar geen geluid is van grasmaaier, cirkelzaag en boormachine - staan fietsstallingen. Spoorwegbruggen gooien zich over het treinstel. Geen treinbewoner die er last van heeft: de trein is een struisvogel. Rechttoe rechtaan, geen gemier. Hoge bermen, grassen, kreupelhout, struikgewas. We schuiven op een diefje door het landschap.

(waar is de mus gebleven? de altijd vrolijk kwetterende mus) Niet in het bermgras, daar is geen mus. Niet in het kreupelhout, tussen de boterbloemen van het weiland evenmin. (waar is de mus?)
(en de veldleeuwerik, waar is hij gebleven) Niet in de schouw op het industrieterrein. Niet tussen de kippen op het woonerf. Niet in het kreupelhout naast de spoorwegbrug, niet op het terrein van de sparrenkwekerij, niet tussen de boterbloemen in het open veld en tussen de vele vertragingen door evenmin. Schermbloemigen, drassige velden , donkere beekjes, een meidoorn, brandnetels, een poel, dan een turbine, lijsterbesachtigen, de paardekastanje, eerst gras, dan roestbruine keien.

brainbox2 unit 10

foto: vadim vosters

Hilde heeft een interview met Manor Grunewald en Michaël Borremans op de crox-site geplaatst.
Het siert een kunstenaar dat hij zijn positie en betekenis zo goed weet in te schatten.

Vadim en Marie blijven bezig tot een uur of zeven, werken alles af tot in de puntjes. Lucie hebben ze niet gezien, verneem ik.
Veel volk, zegt Ann. De hele tijd door zijn er mensen over de vloer geweest. Rond een uur of zes iemand die voor Rosas werkt.
De openingsavond is minder druk. Phill Niblock heeft een project in Witte Zaal en Nathalie komt niet meer buiten, zegt ze. Er zijn wat mensen die ik nooit eerder in crox gezien heb. Het gesprek komt op Frank Theys, maker van Technopolis, een film over de toekomst, technologieën waar ze nu aan werken, iemand bijvoorbeeld die alleen met benen bezig is (is motoriek) en een andere techneut gespecialiseerd in ogen. Soms werken ze samen. Dan plaatsen ze het oog op de benen. Of croxhapox in dat rijtje thuishoort is andere zaak. De robot die alleen uit benen bestond, had trouwens een eigenaardigheid, hij kon niet met schaduw overweg, kwam tot stilstand telkens zich een schaduw voordeed. De oogrobot had een vergelijkbaar probleem: elke schaduw was het zwarte gat. Na een miljoen keer proberen hadden ze toch een succesje, een robot die het patroon doorbrak en iets deed waar niemand zich aan verwacht had. Of misschien net wel: kunstmatige intelligentie is de kunst van het verwachtingspatroon. Steek een product van die kunstmatige intelligentie in de grond, in het wilgenbos, op een weiland, in een greppel, zonder elektriciteit: na verloop van tijd begint het te roesten. Mensen die met dit soort dingen dwepen, weten niet waarover ze het hebben: kunstmatige intelligentie is een fabrikaat, een ding om mee te werken, iets waar je dingen mee kan doen, het is een werktuig, meer is het niet.

foto: vadim vosters

vrijdag 1 mei 2009

vrijdag 1 mei

Op een brug staan ze, hoog boven het zich vast rijdende verkeer: de snelwegkijkers.

De eerste file is op de andere rijstrook en vlakbij Gent. Verlengd weekend, richting kust staat aan te schuiven. De tweede file is voorbij Brasschaat. Richting Antwerpen moet het met één rijstrook stellen. Resultaat: een monsterfile van Nederland tot Antwerpen. Het is verbazingwekkend, die enormiteit van het zich van hot naar her verplaatsen. Een kluwen van zich vastrijdende bedoeling. Even naar Oom Gerrit rijen, moeten ze gedacht hebben.
Richting Nederland gaat evenmin van een leien dakje. Overal staan auto's die traag over het wegdek schuiven en een ogenblik later gedurende onbepaalde tijd stilstaan. Opeens gaat het veel sneller: ik schakel naar vierde. Niet eens halve minuut later stremt de verkeersstroom. Het oponthoud duurt tot de eerste verkeerswissel op Nederlands grondgebied, die richting Utrecht. Ik passeer Breda, passeer de rivieren, kom het stuk ter hoogte van Utrecht heelhuids door. Er zijn weilanden en brede greppels, kleine nederzettingen, populieren, de koeien grazen, kerktorens steken boven de vlakte uit, alles is voortreffelijk. In Nederland wonen keurige mensen en van die keurige mensen heb je vijftig soorten. Het kunnen er meer zijn. In de uitgestrekte gebieden van het Amazonegebied hebben ze onlangs enkele soorten ontdekt waar ze net zo goed niet van af wisten.
Ik neem richting Haarlem. Je moet Haarlem nemen, had Joop gezegd. Elk landschap heeft een donkere, vergeten wegkant. In dit landschap is het Zwanenburg, een dorpje in het uiterwaard tussen Amsterdam en Ijmuiden.

Ijmuiden is onveranderd. In RC De Ruimte tref ik Heike Kati Barath aan. Ze is er met een klasje uit Münster, ik val binnen tijdens het groepsgesprek.

De weg terug gaat over Leiden, Rotterdam en Middelburg.