donderdag 30 juli 2009

statistieken

Vandaag gaf het item 'Recent Keyword Activity' volgend resultaat:

Koersfietsen corridor. Brakend klaarkomen. Zalmstraat kot Gent.
Matrassen fluxus. Houten box voor verftubes maken. Vandenberg Kemzeke.
Mumbai hoeren. Café restaurant de westhoek gaya indonesia.
Lisa Colpaert (drie keer). Gratis naakt bureaublad achtergronden.
Mis edith roze zaterdag b.o.z. Afstudeer Lacambre Russisch.
Afmeting van een rattenhol. Non plus ultra godorniu. Interview Michaël Borremans.
Yusuf's ijs op Gentse Feest 2009. Haushalthandschuhe beim sex.

woensdag 29 juli

'Een variëteit met bonte bladen van Barbarakruid is de oudste bekende bontbladige tuinplant,' lees ik in Heimans en Thijsse, bladzijde 503. Die zin is niet goed geformuleerd, vinnik. Het gaat niet om een variëteit met de bonte bladen van het Barbarakruid - Barbarakruid is namelijk zeer in het algemeen zonder bonte bladeren - maar (dus, desalniettemin, desnoods) om een variëteit met bonte bladeren (er is immers ook Gebogen, Stijf, Vroeg en Bitter Barbarakruid), en het is die variëteit - het Barbarakruid met de bonte bladeren - die de oudst bekende bontbladige tuinplant is.
Het plantje uit de tuin van O & A (waar het zich beperkt tot bescheiden deelname aan de wilde wijsheid van het gazon) is het Vroeg Barbarakruid, B. praecox R.Br., de onderste bladen hebben een grote eindlob - daaronder wel 6 tot 7 paren van kleine zijslippen - en ook de bovenste zijn diep ingesneden.
Zo een van die plantjes waar geen mens naar omkijkt.

Vinniken (onovertroffen) wordt alleen gebruikt in de eerste persoon enkelvoud: vinnik.

Mijn gsm is zoek. 't Is zomer, ben ik blij dat het ding zoek is. Alleen al het napluizen of 't Barbarakruid is of wat anders vergt een uur, ondanks de gladde en superieure orde van Heimans en Thijsse. Andere specimen zijn trefzeker: Zilverblad, Duizendschoon. Corps vites et vides, qui mal.
In een nog niet nageplozen doos tref ik een exemplaar aan van "1980", een door Guillaume Bijl gedirigeerde publicatie van het ICC, toen aan de Meir op huisnummer 50. De publicatie heeft bijdrages van Guy Bleus, Denmark, Patrick Joly, Philippe Van Snick, Daniël Dewaele, Ria Pacquée en Guy Rombouts, onder andere. De bijdrage van Daniël Dewaele, een interview, vier bladzijden, vooral foto's, is naadloos op elk ander initiatief van toepassing:

Wat zegt U het I.C.C.?
Komt u er soms?
Waarom?
Waarom niet?

Fran had me getelefoneerd. Ik rij naar het woonerf, open de poort, scharrel poststukken bijeen - er is een pakje van Ilse Ermen bij - en neem een kijkje in de ruimte achterin.


In de eerste - en kleinste - van beide stockruimtes bouwden Adriaan en Samir een houten rek.

zondag 26 juli 2009

vrijdag 24 juli

De katten water geven, gamander en salie de brokken.
Het dorpje zoeken waar Steurbaut en Coene een op Cooder variërend duet ten beste geven. Vlakbij Pilzen, had Coene gezegd. Ze hadden de reisroute bijgesteld, zouden in het noorden de grens met Polen volgen en zo via de Karpaten zuidwaarts rijden. En dat allemaal voor een viool.

In het door Snijders zo fel bejubelde Natuurdagboek van Nescio staan dit soort notities:

6 Juni. Woensdag. Tegen den avond naar de hooge brug over het Merwede-kanaal (fiets). Mooi panorama, met wolkenlucht.

Een dag later - 7 juni. Donderdag. - noteert Nescio: In den laten namiddag op de fiets over Zeeburg naar Schellingwou. Durgerdam en Kinselmeer. Warm en zonnig. Mooie zonnige verlatenheid over het land, mooi zeetje.

24 juli. Vandaag. 's Namiddags met de fiets via de Nederkouter naar Sint-Jacobs. Kouter en Veldstraat. Gore mensenmassa, ik kots, braak, ruk het petje van het schedeldak van een vadsige zielepoot. Vochtig en warm, onweerachtig. Prachtig hoe ik dat dametje het nakijken geef, ze zeilt over de stoeprand, belandt op het tramspoor. Fietser wijkt uit, laattijdig, tuimelt over de dame. Mooi zootje.

De 8ste juni, een vrijdag, is Nescio met Bob in een tram naar Monnikendam gereden. Ze hebben wat met een bootje gevaren, heen en terug naar de Marken waar ze op een veiling rondliepen en in de Kerkbuurt met een dooie geconfronteerd werden. 's Avonds fietst hij ook nog naar de Zuiderzeedijk.

Grote delen van het Natuurdagboek zijn meteoreologisch: zon, wind, regen, wolkenvelden. Uit wat rest valt af te leiden dat Nescio de hele tijd door tramt, fiets, treint, wandelt en zich soms in een auto naar een of andere plek begeeft en gedurende dat hele traject niet persoonlijker wordt dan 'Volop zomer.', 'Langs Gaasp naar huis.' en 'Zon tintelt goud op glas van het Muiderslot.' Laatste zin geeft aan hoe je dit dagboek lezen moet, je zit aan de rand van een sloot, graaft met beide handen in de modder, iemand heeft je verteld dat daar een goudmijn is. Het gaat niet om de goudader, want die is er niet. Met je handen in de modder zitten, daar gaat het om.

woensdag 22 juli 2009

statistieken

Kinderlijkje gevonden op vriendelijk ogend speelplein aan Noordzeekust. De samenstelling van Paynes Grey varieert.
Met houtskool van treurwilg een berkje tekenen. Pieters heeft postkaarten van Beuys te koop.
Afstand programmeren.
Moet je wel eerst naar Cordoba rijden. Daar afstand programmeren. Kom je in Ertvelde uit. Dit pakket biedt het voordeel dat Cecile in Steendam op je staat te wachten. Met een baby op de armen wacht ze op mij.
We rijden naar Audresselles, ik lees Voskuil, we bestellen een Fruits de Mer, reserveren een kamer in het hotel waar ze dat kinderlijkje hadden.

dinsdag 21 juli 2009

dinsdag 21 juli

De weigering om het over iets anders te hebben: inhoud. Inhoud tot de inhoudelijke macht: de sigarettenpeuken in een asbak, het glas halfvol wijn, de zachtroze tong in je geopende bek, het semi-transparante goud in de tubes olieverf, de nootbruine koffie die in het kopje blijft tot er schimmel op komt te staan, en gebalde - kortademige - stanzas opgesloten in een boek dat sinds ongeveer een kwarteeuw niet meer geopend werd (aangeraakt nog wel telkens als de eigenaar het vergeetachtig in een andere kast, op een andere verdieping, in een andere stad in een ander hoekje wegstopt). Inhoud tot de inhoudelijke macht: volzinnen weggemoffeld achter een zonnebril, de vochtige krullen van aardappelschillen op de katerne van een weekendeditie, honderdduizend stofdeeltjes in een handomdraai. Dan het harige lichaam gedurende een vol uur zonder beweging, alleen de snorharen en de getuite oorschelpen verraden een nooit op zichzelf terugkerende nieuwsgierigheid. Inhoud tot bloedenstoe verwekt in oude, levensloze dingen.

Zomer: in een afgedankte leegte wonen.

maandag 20 juli 2009

maandag 20 juli

Nicolas had zich aan de toog van Los Perros Calientes genesteld. Kom mee, had z'n lief gezegd. Wel, dat was gesproken. Veel volk op de been, schoon volk, madammen, jong, goed gedraaid, schoon vel, lange poten. Een mens, zei Grepet, die bij dit soort gelegenheden zelden z'n zindelijkste kant laat zien, gespeend van god en duivel, zou z'n oorsprong nog vergeten. Veel oorsprong is er niet aan Grepet. Hij zou nog geen boek kopen, zelfs als 't gratis was.
Hoe dat het gesprek op ciladon kwam, dat herinner ik me niet. We dronken er eentje, nog eentje, dan nog eentje. Wim Van Waegeneer was er over begonnen. Hij en z'n maten kwamen van Bataclan, waar 't dicht ging. Ge kost ook mensen zien die toch de andere kant uitgingen in de naar verluidt niet al te ijdele hoop dat ze daar toch nog een fleske hadden dat open stond. 't Is een mysterie waarom Van Waegeneer over flessengroen begon. Dat het een mysterie is. Leus zei 'ik snap er geen knijt van.' Of hij nuchter was. Wie? Leus, nuchter, Van Waegeneer? Geen van de twee zo erg dat Grepet voor ze had moeten onderdoen. Op z'n felst is 't leeg gebloed, ook de fles, niet alleen de fles, ook het groen, Grepet, de madammen, alles, Van Waegeneer ook. Mieke zat zich te amuseren. Het gesprek kwam op Celan.

zaterdag 18 juli 2009

zaterdag 18 juli

Rotte aardbeien. Muur geschilderd. Wim en Piet enige tijd bezig met het opmeten van de grote zaal. Elektronisch slot geblokkeerd. Gisteren trouwfeest, grijnst Piet. Eerst champagne, dan wijn, dan nog wat flessen champagne, wijn, bier. Op het woonerf twee jochies, blootsvoets, een balspel.

Lapsa en Io stoeien. Twee bloempotten gingen tegen de vlakte, in de werkkamer een doos met mailart.
Une saison en enfer
open op bladzijde 56:

D'encens et d'ivraies,
Au bourdon farouche
Des sales mouches.

Ik sproei de planten en doe een bizarre ontdekking: van de koriander bleef niet meer dan een verrafeld vod. De gekneusde stengels van het plantje liggen bladerloos tegen de bodem aangedrukt. Lapsa en Io stormen door de kamer. Lapsa remt af, mauwt.
De slakken hebben het gedaan, het was de wind.

Sclavis, Moulin. Op het stationsplein een feestje. Een jonge vrouw rent over het voetpad, glijdt uit op het tramspoor.

vrijdag 17 juli 2009

muren

De auteur beklaagt zich over het feit dat ze muren bouwden zonder hem eerst te vragen of dat eigenlijk wel mocht.
Hij is wanhopig, had zoveel te doen, kan aan niets anders denken, hoorde het rumoer niet, beweert hij, had geen weet van werklui, van het geluid van de machines,
zijn hoofd dat nog zoveel te doen had, de ruimtes die het berekende, de plaatsen die het slopen moest, de plekjes die het voor het zichzelf bedacht had,
geliefden elk aan een zijde van dezelfde muur, honderdduizend,
en de bomen verbannen naar het rotte hok in een oude kamer.

Door het rumoer van de schrijfmachines is al het andere geluid verdwenen.
In de buitenwereld zijn geen aangekruiste vindplaatsen en in het dorre gebied - zo had hij zich voorgenomen:
een dor gebied waar niemand kwam,
zo had hij het zich voorgesteld: waar niemand komen moest, waar geen dienstboden renden -
ligt een plan op tafel,
waar geen ander plan op tafel lag.

De auteur had zich verzoend met deze op een na belangrijkste gedachte:
alleen hij zou de vindplaats aankruisen, de kamer die niemand vinden moest.

‘Deze muren,’ bedacht hij, ‘heb ik gebouwd. Dit is mijn vindplaats, deze hoge muren zonder plek.’

structuur

blad
maakt zich los
maakt zich los
van tak
valt
over het plein
gaat omlaag
licht als een pluisje gaat het omlaag
uit een van de platanen op het plein
in witheet zonlicht
in een duizeling
en boven het grijze plein
een gele duim en vier vingers groen
ja geel aan de duim en vier vingers groen
zo maakt het zich los
het valt
dus gaat omlaag
zoals eerder beschreven
in witheet zonlicht
licht als een pluisje
in een duizeling
zo komt het los van de plek waar het hing

donderdag 16 juli 2009

honderdduizend

Honderdduizend keer. Al zou je het honderdduizend keer herhalen. Honderdduizend keer. Zelfs een miljoen. Al zou je het miljoen keer herhalen, een miljoen. En zelfs als je dan zou blijven zeggen wat je bedoelde, dat je het minstens een miljoen keer gezegd had, dat je het dus niet nog eens zeggen moest, dat het dat was wat je bedoelde. Dat je zo vaak had gezegd waar het op stond. Wat gelijk stond eigenlijk aan die ene keer. Dat je toen al gezegd had wat je te zeggen had. Dus mondje dicht, geen theorie.

woensdag 15 juli 2009

dinsdag 14 juli

De katten betrapt terwijl ze in de pot met reukerwten een hazenslaapje deden. Schuld en onschuld hebben geen dierlijk equivalent.

Een andere keer zitten ze in de doos. Plato kennen ze niet, de bevindingen van Darwin zijn niet vertrouwd, van Kant hebben ze geen kaas en de doos, die zich op een tijdelijke boekenstapel bevond, tuimelt ondersteboven. Het is een onverwachte gebeurtenis die de kat dermate verrast dat zij zonder verhaal in het binnenste van de doos belandt. Ze tuimelt mee in de tuimeling.

Een ogenblik later zit er een op de geopende binnenzijde van het boek, bladzijde 41 van Verzamelde Gedichten van Kavafis, de editie van Polak & Van Gennep uit 1979. De ander heeft zich tevreden gesteld met het feit dat ze in de doos terechtkwam.

maandag 13 juli 2009

maandag 13 juli

Stockruimte opmeten. Samir en Adriaan een rek bouwen. Met plooimeter aan de slag. Wat ik noteer, besef ik later, had ook met het lanceren van de plooimeter te maken kunnen hebben. Een zekere Myriam van L uit A telefoneert me. Ik bevind me onder een boom op het terrein van een benzinestation, geef de banden een deuntje. Het wiel linksachter is zorgwekkend, de druk komt niet boven 1.4 uit. Iemand van Britse nationaliteit steekt een handje toe, besluit dat hij eigenlijk niet weet wat hij er van denken moet. Misschien is de drukmeter kapot, zegt hij. Ik weet weinig tot in feite helemaal niets van dit soort dingen, probeer de band te pompen. De meter geeft 1.0. Tijdens vergelijkbaar euvel, enkele maanden geleden, had iemand me verteld dat de druk van zo'n band 2.2 hoort te zijn. De maïs staat hoog. Boven het landschap reikt een blauwe hemel tot ver voorbij het uitspansel. Ik rij terug, voorzichtig, langzaam, zo langzaam dat ik van tijd tot tijd door een truck voorbijgesteken word, wat aan m'n reet kan roesten, ik heb een missie: de auto binnensteken in de bandencentrale aan de Dampoort.
Later, na de reparatie, verneem ik dat er een spijker in de band zat. Ook in de andere band achteraan trouwens. Tegenwoordig gebeurt dat wel vaker, je houdt niet voor mogelijk, vertellen ze, wat in zo'n band terechtkomt.

vrijdag 10 juli 2009

vrijdag 10 juli

We rijden door een groen landschap. Buta zit in de laadruimte. Hij vroeg of hij een sigaret roken mocht. 'Dat mag,' zei ik. Hij kreeg de asbak toegestopt, een kleine en ronde asbak in twee kleuren - geel, blauw - van het merk Ricard. Hij zweeg. Veel viel er niet te zeggen. We rijden naar Kemzeke, naar de Foundation, naar de begrafenis van Philippe. Het enige wat we hadden gezegd was dat er veel mensen zouden zijn en dat dat een reden was om er weg te blijven. En er waren er nog natuurlijk. Eén ervan werd duidelijk toen we in de Foundation stonden, helemaal achterin de zaal waar de plechtigheid plaatsvond, in een van de serres vlakbij de vijver. De ceremonie was al een tijdje bezig. Door de ruiten kon je de bomen zien en het struikgewas. Kristel en Florin waren niet eerder in de Foundation geweest. Kristel wist niet eens waar het was. Ze droeg een zwarte, smalle pantalon, een zwart jasje, rode hakken. Ook Florin had zich deftig aangekleed. We zagen er uit, vond ik, alsof we naar een feestje gingen. Het was een van de redenen waarom ik er liever weg gebleven was: ik torste een emmer met drek. Ik was niet van plan om daar discussie over te beginnen. Drek is drek. Trouwens, met wie. Ik zei het binnensmonds, grommend: 'Hou op, hou op met dat gebeuzel over kunstenaarschap.' En toch was ik rustig, ik voelde niets. Van de mensen die om me heen stonden, zag ik dat ze evenmin wat voelden, ook zij waren versteend in de noodzakelijke zachtheid van een tot de orde geroepen springtij.

Ik keek naar de schoenen van de persoon die naast me stond. Ik keek... en keek, bleef kijken. Zonder wat anders dan die schoenen te zien. Zo keek ik naar de schoenen van de persoon die naast me stond.
Er waren, meen ik, veertig rijen stoelen en elke rij had tien stoelen. In het midden was een doorgang en aan het eind van die doorgang stond een witte kist. Wie zich achterin de zaal bevond, kreeg alleen de sprekers te zien. Vadim las een tekst voor die door iemand anders geschreven was, Robjee had zelf iets geschreven, ook was er iemand die de witte kist tutoyeerde, wat nogal zinloos was. Na het gitaarspel was er nog een grafrede.

Hoeveel stenen heb je bijeen te zoeken om een lijk van kop tot teen te bedekken? Twintig.
Twintig? Dan bedek je de borstkas. Heeft de sakkerd een pasje? Waar is zijn identiteit.
Honderd keien, dat ziet er beter uit. Tweehonderd, nog beter. Wat van het drama blijft.



's Avonds is er een concert van het Randy Weston trio. Weston staat voor Tyner op de affiche, het tijdstip halfnegen, Tyner volgt rond een uur of elf, terwijl 't natuurlijk andersom moet, Tyner is een dwerg, was dat trouwens ook al toen hij deel uitmaakte van het Coltrane Quartet maar had toen, daar, in die orde, een voor de hand liggende functie. Randy Weston is van een ander niveau. Ellington, Powell, Monk, Waldron, Ibrahim, Weston, ik zie er een paar over het hoofd besef ik, hou geen rekening met Evans, Tristano, Hill, met Mehldau evenmin, ander universum. Weston combineert Monk en Ellington, van Ellington heeft hij de symfonische sonoriteit en van Monk is hij geëvolueerd naar iets wat Monk niet had: Weston. De klank van Weston is breed en diep. 't Is een reus, hij steekt boven de massa uit, steekt uit boven het klavier, z'n knieën reiken tot het klavier waarvan hij alle uithoeken keurig bijhoudt, een reus aan een toy piano: indrukwekkend.

Paco van het Oostendse Lafayette zit in het publiek. Paco kent Weston als z'n broekzak. Hij had Selfportraits lang voor ik het te pakken kreeg. Ik wist van zijn liefde voor dit soort muziek, wist dat hij wist dat het Weston is - als een van de eersten, er zijn er nog natuurlijk - die in de jazz dat zangerige afro-ritme introduceerde en hiermee - begin jaren zestig - een stap verder ging dan wat in de scene gebruikelijk was: de jazz-scene, tot jaren vijftig een Amerikaans fenomeen, werd geafrikaniseerd. Wat ook tijdens het concert blijkt: roots. De bassist is verbluffend. Weston kijkt toe, luistert, temt het accelerando, verheft het tot vulkanisch ritme.



MacCoy Tyner sluit de avond af. Slaapverwekkend.



dinsdag 7 juli 2009

dinsdag 7 juli

Katten in huis halen. Ze vernielen je inboedel, kakken op het tapijt, steken het huis in brand. Dat is nog het ergste niet. Ze springen bloempotten omver, belagen de goudvis, gaan met je sokken aan de haal, niets is heilig. Vier seconden laat je een kastdeur open staan. Vier seconden geeft ze alle tijd om. Later ontdekken ze de boekenkast. Niet dat ze lezen, dat kunnen ze niet. Uiterlijke vreugde: ze springen, rollen, rennen, halen uitersten van de kamer dooreen, alles holderdebolder. Octavio Paz dondert uit het derde schap. Voorlopig is het vierde schap te hoog gegrepen. Perec bevindt zich op het zesde, een panoramisch uitzicht op de kamer, de tafel, het tuinraam, een kast. Paz dondert omlaag en sleurt Masaccio mee in z'n trieste val. Het boekje is een editie van Gowan's Art Books, het 41ste nummer. Keldervocht, wildernis, twee wereldoorlogen, dames die het boekje betastten, die het in haar handige handtasje stopten, had niemand gezien, heren die het boekje en de dames betastten, sloeg niemand acht op, zestig Hitchocks werden gedraaid, zestig, van The Pleasure Garden uit 1925 tot Frenzy in 1972, kortom: alles, bijna alles, bijna, de cinematografie ontstond, verging, Cassavetes werd geboren, stierf, zo lang bestaat dat boekje al. Het is een prullewiet, ik heb er geen halve cent voor betaald, ik kan me niet eens herinneren hoe het in de boekenkast terechtkwam, de vette vingers van verzamelaars, de achteloosheid waarmee het na verloop van tijd behandeld werd. Eerst kwam het op de bestetafel terecht onder een ruiker vlezigroze kerkrozen, het werd met zorg behandeld. Het kopje Earl Grey - met een oortje geprangd in witroze vingertjes van teer porselein - werd naast het pas op de markt gegooide boekje geplaatst. Je gaat niet met een fiets door de Sahara rijden, dat deden ze toen nog niet. George wist alles van Masaccio. Had hij aan het boekje te danken.
Tot eergisteren stond het naast Paz in m'n boekenkast op het derde schap. Of het Io was of Lapsa Tipum, dat wil ik in het midden laten. Ze hebben een samenwerkingsverband, dragen kogelvrije vesten, de bloempot scheef als een Borsalino. Masaccio aan flarden. Aan de katten kan het niet liggen. Ze nemen geen standpunt. 't Zijn schatjes.

voormiddag

De hoofdredacteur belt me. Hij is in Limerick, kocht een boek van Jan Knol, drinkt koffie.

avond

Een avondje bij Van Ryssen thuis. De ecclectische maaltijd wordt geserveerd op gele borden: dahl of linzenprak op smaak gebracht met een uitgebreid assortiment kruiden (van Turkije tot Thailand hebben ze duizend en één varianten op dit gerecht), een Provencaalse potpourri en Bengaalse curry - niet helemaal volgens het boekje, preciseert Van Ryssen: de bloemkool en de erwtjes zijn uit het noorden, de curry uit Madras.
Frips en Marc zijn van de partij. We hebben elk voor een fles rode wijn gezorgd, zij een Bordeaux Le Riat 2007, ik een Vina Albali, de Spaanse reserva 2003 uit het Carrefour assortiment. We babbelen, lachen, smullen. In de modder van de Schelde zit knijt, legt Van Ryssen uit. Knijt is een micromugje. Van Dale houdt het bij kriebelmugje en suggereert als variant - verouderd - dat het om ondermaatse brasem zou kunnen gaan. Die knijt is een plaag. Nu zijn ze aan het pompen, ze houden het gebied nat, lokken op die manier watervogels naar de schor, een gebied van riet en modder waar het knijtbestand triomfeert sinds ze de vleermuizenkolonie onder de Gentbruggebrug weggehaald hebben. Er was een vergadering. Ze hadden wetenschappers uitgenodigd, een biologe van de Antwerpse universiteit, iemand die alles over knijt en aanverwanten wist, iemand van het Schepencollege, woordvoerders, een ambtenaar die zichzelf opvrat. Iemand uit de buurt had het lef om het over die vleermuizenkolonie te hebben. Die vleermuizen vliegen 's nachts. Geen huishouden zoals wij het kennen, ze hangen in trossen, 's nachts vliegen ze uit. Daar zeg ik zoiets: trossen. Trossen domheid. Dat is wat ze plukken, ze maken er nieuws mee.

Ik probeer de yoghurtsaus. Bij Bengaalse curry hoort yoghurtsaus. Je zal maar een knijt zijn zeg. Je bent zo klein dat je brutale stompzinnigheid onopgemerkt gebleven was als je niet met honderdduizenden was geweest. Om die reden houden ze de kijkcijfers bij en televisie heeft het voordeel dat het geen zak uitmaakt.

maandag 6 juli 2009

epigram

Ik besef dat ik dood ben. Ik heb me van het leven beroofd, begreep dat ik op die manier redden moest wat van mijn betekenis gebleven was, dat ik van die betekenis een zaak wilde maken met een uitkomst die uit de zaak zelf zou blijken. Het is een offer, een offer aan een zaak die ook anderen aanbelangt. Ik deed het met tegenzin.

Ik heb me van het leven beroofd. Dat deed ik met tegenzin. Waar is de betekenis gebleven die het had. Oorzaak, doel, eindpunt, begin. Dat de betekenis honderd andere werd, dat ik moeizaam zocht naar wat van het begin gebleven was. Niemand lijkt te beseffen hoe belangrijk het begin van zo'n betekenis is. Het is een offer. Ik deed het met tegenzin.

Ik deed het met tegenzin. Het stond me tegen, het beviel me niet, het moest. Om die reden deed ik wat alleen ik had kunnen doen. Ik breng geen andere oorzaak in. Alles hield op voor het begon. Meer zei ik niet, dat het dat was wat ik deed, omdat het onaanvaardbaar is. Zo is het leven, er is niets gebeurd, het is een offer.

vrijdag 3 juli 2009

donderdag 2 juli

Midden het tapijt ligt een stapel boeken waar ik geen plaats voor heb. Ik vis een vlieg uit het glas rode wijn, een Vacqueyras 2005, Trésor Poète. Het hulpmiddel is een reepje karton. De onzichtbare handeling heeft een zichtbaar resultaat: het vliegje klimt op het hulpmiddel. De dunne, transparante vleugels trillen. Een onheil is vermeden.

In De Morgen gingen ze er van uit dat Philippe Vandenberg in Gent woont. Dat staat zo in het artikel dat ze op 1 juli publiceerden. De titel die ze boven het stukje plaatsten komt uit een brief die Philippe aan Karel Dierickx schreef. Het zinnetje stond exact tien jaar geleden in zelfde krant. Vandenberg - die in 96 aan Open Deuren en in 97 aan Schilderkunst Hedendaags Belgisch deelgenomen had - en Sylvain Cosijns hadden toen een gezamenlijk project op de crox-locatie in de Aannemersstraat. In De Morgen hadden ze het daarover, twee dagen op rij deden ze een halve bladzijde. Luttele tijd voor dat eerste crox-project van Philippe Vandenberg hadden Marc Maet en Michaël Borremans een solo-project in croxhapox gehad. Het was het laatste solo project van Marc Maet. Michaël was amper bekend. Ik had de tentoonstelling samengesteld, was me bewust van het merkwaardige contrast, een contrast dat geen consequenties leek te hebben. Het project was met Maet begonnen. Omdat hij meende dat ik dat moest doen, was ik op het atelier van een van zijn studenten geweest, iemand zonder talent, een dame die lang na de schilderkunst uitgevonden was en daar geen antwoord op wist. Marc Maet drong aan. Ik zei dat ik aan een andere combinatie dacht, hij en Michaël Borremans. Hij wist niet wie Borremans was, Borremans was onbekend. Ook dat gebeurt.
In 2007 begonnen we aan een boek met werk van Philippe Vandenberg. Kort na elkaar had Philippe twee projecten in croxhapox. Voor het boek maakte hij een nieuwe reeks tekeningen, die na het crox-project in New York en in MSK getoond werden, projecten die samenvielen. Rob zwoegde maandenlang aan de duo-tone. Philippe ging mee in het procédé: de tekeningen, hoe kleurrijk ze ook waren, werden omgezet in duo-tone. Het resultaat was verbluffend.
Ik ging niet mee in het discours van de kunstenaar, hij had een andere taal. Ik herinner me dat we het over Michaux hadden. We dronken een rode, donkere wijn. Michaux kan je niet ernstig nemen, zei hij. Michaux kan je wel ernstig nemen, dat wist ik, zo was het. Philippe meende dat dat niet kon. Die betekenis bleef tussen ons in hangen.

De dood van Philippe geeft me een onbehaaglijk gevoel. Dat Van Miert in z'n kersentuin uit een boom viel, dat Yasmine zich verhing, dat Michael Jackson uit elkaar gespat is op een manier die niet eens tot de verbeelding spreekt, dat is tot daaraan toe.