donderdag 31 juli 2014

three russian poets

On the table (where I sat) three Russian poets gather.
One died in a hospital, nursed I guess by a fertile woman with virgin eyes,
it is far from impossible they took his body from the street, yanked it in the back,
people nearby peered from a hollow eye to the body, that of a man
having his head stonedrunk to the pavement on a pile of shabby garments.
Two died in battle. The other remained unknown.
Death came, nothing worse would happen among flies doomed to bore.
All three of them have seen, aging in different ages, the bread, the blood, crime.
Some poor fellows killed, the nursery of gold,
even treasure islands don't lack the password to this one and only god.
They may have told the truth, as poets do, or one or other filty lie, as poets do,
or even anything, as poets do.
On top of that it had nothing else but an endless stream of words. Words
(where I sat) words and words. Nothing worse.
On the table (where I sit) three poets gather.

god bestaat

Dromedaris haakt af, was uitgenodigd, had toegezegd, het team staat kennelijk ook nog altijd achter zijn bulten en het is altijd wat grof om iemand zonder boe af ba aan de kant te schuiven en god bestaat hoewel niemand dat intussen gelooft maar hij heeft het me persoonlijk gezegd. Hans jongen, zei hij, hij is namelijk wat dement geworden, volgt het allemaal niet meer zo op de voet, ik besta. Jan Klaas, zei ik, want zo heet ie, wat fijn zeg. Ja, tof he, zei hij. Wat heb je er een rotzooi van gemaakt, Jan Klaas, zei ik. Wil je er nog eentje? vroeg ik. Ja, maar jij toch ook, zei hij. Ja, Jan Klaas, zei ik, weinig telt maar dit is waar. Ik wilde bovendien 10 miljard idioten de nek omwringen maar dat is me om redenen van diverse aard tot op heden niet gelukt. Jullie zijn toch maar met z'n 8 miljard, daar, tegenwoordig, op dat bolletje, zei Klaas. Een mens moet voorzichtig zijn, zei ik. Zou je niet, heh, Klaas, met de connecties die jij hebt... Wie zit er zo allemaal bij, vroeg hij. Ik had het lijstje bij. Jan Klaas nam het door. Ik ben er niet bij, zei hij bedroefd. Ja omdat je toch al dood bent, zei ik. Maar ik ben niet dood, zei hij. Kan ik het helpen, zei ik. Nee, ik ben god, zei Jan Klaas. Maar ik was er wel niet voor te vinden, voegt hij toe. Waarom niet, vraag ik achteloos. Omdat, zegt hij. En dan begint de ouwe opeens te snikken, gaat door de knieën, buigt over het rotte tafeltje, jankt. Omdat ik er het talent niet voor heb, jankt ie.

dinsdag 29 juli 2014

broodhomp

Het is zondermeer zo dat het lezen van boeken m'n schrijfhonger bevoorraadt en wat ik schrijf beïnvloedt, een zin die ik misschien niet geschreven zou hebben als ik zoëven niet in Eco's Bekentenissen van een jonge romanschrijver had zitten lezen, maar, om zomaar een voorbeeld te nemen, in De roes van de briefschrijver en 99 andere gevleugelde romans, waarin geen zinnen staan als Hoe dan ook, je zou kunnen zeggen dat niet alleen fictionele maar ook historische beweringen de dicto zijn: studenten die schrijven dat Hitler gestorven is in een bunker in Berlijn vermelden in feite slechts dat dit waar is volgens hun studieboeken of Toen Dumas daar was, ontdekte hij dat wat de 'echte' cel van Montecristo werd genoemd regelmatig aan de bezoekers werd getoond, en dat de gidsen voortdurend over Dantès, Faria en de andere personages van de roman spraken alsof ze echt hadden bestaan. Terwijl de gidsen nooit vertelden dat er enkele belangrijke historische personen, zoals Honoré Mirabeau, gevangen hadden gezeten in het Château d'If. Laten we nu eens het volgende veronderstellen, of, Iemand die de gewoonte had om veel boeken te lezen - had er kunnen staan als ik daarnet niet in Eco maar in Manganelli had zitten lezen. Of misschien had ik het volgende geschreven.
Traag duikt een vod uit de stroming op. Een witte vod. Bij nader toezien Het blijkt niet om een vod te gaan maar bezeten door Of toch maar bij nader toezien. Bij nader toezien geen witte vod maar op grond van narratieve overeenkomst: iets. Geen witte vod maar, wat ik daarnet al probeerde uit te leggen, iets dat traag uit de trage stroming opdook, traag opdook omdat de stroming inderdaad zo traag was dat iemand die er voor het eerst zat en niet wist welke kant de rivier opstroomde dat niet uit de stroming - het gestroom, het stroomsel, het stremsel - had kunnen afleiden. In het notitieboekje noteer ik ook nog traagheid bezittend waaruit ik vervolgens het woord inzittenden afleid. Alles geeft aan dat ik inderdaad in Eco hebben zitten lezen. Het woord inzittenden bevalt me, maar ik slaag er niet in om er wat mee aan te vangen. Tot dus ten slotte het witte ding uit de stroom opduikt, nadat het eerst gedurende enige tijd als een aal net onder de waterspiegel was blijven hangen, een monsterlijk witte aal - om twee redenen monsterlijk, bedenk ik, los van de kleur die het had wat ook best bedenkelijk leek: het fenomeen dat uit de op die plek wellicht niet eens heel erg diepe rivier opdook leek op een buisachtig uitstulpsel, en: het leek naar adem te happen. Wat later dreef een papieren zakdoekje op het water. Eco zou niet aarzelen om in dit verband de vaak gebruikte merknaam Kleenex te gebruiken. Een kleenex. Het papieren doekje was als enige van de soortgenoten die het had gehad in het plastieken hoesje blijven steken. Zo was het in het water terechtgekomen tot het, tegen de trage stroming in of met de trage stroming mee, door het ijverig gemanoeuvreer van twee jonge snoeshanen naar de oppervlakte kwam. Het gele bootje, een sloep van een of andere stadsdienst, zigzagt over het water. De snaak voorin het bootje goochelt met een prikhaak, waarmee hij bierblikjes of een broodhomp uit het water opvist terwijl hij niettemin, noteer ik, het felblauwe dopje van wat wellicht een frisdrank was over het hoofd ziet. Het komt achter wat van een waterlelieblad bleef en strootjes en takjes aan naderbij, traag en net zo vaak toch weer de andere kant op. Bovenin het mosterdgroene sop ook nog een pluim, van een duif misschien (er zijn ook vogelveren, merk ik later, die zich verticaal verplaatsen, net onder de waterspiegel), een prop, dorre bladeren, een stuk hout of schors misschien, nog een blauw flesdopje, volstrekt identiek aan wat eerder al voorbij gedreven was, het roestgele blad van een treurwilg dat als de miniatuurversie van een Venetiaanse sloep over het water gleed en iets wat op een turkooisblauwe druppel lijkt. Geen broodhomp. Wijfjeseenden inspecteren de waterkant.

Manganelli is het laatste boek waarin Isabelle had zitten lezen, tijdens de performance. Ze had ook in De woeste zoekers van Roberto Bolano zitten lezen. De roes van de briefschrijver en 99 andere gevleugelde romans heb ik in 1990 gekocht, een eeuwigheid geleden. Ik heb er alleen toen in gelezen. Na de eerste, grootvorstelijke fascinatie, vergat ik het boek. Toch is het een van de boeken die ik Isabelle aanbeveel, voor de performance, omdat ze meen ik niet alleen in Cervantes en Dante lezen moet. Zo belandt het boek van Manganelli uiteindelijk toch weer binnen handbereik. Veronderstellen wij eens, staat er, bladzijde 15, dat een persoon die een brief aan een ander schrijft - hun beider geslacht doet niet ter zake - op een gegeven moment de verdenking opvat, of misschien gewoon merkt, dat hij licht beschonken is. De bedoeling van het licht van elektrieke palen had ik in 1989 geschreven. In het gedicht gebruik ik op een gegeven moment de frasering 'op gegeven ogenblik'. Er is geen verband, een mogelijk verband tussen de tekst van Manganelli, wat ik pas in 1990 zou lezen, en wat ik enkele maanden eerder geschreven had is onbestaande. Wel is er een verband tussen deze tekst en Bekentenissen van een jonge romanschrijver, het boek van Umberto Eco. Ik had niet geschreven kunnen hebben wat ik zonet schreef, zonder eerst het boek van Eco gelezen te hebben. Het meest opmerkelijke voorval is Perec.
Als late tiener transformeerde ik de gewichtloze gedichten die ik schreef door voor elk woord de lexiconografische verklaring te gebruiken, aldus volstrekt zinloze en zo goed als onleesbare gedichten schrijvend, dingen die ik met de nodige reserve bejegende. Tien jaar eerder had Perec Les revenentes geschreven, wat ik niet wist. Ik deed niets met de uit een plotse opwelling onstane barbarie. De transcriptie was ongetwijfeld interessanter maar ik bleef de idiote gedichten schrijven die ik schreef, tot ik er genoeg van had.

Umberto Eco, Bekentenissen van een jonge romanschrijver; Bert Bakker 2011.
Giorgio Manganelli, De roes van de briefschrijver en 99 andere gevleugelde romans; Contact 1987.

zondag 27 juli 2014

5, 6 en 7






Woensdag. Isabelle leest in Op Oloop, boek dat ze in één ruk uitleest.(1) 's Nachts, vertelt ze, toen ze Op Oloop net uit had, liep ze het woonerf op. Het was warm. Ze had teveel spullen aan, een trui, sokken. Ze zat helemaal in Op Oloop. Traag stapte ze over het wegdek tot aan het Baudelopark waar de herrie tegen haar aanbotste. 's Ochtends vroeg nam ze een lepel en begon ze de vlinderboom in de buurtuin, die begin juli tijdens een storm omvergewaaid was, los te wroeten. Ze ging een zaag zoeken. Eerst had ze de hele boom uit de grond willen halen, de boom die een mens was, maar dat lukte niet. Op Oloop. Dat noteert ze op een papiertje: OP OLOOP! OP OLOOP! OP OLOOP! Optimus Oloop. Ik beweeg mij als een nachtdier, schrijft ze, heel actief omdat ik denk dat niemand nu nog kijkt. Ze geeft toe dat ze trucjes gebruikt, luidop leest, wandelend leest, uitbeeldt wat ze aan het lezen is, dingen doet die ze overdag niet zou durven. Vooral na het lezen van Op Oloop is ze in een gemoedsgesteldheid die eventualiter manisch genoemd zou kunnen worden. 'Wat was die boom precies?' zou Erik Thys haar vragen.(2)
Over die ene viewer, 's nachts, wat haar verbaasde(3), dat iemand midden in de nacht de moeite nam om haar performance online te volgen, schrijft ze: het mannelijke equivalent van Don Quichots Dulcinea, de Francesca van Op Oloop, de muze, iemand om op een piëdestal te plaatsen, waar ze aan toevoegt: vermoedelijk de slaapstand van de computer in het ouderlijk huis, een nieuwsgierige leerling die ondertussen zit te gamen. Wat ik over het hoofd zag ten slotte, dat overdag - de leesmarathon van 8 uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds, met bijna elke dag een publiek moment - slechts het voorsmaakje was van wat 's nachts zou volgen. Vaak bleef ze lezen tot 5 uur 's ochtends. Ze had een slaaptekort, verwant aan jetlag, maar dat zorgde er dan weer voor dat ze niet slapen kon. De voortgang van de tijd kon ze makkelijk volgen: om halfzeven sloeg de kerkklok van de Machariuskerk één keer, een half uur later zeven keer, weer een half uur later één keer, om klokslag twaalf in losbandig geklepper los te barsten, zo hels en langdurig dat ze koorgezang meende te horen.

de boeken die ze van eind tot begin tot zich nam

Miguel de Cervantes Saavedra, Don Quichot
Juan Filloy, Op Oloop
Evelio Rosero, 34 zeer korte verhalen en een vogelkat
Gerard Reve, De Avonden
Lermontov, Een held van deze tijd
Virginia Woolf, Mrs. Dalloway
Hemingway, En de zon gaat op

de boeken die ze slechts zeer gedeeltelijk las

James Joyce, Ulysses(4)
Dante Aleghieri, De goddelijke komedie(5)
Daniel Defoe, Robinson Crusoe
Vladimir Nabokov, Bleek vuur
Roberto Bolano, De woeste zoekers(6)

de boeken waaraan ze begon, vaak tussendoor, zonder in het boek door te dringen

Stig Dagerman, Natte sneeuw
Franz Kafka, Verzameld Werk(7)
andere boeken blijven onvermeld

Iets heel anders, schrijft ze, tussendoor, waarom zoemen muggen? Het ding met muggen is dat muggen niet weten dat ze zoemen. Het zoemende geluid wordt veroorzaakt door de vleugels die ze heel erg snel op en neer bewegen. Op een site over het zoemgeluid van muggen lees ik dat het zoemgeluid van mannetjesmuggen een frekwentie hoger ligt dan dat van wijfjesmuggen. Het maakt deel uit van het paarritueel. De evolutionaire verklaring is dat mannetjes- en wijfjesmuggen paren en tijdens dat gepaar en de avances die aan dat gepaar vooraf gaan luidruchtig zijn. De doofstomme hiv-patiënt zal er geen last van hebben.

(1) Juan Filloy, Op Oloop; Coppens & Frenks 1994.
(2) Donderdag 24 juli. Erik Thys, psychiater, co-oprichter van Het Mis Verstand, is in croxhapox en heeft een onderhoud met Isabelle. In de week voor de performance was Isabelle bij Erik Thys in Elsene langsgeweest. Er werd afgesproken dat hij verslag zou schrijven van zijn bevindingen.
(3) Wout merkt op dat hij op een nacht, toen hij om een of andere reden niet slapen kon, voor de livestream zat.
(4) 140 bladzijden.
(5) Een academisch gefundeerde en wellicht net hierdoor iets te profijtige vertaling.
(6) Waar ze pas op zaterdag aan begon.

(7) De hongerkunstenaar.

26 juli

Transcriptie van Friday 26 July, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1988; p. 306, JULY 1940.

Twintig seconden nam het, denk ik, meer niet. Laten we zeggen vijfentwintig. Vijfentwintig seconden om het werk van B van de muur te haken en door dat van Mil te vervangen. Probeer je voor te stellen dat ze het daar in de weekendbijlage van De Standaard over hebben. Anoniem Meester eerste helft 21ste eeuw neemt twintig seconden om in het ooit op een stormachtige dag, als nat krantenpapier ondanks felle windstoten niet boven het voetpad opvliegt, in het in een kelder aan te treffen werk The Vase and The Carver Book een kleine, een minuscuul kleine verandering aan te brengen. Afgaand op wat ik vandaag in de weekenbijlage van De Standaard als leesvoer heb, neem ik aan dat ze in 2666 evenmin zullen weten waarover ik het had. Vijfentwintig. Of waarover zij het toen hadden. In Melonta Taunta stelt Poe dat de geleerden van de 21ste eeuw - eind negentiende eeuw was dat zo ver van z'n schrijftafel vandaan dat het ruim een halve eeuw later geïntroduceerde 2001 ondenkbaar bleek - de nietige waarden en waarheden van de negentiende eeuw lacherig van zich af zouden schuiven als de borrelhapjes van een door economie en politiek gecorrumpeerd intellectualisme. Nee Poe. Er is sinds het prille Paleolithicum geen zak veranderd. De indri indri, las ik, is met uitsterven bedreigd, en met de indri gaat de hele mensbol naar de haaienkloten. Els Moors is een van de uitzonderingen. Relevant is dat het genie geen tijd heeft, het heeft genoeg aan een tafel, aan een plek. Analyse en kunstkritiek schrijden in strakke broeken over het asfalt. De kritieken hebben ook altijd dezelfde teneur. Meer plaats dan voor een net en ingestudeerd blanco is er niet.

zaterdag 26 juli 2014

Evdokia says

The thing I can't do is Joyce.
That's the thing I can't do. 70 pages won't.
70 pages won't work.
It's that feel, she says, 70 pages won't.
It's too much a delay, she says, 70 pages.

It wouldn't work. She knew it wouldn't work.
70 pages?
This is not for me.

Proust wrote on painting.
Proust wrote on painting. Sorry.
Proust wrote on painting.

Look at me. I have been emptied. Read that 70 pages.
There's nothing to do about that.

Go go, Eliot said.

donderdag 24 juli 2014

dag 4



Zou ze dan toch weer in Don Quichote begonnen zijn of is ze in de hel van Dante Aleghieri afgedaald tot de stad van Dis?
Eerst zat ze op het bed, half tegen de muur aangeleund. Er waren drie bezoekers. Iemand stak een publicatie binnen. Dan in de Chesterton, waar ze een aantal boeken binnen handbereik heeft.

herfstachtige zonsondergang. Zijn grote lichaam (onscherp op de muur geprojecteerd, buiten is het geloei van een sirene) Zijn grote lichaam - een wandelende boom - bewoog (gezoem van de videoprojector) bewoog zich voort door een (brommend geluid, damesstemmen) door een gebied met knoestige bomen. Hij ging niet zitten, hij zeeg neer op een bank, zijn armen en benen als takken afhangend langs zijn lichaam.
Een fragment uit Op Oloop misschien. Het moment dat Op Oloop na het feestgelag, het donkert al, in een parkje op een bank gaat zitten.

Proppen. Ik raap een van de proppen op en lees: Ook zei hij, alsof hij werkelijk verliefd was:, en onderaan, rechts onderaan, de titel van het boek, Don Quichote, en de naam van de auteur, M. D. Cervantes Saavedra.
Dan nog een prop en opnieuw een fragment uit Don Quichote. En na vele namen die hij met zijn rijke verbeelding bedacht, schrapte en verwierp, langer maakte, doorstreepte en in ere herstelde, kwam hij er uiteindelijk toe om het Rocinant te noemen, volgens hem een nobele en welluidende naam die alles zei over wat het nu was, te weten de nummer één van alle knollen ter wereld.



Wat gebeurt er als je 16 uur onafgebroken aan één stuk door leest, in Cervantes, in Dante, in Defoe, in Filloy, in Borges, in Anoniem eerste helft 21ste eeuw desnoods, de lectuur slechts heel af en toe onderbrekend, hetzij om naar achter te gaan of een weinig voorwaarts door de zaal te schrijden van tafel één naar tafel twee, tussen paard en bed? Wat gebeurt er als je drie dagen aan één stuk door leest?
Stel je iemand voor die Het lied van de dodo, waarin ik sinds maanden met mondjesmaat lees, in één ruk uitleest. Zeshonderdtweeënvijftig bladzijden.
We nemen aan dat hij na die zeshonderdtweeënvijftig bladzijden de bladzijden met gebruikte bronnen en bibliografie en ook het register, alles samen meer dan tachtig bladzijden, ongemoeid laat. Hij daalt af in de tiende hellecirkel, die voorbij de stad van Dis. Onder het ijs zit een mannetje aan tafel. Hij zit voor het beeldscherm van een laptop en is net aan nog een boek begonnen. De teller geeft aan dat hij er nog meer dan honderd miljard te lezen heeft.

Kortom, ik heb nog een prop opgeraapt, prop drie, open de prop en stap naar de hall, Kortom, lees ik, Kortom, hij ging zo op in zijn lectuur, dat hij alle avonden en nachten van zonsondergang tot zonsopgang en elke dag van de ochtend tot de avondschemer doorbracht met lezen; en van het weinige slapen en het vele lezen droogden zijn hersens zo uit, dat hij zijn verstand verloor.


Ik lees in Het lied van de dodo, ben op bladzijde 511 beland. Af en toe is er een bezoeker. Het is kwart voor zeven. Isabelle zit in de Chesterton en leest in Lermontov, vermoed ik, Een held van deze tijd, een van de boeken die ik haar had toegestopt.



Foto boven: de livestream omstreeks 23u.

dag 3

Isabelle zit aan tafel. Ze hield Cervantes voor bekeken, probeerde Dante, hield na verloop van tijd ook Dante voor bekeken, las Op Oloop van de Argentijnse schrijver Juan Filloy. In het schriftje op de rode tafel in de hall, waarin ze 's ochtends of 's nachts wat directieven noteert, staat dat ze Op Oloop bijzonder onderhoudend vindt. Er staat niet of ze Op Oloop uitlas of de traditie van 70 blz aanhield.

Ik had haar 17 boeken toegestopt. Dat kwam bovenop de boeken die Isabelle wilde lezen of herlezen, Borges, Defoe, Cervantes, Dante. Defoe, Cervantes en Dante kan je in Borges opbergen en Borges in een dameshandtas. Op Oloop was een van de dingen die ik haar toegestopt had. Logies in een landhuis van W. G. Sebald, De roes van de briefschrijver van Giorgio Manganelli, Ongeduld van Stefan Zweig, Bleek vuur van Vladimir Nabokov, de verhalen van Roald Dahl, van Cesare Pavese Jouw land, Doctor Faustus van Thomas Mann en ook iets van Wislawa Szymborska, Onverplichte lectuur, de stukjes die ze schreef voor een Krakause courant.

Klokslag vier, op weg naar het woonerf, sprong ik even in boekhandel Limerick binnen om me er nog een exemplaar van Caprice de la reine van Jean Echenoz aan te schaffen, het laatste exemplaar dat ze hadden. Ik had met Jasmijn afgesproken, wist niet meteen wanneer ze in croxhapox langskomen zou. Ik parkeer de auto naast de witte limousine van de Turkse buren. Witheet zonlicht. In de zaal zit Isabelle over een boek gebogen. In Het lied van de dodo ben ik op bladzijde 493 aanbeland(1). 's Avonds twee porties mosselen, eerst de reguliere versie met selder en ajuin en een Spaanse rosé, een rosé van de mencia druif, daarna een portie met Spaanse peper, groene paprika, Italiaanse pikante worst en knoflook.
De mens, merkt mijn gastheer op, is overbodig. Agressief, zenuwachtig, vraatzuchtig.(2) We kijken in de nacht. Boven het tuinareaal staat de grote beer. Een meteoriet keilt door het uitspansel.

(1) David Quammen, Het lied van de dodo; Olympus 1996/2013. Bladzijde 493: 'En toen, halverwege de jaren zeventig,' zegt hij, 'ik weet niet meer precies wanneer, reed ik naar een van de lokaties voor die latere experimenten. Ik kwam de Seven Mile-brug af, reed over de eerste key, die Little Duck Key heette, en de volgende; dat was Missouri Key. Normaal kon ik vanaf Missouri Key de bomen van Ohio Key zien. In plaats van Ohio Key zag ik helemaal niks. En toen, aan het eind van Missouri Key, kon ik zien wat de reden was, waarom er geen boom was. Die hele key, die ongeveer zestien hectare groot zal zijn geweest, was geëgaliseerd en opgeruimd. Het eilandje was nu allemaal platgewalst koraalpuin. Het was veranderd in een caravanpark.'
De naam was veranderd in Holiday Key, zegt Simberloff droog. 'En het was zelfs te nieuw voor caravans. Dus had je die ene centrale plek, een caravan die als winkel diende, en er waren allemaal van die paaltjes, weet je. Om je caravan aan vast te maken. En buiten die blinkende koralen monstruositeit lagen mijn twee eilandjes, E4 en E5. Die lagen daar nog gewoon.'
(2) Wat ook van de wesp gezegd kan worden.

dinsdag 22 juli 2014

dag 2

Foto onder: gisteren. Op weg naar Minor Swing, zowat m'n favoriete terras, loop ik Gee tegen het lijf. Gee heeft in de buurt van Huelva in een schooltje gewerkt. We belanden in de Fatima. Er is een bijzonder noisy concertje. Gee en Tijl zijn oude maten. Af en toe schaken ze aan een van de tafeltjes in de Fatima. Als er geen noisy concert is tenminste. Gee vertelt dat hij z'n koningin kwijtraakte, tijdens een partijtje op een of andere site, fuck, zich in het partijtje vastbeet en uiteindelijk toch aan het langste eind trok. Net voor sluitingstijd schuiven twee dames mee in. We bestellen er nog eentje. Het gesprek komt op dat fucking klerelijersgat waar Gee werkte. We besluiten dat het net zo goed zonder politiek kan. Religie moet ooit een logische, voor de hand liggende functie gehad hebben. Om net dezelfde reden is politiek volstrekt overbodig geworden. We schrappen economie. De eerste stappen in dit blanco, daar gaat het om. De marge bepalen van wat nodig is om rond te komen, eco nomos: slechts dat nastreven wat het totaal ten goede komt.
Drie handen op één buik: politiek, pornografie, economie.



Foto onder, foto boven: Readme.1st, dag twee.





Waar het meisje in het gekke roze rokje stond te dansen - mama mama, ogen dicht ogen dicht, mama, ogen dicht mama, riep ze - komt een rode tent.
Uit de keet ter rechterzijde, midden jaren tachtig woonde ik er op het tweede, stapt een dik wijf. Ze is dik en vlezig, heel erg mooi, sexueel op een manier die eigenlijk niet nonchalant genoemd kan worden, en lijkt op de prostituee die toen midden de Amelbergasteeg midden het straatje op het plaveisel scheet, een dame die ongetwijfeld darmproblemen had, dik en vlezig als een nijlpaard zat ze aan de staartpunt van het steegje, stak het broekje af, kakte, drek van ongeziene omvang vermenigvuldigde zich over het straatmeubilair. Waar toen een bordeel was, is nu een brocante. Waar toen een brocante was, is nu een keet waar je pizza en panini krijgen kan. Iemand vertelt het treurige verhaal van een jonge vrouw die beroemd wilde zijn, op iedere straathoek zouden ze naar haar omkijken. Ze zou zo beroemd zijn dat iedereen naar haar omkeek. Op haar 25ste echter was ze nog altijd niet beroemd. Op haar 26ste evenmin. Drie jaar later was ze nog altijd niet beroemd. Ze had alle hoop opgegeven om ooit een beroemdheid te zijn.

De beroemde schrijver zit star voor zich uit te staren naar een ellende die ouder is dan de keien die hij ziet.
Een sloep schuift over het water.


maandag 21 juli 2014

dag 1


13u. De performance begon drie uur eerder. Aan de tafel met de webcam zit niemand. Op het woonerf zijn stemmen.
Isabelle zit op het fauteuil, een Chestertonachtig meubelstuk met uitklapbaar voetstuk, en leest in een boek dat er vanop afstand reusachtig uitziet. Het heeft minstens de omvang van de Nederlandse vertaling van 2666 van Roberto Bolano, op de cover van de Meulenhoffeditie aangeprezen als 'de eerste grote roman van de 21ste eeuw'. Opletten met de superlatieven van een editeur. De eerste grote roman van welke eeuw? Wat? Waarom? Wanneer? Hoe? Wie? Het lijkt me ook al helemaal geen idee om dat op de cover van een boek te plaatsen: De eerste grote roman van. Kassa kassa. De Amerikaanse traditie - Amerikanen zijn de facto gekken, niet alleen op het vlak van filantropie - om de cover aan beide zijden toe te dekken met dit soort onzin, bestaat hieruit dat je zelfs een hoop bijeengeharkte stront verkocht krijgt door op het product een hoeveelheid schimmige quotes te plaatsen (heel af en toe krijg je het idee dat ze de quote en de persoon aan wie ze de quote toeschrijven verzinnen), wat makkelijk een tweede, een derde en een vierde druk haalt. Ergens in mijn bibliotheek heb ik de 231ste editie van zo'n boek. Nee, Meulenhoff, een boek is een boek. Je plakt geen sticker op de snoet van de binnenwipper, Mevrouw Meulenhoff, met Dit is het Lekkerste Konijn van Groot Amsterdam.

Foto onder: een koord verspert de doorgang.

14u. Ik fiets door de binnenstad, om het feestenkwartier heen, en lunch op het terras van L'apero, een pand waar ooit boekhandel Marnix gehuisvest was. De mosselen à la provencale zijn verrukkelijk. In Het lied van de dodo van David Quammen ben ik op bladzijde 484 beland:


Terwijl het conflict voortduurde en de tegenstellingen tussen voor- en tegenstanders duidelijk werden, werden de argumenten venijniger en gezochter. Maar ondanks al dit venijn is niet ieder aspect van dit 'elkaar in de zeik zetten', zoals Tom Lovejoy het noemde, voor ons relevant. Eén deel, dat wél relevant was, betrof een bioloog genaamd Michael Gilpin.(1)


Parcours: fauteuil - bed - tafel.
Tot later, zegt Brecht, die er op de toppen van z'n tenen vandoor gaat. Hij stond in voor een aantal technische aspecten.
Marieke zit aan de rode tafel. Er is het geluid van vingertoppen op een toetsenbord. In de livestream duikt af en toe de hand van Isabelle op. Er is het geluid van een auto. Aangeraakt door een luchtstroom schuiven de slabs heen en weer over het beton. Er is een trillend geluid, alsof een groot, vliesvleugelig insekt over m'n schedel kruipt,
en op de muur, twee meter verwijderd van de tafel waar Isabelle zit, uitvergroot in het lichtdrukmaal:

ze vluchten, zowel van Pasa-
die de inmiddels bevrijde
want hij stelde zich voor
erover zouden...

Iemand slaat de bladzijde om.



(1) David Quammen, Het lied van de dodo, blz. 484; Olympus 2013.

zaterdag 19 juli 2014

19 juli

What about yesterday as a specimen day? Work at Roger - fearful niggling drudgery till 15 to 1. Robson to lunch. Isherwood wants to see me at 3. I slip out; buy flowers for Madame Alwin, pate de foie for Adrian. Noteerde Woolf in haar dagboek op 19 juli 1938.(1)

In 1985 publiceerde Burning Deck The Virginia Woolf Poems, een reeks korte teksten die wellicht in 1975 of 1976 geschreven werden. In The Genesis of "Ridiculous in Piccadilly"(2) deelt Jackson Mac Low mee dat hij in 1963 begon met wat hij zelf the "diastic" (on analogy with "acrostic") or "spelling-thru" method noemt.(3) Jens Brand, die ik later slechts sporadisch zou ontmoeten, introduceerde Jackson in 1995. In 1995 correspondeerde ik heel even met Jackson en schreef toen kennelijk dingen die Jackson Mac Low niet bevielen. Hij beantwoordde de eerste, de tweede brief beantwoordde hij niet. In een gedicht uit 1996, dat ik aantrof in American Poets Say Goodbye to the Twentieth Century(4), staat op bladzijde 213: Oh twice twenty-five kisses to the Budapest Quartet! En op bladzijde 215: He only imitates the other, the desintegration of Chilblains. Guilty in your eyes, they are a cowardly folk Lorca ticketed. Misschien was ik niet eens zo heel erg aangegrepen door die zinnen, halverwege een gedicht dat teveel tijd leek te nemen, maar door de makkelijk tot obscure overwegingen nopende vaststelling dat Mac Low een jaar eerder niet op de tweede brief had geantwoord. Ik ging er bovendien van uit dat Virginia Woolf geen poëzie geschreven had, maar romans, novellen, dagboeknotities, essays, beschouwingen over wat haar aandacht greep. Gedichten had ze misschien wel geschreven, als tiener, maar die waren helemaal nooit gepubliceerd en ik had bovendien geen weet, met uitzondering van de diastische parafrase van Jackson Mac Low, van apocriefe publicaties. Die zijn er niet, vermoed ik.
De dagboeknotities van Virginia Woolf zijn om meer dan één reden volmaakt. Het is poëzie in zijn meest pure vorm:

Back at 3.15. peep in at Stephen Spender, Chris (Isherwood) & John & L. all talking in J.'s room. Receive present of death (moth) in box from Jack (Hills). Sit down upstairs. Visit Adrian, tea on balcony. Dog playing cars passing - Judith there. Ann to marry on Thursday. No invitations. Karin in & out. Look at house. Gossip & home.

Probeer dat maar eens te vertalen. Kwart na drie oef even langs bij Stephen Spender, Chris & John & L. zitten met z'n allen bij J, op z'n kamer. Een cadeautje van Zijgmans (mot) in een doosje dat Jack me aanreikte. Boven. Bij Adriaan langsgaan en thee drinken op het balkon. Rotzooi met honden en auto's - en Judith. Ann op donderdag in het bootje.

Op het terras van Minor Swing zingt iemand een chanson van Brassens:

Quand je pense à Fernande
Je bande, je bande
Quand j' pense à Félicie
Je bande aussi
Quand j'pense à Leonor
Mon dieu je bande encore
Mais quand j' pense à Lulu
Là je ne bande plus
La bandaison papa
Ca n' se commande pas.


Iemand die mee aanzit, merkt op dat hij net dat liedje weergaloos vindt. Op straat is het rumoer dat bij zo'n zomeravond hoort. Een meisje blaast op een plastieken toeter en een sympathieke Turk staat met z'n bmw gedurende enige tijd tegen alle rijstroken in geparkeerd. Uit de speakers van Minor Swing loeit Tempest van Bob Dylan. Op het terras van De Drij Zinne, aan het Maria-Hendrikaplein, een eind van het feestgewoel vandaan, zitten alleen nog de jongens die er werken en een vaste klant. Over het plein daalt dunne zomerregen, een aangenaam briesje vloeit over de lege terrassen. Zodra het begon te regenen ging iedereen die niet onder het dekzeil zat ervandoor op één man na die mee inschuift onder de luifel. Wat aanvankelijk amper meer is dan een fris briesje en wat gedruppel zwelt aan tot een stevige roffel. De vracht stort loodrecht omlaag. Een van de jongens verlaat de beschutting van het beluifelde terras, gaat midden de regen staan. Een fietser neemt een van de bochten van het plein. De evangelische herrie, wat tot 's avonds laat aanhield, is geluwd. Van een van de jongens verneem ik dat het om het zaakje van een Amerikaanse predikant zou gaan. Ze recruteren vooral in zwarte kringen. Onaangenaam luid wierpen ze de boodschap over het plein. Jezus houdt van u, schreeuwde een meisje, ze droeg een zwarte jurk, herhaalde het jezus houdt van u tot het heel erg hinderlijk werd. Het gekke was dat Jezus van iedereen op het plein leek te houden maar dat wel op een heel erg hinderlijke en agressieve manier deed. Dat het meisje niet neergekogeld werd had, geloof ik, alleen te maken met het feit dat niemand een pistool bij had.
Aan de enige tafel waar nog mensen zitten, hebben ze het over de treurceder. Het bliksemt. Het zaakje van de predikant wordt opgebroken. De platanen staan in een donkere cirkel om het plein. Regen geselt het plein, pist uit een dakgoot, het bliksemt en dondert. De regen komt loodrecht omlaag. Op het terras, onder het dekzeil, worden reisverwachtingen uitgesproken. Auto's zuigen over het asfalt, iemand stapelt stoelen op elkaar.

Een van de verhalen is dat van een Spaanse trucker. Hij had naar een film zitten kijken over een man en een hond. Toen het baasje z'n laatste adem uitblies, bleef de hond tien jaar aan een stuk naar de plek komen waar hij op het baasje had gewacht, waar de trucker heel erg emotioneel van werd. Op Pole Pole, aan de Graslei, hebben ze gisteren een dealer opgepakt, verneem ik. Toen de ordehandhavers bij de dealer thuis langsgingen, betrapten ze een inbreker die net op het punt stond om er met de laptop van de dealer vandoor te gaan.

(1) The Diary of Virginia Woolf, Volume 5, 1936-41, p.156; Penguin Books 1985/88.
(2) Jackson Mac Low, The Virginia Woolf Poems; Burning Deck 1985.

(3) After finding the title phrase in line 4, p. 88, of the first American edition (New York: Harcourt Brace, 1931), I drew one word for each of its letters. Beginning with the phrase itself, I culled only words in which the letters occupied correspondending positions (op. cit.)
(4) American Poets Say Goodbye to the Twentieth Century; Four Walls Eight Windows, New York/London 1996.

vrijdag 18 juli 2014

vijftien





Uit de vele stapels pluk ik vijftien boeken. Vijftien: dat ene boek teveel. Vijftien auteurs: Silvana Grasso, Lars Gustafsson, Julia Leigh, Stan Nicholls, Philipp Vandenberg, Deflo, Rosa Montero, Bruce Chatwin, Henning Mankell, Jan Wolkers, Theo Thijssen, Oek de Jong, Mathias Vanderhoydonks, Daniel Defoe en Nico Dijkshoorn. Dat zijn ze. Vijftien. En dat ene boek teveel, letterlijk, omdat het geen boek is maar een infantiele litanie. Van die boeken staat de eerste zin doorgaans op bladzijde 7, waar De vrouw van de koorddanser van Vandenberg en De gelukkige klas van Theo Thijssen van afwijken, hier begint het al op bladzijde 5, de Rainbow pocket met het werk van Rosa Montero, wat pas op bladzijde 9 begint, en het fascinerende relaas van Mathias Vanderhoydonks waar de bevoegde instanties reeds op bladzijde 1 mee uitpakken:

Feitelijk vertrekpunt in Anselmus' redenering, staat er: Alleen een domme kan denken: een God bestaat er niet. Daar op bladzijde 1 mee uitpakken, is onverstandig. Het lijkt me een stuk geloofwaardiger om ten vroegste halverwege de redenering tot de conclusie te komen dat de ongelovige dom is, omdat hij het bestaan van god ontkent. Vanderhoydonks is overigens geen talent, een God bestaat er niet, wat om een of andere reden deel uitmaakt van de eerste zin, is slecht geformuleerd. God bestaat niet is beter. Als god wel bestond had Vanderhoydonks net zo goed Finnigans Wake geschreven kunnen hebben en was hij met Borges als voorschot, en zonder dat ook maar iemand het gemerkt kon hebben, als eerste uitgeput en verloren in elegische gezangen over de eindmeet beland, waar hem meegedeeld zou worden, overigens zonder dat hij daar zelf wat aan toegevoegd had kunnen hebben, dat hij niet als eerste maar als laatste over de meet gekomen was. Als het waar is, dat er in onze darmen drek wordt aangemaakt, dan kan het niet anders of er bestaat ook zo'n drek in de werkelijkheid buiten onze darmen. Tot zover het relaas van Mathias Vanderhoydonks.

Eindelijk heb ik een titel voor mijn poëziebundel. Zo begint Giftige vlinders, een uitgave van Manteau. Op de achterflap staat dat de auteur als geen ander in de geesteloze matière van de menselijke ziel weet door te dringen: zijn boeken zijn rauw en huiveringwekkend. Maar, schrijven kan hij niet. Hoe diep hij ook doordringt in het delict, meer dan het rommelige zootje van een dilettant presteert hij niet. Giftige vlinders wordt het, schrijft hij. Ik heb lang gespeeld met de titel Buikvlinders, geeft hij toe, maar hoewel dat de boodschap nog kernachtiger verwoordt, heb ik die optie uiteindelijk overboord gegooid omdat het zo diarreeachtig klinkt, en Vlinders in de buik, nee, dat is nooit een echte kanshebber geweest vanwege te cliché. Dat moet zo ongeveer de stomste eerste zin die ooit geschreven werd zijn. De auteur is net clever genoeg om het te beseffen: diarree.

Van het stapeltje van vijftien spreken andere eerste zinnen wel tot de verbeelding. Die van De bastaard van Mautana, van Silvana Grasso, een editie van De Bezige Bij, vind ik een van de meest interessante: Als de sirocco waaide, hoorde je tussen de pistachebomen van de Accia, waar braamstruiken en konijnenvacht de rots bruin kleurden, het geblaf van de teven droog en luchtig als het schuim van slakken na een regenbui.
Van alle hier verzamelde eerste zinnen gaat mijn voorkeur uiteindelijk toch naar die van Robinson Crusoe, van Daniel Defoe. I was born in the year 1632 in the city of York, of a good family, though not of that country, my father being a foreigner of Bremen who settled first at Hull. Als ik het goed heb, is het een van de boeken waar Isabelle naar uitkijkt.

18 juli

Maandag 18 juli 1932. Clive & Mary (Baker) last night, small, pink, underbred; not a woman of the world. Virginia noteert het bijna stenografisch,
ritmisch: Clive & Mary (Baker) last night, small, pink. And so on. In haar dagboek is het van 1925 tot 1941 die ene entry op een 18de juli. Na maandag 18 juli 1932 zal ze nooit meer op 18 juli in haar dagboek schrijven. Wel op 17 en 19 juli, net zo vaak op 21 juli.
Die dag, maandag 18 juli 1932, is het de laatste keer dat ze op 18 juli een notitie aan het dagboek toevoegt.
Ze is niet mals voor Mary (Baker), die ze een dag eerder, op zondag, ontmoet had: small, pink, underbred; not a woman of the world; without distinction; nice; rich; has lived above her means, spiritually & socially; has a little edge to her mind; tells her little story. Chandler, die z'n misdaadromans in een Californische maar misschien wel vergelijkbare setting plaatst, maakt van Marlowe en Linda een koppel, in z'n laatste, nooit gepubliceerde want onvolledige roman, nog onvollediger dan 53 jours van Georges Perec: twee hoofdstukken. Marlowe en Linda wonen in Parijs. Zo begint het laatste, onvoltooide avontuur van Marlowe. Als personage hebben Mary en Linda geen gemeenschappelijke kenmerken. Net als Hemmerechts heeft Mary zich aan een hogeschool in London in schrijverij bekwaamd, zonder over het talent te beschikken om dat te doen. Mary is exemplarisch: bloedmooi, vulgair, rijk, leeft boven haar stand, heeft niets te vertellen, kakelt. Clive's bad manners - how she almost married Ld C(armar) then; voegt Viriginia toe aan wat ze een ogenblik eerder geschreven had. Misschien zit ze in de tuin met haar rug naar de rodedendron. Misschien zit ze op haar kamer. Het is een maandag. Maandag 18 juli 1932. De laatste keer, die dag, 18 juli, dat ze die dag een notitie aan het dagboek toevoegt. Ze ergert zich mateloos aan de hond van Clive en Mary: a little pickety, nervous, enthusiatic, hysterical dog - for all the world like the little yapping dog that ran mad around the Round Pond. Ness (next day, going to the carpet shop) says Ah yes, but think of the speed boat!
Het is de dag dat Yevgeni Yevushenko geboren werd. Margaret Brown blaast haar laatste adem uit. In Ouchy wordt het verdrag van Ouchy getekend. Japanse troepen rukken op naar Chaoyang. In croxhapox is Isabelle aan de slag. Tegen een van de muren staan hoge boekenstapels.

donderdag 17 juli 2014

donderdag 17 juli

's Ochtends lig ik naar het grisaille van de straatkant te luisteren. De nieuwe buren, een koppel met kinderen, hebben iemand die aan de keuken werkt en in de Sint-Denijslaan is een drukke buslijn. Ik kruip uit bed, stap naar de badkamer, scheer me. Het badritueel is altijd min of meer hetzelfde. Na het badritueel neem ik een kijkje in het atelier. De fiets gaat in de auto. Gisteren zat ik naast Szymborska, die in een regionale editie aan het lezen was. Ze zag er verfomfaaid uit. Ik probeerde me voor te stellen wat ze las. Isabelle telefoneert me. Ik rij naar De Kaft. Vandaar gaat het opnieuw naar Limerick. We laden de dozen in, rijden naar croxhapox, Joris springt binnen. In de Onderstraat gaat het van een leien dakje. Nicolas komt aanstappen. Het gesprek komt op Oostende, ik fiets naar het woonerf. Later bevind ik me in een brocanterie, ik koop twee vazen. De meest elegante van beide zou van Franse makelij zijn. Boven het stadje staat hevig zonlicht.

eerste zin

- Lottie...
Een andere keer, poep, ik ben bezig.
- He, kom eens hier. Lottie...
Hoor je me niet? Ik ben bezig. (zit haar vingernagels te vijlen)
- (komt in z'n blote bast het terras op, zwaait met een boek) Heb jij dit geschreven?
Poep, hoor je me niet?
- Dit hier. Luister, (krabt hard in het geultje van z'n bilspleet) Het was vrijdagavond, ongeveer negen weken na het begin van het project. Heb jij geschreven?
Wat een kutzin zeg.
Jij geschreven?
Ja, poep, ik, ik heb die zin geschreven.
- En hebben ze gepubliceerd? Hebben ze vertaald?
Bestseller, Poep. Ze hadden 't al naar het Nederlands vertaald voor ik het geschreven had.
- Dus ze hebben het gepubliceerd.
Natuurlijk hebben ze 't gepubliceerd.
- Het was vrijdagavond, ongeveer negen weken na het begin van het project.
(lacherig) Wàt?
- He, wacht even, kijk, hier, de tweede zin: Tess' stem klonk normaal, maar ik zag dat ze gehuild had en
Poep, wat wil je me vertellen. Het is een rotzin. Ik
- en haar smalle gezicht was bleek.
Ik heb ze geschreven, of liever, nee, iemand heeft die rotzin vertaald en er weer een rotzin van gemaakt, het boek is in het Deens, in het Noors, in het Zweeds, in het Fins, in het Duits, in het Frans, in het Turks, in het Cyrillisch en ook in het Nederlands vertaald en nu maak jij je druk - terwijl je bij nader toezien wel net zo goed een broek of toch minstens je kamerjas aangehad had kunnen - over die eerste zin.
- Lottie, lieverdje, schatje van me, wat een kutzin.
Het is een kutzin, Poep. Ze hebben het in het kerklatijn vertaald en ook in het kerklatijn is het een kutzin.
- Weet je wat echt fantastisch zou zijn...
Brullen van het lachen - rollebollen, belanden naast het zwembad - Lottie gromt - Poep hijgt - boek belandt in zwembad - Poep vist boek uit zwembad.
Natuurlijk is 't een vreselijke eerste zin, en al helemaal zoals jij ze leest.
- (hijgt) Het is een kutzin, Lottepot. De kutste eerste zin die je maar had kunnen bedenken.
Eigenlijk hoort het zo. (plukt het boek van de behaarde balg van Poep, slaat het open, het valt open ergens middenin, hele moten bladzijden klitten aaneen als plakken zweterige kaas)
- Er zijn ergere dingen dan een eerste zin die een kutzin is, maar dit, Lottiepottie, is dus echt wel een kutzin. Misschien had je gewoon iets als. Als. Iets als.
Nee nee nee. Zo hoor je het te lezen: Wacht even. (scheurt alle bladzijden voorin uit het boek) Het was vrijdagavond...
- Wat een kutbegin.
Kop dicht. Het was vrijdagavond, ongeveer negen weken na het begin van het project. De klemtoon, Poep. Na het begin van het project. Het was vrijdagavond, ongeveer negen weken na het begin van het project.
- Inderdaad. Zonder die klemtoon lijkt het helemaal nergens op.
Poep...
- Ja, duifje van me. Zeg het. Wat heb je nog te vertellen nu we niet alleen Troje opgepeuzeld hebben.
Heb ik het geschreven?
- Lottepot...
Ja, Poep.
- Ze hebben het echt wel verkracht, dat boek van je.
Leer eerst schrijven, meid, wou je zeggen. Waar of niet?
- Nee. Ze hebben er, hoe noem je het, ze hebben er een rotboek, een kutboek, ze hebben er een prul van gemaakt. Van die eerste zin. Die vertaler. Vertaalster? Al wie daar verantwoordelijk voor is: ophangen, vierendelen, in zevenendertig stukken snijden.
Waarom zevenendertig stukken.
- Schattepoepie van me. Omdat jij uit één stuk ben, daarom. He, wacht even. Geef dat boek eens hier.
Ze rollebollen, worstelen, rollen over elkaar heen, belanden in het zwembad, zwemmen.

dinsdag 15 juli 2014

brocante

Ze hebben een klooster leeggehaald. Naast een aan het kruis genagelde christus staat een chinoiserie. De chinoiserieën zijn meelijwekkend.
Van de relicten van de aan het kruis genagelde zijn twee drie specimina best schattig. De Chesterton is namaak. Een echte Chesterton heeft het leder over de rugleuning. Het oog valt op een Borremans. Het staat tussen de andere dingen.

maandag 14 juli 2014

927


927. Stilleven (met boek van Raymond Carver). 2014. Olieverf 71x51.

vrijdag 11 juli 2014

926


926. Stilleven (met boek van Raymond Carver). 2014. Olieverf, 60x51.

donderdag 10 juli 2014

abundance

Abundance is a plague. Too much poison, too much people to be fed, too much religion for that plague of rats. Too much junk. In general: too much of anything good for nothing. Too many of that load of neo-nazi rascals wearing the decent blue. Too much politics anyway. Too much glossy fart, far too much industry good for nothing. Such abundance is a plague. Too much rules. Far too much signs indicating this or that. Too much cows fed to feed foolishly augmentified crowds. Far too much fornication. Too much stories not to be read. Too many people who have not a half a syllable of knowledge asked to tell so. Too much wood wasted good for nothing. Too much crap in the grocery store. Too much crap on telly. Too much crap sold to the poor and good for nothing. Too many books that not should have been written in the first place. Too many dogs and too much worthless thoughts. Far too much iron, far too much bibles and weapons, far too much fools preaching how they got lost. Far too much of anything.

dinsdag 8 juli 2014

eerste zin

Boven het landschap hangt een donsdeken. Er is een bouwkraan. Als de bouwkraan omver zou vallen komt ze op het buurhuis terecht. De wolk boven het landschap, een gigantische massa, een opeenstapeling van twintig wolken of dertig misschien, heeft de vorm van een piëta tegen een uitzinnig diverse gradatie van grijswaarden, zo aangebracht dat je er wel een foto van nemen kan, maar die zou slechts tonen wat er niet is, terwijl het complexe geheel van schakeringen ook voor het blote oog onzichtbaar blijft. De wolkenmassa toont een grisaille, slapende lichamen, soms man, soms vrouw, soms geen van beide.
Helemaal aan de uiterste punt van de bouwkraan zit een mannetje. Het bouwkraanmannetje. Het kranige heertje, want je moet wel kranig en heel erg doortastend zijn om de hele dag daar aan de punt van die bouwkraan te zitten, zit aan tafel, er is een bloempot, hoewel het ook een pispot zou kunnen zijn, bij nader inzien. De sobere inrichting van het bouwkraanpuntje, in een decor van grijs behangpapier, verraadt geniale interesses. Het boek openslaan, een eerste zin lezen. Wat anders had het bouwkraanmannetje overigens niet kunnen doen, z'n rechterhand is met een bout aan het tafelblad vastgeschroefd, z'n linker aan de voorflap van het boek.

zondag 6 juli 2014

digging irish for a french flame

dedicated to BubbleDee Phosphate Eelpin

JACK ALL


be aware of jackall arse
jackall arse is back in town
one may see and notice him anywhere around
puking filty brains on nothing else
on nothing else after all but his very own
wearing the dark
the dark blue
the dark a whore wouldn't care

digging irish for a french flame
digging irish for a french flame

jack all this and jack all that
jack all shit and jack all farts
sniffing sniff sniff snaff around as anything seen and all but found
may have the jack all grid
nursing toys in for benefit

digging irish for a french flame
digging irish for a french flame

a gentleman as for his suit and suit-based smile
less as profit splits the inner call
and gives but soil to puke and shit and grin his bloody fall
fall to heaven as it may seem
with acrobates and sluts fitting the worse and winning team

digging irish for a french flame
digging irish for a french flame

in for benefit the jack all for that reason has no inner call
which moreover wouldn't fit his suit-based smile
haw haw haw jack all juice jah jah jah jah jah
call it a donut call it the tribe call it jack old vibes
jah jah haw haw haw haw haw haw haw haw haw

digging irish for a french flame
digging irish for a french flame

be aware of the jack all as he or she appears and smiles and sniffs around
the dark blue fat
in for nothing else but benefit
take care for bones and for the bones of art
and for its doves

digging irish for a french flame
digging irish for a french flame

vrijdag 4 juli 2014

motief

Net voor het meisje ervandoor gaat, staat ze heel even onduidelijk te kijken. Ze kijkt naar het rode halsjuweel, glimlacht.
Gedurende meer dan een half uur had ze weinig tot geen aandacht aan de handdoek besteed. Aan een andere tafel zit een joch naar het schermpje van een iPhone te staren.

Later verneem ik dat de dame, die op de stoel naast de geruite handdoek was komen zitten, best weet dat haar ex het moeilijk heeft met wat een van haar dochters een vervelend voorval lijkt te vinden. Ja, zo is hij nu eenmaal, zegt ze.

Het glunderende maatpak had één ding over het hoofd gezien, het is onbemind.

Na een onduidelijk aantal ogenblikken blijft de geruite handdoek hangen waar het ding terechtgekomen is.

donderdag 3 juli 2014

dame

ze heeft gemerkt dat ik haar bekijk
ook het notitieboekje heeft ze in de smiezen
de dame die op Wislawa Szymborska lijkt
het had Szymborska kunnen zijn
op haar oude dag slechts door een handvol minnaars herkend
als Szymborska niet morsdood was tenminste
Caprice de la reine is de titel van het boek een Editions de minuit
en het terras waar Szymborska naar de jurk vluchtig van een meisje zit te kijken de plek waar het boek opnieuw begint Hiver 1802,
ik lees de eerste zin manoir dans la campagne anglaise, l'amiral Nelson vient dîner. Les autres invités se pressent dès qu'il paraît
en waar de gitano ongevraagd een deuntje speelt iets van Brahms misschien
de dame die op Wislawa Szymborska lijkt had op geen van beiden zitten wachten
een gitano met blauwe ogen en zwarte lokken dat type dus
in de drukkende hitte in het hevige zonlicht zit ze te kijken naar de herrie van wat om haar heen gebeurt
een oude appel onderin het mandje de linkerhand gekreukt
heel even kijkt ze op het polshorloge
even nog kijken naar wat op straat gebeurt
beat knalt uit de auto met een neger aan het stuur
de ogen sluiten wislawaszymborska-achtig en genieten van de zon
hoog boven het voetpad warrelt een naakte vlinder

woensdag 2 juli 2014

groep

ze heeft gemerkt dat ik haar bekijk
het meisje in een groep van vijf personen
ze was me alleen opgevallen omdat ze de hele tijd door naar het schermpje van een iPad zat te kijken
is tien tenen een groep
is het een groep tenen of twee voeten en een iPad
hoeveel delen of leden hoort iets te hebben voor we het begrip groep van stal halen
het groepsgevoel van tien tenen van het voetpad van de bomen op het plein
of is het voetpad pas opnieuw een groep als het opengebroken ligt
en een hand de samenscholing die in tijden van goddelijke terreur verboden is
hoeveel blote schouders bekeek ik zonder het over die blote schouders te hebben
is vijf schouders een groep
een vergadering van gelijkgezinde ontwikkelingen
een iPad de dode duif vertegenwoordigt het een groep
de dame ten slotte zal telkens weer opmerken dat ze naar achter moet
soortzonde
domheid zal legitiem zijn niet langer wat het was