maandag 31 maart 2008

maandag 31 maart

Halfnegen. Naar LUXauto. Lekker weertje. Aan de Wiedauwkaai een fontein van flikkeringen. Ik was al verbaasd dat het autootje startte, parkeer vlakbij het water. Vandaag wordt het een camion met hefplatform. Paar jaar geleden reed ik met zo'n camion naar Hannover. Tijdens de weg terug van Hannover naar Oostende geen geld voor toespijs, in Hannover een kamertje waar matrozen van bil waren geweest, het rook er naar sperma. Vandaag gewoon de blok om, wat gerief oppikken bij Gelper die z'n atelier in de Geitstraat heeft. In achteruit geen makkie, zo'n camion, de straatkant staat vol geparkeerd. Gelper zeult met een van de objecten. In de garage staat de auto van de huiseigenaar in de weg en in de Geitstraat passeren wat auto's zodat ik de camion keer op keer verplaatsen moet. Vervelende klus. De buren, een oud stel met rimpels die onderop in een slappe broek veranderen, komen een kijkje nemen. Praatje zit er niet in, ze zijn kort van stuk. Gelper komt onder een van de objecten terecht. Lap. Kunstenaar verpletterd door kunstwerk in Geitstraat. Dedju. Ter hoogte van huisnummer 92. De buren van huisnummer 90 bekijken het voorval. Opschieten, Gelper, jongen, denk ik. He komaan, ik heb geen tijd, zeg ik. Gelper kruipt onder de sculptuur vandaan, heeft last van z'n coördinaten, had al een kerf op de schedel, dus die tweede doet er niet toe. We laden in en duwen af. Op het woonerf is niemand. Ik ga er meteen vandoor, pik de evaluatie op en rij naar Sjoerd. We drinken thee.
In Brussel is het de gebruikelijke heisa. Na het deponeren van de stukken ga ik in The Collector langs.

Johan Gelper is flink opgeschoten en Michiel is aan het inladen. Iemand is foto's aan het nemen. Steven Baelen zit op een stoel en kijkt toe. Brian springt binnen. Eva springt binnen. Petja, Katrien en Ward springen binnen en later Nico Sall en Tine en nog iemand. Ze komen het scherm oppikken.
Marc komt een kijkje nemen. Eva toont drie tekeningen. Met de overige werken, zegt ze, komt ze morgen of overmorgen.
Het karretje is zoek. We versleuren de houten wand, Nico en Toon steken een handje toe. Jonas sprong binnen, als de beschrijving klopt tenminste. Een van de contactdozen in de grote zaal is afgeplakt met bruine tape. Op de tape schreef iemand: BRIAN, DON'T TOUCH.
De kabeltjes die we voor The Chicken Factory kochten zijn zoek. Kwijt. Onvindbaar. Brian zegt dat hij al wel een idee heeft hoe ze het podium aanpakken.

zaterdag 29 maart

Een mening formuleren over wat het werd. (zo eenzaam dat het eigenlijk al niet meer bekeken wordt) Je verplaatst de dialoog.
De taal van het zeggen - losse, over elkaar heen struikelende zinnen. Nu gaan we eerst, kondigt Georges aan, over deze ruimte spreken.
Wat is nu in deze ruimte aan de gang? (iemand met Hollandse tongval die opmerkt dat haar ogen meteen op de schilderijen vielen)
Het oprapen van een stofpluim en in de linker vestzak een knoop die niet bij het kledingstuk hoort.
Een verwisseling. Agressiviteit. Uitklapbare rozen. Afstappen van het idee dat het volstaat om een nagel in de muur te kloppen. (achteraf kan je analyseren)
Een kamertje. Geel, rood. Het potlood. (mijn eerste reflex is misschien wel: iets met dat potlood doen)
Georges is met een handboor in de weer, de cursisten verplaatsen zich. (Monica, Monica, wat, wat, Monica wat doe je?)
In de grote zaal achterin wou het niet lukken met de industriële warmteblazer. (later ontdekken dat het ding minder stuk is dan we dachten)
Het analyseren van een gebeurtenis. Een relatie, merkt Georges op, is altijd spanning. Het toekennen van betekenis. (betekenis die er al was) Michel Couturier betreedt de hall, dan Leen Persoons, we stappen door naar de grote zaal, Kristiaan steekt een document binnen, een document in tweevoud, Sjoerd de laptop. We nemen plaats aan het zwarte tafeltje. Het was Anton die het tafeltje kocht en het zwart schilderde. Eerst waren het twee tafeltjes, herinner ik me. Op een van beide tafeltjes kwam een kwak vernis terecht. Het andere tafeltje kwam onder een kleilawine terecht.
Met Michel de afspraak dat het oktober 2009 wordt. Leen heeft een plan bij van hoe het wordt, de tekening toont het raamwerk van een langwerpige ruimte met drie deuropeningen en een wand achterin die als projectiescherm fungeert.
In de hall is de workshop beëindigd. Georges en Annemie drinken een glaasje wijn.

vrijdag 28 maart 2008

vrijdag 28 maart

De wekker is elektrisch. Tenzij er een stroompanne zou zijn blijft het ding doorgaan - fanatiek, radicaal - zonder zich ook maar 1 enkele keer van minuut te vergissen. Het tikken is zo vergroeid met de kamer dat je op den duur niet langer hoort wat het zegt. Er zijn andere geluiden.
Ik had het alarm op 8 uur en een beetje gezet, plak mijn handpalm tegen het elektrische apparaat en bedenk net op tijd dat het signaal een reden gehad moet hebben. En als het niet zo was, is er altijd wel een te vinden. Ik schuif het armpje dat de seconde aangeeft waarop het alarm hoort af te gaan een paar minuten voor me uit en kom gelijk tot de bevinding dat we vandaag die workshop van Georges hebben - Workshop... Georges... negen uur... Annemie... nee, Annemie komt niet, niet vandaag, morgen pas, VRT komt langs. Ik draai me om, een knuffel met het warme bed, en zie in een niet eens zo heel denkbeeldige oogopslag de ravage die we gisteren na het toonmoment hebben aangericht, spring uit bed, plaats een ketel water op het gastoestel. Niet eens vijftien minuten later passeer ik de sluis waar een waterhoen z'n ontbijt bijeenscharrelt. Op straat is het relatief rustig.
Rond een uur of negen ben ik in de croxruimte bezig. Ik zoek de bezem met brede vlodder. Onvindbaar. Om geen tijd te verliezen reinig ik eerst het barmeubel en begin ik stuk voor stuk alles wat Georges carrément uit de corridor en de hall weg wil naar de grote zaal te sleuren. Pot koffie zou geen kwaad kunnen.
Telefoon van Petja. Georges betreedt de hall. He, hallo. Later Ben en Katrien van Kunst-Werk(t) en ook Katherine Schmelzer van de filmploeg van de Canvascollectie. De kubusruimte moet nog leeggemaakt worden. Bea is bezig met de dataprojector in de mediaruimte, Katrien helpt een handje en er is telefoon van Johan Gelper. Oude en foute afspraak en het maken van een nieuwe afspraak dus. Geen probleem trouwens, als ik straks wat tijd heb rij ik bij Gelper en Luxauto langs.
Gesprek met een van de cursisten, ze heet Sofie en werkt voor De Warande in Turnhout. Dan Petja, we brengen het keukentje op orde. Katrien legt uit dat Kunst-Werk(t) een locatie aan de Bijloke heeft in hetzelfde gebouw waar BAM gehuisvest is. Alle cursisten gaven aanwezig op twee na, Krist en Elke (de overgebleven naamkaartjes zijn die van Krist en Elke).
Een brunette en een blondine betreden de hall. Ik geef Katrien een duwke - 'wie van beiden zou Elke zijn?'
-De blonde.
Ja, dat denk ik ook, zeg ik. Krist, een brunette, zetelt in de cultuurraad van Roeselare. Brian springt binnen en laat weten dat het probleem met het logies opgelost is, tot en met 1 april kan hij in de studio van Stief verblijven.
Petja en Brian komen aan de bar zitten, we drinken koffie. Het gesprek komt op de traditionele Summer Exhibition in The Royal Academy in London, het is hier dat ze het concept van de Canvascollectie vandaan hebben, legt Petja uit. De niet-geselecteerden zouden intussen al een soort 'Salon de Refusés' van plan zijn. 'Exclusion is so fruitful,' meent Brian.
Helemaal aan het eind van de corridor zijn ze aan het filmen. De cursisten staan er dicht opeengepakt, Georges is aan het woord. De regie, Sabine heet ze, heeft een draagbare monitor als een buidel om de schouders hangen. Ze dirigeert de camerabeweging. Guido zei dat dat tussen regie en camera na verloop van tijd een geijkt stramien, een routine wordt. Kleine gebaren - die je als buitenstaander vaak niet eens opmerkt - volstaan om een aanwijzing te communiceren. Katherine maakt aantekeningen.

Tijdens de koffiepauze verzamelen de cursisten in de mediaruimte. Met Petja komt het gesprek op Nego City, de Chileense bar vlakbij Sint-Anna. In de grote zaal zitten Brian en Stefaan aan het zwarte Ikea-tafeltje. Dat zwarte zwarte tafeltje is via Anton Cotteleer in Brainbox beland en doorstond de snel op elkaar volgende transformaties. Tijdens unit 4, die van Borremans, Zoete en Pittoors, kwam er een breed uitgesmeerde lek vernis op het tafelblad terecht. We begrepen dat het zwarte tafeltje in een nieuwe dimensie terecht gekomen was, dat het onbruikbaar geworden was, dat het aangetast was door een niet als zodanig bedoelde lelijkheid, dat het lelijk was, een ding dat om duidelijk aantoonbare reden geen al te hoge dunk van zichzelf hebben moest. En van het Brainbox project, op de neonsculptuur na, het enige wat bleef. Brian en Stefaan zitten aan het zwarte tafeltje. Katherine observeert de gebeurtenissen aan het eind van de corridor waar de ploeg van de Canvascollectie aan het filmen is.
Er is koffie voor de filmploeg. De cameraman heeft nog niet voor Histories gewerkt hoewel hij dat wel zou willen. Wat meer cultuur op teve zou geen kwaad kunnen, maar op beleidsniveau zijn er tegenwoordig lui die andere motieven hebben.
Aan het zwarte tafeltje in de grote zaal bespreken Brian en Stefaan de film die ze van The Gentlemen's Gentlemen willen maken. De cameraman is het er mee eens dat de media op cultureel vlak - en dan kan je het natuurlijk net zo goed over De Morgen als over de VRT hebben - in een impasse zitten, de vervlakking is enorm. Enfin, ze gaan een stukje eten. En Petja moet naar het MSK waar ze iets te doen heeft. Stief springt binnen.

Rond een uur of drie zijn ze nog altijd aan het filmen. ZWERM heeft de ruimte ingepalmd. Ze hadden een probleem met de reverb. Georges legt uit hoe hij de workshop ziet.

maandag 24 maart 2008

maandag 24 maart

't Is weer proper op de E40. Schoon landschap, berkjes, kinderlijk blije berkjes, ook de takken van de berkjes blij, dat kun je zien, blije takken en blije berkjes. Landschap groen. Blij landschap, dat kun je zien, heel erg blij, blij met de grijze lucht boven de blije berkjes - grijze lucht die ook tussen de takken van de blije berkjes zit en vlak tegen de groene weide aanleunt, zij aan zij met het grijs van de autosnelweg.
Dwaze rijmpjes verzinnend scheur ik over de autosnelweg. 'Kale takken,
groene wei, reutel preutel zij aan zij. Grijze lucht en berkjes blij, (en berkjes blij)
sleutel keutel en berkjes ja berkjes dans in lange rijen zij aan zij. Het asfalt stom en
over het stuur van zijn 4x4 geboren, meneer Verschaeve krom.' Telefo-hoon!' roept iemand.
Ik parkeer het autootje. Groene wei ter rechterzijde, raar vogeltje klapwiekt en botst bijna tegen elektriciteitspaal aan.
't Is Raf. Dat met Odette, dat is wat zeg. 'Ja, ze is dood,' zeg ik. 'Opgebaard in Brugge bij haar thuis.' Ik resumeer de feitelijke gebeurtenissen.
Dan weer het wegdek op, vroem vroem vroem. Gedurende enige tijd rij ik achter een vrachtwagen met Turkse nummerplaat aan. Op de midddenstrook passeert een grappig autootje. Blije berkjes buigen over de grasberm.

In de woonkamer bij Odette thuis zitten Mieke en Peter. Altynay zit op schoot bij Seele. In de keuken is Greet bezig met iets wat wel eens het afwassen van borden, schoteltjes en kopjes zou kunnen zijn. Er is een vrolijke, feestelijke stemming. Peter brengt een theorie te berde over de betekenis van het altaar, liturgisch wellicht - tenzij ik me vergis wat in deze matière verstandiger is dan er een onwrikbare mening over te hebben. Mieke schenkt koffie en Greet en Altynay gaan naar het speelplein. Het is Peter die zich met de liturgische verplichtingen bezig houdt, Mieke zou niet weten wat ze er mee aan moet en zelf meen ik te weten dat van oudsher een kuchje, droog, de beste remedie is. Jo belt aan. Jo is van de antroposofische gespreksgroep. Het was Odette die zuster Augustine wist te overtuigen om er ook aan deel te nemen.
Een schone doodsbrief. Het ontwerp is van Peter. De vrees dat we de brief niet tijdig gedrukt zouden krijgen - omdat het Pasen is - bleek ongegrond. Herr heeft bergen werk verzet. Hij is aan de doodskist bezig. De doodskist wordt gemaakt zoals Odette het wilde, eigenlijk vond ze een vuilniszak voldoende (zei ze) waarmee ze bedoelde dat de geest, hoe je het ook draait of keert, over het lichaam zegeviert. Dat kan je op meerdere manieren interpreteren maar laten we het daar niet over hebben.
De klok is stilgevallen op 10 na 6. Dat zal wellicht tijdens het weekend gebeurd zijn. In de kamer waar Odette opgebaard ligt, zijn mensen. Er is een vrouw die er blijkbaar al een hele tijd zit. Terwijl ik er zelf al minstens een uur ben kan ik me niet herinneren dat ze het huis binnenkwam. Raf, Leen en Joke belden aan en Peter zei dat hij tijdens de uitvaartdienst 'Jesus Lover of my Soul' van The Les Humphries Singers zal draaien. Ik heb een tekstje geschreven, gisteren, het kwam vanzelf. Het probleem met Odette is dat je natuurlijk net zo goed een boek kan schrijven en dan duurt die uitvaart minstens een maand of zo. RAVEL van Echenoz heb ik in twee dagen uitgelezen maar dat is toch veeleer uitzondering dan regel.
Veerle zou gisteren of eergisteren geweest zijn. We begeven ons naar de tussenverdieping, waar Odette opgebaard ligt. Het is een kleine en heldere kamer die op het tuinterras uitgeeft, een kamer die Odette zelf liet bouwen, er is een vrolijke sfeer, op het terras staan bottende struikjes en het schuifraam staat wijdopen. We staan in een ellips om het lichaam. Altynay heeft bloemen over het lichaam gestrooid, iemand anders gele bloemen en aan het voeteind liggen bloementuilen. Jeanine en Gerard bellen aan, ze komen helemaal uit Antwerpen. Mieke is het petekind van Jeanine. Er is een wonderlijke sfeer van besef en blijheid. Het blije meisje betovert, ze is niet dood, het lichaam doet alsof. Ze is dood en leeft op een andere manier. Ze is mooi. Het hoofd ligt beetje schuin alsof ze best weet wat daar de bedoeling van hadden kunnen zijn. Het gezicht is zonder treurigheid, geen tragedie spreekt ons aan, zelfs dit dode lichaam getuigt van de geestelijke blijheid die zij als geen ander in petto had, en waar ze kwistig mee strooide tot we met z'n allen dronken werden van verstand en met dat incompetente verstand een golf van geestelijke vrijheid.
Zo ligt het meisje opgebaard, de vrouw die nu pas een exacte leeftijd heeft, de data van het eind en het begin.
Herr is ervandoor, hij heeft nog handenvol werk aan de kist. Raf, Leen en Joke blijven bij Odette. Het duurt een hele tijd voor ze naar beneden komen.

Tommy belt me, Tommy van (K-RAA-K)3, ik zit net aan het stuur van de auto, sneeuw jaagt over het stadje en hij staat voor de crox-poort. Ik bel bestuurslid Coene. Op de snelweg richting Brussel is een file. Van de weersomstuit sla ik weer aan het rijmen. Schepelende schaar strak van stram scharrelende sparren
Schuine stronk onderuit geschoven in het schutterige struikgewas
schandelijke schijn van landschap
- op de middenstrook schiet een truck langszij. In Drongen ga ik er af, sneeuw jaagt over het landschap.

In crox zitten Tommy, Dave en Marc aan het barmeubel. Er is koffie. Ik ga even in de Turkse winkel langs. Jack Rose springt binnen, wat later Keith van Hush Arbors en Paul. Marc rept zich naar de Halvemaanstraat om er een lamp op te pikken. De apparatuur komt tegen de houten wand achterin crox3 terecht, Jack en Keith doen een soundcheck. Eerst Jack, dan Keith. Jack woont in Philadelphia, Keith in London. Ze zijn aan een tournée bezig, morgen doen ze Den Haag aan, daarna Kopenhagen en Berlijn. Paar dagen geleden hadden ze een concert in Braga in een gigantische concertzaal, waar bij verteld hoort te worden dat de zaal amper vol zat, alleen de rijen voorin.
In crox een zeventigtal gegadigden. Keith van Hush Arbors - hij heeft een hoog en melodieus stemgeluid en een verfijnde en sobere gitaartechniek - zorgt voor de eerste set. Na de pauze treedt Jack Rose aan. Hij bespeelt een houten slide gitaar en staat bekend om een techniek die 'fingerpicking' genoemd wordt.

vrijdag 21 maart 2008

donderdag 20 maart

Halfelf. Iemand belt me, ik zit over de laptop gebogen. De verbuiging van het zitten. Mieke aan de telefoon, ze belt me vanuit AZ Sint-Jan. Het is niet te best met Odette, zegt ze. Odette is in de spoedafdeling van AZ Sint-Jan, dus of ik naar Brugge komen kan. Jamaar, ik kan me niet vrijmaken, zeg ik. Tegelijk besef ik dat het een tijd geleden is dat ik mijn zus aan de telefoon had. De gebeurtenissen komen in een niet aangekondigde stroomversnelling. Ik bel Frips. Omdat we vandaag Annemie van Kunst-Werk(t) en Georges in crox hebben, de afspraak is rond een uur of drie en er komt een filmploeg van de VRT, hadden we afgesproken dat ik vandaag permanentie zou doen, Frips morgen.

Halftwaalf. Ik rij richting Brugge. Frips was het er meteen mee eens dat ze ook vandaag permanentie zou doen.
Ik zit over het stuur gebogen. De verbuiging van het zitten. Op dat moment was Odette al klinisch dood, wat ik niet wist. In het landschap doken de vertrouwde plekjes op, de struikjes aan de wegkant toonden kleine ovalen blaadjes, het eerste groen. Een zwarte vogel klapwiekte over de grasberm, in het landschap waren geen koeien, die stonden op stal. De neuroloog zou uitleggen dat hersendood en dood wat hem betrof op hetzelfde neerkwam. Als die redenering klopt, trakteer ik op een rondje.

Halfeen. Op het parkeerterrein van AZ Sint-Jan is geen parkeerplaats vrij. Ik parkeer vlakbij een boompje.

Halftwee. De ademhaling van Odette is gezakt tot 37. Volgens de neuroloog is ze al sinds enige tijd dood. Klinisch dood, bedoelt hij. De apparatuur geeft ons de exacte informatie van hartslag en ademhaling.
Hersendood was ze al toen ze werd binnengebracht, verzekert de neuroloog.
Het stilvallen van de functies gebeurt om 13u40. Enkele minuten later is er een heropflakkering, wat aan elektrische activiteit te wijten zou zijn, het hart blijft bezig. Alle functies zijn beëindigd en toch blijft het hart bezig.

Halfdrie. We besluiten om Odette niet in het mortuarium te laten. Ze zal opgebaard worden in het huis waar ze woonde.

Halfvier. Er is afgesproken met de begrafenisondernemer. Mieke besloot om mondvoorraad in te slaan, we kunnen een hap gebruiken. Peter en ik zitten aan de keukentafel. Odette heeft recent nog wat groenten gekocht en een fles bio-melk, op het aanrecht liggen vier volle broodzakken. Je ontdekt dingen waar je geen weet van hebt - dingen waar ik geen weet van had maar die om een of andere reden vertrouwd zijn. Ik bekijk de broodzakken, godverdomme het zijn er vier, zelf kom ik daar een maand mee toe. Voor de rest is het gelijkvloers zoals ze het naliet, een mausoleum. Aan de muren hangen werken van haar kinderen (Herr, Mieke, ik), ook wat schilderijen die ze zelf maakte, dat was midden jaren zestig, en de bloemstukken van Bobonne.

woensdag 19 maart 2008

woensdag 19 maart

Offerlaan 5, de tweede verdieping - op het tweede zijn de lokalen van Vrije Grafiek. In het computerlokaal is de klok blijven stilstaan op twintig voor 8. Een zekere Kato had me gebeld. Frank Vande Veire is in gesprek met een studente, ze nemen een tekst door. Kristof toont de simulatie van een videoproject.
Ook Kato - die in het tweede jaar nog met diepdruk bezig was - is geleidelijk aan geëvolueerd naar een digitale verwerking van het basismateriaal. Tot ze besloot om er maquettes van te maken. En dus onvermijdelijk de indruk dat ze aan een omgeving toe is die nieuwe impulsen aanbrengt, Mixed Media bijvoorbeeld of Multimediale. De rondgang in het imposante lokaal op de tweede verdieping van Offerlaan 5 werpt me terug in het Siberische stof van handelingen en bezigheden die geen vaste grond lijken te hebben. Vrije Grafiek heeft veel weg, dunkt me, van een smalle steeg die helemaal aan het eind (rechtstreeks zonlicht is er al helemaal niet) op een bakstenen muur uitloopt zodat je noodgedwongen rechtsomkeert maakt.
Na de rondgang op het tweede spring ik even bij Beeld en Installatie binnen. Later, rond de middag, ga ik in De Blinde Reiziger langs. Hier een interessante uitgave, 'Cinéma' van Tanguy Viel, een publicatie van Les Editions de Minuit. Van Perec een exemplaar van de eerste editie van 'La Vie Mode d'Emploi', de verschijningsdatum is 25 augustus 1978 - Patrick glundert, het gaat met onbetwistbare zekerheid om een exemplaar van de allereerste editie. De prijs is navenant.

Guido belt me en zegt: Claus is dood. Rond een uur of drie zou Jef Lambrecht op de radio het verdict wereldkundig gemaakt hebben: Claus dood. Het kan bijna niet anders of Jef moet dat gisteren al geweten hebben.

dinsdag 18 maart 2008

dinsdag 18 maart

De dag begon met een moord. 'De moord op een goudvis,' preciseert Guido.
Hoe precies moet een mens zijn.
De moord op een goudvis. (of wat had ge gedacht) (dat het scheermes voor de apenreutel van een souteneur bedoeld was) (of als vrije improvisatie binnen de krijtlijnen van een globaal gezichtsbedrog) (dat ze er grappig zouden over doen of dat ze het er niet eens zouden over hebben)
Radicaal. Hij zou toegeven dat het metaforisch bedoeld was. Dus de dichter zou het woord nemen. Alles wat onder poëzie valt is op voorhand als zodanig begrepen, misdaad en schuld hebben hetzelfde woord.

De dag begon met een moord, de moord op een goudvis. Het was kwart over negen. In het aquarium, in de keuken van Borremans, dreef een halfdooie goudvis. Het beest zag paars, lag schuin in het water, op sterven na dood. Zo'n schuine goudvis bederft de pret, gaf Michaël toe. Marco, de klankman, sneed het beestje de keel over. Michaël zei: 'Wie gaat hem de nek omwringen?' (Guido offscreen: een goudvis de nek omwringen!) (Persoonlijk ben ik het met Michaël eens: de goudvissen moet een lesje geleerd worden.)
Het was Marco die het deed, de klankman, met een aardappelmesje en het aardappelmesje was bot zodat hij twee keer snijen moest. Twee keer.
Intussen had zich een ander probleem voorgedaan. Guido had een goudvis in de koffer van z'n auto. Potverdikke, in de kofferbak! En - dooie goudvis? Nee, geen dooie goudvis, potverdikke, dooie goudvis, nee. Een goudvis, en een grote bovendien, een grooie, in z'n kofferbak. In z'n kofferbak? Goh goh goh, in z'n kofferbak. Bruyn heeft een grooie in z'n kofferbak! Een grooie wat? Niet zo katholiek: grooie goudvis. Potverdikkebus! Een goudvis? Bruyn een goudvis in z'n kofferbak? Maar ik sta perplex. Een goudvis in vershoudfolie! In vershoudfolie? Vershoudfolie... Maar ik sta perplex! In vershoudfolie! In folie, jawel, jawel, en tussen repetities door van plek naar plek, dus goudvis hier, goudvis daar, goudvis overal. Trouwens, het was Marleen die met het idee op de proppen kwam om het aquarium met euh - inpakdinges, het daarmee af te dekken. Vershoudfolie? Ja, precies. De vershoudfolie strak aanspannen tot het strak als een spiegel staat - strak als een mes over de rand van het ding. Als het water klutst, kan het er niet over, over de rand, en de vis kan er niet uit. Wel, potvermillepap...! En als die klotevis...! Tien jaar geleden kon het, honderd jaar geleden kon het, duizend jaar geleden kon het... Met een aardappelmesje! En dan gaat het licht aan. O god, vermorzel het vermorzelde gemorzel! Verblind, O altijd gelijk hebbende! En kijk uit want een auto draait het woonerf op. Vermorzel, knekelkwijlende grootheid, vermorzel het tijdstip - want niet nadenken over het tijdstip van Uw Grootheid - maar. Ach - nee. (kreten, gegeeuw, gefluister) Vergeef ons. Vergeef ons dat we niet omver vielen. Verpletterd! Hoi hoi hoi, verpletterende verplettering!
Marco hield er zijn verstand bij. Hij nam het aardappelmesje (Borremans verliet de kamer, Bruyn kroop onder tafel) en sneed het visje dwars over de keel, en dan nog een keer, voor de zekerheid.

zaterdag 15 maart 2008

zaterdag 15 maart

Tijdstippen. Aanknopingspunten. Geen regen vandaag, geen meeuwen, geen vrachtwagens die in razende vaart naar het straateind stormen. (als dat gebeurt, davert de hele buurt op z'n grondvesten)
Over het asfalt ligt een film van proper zonlicht. Alle andere tijdstippen zijn weggevlakt, de schoolpoort is dicht, het vruchteloze wachten aan een oprit in de buurt van Nantes is vergeten, er liggen appels over het wegdek, dichtbij is een boomgaard. Intussen ben ik ook al uitgekeken op het moment dat ik me niet herinneren kan wie Wim Helsen is. Aan dat moment ontbreekt niet alleen koffie, er ontbreekt zoveel dat ik met een pover en bang gevoel op het autootje afstap. In een deuropening staan twee Turkse vrouwen.
De poort is amper open - afvalcontainer nog niet buiten geduwd, licht in de corridor nog niet aangestoken - of er is al een bezoeker, iemand van Multimediale Vormgeving. Een tel later Wouter van Smeraldina Rima en Elisabeth. Alles in de startblokken, de gloednieuwe Lacie op de laptop aansluiten (sommige gegevens opslaan, andere niet), vaststellen dat de stroomkabel van het hubje ontbreekt, Kathy met een verzoek en Wouter met de mededeling dat hij sinds enige tijd niet langer de mailing ontvangt. Philippe springt binnen en in het zog van de kunstenaar tal van andere bezoekers; ik zorg voor een pot verse koffie. Het gesprek komt op Soutine. Soutine stierf in 1942 in een Parijs ziekenhuis waar ze hadden vastgesteld dat hij een Jood was. (ik herinner me gelezen te hebben dat hij onderweg stierf, dat hij al dood was voor ze in dat ziekenhuis in Parijs waren aanbeland) Philippe vertelt dat hij sinds maanden elke zondag met het werk van Marc Maet bezig was. In 2009 komt er een retrospectieve in Guislain en een boek. (700 schilderijen gereduceerd tot een catalogus met 70 schilderijen en een 100-tal tekeningen)
'Au fil de l'eau,' merkt Philippe op, 'tu verras le corps de ton ennemie.' Het is een Indisch gezegde: op gegeven ogenblik komt het lijk van je vijand langsdrijven.
Een van de bezoekers is een verzamelaar van kunstwerken en groot bewonderaar van het oeuvre van Philippe Vandenberg. Ze hadden elkaar nooit eerder ontmoet en hebben het met schaamteloos enthusiasme over een aantal topwerken uit de jaren tachtig. (In de zalen van het geheugen sta ik in Toledo voor het meesterlijke 'De Dood van de Graaf van Orgaz', een ogenblik later vergaap ik me aan enkele topwerken van Goya, teneergeslagen druip ik af naar een zaaltje op het gelijkvloers waar enkele personen met gênante eerbied naar 'De Spinsters' staren, ik tuimel door een valse wand en beland pardoes voor 'Het Joodse Bruidje', later, herinner ik me, zwierf ik door de Campana Romana van doekje naar doekje, 180 jaar geleden geschilderd en nat nog van diepe okers en bruinen - het bordje 'pas geverfd' is bij vergissing weggehaald hoewel dat ongetwijfeld met enige deskundigheid gebeurde.) Veel bezoekers. Iemand uit Limburg vertelt me dat ze samen met Heike Kati op school zat. Philippe Duyck, arts en collectioneur, zou graag zo'n Arrafatje vinden. Het zijn er zeven, zegt Philippe, en van vijf van die zeven Arrafatjes is bekend waar ze zich bevinden. Iemand uit Berlijn belde hem en zei dat hij er twee had.
Duyck en Vandenberg zaten op dezelfde school in Sint-Denijs-Westrem - en Vandenberg en Verhofstadt samen in de Grieks-Latijnse. Zelf ben ik in Sint-Denijs-Westrem geconcipieerd op het hoekpand vlakbij de GB, aan het rondpunt, waar toen een schoenwinkel was.
Er worden wat crox-cards verkocht en twee boeken. Begin jaren tachtig, vernemen we, zou Chris Derconne in Oudburg een galerie gehad hebben op de verdieping waar intussen Brusselmans woont. Dat is boven Aba-Jour. Derconne zat er van 1980 tot 1981. Het gesprek komt op Magnus Fine Arts. Begin jaren negentig was dat aan de Charles De Kerckhovelaan vlakbij de kazerne, later verhuisde de galerie naar Oostende. Oostende is waanzin. In 2003 hebben ze het geboortehuis van Ensor met de grond gelijk gemaakt, enkele jaren eerder ging het pand waar hij De Intrede van Christus geschilderd had tegen de vlakte, het huis van Spilliaert hadden ze veel eerder al met de grond gelijk gemaakt. In Het Zeespook, een vroege Nero (Van Zwam was toen nog het hoofdpersoange) is Oostende een vissersdorp. Tien jaar eerder verbleef Stefan Zweig in Koksijde.
Het gesprek komt op Eugène Leroy. Leroy is zeer laat doorgebroken, rond zijn 75ste. De kunstenaar woonde in een stulpje aan de rand van een industriegebied. Op het gelijkvloers een pruttelende kachel, stof, spinnenwebben. Schilderen deed hij op de zolderverdieping. Leroy, een reus met handen als kolenscheppen, was heel z'n leven leraar Latijn geweest. Het kon hem niet schelen dat ze hem al die jaren over het hoofd gezien hadden - het enigste, zei hij, wat hij ze niet vergaf was dat zijn vrouw het niet meer had kunnen meemaken. Dat was met dat project in New York waar hij zelf niet naar toeging - ziet ge mij al in New York rondlopen, zei hij, ik, op mijn zeventigste tussen al dat jong vrouwvolk.
Het loopt tegen sluitingstijd en er springt nog volk binnen. Véronique en Arno blijven aan de toog plakken. Arno, assistent van Herbert - vertelt hoe Jean Brusselmans zelf zijn werk kwam binnensteken, hij had het schilderij vastgebonden op de porte-bagage van z'n volkswagen. Die Brusselmansen in de collectie van Herbert zijn erfstukken, weet Arno. Ook meegemaakt: iemand die zijn werk in een plastiekzak stopt (net zo handig); een ander die toevallig met de fiets is en alles in de fietszakken propt; Lezaire die geen auto had waar het schilderij in kon zodat ze het uiteindelijk te voet van de Lucas Munichstraat naar Twaalfkameren zeulen, hij en z'n vader. Maar ook het tegendeel gebeurt: driedubbeldik met een laag folie beschermde prullewieten en kreetjes over breekbare dingen die gebroken ongetwijfeld een stuk interessanter waren geweest.
Om op dat werk van Jean Brusselmans terug te komen: nu, meer dan een halve eeuw later, ziet ge craquelé op die plekken waar de knokels tegen het canvas aandrukten.

woensdag 12 maart 2008

woensdag 12 maart

Ik neem Ecuador van Henri Michaux ter hand (de Veen-publicatie uit 1985), open het boek op bladzijde 32 en lees. 'De zinsnede is de overgang van het ene gedachtenpunt naar het andere gedachtenpunt.'
Vervang dit door: 'Het progrom is de overgang van de ene bekende vlaming naar de andere bekende vlaming.' Zo heb je het begin van de idee waar we aan toe zijn. Het is een kermis, feestelijke domheid. Wat de eendjes was werd een talkshow, in het belendende kraam wordt op krijtjes geschoten, de paardjes draaien een rondje.

dinsdag 11 maart 2008

dinsdag 11 maart

Luanda kon me niet bereiken, ik had de gsm over het hoofd gezien, die was op de frigo blijven liggen. Regen zeikt over het woonerf. In de croxruimte is vannacht niemand langs geweest, geen verwoestingen dan de meest gebruikelijke, zelfs de porties ratio en wisecrack onderin het barmeubel bleven onaangeroerd. Als het even meezit komt Romolus straks de voorraad aanvullen. Regen klettert over het dak. Techniek, ritme, een solide uitvoering van de Atlantische Storing voor wolk, regen en golfplaten dak.
Ik til 'Het pantheon van vergeten dingen' uit de zwarte schoudertas en lees, bladzijde 73: 'Aanvankelijk resteren de misverstanden, ook die sterven uit, vervolgens resteert het werk.'
Gisternacht besloten we om de rommel op het barmeubel over het hoofd te zien. Ik heb de hik, jaag de vuile glazen door het hete sop. Er is telefoon van de hoofdredacteur. Hij is bij Parys Printing langsgeweest (kon me niet bereiken), stak een print van de onderlegger binnen en een maquette van The Gentlemen's Gentlemen, het negende crox-boek. Afspraak nu vrijdag met Peter en Ruth. In de inbox is er een mail van de cultuurredactie van de VRT en dan een beltoon en de stem van Luanda. Een half uur later Luanda en Veridiana, ze kwamen te voet, met dit weer is fietsen het laatste waar ze aan dachten. Gedurende enige tijd zijn ze met iets bezig, ik neem de inbox door en beantwoordt een mailtje van Michiel van Alberts, Messchendorp & Company. Veridiana komt vragen of we iets hebben waarmee ze hier en daar een stofpluim opvegen kan. Ja, natuurlijk, dat hebben we, maar hoe heet het ding, dat ben ik vergeten. Zeef, stengun, gum? In Brazilië noemen ze het pa - Het Ding (the thing), dirt-collector - vuilblik.
We rijden naar City Sounds in Sint-Denijs-Westrem. Regen slaat over het wegdek, de ruiten bedomen. Luanda vertelt hoe het komt dat ze in Europa bleef, net toen ze op het punt stond om weer in Brazilië te gaan wonen. Net voorbij de autosnelweg gaat het rechtsop. City Sounds is aan de andere kant van de spoorberm. Meteen na de tunnel maakt het wegje een bocht naar rechts. 'It is closed,' zegt ze geschrokken. City Sounds bedoelt ze. Ze begint nerveus te worden. Ik parkeer de auto, we stappen uit, de hoge berm en het zuigende geluid van de autosnelweg is vlakbij. Op dinsdag, lezen we, is City Sounds gesloten. In het belendende magazijn is wel bedrijvigheid. We drentelen over het asfalt, ze belt een vriend die deejay is en ongetwijfeld weet waar we terecht kunnen. Een jack-jack, meer hebben we niet nodig. We rijden naar Sint-Jacobs. In de speciaalzaak vlak naast het Spaanse restaurant weten ze wat we nodig hebben maar ze willen het type weten. We rijden naar het woonerf en laden de apparatuur in, in de Lucas Munichstraat zijn ze aan het filmen. Dan opnieuw naar Sint-Jacobs, we laden het materieel uit, Luanda blijft in de winkel (als het even meezit hebben we zo meteen de jack-jack die we nodig hebben); ik rij een blok om en parkeer de auto onder de bomen op het pleintje. Later stellen we vast dat het hele traject nergens voor nodig was: onder een stapel witte en gele kabels ontdekken we de snoeren die we nodig hadden. Veridiana heeft zich in de grote zaal geïnstalleerd. Ze vroeg of er een paraplu was.
Bekabeling is één ding, je moet natuurlijk ook weten hoe je ze aan te sluiten hebt en dat valt tegen. Luanda telefoneert iemand die er meer van af weet, Berre van het collectief van De Zondagsdenkers.
Rond halfzeven springt Romolus binnen. Ik bestel drie pizza's bij Roma Pizza, twee veggies - voor Luanda en Veridiana - en één met salami en champignons voor Romolus; zelf ga ik tafelen in Het Gouden Hoofd. Hier zijn de kompanen van Nancy in vergadering, ze hebben grootse plannen. Ook Nancy zelf is van de partij. 'Er is geen achterdeur,' grapt een van de aanwezigen over iemand die niet met naam en toenaam vermeld wordt, 'of hij zal ze al wel geforceerd hebben.'

19u30. Luanda en Veridiana repeteren. Romolus is met de overheadprojector bezig. We ruimen op en verstevigen de houten tussenwand. Ik vertel Romolus over de gebeurtenissen die 's namiddags plaatsvonden. Dat we in de gietende regen naar City Sounds reden en daar voor een gesloten deur stonden. City Sounds is dicht op dinsdag, wat we niet wisten. Dat Luanda iemand telefoneerde die misschien wel wist waar we terecht konden. Hoe we vervolgens naar de Vrijdagmarkt reden, naar de Wijzemanstraat om precies te zijn, waar ze het materiaal hadden - dat had die kennis van Luanda goed gezien - maar om te weten over wat voor kabels het nu precies ging moesten ze eerst meer weten over de versterker die we hadden. Dat we dus naar het woonerf reden. Daar stelden we vast dat de Lucas Munichstraat gedurende onbepaalde tijd afgesloten was voor doorgaand verkeer omdat ze er aan het filmen waren. We reden om via de Slachthuisstraat, zo tot aan het water via de Voorhoutkaai - en daar om de hoek hetzelfde verhaal. Dus ik stak het karretje in achteruit, reed achterwaarts de Lucas Munichstraat in, zag geen steek. Eenmaal op het woonerf laadden we de apparatuur in. Dan terug naar de Wijzemanstraat. Daar de ontdekking dat het door City Sounds geleverde apparaat een ingebouwde amplifier heeft. Enfin, soit, we kopen de kabels die we nodig hebben, twee stuks, dertig euro, rijden naar het woonerf waar ze nog altijd aan het filmen zijn. En dan, tenslotte, als we alles zo goed als klaar hebben, de ontdekking dat zich in de gang onder een stapel witte en gele kabels net zo'n kabels bevinden als de kabels die we kochten, dus stel je voor.

De performance begint rond een uur of negen. Marc komt filmen. Ook Floris heeft filmapparatuur bij. Later komt het gesprek op de film 'Lignes' van Elias Grootaers. Het gezelschap is uitgedund tot een man of twintig. Veridiana komt met het voorstel op de proppen om een festival te organiseren. Ze rookt Tigra, het loopt tegen middernacht. In Brazilië, zegt ze, vind je alleen Samson en Drum.
'Rolling tobacco,' grapt Michiel, 'prevents us from smoking.' We drinken. De wijn is op. Wat Floris zich van de film van Elias Grootaers herinnert: dat ze met een krijtje de treinroute op het werkblad aanbrengen en die scene in de garage als het hoofdpersonage in z'n auto een psalm instudeert. En dat die persoon op geen enkel in een personage verandert.

maandag 10 maart

Even langs op het atelier van Karen Vermeren, is in hetzelfde pand als de Oxfamvestiging aan Sint-Jacobs vlakbij de plek waar Croxhapox in 1990 begon. Het eerste wat opvalt: krap behuisd. Het meest recente schilderij - ze is er nog aan bezig - hangt in een hoek van de smalle werkruimte. Naast het schilderij is met een strook papiertape een foto aan de muur bevestigd. De vloer is afgedekt met een donker dekzeil. Hier de materialen waar ze mee werkt, acryl van Pebeo en Galeria, tubes olieverf van Van Gogh en Rowney, onder andere Buff titanium (of titane ton cuir, beige), dunne papiertape, pigment, acryl medium. Zonder bijkomende analyse (theorie op een diefje) al van bij de eerste aanblik de indruk dat zich hier, in dit kleine atelier, interessante gebeurtenissen voordoen. In vergelijking met het werk dat ze amper een jaar eerder maakte, toont de chronologie een interessante evolutie. Gelijkaardige evoluties zorgden eertijds voor het ontstaan van meercellige diersoorten - ongebreidelde rijkdom.
In Het Verdronken Land de ochtendkrant, een bord calamares en albondijas. Lekker. Dan linea recta naar het woonerf.

23u. Romolus, Luanda en Veridiana zijn de hele dag bezig geweest. Eerst overwogen ze om de performance in de corridor te doen. Romolus vond het een goed idee, we zochten uit of er voldoende materiaal was om een houten vloer te bouwen. Ik concludeerde dat het tijd werd om de stockruimte uit te mesten, wat weinig tot niets met het bouwen van die vloer te maken had. Trouwens, ze waren er niet eens uit of ze het wel in de gang wilden doen. Ik kroop op het dak, grinnikte vanwege die grap met de terrasdeur, van een van de luchtpijpen was het deksel afgewaaid. Die dag eind januari had ik meteen geweten hoe de vork aan de steel zat, er waren meer gegevens dan die bovenaan de terrasdeur aangebrachte ruwe schets. Ik boog over de rand van het dak en keek in de diepte. In de tuintjes hadden ze alles op orde, zelfs het wiel hoort niet uitgevonden te worden.

zondag 9 maart 2008

zondag 9 maart

Strontweer. Ge zoudt er geen hond doorjagen. Ge zoudt er Grepet niet eens doorjagen hoewel hij naar het schijnt graag in de regen loopt, misschien omdat hem dat het gevoel geeft dat hij dan in iets anders dan z'n eigen zeik rondtert. De Atlantische storing ratelt over het dak. Op het woonerf is niemand. Ook aan de brug: niemand. Aan het water: niemand. In een auto met gele nummerplaat, die aan het water geparkeerd stond, zat iemand het stadsplan door te nemen. 's Ochtends was het bij de buren een vrolijke boel geweest, er was muziek, er werd gezongen. Plotseling weerklonk een revolverschot. Opgelucht boog ik mij over het cijferwerk.
Aan het woonerf donderde het als een zak cement over me heen: vandaag komt er geen hond. Ik opende de poort, haalde opgelucht adem, gaf de afvalcontainer een duw richting woonerf. Met tegenzin rolde het gevaarte in een halve draaibeweging richting poort, wat ik corrigeerde door de schoenzool krachtig tegen het achterop blijvende hoekdeel te plaatsen. Terwijl de container eerst tegen de gesloten helft van de poort dreigde aan te botsen richtte het ding de voorsteven nu naar het openstaande deurpaneel als een stier geprikkeld en verblind door de bewegingen van de tegenpartij, eigenlijk hoefde ik niet meer te doen dan het weer een tik te geven en dan eventueel nog een tik - de beweging die het logge ding maakte telkens met een linke tegenbeweging corrigerend - maar ik had geen zin in dit spelletje, greep het bij het achtereind vast en duwde het gevaarte het woonerf op waar een koude en onaangename Atlantische storing me in het gezicht sloeg. Opgelucht betrad ik de hall. Het volstond om een aantal dingen te doen die ik al wel duizend keer eerder gedaan had - de lichten in de zaal en de neonsculptuur activeren; controleren hoe het zat met de boeken (of er soms niet eentje scheef ligt of zo); nagaan of de vloer niet geveegd hoorde te worden - zelfs al plaats je overal asbakken, honderdrieëndertig asbakken, duizend asbakken desnoods, dan nog merk je dat er altijd wel iemand is die dat over het hoofd ziet en puur uit verveling - of uit interesse misschien - de peuk achteloos weggooit (interesse, uiteraard, dat spreekt voor zich, want hoe interessant is het niet om in een woestijn die tot het einder vol asbakken volgepropt staat net dat ene plekje uit te zoeken waar je de peuk als het ware achteloos met de voetzool platdrukken kan, de onbeschrijfelijke opluchting die je dan te beurt valt). En dus, inderdaad, iemand. Ah! ha ha ha! Triomf! Ik raap de peuk op. Met de imbeciel die hier verantwoordelijk voor is zou ik het best wel eens over Descartes willen hebben. Maar Descartes, nee - onbekend - waar hangt die peukenwreter uit, - want, nu we het er over hebben, zegt u zelf, is een asbak niet per definitie louter hypothetisch? Ah! Hypothetisch. Maar, hypothetisch of niet, asbak hier, asbak daar, asbak overal! En dit dus werkelijk zonder het als een idioot over Descartes te hebben.

Met de peuk tussen duim en middenvinger stap ik achter het barmeubel door. Sporen duiden op de aanwezigheid van menselijke activiteit. Geschrokken deins ik achterwaarts... Op het woonerf zijn voetstappen te horen, iemand stevent in razende vaart op de croxruimte af. Het gaat razendsnel, er is geen tijd om hier over na te denken. Trouwens, wat deed het er toe. Onbegrijpelijk... onbegrijpelijk, volstrekt onbegrijpelijk... iemand betrad de croxruimte. Reeds staat hij in de deuropening. Regen klettert over het dak. In de savanne knabbelt het hertenjong op een takje. Koolhaas heeft plannen. Iemand plengt een traan.

zaterdag 8 maart 2008

zaterdag 8 maart

's Ochtends vroeg gaf ik mij over aan m'n geliefkoosde cijferwerk. Zonlicht drentelde aan het raamkozijn. Bij de buren was rond een uur of tien de gebruikelijke herrie, gegil, vrolijke stemmen en later ook iemand die hoeste en reutelde waarna de spoelbak doorgetrokken werd. Soms ritselt een Schubertsonate achter het witte behang, een andere keer iets dat van Borodin of Shostakovich zou kunnen zijn. Vierwielers suizen ronkend over het asfalt.
Op het woonerf is niemand. Het duurt niet lang voor de eerste bezoekers binnenvallen. Iemand zegt dat hij er wel eens eerder geweest is, ze hebben de gegevens via de cultuurdatabank. Ruth springt binnen en Thomas Bogaert belt me. Ik sluit de mediaruimte en spoed me naar de Turkse bakker op de hoek. Marc De Clercq komt een kijkje nemen. Karen Vermeren heeft een map met recent werk bij. Er zijn nog bezoekers. Twee dames betreden de croxruimte. Ze zijn er pas of onverhoeds valt Jos binnen. Sofie was van Ferdinand en is nu van Hercules, verneem ik. De opmerking is als grapje bedoeld.
Met Karen komt het gesprek op Ijsland. Ze is ook in het Noorse Bergen geweest en in Helsinki. Dat was binnen het kader van Erasmus. In Egypte is ze ook geweest. In de Sinai woestijn heeft ze oude breuklagen bestudeerd en er was zand in overvloed en pascontroles te pas en te onpas. In het gebied is sinds decennia een vete tussen noordelijke en zuidelijke stammen. Gedurende enige tijd zouden de Israeli heerschappij over het gebied gehad hebben, nu is de woestijn Egyptisch grondgebied. Hier, in deze desolate en door krijgsheren felbegeerde woestenij waar elke zandkorrel gedrenkt is in het bloed van blinde en verbeten meningsverschillen, hier deed zich het laatste avontuur van Uncle Oswald voor, de held uit de gelijknamige roman van Roald Dahl.
In Ijsland was ze toen het er koud en donker was. Ijs en kokend water. In Thingvellir botsen de Amerikaanse en de Europese aardkorst, iets waar Ijsland in praktijk niet slechter van wordt, de aardkorsten zetten zich tegen elkaar af, drijven uiteen, hierdoor wordt Ijsland alsmaar groter. Helsinki is een ander verhaal. In Helsinki was ze van januari tot mei. In mei is in het Helsinki nog net geen lente. 's Zomers stikt het er van de muggen. Ook Jos is in Helsinki geweest, herinnert zich desolate buitenwijken en zatlapperij. Overal is een geur van alcohol, in de straten en op de pleinen, in de tram. Op het trottoir en op de trappen en op de vensterbanken staan lege flesjes. Schooiers verzamelen het leeggoed, dumpen het in plastiekzakken, is goed voor nog een neutje. Aan de meren zag Karen prachtige chalets in felle kleuren.
En dan is er de dag, zegt ze, dat de diepvrieszee uit z'n voegen barst, in het ijs is een mitrailettevuur. Het krakende geluid begint onderin.
Het gesprek komt op actuele kunst en de dam van theorie tussen kunstpraktijk en perceptie.

vrijdag 7 maart 2008

vrijdag 7 maart

Aan de oprit stond een jongmens met een pancarte waarop hij of iemand anders LEUVEN geschreven had. Een ogenblik eerder had ik de tank volgegooid nadat ik eerst op het woonerf langsging en later bij Gandagas. Boven het landschap hing een transatlantische hemel. Ik hield een snelheid van 110km per uur aan, in de grijze verkeersstroom schoten op het linkerbaanvak razendsnel voertuigen langszij. Op de strook ter rechterzijde trok de kudde van het vrachtverkeer landinwaarts. Ter hoogte van Aalst ging ik er af, twee vrachtwagens waren me voor.
AALST (Aal, Aler, Aalst), raar stadje. Ik rij om de stadskern heen, beland aan het station. In Netwerk steek ik de crox-boeken binnen, 5 exemplaren van elke publicatie. Tijdens de terugweg, dit keer via de Gentse Steenweg, ga ik even bij Galerij C. Devos langs waar Pascal De Pauw een solo heeft. In crox hebben ze intussen Lu over de vloer gehad en... euh, hoe heet ie weer. Frips legt uit dat ze een tiental bezoekers hadden, twee exemplaren van H-art gingen de deur uit en iemand heeft een biertje gedronken. Uit de gegevens leid ik af dat Karen Vermeren langskwam. Er was koffie en Frips heeft voor rijsttaart gezorgd.

donderdag 6 maart 2008

donderdag 6 maart

ochtend

Ik had iets te doen of had niets te doen, deed beide en geen van beide. Ik had me voorgenomen om het gebied te rooien, de huizen en kantoorgebouwen met fundering en al uit de beton weg te rukken of op zijn minst in het gebied ten oosten van de regio waar mijn blik zich vorsend op richtte een bos of een dorp te bouwen en dus om te beginnen de weg ernaartoe door ondoordringbare gebieden waar zwartwitte melkkoeien grazen in een grillig passe-partout van versperringen en medeburgers. Sommigen stonden op akkers in het bedorven zonlicht naar een door ratten aangewreten raap te kijken, anderen huppelden op pleintjes en hadden gouden kroontjes in het grijze haar. Eentje had haar achterwerk - dat je met gerust gemoed en zonder overhaast te werk te gaan tot aan het Vaticaan had kunnen rollen - midden een doorgang geparkeerd en bekeek me met kleine, vriendelijke oogjes. Ik gaf haar een duw, ze viel omver, geraakte op de sukkel, kwam in een watertje terecht waar ze enige tijd later verdronk. Denk toch eens na mens, sakkerde ik, denk toch eens na voor je met dat vol pensen volgepropte bolwerk als een ternauwernood in de kiem gesmoorde vetontploffing over straat lebbert. Op den duur zou je nog vergeten dat ze met enige redelijkheid de veiligheidsvoorschriften in acht genomen had kunnen hebben, ook dan zonder de minste twijfel op jammerlijke wijze om het leven gekomen zou zijn zij het zonder de smadelijke vernedering van de roman die ik over haar te schrijven had, waar zij reeds vanaf de eerste bladzijde, dat zag ik voor me, teveel plaats zou innemen. Maar ik kon natuurlijk ook iemand onder de arm nemen die wel schrijven kan, een of andere getalenteerde nullus die dankzij het van televisieblaadjes bekende smoelwerk zonder bloedvlekken door de drukpers rolt. Zo zag ik me opnieuw geconfronteerd met het mens: dankzij een opeenvolging van verbijsterende taferelen stond ze op het punt om de status van eponiem te verwerven. Zonder spoor van twijfel deed zich een nieuwe gebeurtenis voor, ik schrok wakker, de wijzerplaat wees kwart voor acht. Godverdomme. Ik kruip uit bed, bots tegen een obstakel, ochtendgloren verwelkomt het besef dat ik een afspraak heb.

voormiddag

Ik bekijk de hand. Waarom bekeek ik die hand? Was ik soms niet helemaal zeker dat hij er was? Een buidelrat zou me niet minder verbaasd hebben. Of besefte ik dat de hand er niet was, de schanddaad uit de weg ging en de betekenis die ermee samen had kunnen hangen instinctief ontweek - dat er alleen een deurklink was, zonder de vruchteloze verwoording van het feit waarom, en het woonerf, het jakkerende gekrijs van de meeuwen en een grijswitte wolkenmassa die oostwaarts over het stadje dreef - maar een hand, nee. Om die reden bekeek ik de hand, om die of om een andere reden, dat is een voor de hand liggend twistpunt. Er was ongetwijfeld wel een zinnige reden, zo erg was het nu ook weer niet.
Het gezicht van de raadsman van de tegenpartij was me bekend voorgekomen, om een of andere reden, vooral toen hij zei 'en zo kunt ge u weer met het verkopen van schilderijen bezighouden'.

middag

De gesprekspartner zegt dat ze naar Antwerpen moet.
'Waarom moet ge naar Antwerpen?' vraag ik onnozel. (Hierop antwoorden met een driedelig essay.) We hebben het over Michiel van Alberts & Messchendorp. 'Alberts, Michiel Alberts,' zei ik.
Ze wist niet over wie ik het had. Joos kwam het lokaal binnen, boog nederig het hoofd. 'Ik heb het tweede deel,' zei hij.
Joos had geen zin in praatjes, ik evenmin. Dat hij klaar was met het tweede deel, meer hoefde ik overigens niet te weten, hij zou het bij de hoofdredacteur binnensteken zei hij. Tot dat moment had ik slechts tot zekere hoogte beseft dat ik de krant aan het lezen was.

namiddag

Meeuwen hangen in een vlokkige wolk boven de havengeul. Aan de richtingwijzer kleeft een a4tje. Ik open de poort, plaats de afvalcontainer op het woonerf en breng het keukentje op orde. In de inbox een mailtje van Annemie van kunst-werk(t), eerstdaags komen zij en Georges langs om een en ander te bekijken. Ik ben de hele tijd door bezig. (later herinner je je niet waarmee je bezig was)
Rond een uur of vier Willem Cole en studenten van de schilderklas, ze zijn met een stuk of tien. Hannelore heeft het over Tropox. Ze bedoelt Croxhapox.
We verzamelen in de bar en babbelen, Willem tipt de site van Karen Vermeren. Het gesprek komt op waar je je als kunstenaar aan verwachten kan als je buiten het veilige cocon van het kunstonderwijs belandt.
Jan Dheedene springt binnen.

woensdag 5 maart 2008

woensdag 5 maart

Deurklink. Druppels op het gladde bovenvlak van de deurklink. Keitjes, een touwtje, het sleutelgat. Ik duw de poort open, een zee van tijd. Fruitsap, koffie. Dan een peuk - ha! kijk eens aan, peuk. Dus bukkende houding, peuk oppikken, pek pik pok pak puk, dan strekken, been voorwaarts rechts, been voorwaarts links, om het barmeubel heen stappen, peuk in recipiënt deponeren, kortom de gebruikelijke handelingen, een asbak uitmesten, doornemen van poststukken, het koffiezetapparaat schoonmaken en dan schoorvoetend een student, hij betrad de hall en stapt door naar de grote zaal op de voet gevolgd door Geert Clarisse. Ik reinig het barmeubel. 'Kopje koffie?' vraag ik. Ik verneem dat hij zich 's ochtends tot een slok thee beperkt en doorgaans pas na het middaguur over koffie begint na te denken. Ook goed. Dan Rik. Hiermee is het lerarenkorps compleet. Het gesprek komt op John Watts van Fischer Z. De andere studenten druppelen binnen. Onvermijdelijk ook iemand met dreadlocks. Lot, Liesje, Delphine, Drees, Margot, Maaike, Niels, Thomas, Bruno en Aaron. We drinken koffie. Iemand vraagt of het phox (en dan uit te spreken als fox) of pox is. Pox. Middenvinger. Ritmisch bekeken sterk-zwak-sterk. Het gesprek komt op het project van De Boe en Morrens in EL te Welle. Goed gedaan, vinden we. Telefoon, de hoofdredacteur hangt aan de lijn. De redactievergadering wordt 2 uur. Geert neemt crox-boek NR.8 door, ik maak een verse pot koffie, Drees en Lot en Liesje bestuderen van dichtbij het werk van Karel Wouters. Aaron ken ik van die zomercursus aan het SKI, toen het instituut nog in de Rodelijvekensstraat gehuisvest was. Dat was zomer 1999. Hierna eerst schilderkunst, vertelt hij, wat hij na één jaar voor bekeken hield, waarna hij in de bouw belandde. We meten de grote zaal op en nemen het project door.

Namiddag. Gilles hangt voor het compurterscherm, de vrouw des huizes heeft een vrije dag en Boris is er niet. We belanden aan de computertafel in het redactielokaal. Hier een voorraad Shakespeare Insult Gum met variëteiten als Hamlet, King Lear, Macbeth. De linkerzijde van het werkblad is bedolven onder een vracht papier. Er is een gezandstraald glaasje - daaruit, verneem ik, wordt gedronken (bijvoorbeeld) een wit wijntje. We nemen een vracht beeldmateriaal door en selecteren er acht voor de nieuwe reeks crox-cards. Niet alles heeft de gewenste resolutie.
Op de eettafel in het salon een vaas witte tulpen en een boek, 'Spiritualiteit en abstractie in de kunst' van Wassily Kandinsky. Iemand liet een scheet wat de regio vlakbij de zithoek - plaatselijk, tijdelijk - bemest met een ondraaglijke stank. Op een van de armleuningen van het zitmeubel twee boeken, iets van Donna Leon en van Herman Brusselmans 'De Perfecte Koppijn', een recente publicatie. Rob belt aan. We buigen ons over de opmaak van The Gentlemen's Gentlemen, het negende crox-boek.

Stage Trouble in Hot Club de Gand met Bart Maris op trompet (waarop anders) en onder andere Zeger Vandenbussche op tenorsax. Ik tuimel midden een jamsessie - tegelijk benefiet ten voordele van een zekere Andrew d'Angelo - wat zo goed als meteen een prachtig moment oplevert, een duet van Zeger op tenor en iemand op baritonsax. De keet zit stampvol. Iemand geeft een tik op de schouder - Karel. Ik murw me tussen benen en knieën door en beland in een hoek naast de zijkant van een zwarte muurpiano waaronder de romp van een jongmens zichtbaar is, dubbelgeplooid en op koortsige wijze bezig in de onderste regionen van het meubelstuk. Er volgt een korte pauze. Maris introduceert de support box, wie dorstig is waagt zich tussen de benen en de knieën door, achterin staat het afgeladen vol. Zeger gaat even aan de kant, er volgt een gewijzigde bezetting. Het ratatouille van de saxen komt pas op dreef na een dissonante cadenz van de pianist en een improvisatorisch superieure versnelling van de trompettist waarop ook de bassist acceleert en de drummer volgt, gaat over tot een marsritme dat vervolgens in een beukende roffel verandert. Een wissel aan het drumstel, Tim betreedt het podium en zorgt na een lange en zo weer vergeten intro van de blazerssectie voor een verbluffend ritme, met de blote hand, het doet aan de ritmes van Weston denken. De bass volgt het exotische accelerando, Bart steekt een tandje bij. Prachtig. Een nieuwe wissel, twee dames vervoegen de ritmesectie, er is een nieuwe drummer en Zeger is weer van de partij. Zeger en Bart hebben muziek in de vingers. Bij Zeger krijgen de meest turbulente opeenstapelingen een gedurfd melodisch karakter, diep onderin z'n tenor graait hij de donkerste klanken mee in wervelende uiteenspattingen die een volle sonoriteit hebben. Interessant. De volgende shift, zonder Bart Maris - het is intussen lang na middernacht en het publiek is uitgedund tot een man of vijftig - brengt een line-up met een soprano, twee tenorsaxen en een op akoestische bass na volledig nieuwe ritmesectie. Het nummer ontaardt in een oorverdovende klanklawine. Chaos, herrie.
Zeger gaat even aan de kant en bestelt een pintje. Aan de onderzijde van het glaasje pils kleeft een bierviltje.

maandag 3 maart 2008

maandag 3 maart

Ja, dus, vandaag, een maandag en vandaag dus. Morgen zullen we het over gisteren hebben en het zal niet eens zo lang duren voor we er filosofisch beginnen over doen.
Iemand zit over een schriftje gebogen en schrijft over het schilderen van de schilderijen die ze zou willen schilderen. Als kunstenaar kan je tegenwoordig maar beter op voorhand weten waar je aan toe bent.
Wat schreef Schubert. Muziek? Nee. Als Franz Schubert nu - als jongmens in die of andere opleiding terecht gekomen - schrijven zou, zou het amper iets met de muziek die hij wilde schrijven te maken hebben. Hij zou schrijven over het schrijven van de muziek die hij wil schrijven. Van de docenten zal hij vernemen dat het niet helemaal duidelijk is waarover hij het heeft. Dus misschien moet hij er nog wat literatuur op doornemen. Hij zou over het Allegretto D915 kunnen schrijven en niet eens in de veronderstelling dat hij het net zo goed componeren kan, aangezien dit tegenwoordig een nogal riskante zaak is, je kan er maar beter niet aan beginnen.

zondag 2 maart 2008

zondag 2 maart

Handelingen. Ik parkeer het autootje vlakbij het woonerf aan de overzijde van de straat, open de poort en begin de rommel op te ruimen, bierflesjes die her en der op de vloer terecht kwamen en tot helemaal achterin de grote zaal een enorme hoeveelheid peuken. Op het barmeubel staan lege bierflesjes, vuile glazen en volle asbakken. Ik duw de afvalcontainer het woonerf op en plaats de richtingwijzer op het voetpad. De klok van de Machariuskerk slaat twee keer. Ik ben nog bezig met het bijeenvegen van de peuken als de eerste bezoekers aantreden, wat later Gerd, dan nog bezoekers en tenslotte Benoit Van Innis. Benoit heeft zijn atelier op wandelafstand van dat van Philippe. Met Gerd komt het gesprek op Benjamin Verdonck en Brainbox. Ik tel de inhoud van de kassa (dit keer maakten we net geen 400 euro winst) en Gerd bestelt een biertje. Benoit komt er bij staan. Het gesprek komt op zijn dochter en een leraar godsdienst die voor een of ander tentamen of essay maar liefst drieduizend thema's op tafel wierp. Kamagurka was er één van. Dochterlief belde Kama met de gsm van Benoit en kreeg het antwoordapparaat. Later belde Kama, hij was op weg naar KV Oostende en verkeerde in de veronderstelling dat het Benoit was die hem gebeld had. We zijn het er over eens dat die Man Bijt Hond reportage van Kama een interessant en ontroerend document werd. Benoit herinnert zich dat Kama zei dat die reeks een ander mens van hem gemaakt had. Wat ik me herinner (maar tegenwoordig heb ik geen televisie meer) is een episode in het zuiden van België. We drinken Gouyasse. Rik Soenen komt er bij zitten. Rik, Benoit en Gerd zijn van hetzelfde jaar, een lichting die door Dan Van Severen gestroomlijnd werd. Tim Onderbeke belt me - maar vergissing - en tweede of derde keer, hij heeft een naamgenoot in het bestand van z'n gsm zitten. Tim is amper uitgepraat of Manor Grunewald hangt aan de telefoon. Gerd en Benoit trappen het af, ik spoel de bierglazen, Adriaan Verwée en Thomas Bogaert springen binnen. Een ogenblik later Jos, de vierde man, ook hij maakte deel van dat beruchte klasje van Van Severen. Op oudejaarsavond zwommen Adriaan en Tanaquil in het zwembad waar toen al het werk van Johan De Wilde te zien was. Ook Tatjana van One-Twenty en Kristof Rosseeuw waren van de partij. Dat brengt het gesprek op Chez Rene waar Adriaan onveranderlijk voor de Sole Meunière gaat, bij Rene is dat een culinaire folie, betere Tong hebben ze nergens. Maar wilde ik het over Chez Rene hebben en de verrukkelijke Sole Meunière en die plek waarvan iedereen wel weet dat het in Oostende is, in de Langestraat en vlakbij de vaargeul, zonder de mogelijkheid om meteen en zonder hier over na te hoeven denken in Oostende bij Rene langs te gaan, de voeten onder tafel te steken en die verdomde Sole Meunière - waar het hen allemaal om te doen is - te bestellen? Of, ander voorbeeld, iemand zegt dat ze het werk van Philippe zwartgallig en depressief vindt en of wij daar een mening over hebben. Ik heb zoveel meningen dat ik niet eens de moeite neem om ze bij te houden, ze slenteren over straat, geven zich over aan beslommeringen. Als ik een percentje had gehad op de gedachten die ik had - om niet te spreken over de gedachten die ik gehad had kunnen hebben - dan liep ik in Utopia als grootgrondbezitter met een witte hoed en zonder andere behoefte dan zeeën van tijd en het lekkere weer.

zaterdag 1 maart

Een kwart vierkante meter - net voldoende ruimte om van tafel op te staan. Een man staat binnen dit smalle areaal, een ruimte die niet breder is dan een luchtkoker en smal en diep als een afgronddiepe put. Diep in die diepe en donkere put in zichzelf terecht gekomen en in die put de groteske verafgoding van een god zonder landschap, een demonische aanwezigheid zonder plek in het landschap (of achter of onder het landschap), zonder plek waar de voetstap rust zou kunnen vinden, de voetstap van een in zichzelf ter plaatse trappelend ik, een ik van ik dit en ik dat, ik hier en ik daar, dus ik en niemand anders, en dus misschien een koortsige bloem of een toorts of een struik van vechtpartijen in de vaas van het landschap, in het landschap op tafel, het landschap naast en het landschap onder de tafel - en het landschap zonder landschap, de hermetische voetstappen in een kamer waar niemand komt, het heen en weer tollende hoofd in de vuurhaard van het verschrikkelijk besef, een brandende zuil, een ontploffing van sappen en vloeistof en het werpen van een kei, of een steenbrok, een tak, een wiel, het boven het landschap optillen van de tafel, landschap zonder landschap, het werpen van het landschap, van de voetstappen, het werpen van het werpen van voetstappen, van de voetstappen van het landschap, van het landschap zonder landschap, de worp zonder het besef van het werpen, een schaduw in een van de vele afdelingen van het voorwerp, de oogverblindende duidelijkheid van een inval en het beraad in een kamer zonder deuren, de voetstappen zijn in een andere kamer en in die andere kamer zit de ander, iemand, de niet zichtbare, de hermetisch van het ontbijt afgeslotene, de persoon die het geluid veroorzaakt, een schaduw die in zichzelf bijt.

Vandaag is een zaterdag. Dus het keizerlijke besluit dat we het over een zaterdag hebben. Bloemknoppen parelen aan het neushaar van de wandelaar die van een dame als zwakke vorm met opgestoken vinger in het neusgat doordringt. Stormwind ratelt door het bestek, gaat rakelings voorlangs, Marlowe steekt een pijpje. Lege flessen, het woordenboek, een scheerbeurt. 1 maart, wind schatert over het kale huis. Ik rij naar de GB aan de Dampoort en koop een voorraad niet-alcoholisch bier.
Er is een massa gebeurtenissen en in die massa is alles onbekend. De gesprekken zijn vergeten voor ze plaats vonden.
De gebruikelijke handelingen, het openen van een poort, voetstappen, het op orde brengen van de mediaruimte, de display met boeken afwerken (er is een nieuw boek, crox-boek NR.8), controleren hoe het met de lege bierbakken zit. Er is nieuwe voorraad. Melanie steekt twee bakken Gouyasse binnen, Gouyasse is een product van brouwerij Voisin, Marc komt een kijkje nemen en Lieve Dehasque dacht dat de vernissage al om 4 uur zou beginnen. Ze steekt een handje toe, we reinigen de witte vloer in de zaal achterin, eerst vegen, dan schrobben, dan dweilen. Met Lieve die een handje toesteekt gaat het lekker vlug maar ook trager dan voorzien want we kletsen tegen de sterren op. Rond een uur of zes de eerste bezoekers. Philippe is ziek als een otter en staat gedurende enige tijd, zonder het door te hebben, op een postkaart die uit de kaartenstandaard tuimelde, het is een exemplaar van crox-card 14 met een werk van Jan De Cock. Joop Stoop en Ineke en Fons treden aan, later Christophe en Carole. Ook Carole is ziek. Iemand vraagt naar de tekeningen van Philippe maar het werk is niet te koop. Rond halfacht Lieve en Fien, ze springen bij zodat ik de handen vrij heb om me met het boek bezig te houden. Vandaag is ook Jörg van de partij, de vriend van Kati. Ze blijven tot morgenmiddag, er zijn kamers gereserveerd in Flandria Hotel. Plots is er het lachende gezicht van Oliver Schulze. Dan nog iemand en nog iemand en weer iemand en nog iemand anders. Wouter koestert Teo. Rijkelijk vloeit het bier, de Gouyasse is een voltreffer. Met Caroline komt het gesprek op Brasilia of het concept van een virtuele ruimte. (een stad midden het Braziliaanse woud, een stad die alleen door ambtenaren bewoond wordt) Belle schreef een thesis: 'De hedendaagse stad: opening tot een analyse'. (Almere, Chandigar, Brasilia) Luanda en Romolus springen binnen. Wie waren er nog? Stijn Van Dorpe, Hans Martens en een jonge, zwartharige vrouw, Nathalie, uit Israël zei Hans - wat hij later met S aanvulde, Nathalie S. (lang gesprek over het perfide mechaniek van theoretiseren over kunst en mainstream, ze is gek op Michael Jackson) En wie nog meer rond middernacht? Ignace, Marc, Noëlla, Ria en Belle, Caroline, Jörg en Fons en Joop en Ineke, Kati, Oliver, Rik.
Na middernacht belanden we in Het Gouden Hoofd. De fanta is voor Joop. Oliver en Kati dommelen in en Fons ontpopt zich tot de theoreticus van het doorzichtige bier.