dinsdag 31 juli 2012

ingreep

foto boven: jelle met slijpschijf, foto: caroline vincart
foto onder: het kantoormeubilair, nieuwe situatie

bericht

Ik stel me voor dat ik een foto maak van een cowboy die over La vie mode d'emploi van Perec gebogen zit, in een hamburgerkeet, in Amerika. Hallo, zegt de cowboy. Hij bekijkt me, het rokje, de slanke benen en m'n kale kop. Aan de belendende tafel zitten twee Mahrebijnen en een snol die met een donut speelt. Roots die zich tot het nabijgelegen rioolputje beperken. Ik weet hoe ze me aankijken, dat is ze aangeleerd. De cowboy kijkt op uit Perec, tast naar het pakje tabak, draait een sigaret. Het zat in de begroeting verwerkt, nog voor hij overwoog om een sigaret op te steken.

pesto de 31 juillet

ingrediënten Pijnboompitten, basilicum, paardenbloem, look, suijara grande, olijfolie, peper, zout.
bijzonderheden De suijara grande, een Spaanse kaas, vervangt parmesan en pecorino.
We gebruiken een gelijke hoeveelheid van basicilum, eventueel aangevuld met Thaïse basilicum, de blaadjes van de Thaïse basilicum zijn scherper en minder sappig, en paardenbloem. De bladeren van de paardenbloem horen diep ingesneden te zijn. De smaak van de soort met diep ingesneden bladeren is pittiger. Drie teentjes look, meer gebruiken we niet.
bereiding Als gebruikelijk. De ingrediënten worden gemengd in een vijzel. Elektrische apparatuur is uit den boze.
(a) Deponeer pijnboompitten, basilicum, paardenbloem en look in de vijzel. Plet de ingrediënten tot het een smeuïge massa wordt. Dit neemt gauw 30 tot 40 minuten.
(b) Voeg de suijara grande toe of een vergelijkbare harde Spaanse kaas, best meer dan een handvol. Plet de kaas in de reeds geplette massa.
(c) Voeg olijfolie toe en peper en zout. Roer de massa dooreen.

the man who sat asleep

The man who sat asleep on a napkin, the napkin that meant to be asleep on the man sitting. Sitting on a woman's face. There was that face of a woman there, aweep in the napkin. There's a little bible in everything.
Uit het handschrift, op de achterzijde van een publicatie van Fundacion Pablo Ruiz Picasso, leid ik af dat ik het geschreven heb. Het is mijn handschrift. Er staat nog iets. Op 5 mei, staat er, hebben ze in het Collegio de Arquitectos de vernissage van een expo van P. Penado. De Fundacion, in het geboortehuis van Pablo Ruiz Picasso, is een initiatief van het Ayuntamiento de Màlaga. Paco, die vlakbij het Cafe Teatro woont, een heer op leeftijd, is een intimus van de clan van Picasso. Op zijn appartement, dat op het Alcazaba uitgeeft, luisteren we naar Argentijnse muziek. In het geboortehuis van Picasso, op een van de hoeken van Plaza Merced, hebben ze op dat moment, mei 2000, een retrospectieve van Andy Warhol: cine, video y TV. Zo staat het op de voorzijde van de kleine publicatie. Een foto van Warhol, grijswaarden, hij filmt.
En wat ik ook nog op de achterflap schreef: Pinched into a man's nose. Door de neus geboord.

maandag 30 juli 2012

nog iemand

Van de foto's die van die dag in Tate gebleven waren, begin november 1996, een dag nadat hij en Branboth in Neal's Yard Frances ontmoet hadden, wist Karz dat Frances ze genomen had, of Mike, Frances en Mike waren om beurten met het fototoestel bezig geweest, Mike die niet geweten had wat hij er mee aanvangen moest, en Frances, een jonge vrouw uit Aberdeen die aan Slade studeerde en een neuspiercing had. Na Tate zouden ze in de buurt van King's Cross in een off place langsgaan, Branboth had het adres voorin The Songlines genoteerd, een van de boeken waarin Karz toen af en toe een bladzijde las, 50 Caledonian Rd, London N1, waar Karz tussen haakjes het woord gallery aan toegevoegd had, met één l, (galery), en de supplementaire maar verre van onbelangrijke mededeling dat de plek open was op vrijdag, zaterdag en zondag en dit telkens van het middaguur tot 6 uur 's avonds. Frances had in elk geval die ene foto genomen: hij en Mike stonden op de foto en naast Mike stond nog iemand.
In de andere zalen is werk van Craigie Horsfield, Gary Hume en Simon Patterson. Op de foto staan ze voor Confessions of a Justified Sinner, een video-installatie van Douglas Gordon. Hij en Mike, en nog iemand. Frances neemt de foto. In de zaal met het werk van Horsfield staat hij voor een zelfportret. Mike is aan de praat met de persoon die naast hen stond toen ze naar het werk van Gordon keken. In de cafetaria komt het gesprek op Guernica. Mike herinnert zich dat hij dat werk eerst in New York zag, later in Madrid.

nul


1 + 1 = 0. Alles = niets. 0 = alles. Wiskunde. Alles is te herleiden tot de macht nul. Plets, zoals we hem noemden, moest niet van me hebben. Hij codeerde de wiskunde die hij ons, dwergen, bij te brengen had, in maatpak. Van de wiskunde die hij in gebruikelijke dosis toebracht, bleef me het maatpak van Plets bij. De makaken hadden een andere naam voor hem bedacht. Ik hield het bij Plets. Van de leerlingen die hij reeds voor de leergang begonnen was tot 0 herleid had, was ik de enige die niet aan dat principe voldeed. Hij bekeek me, begreep dat ik het exemplaar was waaraan hij het maatpak van z'n kennis bijbrengen moest. Zo bekeken we elkaar, herinner ik me, als het hopeloze geval dat we bekeken. Hij was de titularis van het klasje waar ik deel van uitmaakte. We bekeken elkaar, wisten niet hoe het moest. Hij had geen idee, veronderstel ik, wat hij met me aanvangen moest. Sinus, cosinus, allo, jongen. Sinus en cosinus, Plets, allo, wat gaan we daar mee doen.

zondag 29 juli 2012

symposium

Het symposium vond plaats aan een dijk van een tafel. We hadden alle leden van het T.A.F.A. opgetrommeld. Grepet, van wie geen mens weet hoe 't ie anders aangesproken zou moeten worden. Wat ik van Grepet weet, is weinig meer dan wat Paarhus of Urk Peew van Grepet hadden kunnen weten. Dat een teef 'm kakte. Dat ie ongetwijfeld ook als foetus zo dik was dat tegelijk twee vrouwen zwanger van hem waren. Dat hij Latijn-Grieks gestudeerd zou hebben en smoor is op Quona, die, zij, Quona met de grimmig lachende borsten, als ze dat te horen kreeg, een hoogst persoonlijke Hineininterpretation van de zevende fuga van Johnny Halliday op of naast het tafelblad zou kotsen, en het klaroengeschal dat daar op volgen zou hadden ze op Saturnus gehoord kunnen hebben. Paarhus hoef ik niet voor te stellen. Naast Quona zat hij in een vestibularium dat op elk vlak te kort schoot. Hij had een schriftje bij en in dat schriftje, wat hij achterin het schriftje verstopt had, een sudoku, moeilijkheidsgraad elf. Over die sudoku zei hij dat slechts één iemand er in geslaagd was om het cijferraadsel op te lossen. Ook Zbliz was er. Hij nam het woord. Toen dat gebeurd was, zaten we naar het tafelblad te kijken.

zaterdag 28 juli 2012

try free gay pull off

TRY FREE GAY PULL OFF
BASH THOUSANDS OF GAY FOR FREE
WITH FREE GAY PULL OFF
BASH YOURSELF ON THE HEAD STUPID
WITH NOTHING BUT HALF A DOZEN
OFF FREE GAY PULL OFF
GUARANTEED MASTERSHIP WITHIN TWO WEEKS
DID MA NEVER TELL YA
TRY FREE GAY PULL OFF
HOWO PA NEVER TOLD YOU DID HE
BASH THOUSANDS AND THOUSANDS OF GAY FOR FREE
WITH FREE GAY PULL OFF

Drie weken geleden meegemaakt. Was bij Franck geweest. Poel, daar woont ie. Had interview gedaan. Namen we door. Zou in het septembernummer van FLUX komen, zei Franck. Na het karweitje gingen we stappen. Groentenmarkt. Aan de Groentenmarkt twee makaken die luidkeels brulden. Ze brulden zo luid dat we geen yota begrepen van wat ze brulden. Ze hadden het op mij gemunt. Franck draaide zich om en zei iets, vrij vertaald regarde toi-même. Kijk eens in de spiegel. Ze gingen nog luider roepen en ik keek eens naar ze om. Wat een herrie, man man man. We tafelden in Du Progres. Later, vlak voor het pand waar Franck woont, hadden we opeens met een spierbundel te maken. Hij rolde z'n hemdsmouwen op. Wou tot steengruis herleiden. Z'n lief hield hem tegen. Droop af. Vijftig meter verderop twee Marokkanen. Ze begonnen te roepen. Belle femme, riepen ze, en nog wat van die dingen. Zei alles over dat malle verstand van ze. Als je mij vraagt ze weten niet eens wat dat is, een vrouw. Hoe zouden ze ook kunnen weten wat een vrouw is als ze wat zij een heilige, noodzakelijke zaak noemen niet van een drol weten te onderscheiden. Ze begonnen steeds luider te roepen. Ik stak de straat over, stapte schuin naar hen toe, ging net voor hen uit stappen. Het scheelde niet veel of ze riepen al wat minder luid. Had ik wellicht niet gedaan als er geen terrasje geweest was. Sociale controle. Op het terrasje zaten jonge mensen. Ze keken om naar de makaken die nu zelf de straat overstaken en op het andere voetpad liepen.

staat

The state in fact gives birth to the children, only state children are being bore, that is the truth. There is no free child, there is only the state child, with whom the state can do what it pleases, it is the state that brings the children into this world, their mothers are merely made to believe that they bring their children into the world, but it is the state's belly from which the children come, that is the truth. The state children come into the world from the state belly and they go to the state school, where they are worked on by the state teachers.
Thomas Bernhard, Old Masters (Alte Meister), p. 41

Twaalf. Zo oud was ik. Opeens wist ik dat god een verzinsel is. De misvieringen die ik sinds m'n zesde, of misschien vroeger al, gedwongen bij te wonen had, hadden geen beste indruk gemaakt. Ik vond het gedoe weinig vermakelijk en tikje absurd. Er is geen begrip dat de stemming van mijn gemoed, toen, op zesjarige leeftijd, tijdens die absurde misvieringen, beter weergeven kan, ook al had ik het toen niet met die woorden gezegd kunnen hebben: dit is absurd. Er is geen god, begreep ik, er is alleen mijnheer pastoor die de hele tijd door in herhaling valt en domme dingen zegt. Op een keer kreeg ik tijdens een misviering de slappe lach. We zaten halverwege de kerk, m'n broer en ik, in een van de zijbeuken, en we gierden van het lachen. Met de kerk is het nooit meer goed gekomen. Na die keer heb ik op wat begrafenisceremonies na geen dienst meer bijgewoond. Je zou wel. Wat een luchtledige herrie. Aanvankelijk probeerde het ouderlijke gezag in te grijpen. Ik werd op m'n christelijke plichten gewezen. Nu ja, zei ik, die christelijke plichten, daar heb ik wat mee. Wat ze aan je geboorte vergeten toe te voegen: het dagboek dat je bij te houden hebt om alles wat ze je proberen wijs te maken bij te houden. Van Jezus moest ik weinig hebben. Irritante vent. 800 jaar na Jezus werd het gamma uitgebreid met Mohammed. Het zou me niet verbazen dat die Salafisten niet eens weten dat Mohammed een blauwdruk van Jezus is. Hetzelfde verzinsel, dezelfde herrie.
Religie is onderdrukking. Het is een geweldpleging. Religie is geweld. Het geweld is god. Schrap het recht op religie uit het manifest van dat waar een mens recht op hebben zou. Het is geen recht, het wordt opgedrongen. Dat is de natuur van dit geweld, het is een staat, het wordt opgedrongen.

foto's



donderdag 26 juli 2012

bericht van een spinachtige

Plastieken bekertjes, wilgenblaadjes, borrelende drek. Een sloep van de binnenstedelijke rederij komt langszij. Aan de brug, er onder, daar waar de met scheepshout afgewerkte promenade begint, staan mensen foto's te maken. De sloep veroorzaakt een stroperige deining die de op het water gereflecteerde huizenrij kneedt met gretige golfjes, eerst blijft van de huizenrij niet meer dan een decoratief patroon, je zou het met olievlekken kunnen vergelijken of een tapijt dat tegelijk explodeert en implodeert en het motief niet één keer op dezelfde manier toont, maar zodra de sloep gepasseerd is, duurt het niet lang voor de vlekken in grotere gehelen aaneensluiten. Dichtbij de oever is een vloed van takjes, stokjes, kleine paarse bloemen en stof, of stuifsel, net onder het wateroppervlak, een brede vloed van stofdeeltjes waarin benzine amorfe vloeiingen aanbrengt, goed zichtbaar, een net van aders net onder de huid van het water. En er zijn nog dingen, op en net onder het wateroppervlak is de rivier een grootwarenhuis van dingen die alleen de rivier hebben wou, zonder er zich druk over te maken. Een bamboestok, pluisjes, snoeppapier, een verkoold stuk hout, peuken, een pluimpje, een gat, een broodhomp, kleine takjes, grote takjes, een eend, een rood papiertje waarin een koekje of een reep chocolade zat, een vers wilgenblad amper een ogenblik eerder door de trage stroming uit de in het water hangende slierten van een treurwilg gepeuterd, roeste blaadjes, de eend negeert de broodhomp of merkt de broodhomp niet op, het is een zwarte eend, de broodhomp negeert de eend en overal op of net onder het wateroppervlak: takjes, stofdeeltjes, borrelingen, bladrestjes. Op de broodhomp, precies in het midden, is het volmaakte geel van een wilgenblad.

outfit

Het gebeurt in de Veldstraat. Een schone outfit, zegt het jongmens. Ze zijn met z'n tweeën. Hij is bruingekakt door de zon, jonge, soepele armen, binnen een jaar of tien ziet hij er ongetwijfeld als een makaak uit, het domme gezicht toont de eerste sporen van een evolutie die hem nog voor hij dertig is in het stenen tijdperk plaatst. Op straat is het heel erg druk. Toch nemen ze heel even wat tijd om me de les te spellen. Ik had het zien aankomen. Ze bevonden zich vlak voor me, op een meter of drie, keken om, zeiden wat tegen elkaar, keken nogmaals om en toen hij zich ook daadwerkelijk omdraaide, stapte ik recht op hem toe zonder af te wijken van het spoor. Een jaar of zestien, denk ik. Ik stapte dwars langs hem heen. Pas toen ik hem gepasseerd was, zei hij wat hij te zeggen had. Meteen daarna nam hij wat stappen terug. Dank u wel, zei ik.
Enkele minuten eerder was een meisje naar me toe gekomen. Ze maakte deel uit van een groepje dat een of ander futiel dagbladbeginsel verkopen moest. Mag ik vragen, zei ze, waarom doe je dit. Ze zag er schattig uit. Ik ben hetero, zei ik, mannen en vrouwen hebben gelijke rechten. Dat is wat ik zei. Ze bekeek me. Haar rechterarm kwam hoog boven het straatdek, een vuist, ze joeg het gebaar hoog boven het straatdek. Wow, zei ze. Toen ik er later nogmaals passeerde, ze zat vlakbij de plek waar ze me aangesproken had, zei ik: ik ben het dagblad niet kwijt geraakt.

anders

Ik zit op een straatterras in de Lozevisserstraat. Op het gebouw aan de overkant van het wegdek staat dat het door bouwmeester J. C. Semeij gemaakt werd. De knettergekke bouwstijl is afgeleid van wat ze sinds de late Middeleeuwen in Beieren en in het Zwarte Woud uit de grond stampten, hier afgewerkt met een toverspreuk, in de buurt van de Vlaamse Kaai zijn er wel meer huizen die zo'n spreuk hebben: Een volk dat zijn taal behoud kan niet verdwijnen.
Bracke is in de buurt komen wonen. Of de taalfout ook hem opviel, is niet bekend. Wat maakt een taalfout in het wassalon van de Vlaamse zaak.

'En wat dunkt U van dit aardige aanzetje,' schreef Nescio in 1942, 'dat uit 1914 moet zijn, of misschien van wat later? Er is niets op gevolgd. De titel ''t Andere' doet vermoeden wat ik ongeveer in m'n hoofd gehad moet hebben.'

't Andere

'k Heb al eens gezegd dat ik een wijs en bedaard man ben geworden. 'k Wil er nu bij zeggen dat ik zelfs getrouwd ben en hoop dat dit mijn weinige lezeressen een illusie ontneemt.
'k Heb een tenger vrouwtje met een wipneusje, zwart haar en bruine oogen, dapper in de wereld en mak in huis, precies wat ik noodig heb. Ze schrijft m'n werk in 't net en houdt me voor een groot schrijver. Iets anders leest ze niet. Auteurs van hoogdravendhedens noemen dit vrouwelijke intuïtie.


Of Nescio het dingetje ter verduidelijking, of, zoals hij 't zelf graag geschreven had willen zien, 't verduidelijkingetje, geen theoretisch essay waar je een kunstencentrum mee barricaderen kan, een kleinigheid, meer niet, een verduidelijkingetje, waar dan eventueel ook nog zoals i-t zelf graag geschreven had willen zien van gemaakt kan worden, of hij 't op 16 maart 1942 schreef, de datum die elders in het boek bij nog zo'n verduidelijkingetje staat, is niet geweten. Hij zou 't ook op 17 maart 1942 geschreven kunnen hebben.

In het door J. C. Semeij gekonterfeite bouwsel woont een jong stel. Ze komen van een zuidelijk van het stadscentrum gelegen strandje. Op het straatterras zitten mensen die voor een theaterhuis werken. 'Om 3u is ze sowieso in pauze,' zegt een van de meisjes. Ze heeft een fiets bij. In het bierglas drijven biervliegjes. Aan een van de andere tafels zit een familie, het stel, twee kinderen, en opa en oma. Oma en opa hebben een concert gepland. Tijdens het gesprek met haar dochter zit de oudere dame strak voor zich uit te kijken, naar het tafelblad en wat zich op het tafelblad bevindt. En waarom gaan wij niet mee, vraagt het meisje. Omdat het zo laat op de avond is, zegt de moeder. De vader is bezig met de speelgoedversie van een mini cooper, probeert het autootje zo te plaatsen dat 't niet van het tafelblad dondert. Het autootje is hem telkens weer te vlug af. En waarom geen kindjes, vraagt het meisje. Omdat het zo laat op de avond is, antwoordt de moeder.

dinsdag 24 juli 2012

Atzbacher writes

I have, in my life, turned pages a million times more often than I have read them, and always derived from turning pages at least as much pleasure and real intellectual enjoyment as from reading. Surely it is better to read altogether only three pages of a four hundred-page book a thousand times more thoroughly than then the normal reader who reads everything but does not read a single page thoroughly, he said. It is better to read twelve lines of a book with the utmost intensity and thus to penetrate into them to the full, as one might say, rather than read the whole book as the normal reader does, who in the end knows the book he has read no more than an air passenger knows the landscape he overflies. He does not even perceive the contours.

Zo begint Alte Meister, dacht ik te schrijven, en misschien had Alte Meister inderdaad ook met die zin kunnen beginnen, hoewel de lezer op dat moment nog geen benul gehad had kunnen hebben van de handelingen en opvattingen van Herr Reger, of die van Bernhard, of die van Faustroll desnoods, terwijl je net zo goed veronderstellen mag dat Borges mee aan tafel zit, of waar hij ook zit, dat doet er niet toe, en met bijzonder intense aandacht behoedzaam luistert naar wat de secretaresse voorleest, uit Bernhard, geen vertaling, de oorspronkelijke editie, en tegelijk, want ook Cage zit mee aan, in het Borgesinstituut, waar hij zijn leergang sinds ruim twee decenia in stilte doseert, en zo leest de secretaresse tegelijk Jarry en Bernhard, ze spreekt de woorden tegelijk uit: Although I had arranged to meet Reger at the Kunsthistorischer Museum at half past eleven, Zo begint Alte Meister, I arrived at the agreed spot at half-ast ten in order, as I had for some time decided to do, to observe him, for once, from the most ideal angle possible and undisturbed, Dat is de eerste zin. Het andere, hierboven geciteerde fragment begint halverwege bladzijde 27 - ik ben getuige van de perikelen die Sarah ondervindt tijdens haar tweede werkdag, gisteren was de eerste - en eindigt bovenaan bladzijde 28: Thus all people nowadays read everything by flying over, they read everything and know nothing.
Alte Meister, noteer ik in het schriftje, m'n maag zit vol, van de lasagne verde kan er geen hap meer bij, of over het onvolledig lezen van een boek, wat twee opties biedt, ik beperk me tot de opvattingen van Herr Reger, Bernhard desnoods, Faustroll, Borges, Cage, het boek in één ruk uitlezen, over de tijdspanne weten we dat dit scenario één dag neemt, dun boekje, met een thriller twee dagen, drie, Chandler, Irving, Leonard, met een bestseller genre Eco anderhalve week, hoogstens, ik lees tot 's ochtends vroeg, in bed, op straat, ik neem het boek mee in het schijthok, op café, en het duurt inderdaad geen week of het is uit. En dat is dus wat Herr Reger zegt, of wat Atzbacher over de opvattingen van Herr Reger zegt, want niet Reger maar Atzbacher is aan het woord, en met beide in niet eens zo overtreffende trap Borges en Bernhard, dat je op die manier een boek weliswaar van begin tot eind leest, maar er tegelijk weinig van opsteekt.
Een halve bladzijde, of één enkele zin, duizend keer lezen, daar een essay over schrijven. Het zijn de woorden van Herr Reger.

maandag 23 juli 2012

blauw

Op het voetpad, vlak naast de voordeur, staat een blauwe emmer. Aan de ruit kleeft een vignet: Etablissement placé sous vidéosurveillance et sécurité par. Een vrouw in een blauwe jurk met witte polkadotstippen betreedt de zaak. Ze is zwanger. INNOVATYS, dat is de firma. Aan de overzijde van het straatdek zitten vier mensen in het withete zonlicht, ze zitten op blauwe kussens, drinken, kletsen, een van de dames zit languit achterover en staart naar het blauw boven de roeste daken. Het blauwst is de felblauwe jeans van Sarah die er pas sinds eergisteren werkt en het werk nooit eerder deed. Ze geeft les aan kinderen met leerstoornissen. Het keukenhulpje is een zigeunerin, Roma. Ze kijkt naar me om, lacht. Ooit, intussen best een hele tijd geleden, keek ze meerdere keren na elkaar naar me om, stiekem, er was iets waarover ze nadenken moest, waar ze geen oplossing voor had, en later, enkele weken na dat voorval, zei ze, terwijl ze met iets bezig was: broek. Dat was de oplossing die ze bedacht had. Meer zei ze niet. Vandaag kijkt ze lachend naar me om. In de hifi zijn blauwe lichtjes en op de koffiemachine, voorin, is een logo met het silhouet van de kathedraal van Gaudi.

zondag 22 juli 2012

ontleding

En als je zou zeggen wat voor boeken ik te lezen heb. Je stelt een lijstje op met de boeken die ik lezen mag. Auteurs die ik lezen mag, andere die verboden zijn. Wat ik lezen mag, wat jij belangrijk vindt. Zo zullen we het voortaan noemen: wat jij belangrijk vindt. Ik zal geen naam hebben dan de naam die jij belangrijk vindt. We worden genoemd, zo zit het met die naam. Bepaal vervolgens wat ik eten moet, of ik liberaal ben of niet, wie volgens jou mijn identiteit hoort te winnen en, als ik voor je kniel, of ik zand tussen m'n tenen hebben mag. Schrijf het voor. Vertel me wie ik ben, leg me uit hoe ik me te gedragen heb.

zaterdag 21 juli 2012

eeuw

Op een straathoek zitten, het is avond, van de herrie aan Sint-Jacobs is niets te horen, we drinken rode wijn, een bordeaux, Beau Guillaume, om het af te leren grapt de gastheer, en dan nog een glaasje, en het gesprek komt op Sus. Als ge niet kunt lachen met uw eigen miserie, zou Sus gezegd hebben, zijt ge niet waard dat ge er et. Et, een vervoeging van, en daar zijn veel vervoegingen van, hebben. Over het straatdek dendert een 4x4. We kijken om naar de persoon aan het stuur van de auto. Een eeuwigheid geleden dat ik u gezien heb, vernemen we, het is de gastheer die de anekdote vertelt, waarop Sus zei, wat is een eeuw in een mensenleven. De gastheer ontkurkt nog een Beau Guillaume, we lachen, drinken.

vrijdag 20 juli 2012

naam

Aan het correct uitspreken van de naam had hij zo'n belang toegekend dat de ander, die op een toiletpot zat en het mobieltje alleen opnam omdat het ding binnen handbereik lag, er geen aandacht aan besteedde. Hij had de naam zo duidelijk gearticuleerd dat het in arduin gebeiteld stond. Een andere betekenis kon het voor hem niet hebben, die naam, en alleen die naam, en ooit, als het eenmaal zover is, de jaartallen. Met die naam begroef hij de ander in de jaarringen van z'n onbeholpen, ruwe verstand. Hij articuleerde de naam op zo'n manier dat de ander, die aan het mobieltje geen aandacht besteed zou hebben als het niet binnen handbereik gelegen had, er weinig meer dan een bizar ongemak uit af te leiden had, hetzelfde ongemak dat lui met minder intellectueel branie tot homo- en transfobe geweldpleging drijft, wat zijn geweldpleging amper een fractie minder driest maakte, wat de ander niet verwonderde, zelfs het mobieltje dat ze net zo goed doorgespoeld had kunnen hebben, verbaasde niet. Het ongemak bevond zich aan de andere kant van de lijn.

donderdag 19 juli 2012

sex en spice

Branson wil Virgin Records terug. Wat hebben we ons daar bij voor te stellen, Sex Pistols en Spice Girls, rotzooibandjes. Maak werk van die intergalactic transit zone, Branson, dump je branie in die beerput, dan zijn we het in het beste geval ook van de herrie verlost. Sex en Spice op Mars, dat is het ding, Branson.

woensdag 18 juli 2012

toch

(d) Fränk Schleck stapt uit Tour na positieve controle, lees ik. (b) Mariani stapt op uit Dexia en ontvangt een premie van 600.000 euro. Uit (d) + (b) leid ik af dat Fränk Schleck toch de Tour de France wint.

vinger in de bron

(a) In bijna een op de twee gecontroleerde horecazaken stuit de sociale inspectie nog steeds op zwartwerk, lees ik. (b) Mariani, CEO van een bank die na faillissement gauw van naam veranderde, ontvangt een opstappremie van 600.000 euro. Belfius heten ze nu. Dat staat intussen ook al op de truitjes van Club Brugge: Belfius.
Uit (a) + (b) leid ik af dat het Ministerie er hoort op toe te zien dat in de kantine van Club Brugge voortaan alleen zwartwerkers tewerkgesteld worden. Pas maar op, het duurt geen seizoen of bij Belfius zitten ze weer met de handen in het haar. Ik stel voor om een Vereniging voor recht op zwartwerk op te richten en Mariani als gedelegeerd bestuurder aan te stellen. In het stamlokaal van het VOROZ komt op een goed zichtbare plek een portret van Osip Mandelsjtam te hangen. Zwartwerkers, mijnheer, houden van dat beetje paradox: 14° kamertemperatuur het hele jaar door en Mariani in onderbroek. We gaan geen faculteit oprichten, of wel soms, om nulliteiten het onderscheid tussen (a), (b) en (c) duidelijk te maken.

maandag 16 juli 2012

vlek

Zoveel is duidelijk. De vlek handbron hadden ze geen van allen aangeraakt. Maar gaat u toch zitten, Paarhus, had Ilop gezegd, maar u gaat toch zitten, Paarhus, want hij had het inderdaad twee keer gezegd en hij zei het nog een keer. Ik heb een zweer op m'n gat, zou Paarhus geantwoord hebben. Paarhus heeft een zweer op z'n gat, zei, verdomme, hoe heet hij ook weer, en dat zei hij nog een keer, net als Reger en Atzbacher, net als Bernhard eigenlijk, die er nauwlettend op toezag dat Reger en Atzbacher alles minstens twee keer zeiden, of drie keer, en dan voor de duidelijkheid herhaalden wat ze gezegd hadden, en Olip, ja precies, zo heet ie, Olip had het dus nog een keer gezegd: Paarhus heeft een zweer op z'n gat. Paarhus had een zweer op z'n gat en om die reden gaf hij er de voorkeur aan om niet op het aangewezen zitmeubel plaats te nemen, een kerkstoel zonder rugleuning, iemand had de rugleuning er af gezaagd, en staand, en al of niet met een zweer op z'n gat, of met een ander kwaaltje misschien waar hij het liever niet over had, stond hij naar van Ditbarst te kijken die over een uit triplex vervaardigde tafel stond en met grote toewijding naar een roestbruine vlek keek, een vlek waarover Pulpo, want zo heet ie geloof ik, had gezegd dat het hem aan Rottum deed denken, hij was nooit in Rottum geweest maar dat deed er niet toe, hij had net zo goed Sri Lanka gezegd kunnen hebben, daar was hij overigens evenmin geweest, hij bedoelde dat het een vlek was die hem aan een eiland deed denken, wat ons geen van allen verbaasde, ook Bernhard en met Bernhard Reger en Atzbacher zouden bij het zien van de vlek, waar van Ditbarst zich met grote toewijding over ontfermde, zonder de minste twijfel een eiland zien, als het beeld dat het een vlek was tot rust gekomen was zodat ze eindelijk over wat anders zouden kunnen nadenken dan het feit dat iemand motorolie had gemorst op het naakte hout van, het zou geen kwaad kunnen om hier een ander woord voor te bedenken, van het genrestuk waar ze drieëneenhalve maand mee bezig waren geweest, terwijl Bernhard dood was, er misschien wel iets over te zeggen gehad had kunnen hebben, dat je op een genrestuk toch net zo goed het genrestuk zelf kon kotsen, bijvoorbeeld, of dat je om Reger en Atzbacher te begrijpen eerst Reger en Atzbacher met huid en haar opeten moest, niet noodzakelijk in die volgorde, dat je dan zou begrijpen waar het met Reger en Atzbacher om ging, dat je alleen dan zou begrijpen waaraan Reger en Atzbacher hun bestaan te danken hadden, niet aan zichzelf, maar dat ze intussen wel net zo vaak als zich voordeed van voor- en achterdeur gebruik konden maken zonder dat Bernhard daar van wakker liggen moest, en wie daar van wakker ligt, los van Bernhard die er mee opgehouden was om daar wakker van te liggen, is niet bekend. van Ditbarst monsterde het tafelblad. Paarhus, die een zweer op z'n gat had, of wat anders waarover hij zedig zweeg, schatplichtig, monsterde von Ditbarst. Hier, begrepen we, was het begin van een bergtop. Je moet het zo zien, zei van Ditbarst later, toen we aan de Korenmarkt op een terrasje zaten, die vlekken komen niet zomaar. Het zijn lichamen die elkaar opeten en de ontlasting die hier op volgt in de ander proppen, in hoofdzaak omdat ze voor die ontlasting geen ander kanaal hebben, het totaal van de ander wordt in het andere ontlast.
Het is geen vlek, voegt hij toe, het is een berg.

zondag 15 juli 2012

voorval

Een jonge vrouw aan de tafel ter rechterzijde is in levendig gesprek met een man van middelbare leeftijd. Opeens staart ze strak voor zich uit. Iemand rookt een sigaret, hier mag het. Twee mensen die net zo goed een gesprek gehad hadden kunnen hebben, de mollige moeder van een meisje dat in de stoet meeliep en een oudere dame, zitten met de rug naar elkaar toe. De jonge vrouw staat van tafel op. De persoon met wie ze in gesprek was, staart naar het bierviltje. Later plaatst een van de kelners de stoelen zoals het hoort. Hij haalt een natte vod over het tafelblad. Aan de belendende tafel zijn de posities onveranderd.

zaterdag 14 juli 2012

motief



Aan de Watersportbaan, op het terras van een zaak waar ik een decenium eerder voor het eerst en voor het laatst gekomen was, waar ik dit keer beland omdat ik een foto neem van een roest bord en het verkommerde gebouwtje van de roeiclub aan de overkant, nadat ik de buurt van de Distelstraat had uitgekamd en in de Aaigemstraat een bijzonder charmante, achter een hoge ligusterhaag verscholen bel époque woning monsterde, met de haag en het huis viel de lange rondrit, waarbij ik me op gegeven ogenblik in de Maratonstraat bevond, open op die bladzijde met het sprookje, in de hele buurt was niet één huis dat meer aan dat beeld beantwoordde, een sprookje van bescheiden komaf, zou de eigenaar ongetwijfeld zeggen, ik wist dat hij ongetwijfeld iets van die strekking zou zeggen, en aan de Watersportbaan dus, waar ik wat foto's nam, een Gambiaan met rugnummer 12 had zich voorgenomen om het hele traject te doen, hij ploegde over het tegelpad dat helemaal tot het eind van de Watersportbaan loopt, een regenbui jakkerde over het areaal, de ruitenwissers gingen dansend op en neer, de neger met rugnummer 12 nam de linkerzijde van het asfalt waar ik het autootje geparkeerd had, ik nam de treden naar het water, merkte dat iemand me gadesloeg, hij stond op het terras van een nabijgelegen cafetaria, hij stond er met een sigaret, zoals je tegenwoordig vaker ziet, en hij bekeek me. Ik neem de foto, neem de treden naar het autootje, stap over het asfalt. In de cafetaria is een flatscreen met het ritueel van de lottotrekking. De persoon die op het terras stond, is in gesprek met het meisje dat de bar doet. Ik neem wat foto's van het interieur, sla het schriftje open, noteer. Een ander motief was er niet, verneem ik. Dat schrijf ik op, een ander motief is er niet. Hij was met iemand. In de keuken van de dame trof hij een slagersmes aan, het lag in een lade, en toen was hij opeens op het idee gekomen dat hij de dame met dat slagersmes doden kon. Dat was niet eens zo gek, zegt hij, het was het mes dat duidelijk maakte dat hij niet bij die meid blijven moest. Met grote huiver had hij het mes aangeraakt, er een ui mee gesneden, hij spoelde het lemmet, borg het mes op. Het mes had hem zo beangstigd dat hij de affaire prompt voor bekeken hield.


vrijdag 13 juli 2012

vrijdag 13 juli

Tous les mots qui n'existent pas: ça c'est intéressant. Een woordenboek met niet bestaande woorden.

Le sentiment Tati. Na hier gedurende enige tijd over nagedacht te hebben, bedenken we dat de persoon die het zei, met het gevoel of de sensatie die bij Tati hoort, nostalgie bedoeld moet hebben, een zintuiglijke nostalgie, dat je aan een straathoek naar een verkeersbord kijkt en je probeert te herinneren of voor te stellen hoe het zonder dat verkeersbord was.

Paleontologen hebben voor de huidige periode een naam bedacht. De mens heeft de aarde op zo'n ingrijpende manier veranderd en bepaald dat er een era aan toegeschreven zou kunnen worden. L'age beton. Het beton.

Le sentiment Tati: je snapt geen reet waar ze het over hebben. Letterlijk, je begrijpt niet waarover ze het hebben. De woorden zijn een fluïdum van klanken en toch weet je de hele tijd door dat het betekenis heeft en je weet ook de betekenis die het heeft, zonder dat bij die betekenis een met woorden aangetoonde verklaring komt.

Een antropologie van de hedendaagse kunst. De types en de oorsprong van die types. Is aan hedendaagse kunst een antropologische studie gewijd?

woensdag 11 juli 2012

woensdag 11 juli

Gehoord in een Frans bistro on Upper street. Hij zegt: It's Mexican, it's a Mexican beer. Zij zegt: I might even be Mexican.
In Old Masters, de door Edwald Osers vertaalde Engelse versie van Alte Meister, zit ik bovenaan bladzijde 13: Genius and Austria do not go together, I said. In Austria one has to be mediocre in order to be listened to and taken seriously, one has to be a person of incompetence and of provincial mendacity, a person with an absolute small-country mentality. A genius or even an exceptional mind is sooner or later finished off here in a humiliating manner,
Ik kijk op uit het boek, staar naar de rug van de dame, een blondine, die een ogenblik eerder met a clear touch of Carver, I might even be Mexican zei, toonloos, bijna alsof ze 't net zo goed niet gezegd had kunnen hebben. Er is nog een blondine, a superb mass of greyish white blond hair, ze staat midden het gangpad, of in elk geval daar waar een van de meisjes die de tafels doet passeren wou, en strijkt de split of probeert de split van de mantel glad te strijken, een handeling waar ze een hele tijd mee bezig blijft. Terwijl ze hiermee bezig is, spreekt ze the Mexican aan, 'but he did say...', ik heb geen idee waarover ze het hebben, de man die mee aan zit, partner, echtgenoot, casual lover, staat op, veert overeind, buigt over het tafelblad, zegt iets, Old Masters gleed open op bladzijde 3, deed dat op eigen houtje, in his grey uniform, badly cut and yet intended for eternity, lees ik, en zij, ze schuift de vingers van haar linkerhand, alleen de duim gaat niet mee, in haar jeans, in de linker broekzak, om wat voor reden is niet bekend.

maandag 9 juli 2012

wolk

Ze staan zo dicht tegen elkaar, en dat sinds bijna honderd jaar, dat ze aaneen groeiden. Eerst kwamen de rokken aan elkaar vast te zitten, dan de hand van de moeder aan de hand van het meisje, een hand die ook reeds voor de foto genomen werd die bedoeling had gehad, daar zou de hand terecht komen, op die plek zou de hand blijven, net boven de frêle vingertoppen van het meisje waar de hand zo vaak geweest was. Zij, het meisje, vastgeschroeid aan de moeder, ze heeft een onduidelijk aantal jaarringen, onder de rokken met ontvlekte bevangenheid aan het blote vlees van de moeder gesmolten, een bunzenbrander die gaandeweg ook de foto zou aantasten tot in beide buiken één hartslag stond, heeft een schriftje bij, het ziet er als een schaal uit, het is een schriftje, een schriftje met de rekensommen van gods woord. Ze houdt het met beide handen vast. De linkerhand kwam vast te zitten aan de moeder, de rechterhand behoedt het voor de wetten van de zwaartekracht wat het schriftje een lucide, frivole veerkracht geeft, het buigt door onder het gewicht van de vingertoppen. De moeder is zwaarlijvig, stijfburgerlijk, geen franje, rondborstig, ze heeft ongetwijfeld tal van kwaaltjes, de jaarringen drukken zich uit in het vranke, stoutmoedige gewicht en de vingertoppen op de hand van het meisje geven aan dat hier een partituur is, alles, het meisje, de pose, de ketting, de verwantschap, het is geannoteerd, een voetnoot bij de foto waarop ze beiden in roodbruine tinten verwijlen, de rokken, het oude gelaat, het jonge gelaat, aaneengeklonken, het kleed van het meisje, het onstuimige gewicht van de moeder. Benen hebben ze niet. Ze staan schuivend in het woord van god, een lauwe, onduidelijke wolk.

zondag 8 juli 2012

blackwell

Op een niet nader genoemde plek zit ze aan tafel. Het tijdstip had ze over het hoofd gezien. Er zitten nog mensen. Buiten, ik draai het hoofd een kwartslag linksop, daar, onder de boom die er half in staat, is een vlietende waterloop. Boven de boom is het metropool van een grauwe wolkentroep. Wind vloeit door de takken van de treurwilg. Panta rei, ik draai het hoofd rechtsop, een van de dames aan de belendende tafel komt me bekend voor, en bekijk een foto. Op de foto, in een kleine bezetting van bel époque grijswaarden, staan twee dames in badpak, jawel, uiteraard, ik stel me voor dat ze in hetzelfde badpak staan, ik herinner me een foto waarop ze dat inderdaad ook deden, de meisjes waren zo stererotiep, en eentje wereldberoemd, dat ze met z'n tweeën in het badpak konden, maar wat op deze foto te zien is, in grijswaarden uit een andere tijd, met meisjes die aan de ook toen al gebruikelijke normdrempel beantwoordden, laat subtielere interpretaties toe. Is er een drempel, vraag ik me af. Op de kaart hebben ze brasvarkenkotelet op smaak gebracht met room en pickles. Een Blackwell. De ober nuanceert, de blackwell is op, daar is hij 100% seker van, maar de kotelet zou in een mosterd- of pepersausje kunnen. Vlakbij belandt een voorwerp op de plankenvloer. Een bril. Niet de leesbril maar het boek was me opgevallen, iets van Thomas Bernhard. Ik keek naar het boek en stelde me voor dat daar, jawel, inderdaad, een exemplaar van Alte Meister lag. Berglund, dat is wat er staat. Berglund. De dame raapt de leesbril op. Het ding was van het boek getuimeld, waarvan de titel onleesbaar bleef, tuimelde over de tafelrand, was op een stoel beland, half op het ronde gewicht van een handtas, schoof weg over dat ronde gewicht, kwam pal op het boordje van de rand van het zitvlak, viel, belandde onder de belendende tafel. Berglund en met het tuimelen van die naam, maar het abacadabra had geen belang meer, Neue Master. De foto op de cover van het boek gaf aan dat Berglund iets met Noord-Afrika had. Het was een reisverhaal. Alle tafels zijn belendend, begreep ik, zodra je om wat voor reden ook aan een studie van de Tasmaanse opposumpopulatie begint, of, wat Borges suggereert, een dissertatie over de beleefdheidsformules van het ratatouille in nabije sterrenstelsels. Nog te benoemen plek: spelonk, grot, oogkwaal. Een vetkwab meert aan, drijvend, kotst de specialiteit van het huis op tafel. Iemand raapt de leesbril op. De ledematen van het vetbeginsel, zei een kennis, zouden aan de binnenkant zitten, ze graaien in het hier en nu en trappelen, wat anders hadden ze kunnen doen, in de ijdele hoop om het vet ooit weg te hebben, en ze trappelen, dat heb ik op meerdere pleintjes gezien, tot ze opeens in een dun geultje onder het vet brakende lucidum doorstromen, zo genoemd naar een of andere vetbolkundige, en uit het braaksel ontwaken de ledematen van nieuwe protacoclipsen, zoals ze genoemd worden, het tuig van de ledemaatachtigen.

zaterdag 7 juli 2012

sanseveria

De dame kijkt om naar het raamkozijn. Op het raamkozijn staat een sanseveria. De plant staat in een groene, glanzende pot, Kretensisch groen, bedenk ik, geen groen dat bij de Vlaamse boerenbuiten hoort, en op elk raamkozijn staat er één. Als ik het hoofd een kwartslag linksop draai, is er eerst de sanseveria, dan het Kretensische groen, dan een patroon van regendruppels en zo nog wat oneffenheden. 'Ik heb eens een sanseveriaatje gekocht,' zegt de dame. Dat noteer ik. Ik heb eens een sanseveriaatje gekocht. Ik noteer het, kijk zijdelings naar de dame om, ze zit met een rug naar me toe. Hoeveel ruggen zou ze hebben. Die waar ik naar kijk en die waar Timo naar keek, als hij tot kijken kwam, of Phil, als hij heel even gedurende anderhalve seconde verstrooid opkijkt van het bord met spek, rucola en geitenkaas. Of hij het toch doet, weet ik niet.
De dame die zei dat ze ooit op een dag op het idee kwam om een sanseveria te kopen - of sansevaria, zou de soort tot variatie in staat zijn - heeft blote armen, ze is een jaar of veertig, vijfenveertig misschien, die twijfel stapt met een hoffelijke buiging om haar heen, zij en de dame die mee aanzit hebben elk een glas rode wijn besteld, en dat noteer ik, niet meteen, evenmin alsof ik op wat anders wacht, heel even kijk ik naar de sanseveria om, of, godbetert, het sansevorium, de soort is ongetwijfeld omnivoor, het exemplaar dat ik voor me heb glanst, de gele pechstroken hebben een halve duim, zonder betere overweging dan hinder steken de geonduleerde deegwaren uit de Kretenische knol, aan de top afgewerkt met iets wat op een komma of een vraagteken lijkt, en dan pas, nadat ook de vreemde WWW-nervenstructuur me opgevallen is, noteer ik wat ze een halve minuut eerder zei: 'zo'n schoon, klein sanseveriaatje.' Dat is wat ze zegt. Ik noteer het. En dan komt het. De reden waarom ze over die sanseveria begon. Het had een reden. Ik kan niets houden, zegt ze, alles gaat kapot.

vrijdag 6 juli 2012

troep

Wolkentroepcarbonade. Kermiswolkentroepbombardon.

donderdag 5 juli 2012

regen

En, vraagt Olivia, kunt ge u verwarmen. Wordt het weer zo'n krankzinnige zomer, bedoelt ze. In 1979 was ik in Salzburg. Het regende. Iemand verzekerde me dat dat in Salzburg niet ongebruikelijk is. De Salz stond zo hoog dat ook maar iemand er een teen in steken moest of het stond tot de tenen. In een boekenwinkel hadden ze alles van Rilke. Ik logeerde in een pension, op het eerste, in een kamer die, als ik de gordijnen open gooide, uitzicht bood op een apothekerij. Vlak naast die apothekerij ging een trap naar de oever van de Salz. Er was een promenade, ik ging op een bankje zitten, keek naar het wassende water. De rivier stond zo hoog dat het tot de duimen van de geul reikte. Op de promenade was niemand. Ik keek naar het stromende water. Met enorme kracht sloeg het door het bekken van de Salz.

maandag 2 juli 2012

iemand

Iemand. Iemand? Iemand. Dan nog iemand. He. Nog iemand. En daar nog iemand. He, nog iemand. En dan nog iemand, ho, wordt het niet wat veel. Nog iemand. Nee maar, godverdomme, daar staat er nog een. Iemand en nog iemand en dan nog iemand en dan weer iemand en nog iemand en wat later, na een tijdsverloop te kort om van de Nero d'Avola te nippen, weer iemand, en dan nog iemand, opnieuw. He, zeg, waar houdt het op. Jij daar! Ja mevrouw. He zeg, kom zeg, godverdomme. Wie ben je. Dat schrijf ik op. Dus die meneer, die mevrouw, ok, wacht even, dat schrijf ik op. Wie nog. Daar is er nog een. Hoe 't ie heet. Wacht even, wacht wacht wacht. Dat vraag ik. Vraag jij het? Nee, doe ik wel. Ik vraag het. Hoe heet je, vraag ik. Dus zo heet ie. Dat schrijf ik op. Wat doe je, vraag ik. Dus dat doet ie. Dat schrijf ik op. Je had toch in de Leie kunnen springen, zeg ik. Of waar dient zo'n waterloop voor, tegenwoordig. Dat weet hij niet. Wat is je naam ook weer, vraag ik. Is hij vergeten. Goed zeg. Even z'n gedachten bij wat anders of zo. En niet alleen vergeten wie hij is, stel ik me voor, ook wat hij hier staat te doen. Of zullen we 't daar noemen. Daar, die plek. O, o o, natuurlijk, dat weet hij evenmin. En wat zit jij daar te schrijven, zegt hij. He... ik, nu, warempel, he, komaan, wat ik, of het wat uitmaakt, he, luister...