woensdag 31 december 2014

de anoniemen

'Hoe vaak ik er ook over nadenk,' zei Mairena, 'ik zie gewoon niet in hoe individuen bij elkaar kunnen worden opgeteld.'
Antonio Machado, Juan de Mairena, uitspraken, grappen, suggesties en herinneringen van een onbekende leraar, IJzer 2014, blz. 7.

Het was flink laat op de avond toen (a) in de auto stapte, op straat was vuurwerk te horen zonder dat duidelijk bleek waar het geluid vandaan kwam, en merkte dat de voorruit aan de buitenzijde onder een dun laagje ijzel zat. Ook aan de binnenzijde lag een adiafane film over de ruit. Eerst probeerde (a) het dunne laagje met een papieren zakdoek weg te halen, wat niet lukte. Aan de buitenzijde gleden de ruitenwissers luidruchtig heen en weer zonder grip op het dunne laagje ijzel. (a) startte de motor, plaatste de knop van de heteluchtcirculatie met de punt op het icoontje waarvan ze wist dat het ruit bedoelde aan te geven. Als de motor lang genoeg bleef draaien zou de ruit opwarmen en het dunne laagje ijzel zou vanzelf verdwijnen. Dat gebeurde niet. (a) kroop uit de auto, haar linkerhand dook in de handtas, en snelde gewapend met de huissleutel over het voetpad. Opnieuw was vuurwerk te horen. Wat huizen verderop zeulde een buurmeisje met een fiets. (a) repte zich naar de keuken en wat later met een halve emmer heet water naar de auto. Toen ze weer aan het stuur zat, had zich opnieuw een laagje ijzel gevormd. Of was het laagje dat er al zat onvoldoende doortastend verwijderd? (a) besloot om niet te wachten op een plenaire zitting over deze kwestie, sprong uit de auto en wreef krachtig met beide handpalmen over de ruit. Dit leek te helpen. Toen (a) wat later met reeds half ontijzelde voorruit naar de brug over het water reed, vielen haar twee dingen op, op straat was helemaal niemand, geen hond, en toch was her en der het vuurwerk te horen. Vlak bij de gevangenis nam ze wat geld uit een bankautomaat. Hoe laat het intussen was, had (a) geweten kunnen hebben als ze op de dashboard-display gekeken had, wat ze niet deed. In een buurt die ze niet kende, hoewel ze ooit op een dag in de Korhoenstraat in de woonkamer gestaan had van iemand die er twee huisjes had, parkeerde ze de auto vlak bij de oprit van de nederzetting. De brede oprit betredend, merkte (a) een jonge vrouw die net een sigaret opgestoken had en bibberend en stampvoetend voor de gesloten deur van de nederzetting stond. Op het gelijkvloers was weliswaar licht, maar (b) was er niet in geslaagd om in dat licht iets aan de praat te krijgen dat op de aanwezigheid van soortgenoten wees. Met (b) gleed de generiek van een film van Eric Rohmer over de nederzetting. (b) spreekt Engels maar is française. Alleen een française had het Engelse idioom zo weten te hanteren dat het toch klinkt alsof ze Queneau dicteerde. Alleen een française zou de grondbeginselen van de taal van Shakespeare en Longfellow op zo'n sympathiek nonchalante manier verminken. Een Portugese jongedame zou de facto beter Engels praten, in elk geval met minder tongval, en een Griekse schoonheid zou het ongetwijfeld ook beter kunnen. (b) was van plan om te wachten tot de keet opende, zei ze. Mais c'est quelle heure, zei (a). (b) haalde het mobieltje boven. Halfelf, zei ze. Ze onderzochten de poort, staarden door de ruiten in het parterre van het enorme gebouw, waar wel licht was maar helemaal niemand te bekennen viel. (a) formuleerde het voorstel om in de auto plaats te nemen, waar het minder koud was, en te rijden tot ze een keet vonden, op dit blijkbaar veel te vroege uur, die toch open was. Het leek beter dan in de kou voor een gesloten deur staan. Ze doken in de auto, reden naar het stationsplein en ontdekten dingen die ze prettig vonden. Zo was het heel erg aangenaam om zonder ander doel dan het vinden van wat voor plek ook door de binnenstad te rijden en over de beginselen van (a) en (b) te kletsen, zonder dat het meer betekende dan de auto en het begin van enkele onschuldige en onbelangrijke bekentenissen. Aan het stationsplein zat alles potdicht. Uiteindelijk belandden ze in een keet met houten tafels, twee meisjes die zich al opgewarmd hadden en erotische muziek. (b) had opeens zin in gin. Ze formuleerde het als een ongemak. Het gesprek kwam op schilderkunst.

maandag 29 december 2014

modern

- En het is modern.
Ze zegt het zonder klemtoon, zoals ze en het is een vis gezegd zou hebben. Hij, de minnaar, zit met z'n rug naar me toe. Zij is een slanke brunette met lange armen, inktvisachtige dreadlocks en een korte froufrou, en een gezicht - nu ik besef dat ik haar wellicht niet eens zou herkennen als we elkaar morgen of overmorgen in nieuwe, andere omstandigheden tegen het lijf liepen - dat de gladde, oblonge vorm leek te hebben van de keitjes die ik op het strand van Griz Nez aangetroffen heb, volmaakt gladde keitjes die ik makkelijk minutenlang tussen m'n vingers heen en weer liet rollen zonder het minste spoor van hoek of rand.
De massieve rug van de jongen zit tussen ons in. Ik heb niet meteen de behoefte om lang naar die massieve rug te zitten kijken. Buiten, in de brijachtige duisternis boven het water, kringt af en toe een uit modder opgeborrelde luchtbel over het zwarte vlak.
'Er is geen schoonheid,' zegt de donkerblauwe sweater, één draderige dreadlock over de smalle rand van het kraagje, 'zonder spanning.' Hij heft een van de glazen die zich tussen hen in op de kleine, vierkante tafel bevinden, brengt het goudgele vocht aan de lippen. Ik heb Old Masters van Thomas Bernhard open op bladzijde 96. yesterday, nothing, lees ik, nothing at all. But because people find respect and esteem too difficult for them they admire, that comes cheaper for them, Reger said. Admiration is easier than respect, admiration is the characteristic of the dimwit, Reger said. Only a dimwit admires, the intelligent person does not admire but respects, esteems, understands, that is it. But respect and esteem and understanding require a mind, and a mind is what people do not have, without a mind and in fact totally mindlessly they travel to the
- Nu, het kan helpen.
Ze zegt het net zo emotieloos als alles wat ze tot nu toe gezegd heeft. Ik keek op van het boek, zat heel even naar de donkere sweater te kijken en beëindig nu toch eerst de zin die ik voor me heb, and in fact totally mindlessly they travel to the pyramids and to the Sicilian columns and to the Persian temples and sprinkle themselves and their dull-wittedness with admiration, he said. Ik kijk op uit het boek. In de gelagzaal zit nog een koppel. Ze zitten naast de trap, zelfs bijna onder de trap, hij exact op die stoel waar ik gisteren over een Blackwell gebogen zat. Ze praten niet. Hij is hongerig, zit met heen en weer wapperende benen voor het lege tafelblad.
'Hij zal niet slagen met die naam, dat lukt niet,' zegt de minnaar. Het in een kei veranderde meisje hangt boven het tafelblad, krabt haar voorhoofd, de dreadlocks.
'Dan kan je maar beter een naam als Roskam hebben,' zegt de minnaar. Zij zegt iets. Het lost op boven het tafelblad. 'Wel, Rocker is een naam,' zegt de minnaar, 'Opel. Opel is een naam.' Hij gaat leunen, steunt het te zware hoofd. Een kelner komt langsdoor, serveert twee borden. Haar mantel gaat uit. De kelner, die snel en zo goed als ongemerkt de trap naar het parterre nam, komt aanstappen met de ketchup. Als hij later 'en was het in orde' vraagt, zal de donkerblauwe sweater 'ja, het was lekker' zeggen. Aan de belendende tafel, onder de trap, hebben ze nu pas wat ze besteld hadden. De jongen leunt. 'Mah-hah-djeuh,' zegt hij. Een ogenblik later slieren de spaghettislierten om vork en lepel. Zelden zag ik iemand met zo'n apetijt. Hij schronkt zonder op te kijken naar de dame die met hem aan tafel zit, draait vork en lepel in de spaghettislierten, kiepert tabasco en peper over de maaltijd, smult aan zo'n tempo dat het niet bij te houden is, met elke hap hangen lange slierten uit z'n mond.
Aan de andere tafel heeft de minnaar net twee niveaus bedacht, wat hij duidelijk probeert te maken door de handpalmen horizontaal boven elkaar te plaatsen.
- Ze zijn alles aan het sparen.
Ze zegt het toonloos. Wat ze met alles bedoelt, zegt ze niet. Alles is veel. 'Dit is volgens mij niet normaal,' zegt ze. Wat een idee.
'Neem een kangoeroe,' zegt de minnaar. 'Als ge daaraan begint, zult ge het wel merken.'
- Ik heb het hen gezegd
zegt ze, toonloos. De stagiaires, de fundamentalisten die ze met zalf in te smeren hadden.
Aan de belendende tafel is alles opgesmikkeld. De jongen steunt het opeens loodzware hoofd op de linkerpols, nu hij kennelijk ook de dame, die zoëven nog met hem aan tafel zat, naar binnen werkte.

zaterdag 27 december 2014

film

Het begint met Wayne's World (2003) van Ryan Trecartin. Geen idee wat ik zit te bekijken. Hou ik geen twee minuten vol. Dan Art & Language with Red Krayola en Nine Cross and Conspicious Errors, een filmpje uit 1976. Claustrofobische setting, undergroundsfeertje. Groepje met twee vocalisten die één microfoon ter beschikking hebben en om beurten twee drie zinnen voorlezen uit wat een pamflet zou kunnen zijn. Ik zap naar Sentimental Punk van Kurt Kren, een draderig filmpje uit 1979, en krijg meteen daarna The Bukowski Tapes Part 1 uit 1985 voorgeschoteld, Barbet Schroeder die Charles Bukowski interviewt, waarvan ik alleen het eerste fragment bekijk. Schroeder die vraagt of Bukowski wat aan natuur heeft, bomen, gras, een park, bos. Begint Bukowski te emmeren, op een manier die door volgelingen en sympathisanten ongetwijfeld als hoogst vermakelijk ingeschat wordt, dattie er geen zak aan heeft. Van een boom gaat z'n pik niet overeind staan. Ik zap en beland bij The Sound We Make Together van Harrell Fletcher, een film uit 2003, dan het iets recentere People Like Us, Variations on Jem Fine's Slowpaper, van Vicki Bennett, en Pensiero unico, opnieuw uit 2003, van Cesare Pietroiusti, waarna Sonic Youth performing George Maciunas "Piano Piece #13 (for Nam June Paik)" volgt, de eerste bijdrage die ik uitkijk. Er is een parallel. Ik ben de hele dag met het aanmaken van doekjes bezig geweest, negen stuks, waarbij ik het met gesso geprepareerd linnen niet alleen aan de zijkant maar ook aan de achterzijde van de frame vastnagelde. Na Sonic Youth volgt Fear of Disclosure: Psycho-Social Implications of HIV Revelation (1989) with Phil Zwickler, van David Wojnarowicz, wat me niet weet te boeien. Ik zap, krijg Meringue Diplomacy van Terri Hanlon voorgeschoteld, wat me evenmin boeit. Wel is er een beeld dat me triggert, na de veel te lange en kitscherige intro: het sneeuwlandschap: iemand stapt door de sneeuw, maakt een spoor: Robert Walser. Spalding Gray en Alive from Off Center, Episode C, de derde episode, die uit 1985, kijk ik uit. Heerlijk. Na Spalding Gray volgt Food, een film uit 1972 van Gordon Matta-Clark.
Een uur later klik ik Ubu opnieuw aan en krijg ik Mothers van Toshio Matsumoto te zien, een kortfilm uit 1967. New York, Parijs, Viëtnam, Afrika. De montage is verbluffend, maar de film heeft misschien ook een iets te belerende teneur, was zonder het gemama een tik meer to the point geweest. Na Mothers van Toshio Matsumoto volgt People Like Us van Vicki Bennett waarvan ik niet nog eens dertig seconden bekijken wil, We, een film van Artavazd Peleshian, wat ik na verloop van tijd voor bekeken hou, en zo nog wat dingen die ik eigenlijk niet bekijken wil.


donderdag 25 december 2014

donderdag 25 december



Tien doekjes. Negen daarvan voor een multiple bedoeld. Acht formaten:

hoogte  breedte
32         27
33         27 x2
34         26
35         25
35         26
35         27 x2
35         28
37         28

Hoog neemt zeven spijkers van het type dat in bepaalde dialecten als kloefnagel bekend staat. Ook breed neemt zeven. Het doek wordt over de zijkanten aangespannen, wat met een kruisvorm begint. Het aanspannen gebeurt met een kleine, elegante nijptang die gewoonlijk voor het opspannen van pianosnaren gebruikt wordt. Het is een karweitje dat niet een twee drie gaat omdat het keurig moet. Het doek hoort bovendien met elke spijker bijna exact dezelfde spankracht te krijgen. Het de ene keer hard, daaropvolgend niet en daarna heel erg hard aanspannen is in principe niet zoals het hoort. Kleine formaten desondanks bieden het voordeel dat het wel heel erg slordig moet lopen voor het fout gaat. Alle hoogtes en breedtes samen neemt elk doek 28 spijkers, spijkers van het type dat in bepaalde dialecten zoals reeds opgemerkt als kloefnagel bekend staat, een woord dat de digitale Van Dale niet herkent. Het komt evenmin voor in de gedrukte versie hoewel ze daar wel het woord kloefletter hebben en met dit lemma doorverwijzen naar blokletter. Op basis hiervan aannemen dat wat in bepaalde, niet naar nader vermelde dialecten als kloefnagel uit de mond spat bij Van Dale als bloknagel bekend staat, ligt zo voor de hand dat verbazing wekt wat op bladzijde 464 van bovenvermelde editie, in het eerste deel van de veertiende, herziene uitgave, onder bloknagel valt:

bloknagel (de (m.)) pen van ijzer of van pokhout, die als spil dient voor een blokschijf

Zou het gebruik van bloknagels vaagweg niet tot de veronderstelling leiden, aangezien niet getwijfeld worden kan aan het tot in alle bijzonderheden correcte van bovenvermelde definitie, dat een in de coulissen van het contemporane discours aanbeland stuk onbenul alsnog toch tot inzicht kwam en van zijn bloknagel een perforatief statement maakte? Nee. Deze overweging is om meerdere redenen ridicuul. Ongetwijfeld heeft ooit iemand het statement bedacht en ook uitgevoerd om tijdens het gloedvolle moment van de vernissage in een poepsjieke galerie elk werk dat onder de uit tal van holen en spleten opgedoken belangstellenden een koper vond net door die koper met een geweer aan flarden te laten schieten.

Zes is het aantal doeken dat zich, wat makkelijk uit de situatie in het atelier af te leiden viel, op de vloer bevindt. Vijf het aantal dat als een trommelvel aangespannen in een jasje van gesso kwam. Van dit aantal bleef vier toen bleek dan een van de doeken niet aan de vereiste voorwaarden voldeed. Drie hiervan stonden tegen elkaar gestapeld en twee hiervan met canvas dat voorbij de zijkant stak. Eén doek voldeed aan het blanco en de rugzijde van het blanco.

Regen jaagt over het erf.

woensdag 24 december 2014

kerst

Most people, on the other hand, are incapable of caricaturing, they observe everything to the bitter end with their terrible seriousness, he said, it never occurs to them to caricature them, he said. You go to an audience of the Pope, he said, and you take the Pope and the audience seriously, moreover for the rest of your life; ridiculous, the history of the papacy is full of nothing but caricatures, he said. Of course, Saint Peter's is great, he said, but it is still ridiculous. Just step into Saint Peter's and free yourself completely of those hundreds and thousands and millions of Catholic lies about history, you do not have to wait long before the whole of Saint Peter's seems ridiculous to you. Go to a private audience and wait for the Pope, even before he arrves he will seem ridiculous to you, and of course he is ridicuous when he enters in his kitschy white pure silk, everything in the Vatican is ridicuous once you have freed yourself of the Catholic lies about history and of the Catholic sentimentality about history, of the Catholic officiousness about world history. Think of it, the Catholic Pope as a shrewd globetrotting puppet, wearing make-up, sitting under his bullet-proof glass dome, surrounded by his make-up-wearing and shrewd super-puppets and under-puppets, how revoltingly ridiculous. Talk to one of our last and still-lamented kings, how ridiculous, talk to one of our blinkered communist leaders, how ridiculous. Go to the New Year's reception of our garrulous Federal President who, with his senile father-of-the-state babbling, makes a hash of everything he talks about, it is ridiculous enough to make you sick.

Dit fragment uit Old Masters van Thomas Bernhard(1) is voorlopig het enige dat ik vond om een van de meest idiote avonden van het jaar op gepaste wijze met een voetnoot te bedenken. Kerstavond was ooit de met kastanjes klaargemaakte kerstkalkoen van Bobonne en de cadeautjes, die na verloop van tijd wat van het aura verloren, na weer een set zakdoeken terwijl we stiekem op een wat meer avontuurlijke ingeving van de oudjes hadden zitten wachten, wat er pas kwam toen ze opeens in de smiezen kregen dat er mot zat in die familiale prefab-catechese en we tegelijk over zoveel zakdoeken en sokken beschikten dat overwinteren op Antartica niet langer onmogelijk bleek. Het werd eigenlijk pas interessant toen de kalkoen opgevreten was en nadat ook het servies van tafel verdween de kaartavond begon, dat waar het ook de oudjes om te doen was omdat ze toch niet meer te zeggen hadden dan wat ze al een miljoen keer gezegd hadden zonder dat het tot wat anders kwam dan het nog eens te zeggen. Manille kwam iedereen beter uit. De mooiste kerstavonden waren die avonden die ik in halfslaap doorbracht, met het andere kleine grut naar bed gestuurd toen de lui die het voor het zeggen hadden het opeens welletjes vonden, en in de kamer in het benedenhuis de stemmen bezig bleven.

(1) Thomas Bernhard, Alte Meister/Old Masters, p. 92-93; Penguin 1989.

zondag 21 december 2014

zondag 21 december

Een stukje vis in twee stukken snijden. Aan het ribstuk knauwen. Het wijnglas optillen, het naar de lippen brengen, het heel even met de lippen aanraken en pas veel later toch een slok nemen. Een bierglas poetsen. Het bierglas tegen het licht houden. Met grote aandacht de volle ronding van het glas bekijken. Besparen? Waarop zou iemand met een villa in Toscane te besparen hebben. Verkwisten bedoelen ze.
Reeds tijdens het verlaten van het heelal stak de meester een sigaret op, keek om naar het sterrenstelsel en de manen van Saturnus. Aan tafel wisten ze dat hij zo achter elke vrouw aanliep. Of de dame lang, dik of dun was, had weinig uitgemaakt. Hij stak een sigaret op, keek naar het heelal, dacht aan The King, ongetwijfeld alleen maar omdat een van de studentes Solomon heette.
Nu u het zegt, merkt een van de tafelgenoten op, het was wel een heel erg speciale man, vind ik. U heeft er les van gehad, vraagt hij beleefd.
Het glas met gepaste snelheid zo hoog tillen dat het exact tot de lippen reikt. Pas toen hij voorbij Saturnus naar de uiterste rand van het sterrenstelsel stapte en achtereenvolgens in alle zakken van wat hij aan had getast had, besefte hij dat de sleutel aan de binnenzijde van de voordeur stak. Met de snelheid waarmee hij door het luchtruim schreed, was hier niet op terug te komen. Van beide stukken die hij geweest was, had hij nu alleen het minst belangrijke, een verkwisting die hem buitensporig voorkwam. Hij keek om naar het heelal, plette de peuk tegen een steenbrok. Aan de snelheid die hij had, was hij ongetwijfeld net op tijd om ongeveer op ooghoogte de derde etude van Frederic Chopin te bestellen. Is uitverkocht, kermde de stem.

zaterdag 20 december 2014

zaterdag 20 december

Pissen, wassen, scheren, hydraterende gezichtscrême aanbrengen, aan reet krabben, tanden poetsen, aankleden, de laptop van slaapkamer - waar ik 's nachts naar Journal d'une fille de chambre van Bunuel heb liggen kijken - naar woonkamer transporteren, anderhalve bladzijde in Old Masters lezen, a Penguin edition, translated from the German by Ewald Osers, page 81 for instance: We had many beautiful, expensive paintings hanging on our walls, he said, but they never looked at them once in all those decades, we had many thousand of books on our shelves but they never read a single one of those books in all those decades, we had a Bösendorfer grand piano standing there but for decades no one had played it. If the lid of the piano had been welded shut they would not have noticed it for decades, he said. My parents had ears but they heard nothing, they had eyes but they saw nothing, they probably had hearts but they felt nothing. Een kop groene thee. De trap naar het benedenhuis. De laptop activeren. Voor het tuinraam plaatsnemen. Hond blaft. Voor de laptop plaatsnemen. In de inbox het trefwoord joris aanbrengen. De plek en het tijdstip noteren. Waarschoot, 11u. Het schoeisel. Zwarte hakken van krokodillenleer. De paarse mantel. Voering mantel gescheurd. De muts. Nadenken over een wat eleganter hoofddeksel. Het openen van de voordeur. Over het zanderige voetpad naar de auto stappen. De auto achterop over het brede voetpad manoeuvreren. De laadruimte openen. Het tillen van dozen. Elke doos bevat negen exemplaren van Careful Dressage, crox-boek nummer 19. Handtas, sleutel, muts. Het huis afsluiten, in de auto plaatsnemen. Twee bochten en drie hoeken verderop: een bakkerij. Een broodje vissalade. Met alles? Met alles. En garnaal. Met alles? Met alles. En één boule de Berlin. Weet u, verklap ik aan het meisje, een boule de Berlin is zo lang geleden dat ik niet eens weet hoe lang geleden. Met slagroom, vraagt ze. Nee, niet met slagroom. Met crême. Een boule de Berlin met crême, zegt ze. Weet u, zeg ik, dat is zo lang geleden dat ik. En ook nog twee croissants. Graag. Dank u. Nog iets? Dit is alles. Dank u wel. Aan het stuur van de auto plaatsnemen. Oef. Twee straten verderop, aan het kruispunt van de Sport- en de Patijntjesstraat, neem ik linksop. Ik neem een broodje uit de zak waarin zich het broodje met garnaal- en het broodje met vissalade bevinden. Welk broodje is het, dat met garnaal- of dat met vissalade? Geen idee. Aan het eerstvolgende kruispunt, waarna ik als gepland langs de watersportbaan naar het kanaal tuf, springt het licht op oranje zodat ik alle tijd heb om de folie van het zorgvuldig ingepakte broodje te verwijderen en een eerste hap te nemen. Garnaal. Dan nog een hap. Opnieuw garnaal. Jammer. Aan het kanaal rij ik net voor een emmergroene camionette de R4 op. Het landschap. De landschappen. Bomen. Op het water ligt een aak. Meeuwen. Voorbij nog een kanaal, waar de autoweg eerst breder en dan opnieuw smaller wordt, neem ik richting Eeklo. Deze weg ken ik op m'n duimpje. Toen ik voor de belastingen werkte en met worst, tomatensoep en bloemkool naar het kantoor van de douane reed, passeerde ik behalve op zaterdag en zondag elke dag voorbij de tussen hagen verstopte krantenwinkel, de Griek aan het kruispunt met replica's van goden en godinnen, wat verderop een bazaar en met elk kruispunt in het landelijk gespin huizen, villa's en nederzettingen die in het gestolde surplace in de niet te benoemen tristesse van het landschap druipen. In Waarschoot zoek ik een plek waar ik de auto laten kan zonder een uur later tegen de reeds als zodanig ingeschatte parkeerboete aan te kijken. Ik betreed de kerk, waar vandaag Michel Van der Borght begraven wordt. Ik neem helemaal achterin de kerk plaats. De dienst zou tien minuten eerder begonnen zijn. Een dameskoortje treedt aan. De liturgische verplichting is dermate geflipt dat ik na verloop van tijd om me heen begin te kijken. Op gegeven ogenblik gaat opeens iedereen overeind staan. Ik blijf zitten, heb van nature geen zin om aan de liturgische verplichting deel te nemen. Ik ben er alleen voor Michel Van der Borght, voor Monique, voor Joris en Nancy, niet om als een mekkerende geit aan de liturgische verplichting deel te nemen. Na de offerande, of hoe ze het ook noemen, komt Hugo naast me zitten. Aan het eind van de dienst spreken enkele van de nabestaanden de overledene toe. Met vochtige stem vertelt Monique dat ze veel reisden en dat de laatste reis die ze samen deden hen naar het bloemeneiland had gebracht. Lena herinnert zich een zwempartij. Joris neemt het woord. Hij herinnert zich hoe Michel en hij met een zelfgemaakte hengel op zee gingen vissen, de oldtimer die hij van z'n vader cadeau kreeg, dat Michel hem geleerd had hoe hij beton gieten moest, de hut die ze bouwden. I am strongely against it, antwoordde Woody Allen, toen ze hem vroegen wat hij van de dood vond. Persoonlijk vind ik zo'n liturgische begrafenis volstrekt overbodig. Vissen, giraffen en olifanten sterven zonder. Van de overledene hoort met jolijt en grote vreugde afscheid genomen te worden.
Na de ceremonie stond ik gedurende enige tijd naar het overblijfsel van de oude kerk te kijken.

donderdag 18 december 2014

donderdag 18 december

Het begint op verzoek van grote teen die een kriebeling voelt. Ik heb het trage idee dat ik weet of niet weet wat grote teen met die prikkel bedoelt.
Ik kruip uit bed. Buiten is het luide, rommelige geluid van een betonmolen. Ik stommel door een smalle, naakte ruimte, hoog in het trappenhuis toont een raam het licht van de trage ochtend, beland in de badkamer, open het licht en de badwaterkraan. Na dit verre van luidruchtige verzoek sta ik naakt in de kleine badkamer, monster het spiegelbeeld, het blote torso, het sympathieke gezicht, ik krab aan m'n reet, voel een prikkel net onder het schouderblad ter linkerzijde, waarna ik om een volstrekt onbeduidende reden zo hard aan m'n reet krab dat ik in Kaboel beland. Laten we niet moeilijk doen. In Kaboel geen lekkere meiden. Dat is er om wat voor reden ook verboden. Jammer. Zou de Islam reeds in aanvang vergeten zijn hoe het met de bilspleet moet? Dat je je van tijd tot tijd ontlasten moet. Dat zelfs de godgeleerde van tijd tot tijd naar achter moet en dat de tijd die ons rest niet verspild hoort te worden aan dat het niet mag. Alles mag. Ik staar naar het grappige spiegelbeeld, scheer me, buiten is een grappige buitenwereld met lijken aan naakte boomtakken.

woensdag 17 december 2014

woensdag 17 december

De dag staat in het teken van de boekpresentatie van Careful Dressage, crox-boek nr 19, een werk van Dirk Zoete.
Tijdens de boekvoorstelling, in de bibliotheek van Muziekcentrum de Bijloke, verspreek ik me niet, aan het talrijk opgekomen publiek geef ik mee dat crox-boek nr 19, dat van Dirk Zoete, wellicht het laatste crox-boek is. Min zeven komma vijf verspilt de huidige en bij voorkeur zeer voorlopige negering aan activiteiten zonder publieke inhoud whatever.
Ik breng de Vrienden van het crox-boek te berde. 's Ochtends vroeg was ik onder vreselijke omstandigheden wakker geworden. Trucks reden piepend, kermend en remmend over een belendend terrein. Godverdomme. Ik schrok wakker, keek op het klokje. Halfzeven. Ik draaide me in het donsdeken, probeerde de herrie niet te horen maar dat lukte niet.



Ik rij naar croxhapox waarbij ik de ring vermijd omdat daar tegenwoordig ellenlange files staan. Die files hoeven er niet te staan, er zijn veel teveel auto's natuurlijk, maar de files zijn toch vooral een probleem met de instantie die over de verkeerslichten beschikt. Niet goed afgesteld of misschien zelfs kwaadwillig zo afgesteld dat er vanzelf files ontstaan. Ik heb geen idee hoe ze het doen, rij de Bijlokesite op, parkeer vlak voor de ingang van het Muziekcentrum. Ook Dirk was later dan hij verwacht had.
We nemen een foto.




dinsdag 16 december 2014

dinsdag 16 december

Des ochtends gewekt door het gebrul van een rijdende betonmolen, draai ik me in het donsdeken en zie de schaduw van een vertrouwde schim, op naaldhakken en kortgerokt stapt ze ver voor me uit over het voetpad in een onbekende stad. Toen we het samen hadden, droeg ze boots en strakke jeans en sprak ze duidelijke taal, naakt in de kamer waar ik met het minder duidelijke lichaam van een vel papier bezig was. Haar gedrag verbaast me, nu ze op naaldhakken en met blote dijen voor me uit stapt aan een verre rand van het wegdek en ik tot niet meer in staat blijk dan mijn meest voor de hand liggende identiteit, de schaduw van het keitje.
Het geraas van de vrachtwagen maakt me wakker. Vlijtig ochtendlicht danst in de kamer op het eerste. Ik vervloek het geraas, draai me om, wentel me in de doffe duisternis van het donsdeken en in de donkere schacht van het reeds vergeten moment staat ze opnieuw aan de andere kant van de weg, neemt opnieuw een andere weg. Ik ren over het voetpad. Ik ontwikkel een ontzaglijke snelheid. Ik ren, het is prachtig. Geen schaduw bleef van wat ze deed. Ik staar naar het voetpad en zie opeens alleen het voetpad. In het ochtendlicht zie ik de muren van de kamer. Ik kruip naar het begin.

drek

Epidemiërende erwt met eerlijkheidstekort, feitelijk onbekwaam, epiflaneert ontadeld met everzwijnse eikeldunk in ersatzpolitieke emmerklucht.
Een vet varken, een lompe boer, een vuilniszak in maatpak en dat is van wat het pinakel? Van vuiligheid, van windbuilspraak, van gore schetenlaterij.
Een is 't er of zijn 't er twee, of drie of vier, sinister aan elkaar gewaagd. Vuilniszakken in hypocriet maatpak, catastrofaal ongelikt. Strontlikkerij, politiek geruk, publieke coprofagie,
in het journaal natuurlijk, waar het serveren van de buitenproportionele, goddelijke hoeveelheid drek een oude driemaat plakt.

donderdag 11 december 2014

camino

Net voor de zomer vertrok Henk naar Compostella. Geschrokken van het gure weer, nu hij sinds ruim een maand weer in Gent vertoeft, wijdt hij uit over de camino. Ik vraag of hij iets uit Compostella weggehaald heeft, een spoorwegbrug, het lege sigarenkistje dat hij in een kamer aangetroffen had kunnen hebben, het twijgje van een berk, een zandkorrel, de lege schelp, een foto aan het strand, de zich tot ze hem ontmoette aan jezus toegewijde dochter van een kleine crimineel of een papiertje of een kei wat hij aan de rand van de weg gevonden had kunnen hebben. Nee. Wel heeft hij geen kei toegevoegd aan de berg met keien, waar lui die op Compostella stappen sinds begin jaren zeventig van vorige eeuw maar wat graag wat achterlaten, een puinhoop die zich overigens vlak bij een departementale weg bevindt en waar voorts helemaal niets te beleven is. Dat het ritueel van de route naar Compostella reeds in zestiende aan belang inboette, is bekend. In Soulac, op een van de alternatieve routes, hadden ze in de veertiende eeuw een kathedraal die eind achttiende eeuw in een ruïne veranderd was. Het is Franco, vertelt Henk, die de route zo belangrijk leek te vinden dat hij er een staatszaak van maakte. De route is pas weer op gang gekomen toen Franco er zich eind jaren zestig mee bemoeide. Tegenwoordig is het een volksverhuizing.
Van Gent naar Puy-en-Velay ging het aan een slankengangetje. Vaak deed hij niet meer dan 15 kilometer. Hij had ook uit te zoeken waar hij overnachten kon omdat dat in Frankrijk, waar de camino La route Saint-Jacques genoemd wordt, niet voor de hand ligt. Alleen in Spanje is de camino zo rigoureus uitgebouwd dat je er na elke vijf kilometer een herberg hebt. Tot Puy-en-Velay, toen hij dagelijks 25 kilometer deed, had hij hoogstens drie vier andere trekkers ontmoet. Dat veranderde in Puy-en-Velay. Na Puy-en-Velay bleek hij zich in een dorp te bevinden dat elke dag weer wat meer zuidwaarts schoof. Hij kwam steeds vaker lui tegen die hij een dag of twee dagen eerder ontmoet had. Na verloop van tijd, voorbij de grens met Spanje, ontmoette hij mensen die wisten wie hij was omdat andere wandelaars het over hem hadden gehad. In het zich van plek naar plek verplaatsende stadje was hij berucht geworden omdat hij er flink tegenaan ging. Hij deed meer kilometers dan wie ook. Binnen het richting Compostella schuivende stadje was er een reikwijdte van twee dagen. Binnen de reikwijdte van die twee dagen kon je elke dag een van de stappers ontmoeten die je enkele dagen eerder ontmoet had. Binnen de permanente volksverhuizing kwamen zo aparte units tot stand, lui met wie hij bevriend raakte, anderen met wie hij dagenlang optrok. Zodra hij zich op Spaans grondgebied bevond schoot het op trouwens. De route naar Compostella is er berekend op oudjes en rolstoelpatiënten. Vaak stapte hij aan de rand van een autosnelweg. Auto's schoten over het wegdek.
In Compostella nam hij de trein terug.

woensdag 10 december 2014

woensdag 10 december

In een of andere krant lees ik dat ik Orlando van Virginia Woolf gelezen zou moeten hebben. Ik lees dat het haar meest toegankelijke boek zou zijn, dat het epos 300 jaar neemt en dat het mannelijke hoofdpersonage, Orlando, ergens halverwege die 300 jaar in een vrouw verandert. Apart from the Diary, waarvan ik sinds eind jaren tachtig het vierde en vijfde deel bezit, in Penguin edities die midden jaren tachtig uitgegeven werden, heb ik nog een aantal boeken van Woolf en slechts in drie daarvan heb ik gelezen, The Waves, Between the Acts en Books and Portraits. The Diary Volume III heeft een stempel op de achterzijde van de titelpagina: AFGEVOERD. Het volume heeft deel uitgemaakt van de Gentse Stedelijke Openbare Bibliotheek die eind 1996 een omvangrijk assortiment van de hand deed wat Broadbent, die toen al of niet toevallig in Gent was, niet ontgaan was. De stempel van de stadsbibliotheek is bleek gezet en werd drie keer van een notitie voorzien: Enge 851.6 WOOL (bovenaan), 134849-3 (ter rechterzijde) en 83/9918/H (onderaan), wat gezien de publicatiedatum van het boek wellicht de vroegste verwijzing is naar de classificatie waar het boek tot 1996 deel van uitmaakte. Mrs. Dalloway, a Triad GraftonBooks editie uit 1976, Reprinted nine times, open ik voor het eerst. Ik lees de eerste zin: Mrs Dalloway said she would buy the flowers herself. Uit het gele vignet op de achterzijde, waar rood op geel de mededeling unverb. Preisempfehlung staat, valt af te leiden dat ik het boek in Duitsland gekocht moet hebben. Orlando heb ik niet en van veel boeken die in mijn bibliotheek ingekwartierd werden en er gerieflijk en kameraadschappelijk acht verdiepingen hoog naast elkaar staan, weet ik dat ik er geen woord van las, hoogstens de eerste, soms de laatste zin, soms een halve bladzijde, 70 bladzijden als het meeviel.
Coriolanus bijvoorbeeld, van William Shakespeare, een uitgave van de Bezige Bij uit 1960 met Ko van Dijk op de cover, als Coriolanus, de vertaling is van Bert Voeten:

               EERSTE BEDRIJF

       Eerste Toneel. Rome. Een straat.

/Een troep opstandige burgers op met stokken, knuppels en andere wapens/


               EERSTE BURGER
Voor we verder gaan, mannen, luister naar me.

               ALLEN
Spreek, spreek!

               EERSTE BURGER
Zijn jullie allemaal vastbesloten liever te sneuvelen dan te verhongeren?

               ALLEN
Vastbesloten!

               EERSTE BURGER
Jullie weet 't: Caius Martius is de voornaamste vijand van het volk.

               ALLEN
Weten we, weten we!

               EERSTE BURGER
We slaan 'm dood, dan kunnen we zelf zeggen wat 't graan mot kosten. Akkoord?

               ALLEN
Niet meer over kletsen; doen. Kom mee, kom!

               TWEEDE BURGER
Een enkel woord nog, goede burgers...

               EERSTE BURGER
Slechte burgers vinden ze ons; de goeie, dat zijn de patriciërs. Als de grote heren alleen maar afschoven wat zij niet meer op kunnen - zolang 't nog eetbaar is! - zouden wij al gered zijn en blij toe; maar zelfs dàt zijn we hun niet waard. Ze motten onze ellende zien, ze motten zien hoe wij kreperen, om precies te weten hoe warm zij er bij zitten; onze nood is hun winst. Laten we er op los gaan met onze knuppels voor we zo mager zijn als latten; en de goden weten dat ik dit niet zeg uit dorst naar wraak, maar uit honger naar brood.

               TWEEDE BURGER
Waarom ben je zo gebeten op Caius Martius?

               EERSTE BURGER
Hij mot er 't eerst aan; hij blaft het hardst tegen de gewone man.

               TWEEDE BURGER
Ben je vergeten wat voor diensten hij zijn land bewezen heeft?

               EERSTE BURGER
Waarachtig niet, en wij zouden 'm daar graag voor bedanken; maar hij heeft onze dank niet nodig, hij stikt al in z'n eigen trots.

Ik sla het boek dicht, veer overeind en stap naar de bibliotheek, berg het op exact daar waar ik het aangetroffen had. Shakespeare. Zeg ik dit opgelucht of met een zucht omdat sinds de bard het schreef geen eind kwam aan de hondse klucht? Om te weten hoe het afloopt met die Caius Martius, heb ik Coriolanus niet eens uit te lezen. Demagogen en schurken weten het volk makkelijk met hun glibberige krompraat te strikken, niet omdat ze buitengewoon intelligent zouden zijn, maar omdat het volk een samenraapsel van achterlijke nietsnutten is, net zo schraperig en inhalig als de schurken en demagogen die ze eerst bejubelen en later, als het goud de pot niet spekt, uitspuwen als pekschuim.
Sinds het Pleioceen zijn er op wat verlichte en lichtzinnige geesten na, dag aan dag op die ene hand te tellen, geen lui geweest die iets zinnigs deden met de macht die ze opeens hadden, net zo vaak omdat ze voor ze de macht grepen en de hongerige idiotie van het plebs aanzwengelden tot holle razernij toch al niets te vertellen hadden.
Van een verlicht heerser hebben we aan te nemen dat hij niet over het volk heerst om daar zelf beter van te worden. Hij woont niet in een villa of een paleis maar in een hut ergens in een buitenwijk. Zijn belangrijkste activiteit is geestelijke reinheid, zijn belangrijkste kwaliteit om beslissingen te nemen die het geheel aanbelangen zonder ook maar één detail over het hoofd te zien van wat binnen dat geheel belangrijk is. Hij is despotisch, wordt althans in blaadjes die bij voorkeur de holle retoriek van het rechtse discours bejubelen als zodanig benoemd, vooral sinds hij termen als inflatie en indexsprong naar de prullenmand verwees.

In de auto is er alleen het landschap. Wat in de kwaliteitskrant een ogenblik eerder zwart op wit stond alsof het bewezen was, glijdt van me af. In de prullenmand van het landschap rij ik zuidwaarts.

dinsdag 9 december 2014

porselein

Ik was met de auto bezig, die ik op de oprit van huisnummer 174 geplaatst had, de buren van huisnummer 174 hadden gezegd dat ik dat maar moest doen telkens het om wat voor reden ook nodig was,
ik was met een stofzuiger bezig, ging met een natte vod over de onderdelen van de cockpit, toen ik opeens
ter hoogte van huisnummer 178 het porselein opmerkte, een ronde vorm op het raamkozijn van huisnummer 178,
waar het gordijn over een afstand van hoogstens vijftig centimeter opzij geschoven was.
Het bleek om een replica van het hoofd van de dame die op huisnummer 178 woont te gaan. Het hoofd stak net boven het raamkozijn uit.
Om een of andere reden had het een bril.

maandag 8 december 2014

based painting

Based Painting & Guglielmo Achille Cavellini 1914-2014. Het door Sjoerd Paridaen samengestelde Cavellini-project is in de videoruimte, waar Sjoerd een selectie samenbracht van archiefstukken.


Boven: Elke Van Kerckvoorde. Onder: Julien Meert.



Boven: Manor Grunewald en Dieter Durinck. Onder: Guglielmo Achille Cavellini 1914-2014.



Boven (videoruimte): Guglielmo Achille Cavellini. Onder (zaal achterin): Pica Pica en Elke Van Kerckvoorde.



Boven: Cavaillon van Tim Onderbeke. Onder: Wim De Pauw.


Onder: de bar en het in rood licht badende keukentje achterin. Centraal de drankkaart, boven de drankkaart een door Mahdih aangebrachte graffiti, in het Perzisch zou er 'koud bier' staan, onder de drankkaart de posters van Noetics en Verf Na Van Eyck. Rechts de brainbox-neonsculptuur, een werk van Joris Van der Borght, en de poster van Based Painting, een werk van Dieter Durinck en Elke Van Kerckvoorde. Voorin links een hoek van het barmeubel.


zondag 7 december 2014

een reconstructie (vervolg)

(31) le sud

Ik stap uit de auto. Ik, dat wil zeggen zestig kilo botten en vlees en vijfentwintig kilo rugzak. Ik ben, dat is geloof ik het minste wat ik nu over dat moment zeggen kan, opgelucht, uitgewaaid, dooreengeschud, na vier uur adrenaline in een puinhoop veranderd, en had de heiligen van de dorpjes waar de Mehari als een schicht passeerde onverwijld op m'n blote knieën bedankt als ik gelovig geweest was tenminste. Tweehonderdvijftig kilometer aan een gemiddelde snelheid van 120 km per uur gaat in de kleren zitten.(1) Ik bedank de gastheer voor de fortuinlijke rit. Het is ook allemaal best onwaarschijnlijk, amper een ogenblik eerder stond ik ter hoogte van Figeac aan een kruispunt, ergens in het Centraal Massief, zonder ander perspectief dan een lamme dag aan de intussen sinds maanden vertrouwde wegrand. Opgelucht stap ik uit het autootje, snuif het parfum van de Meditterane zee die in de straten van Montpellier hangt.(2) Ik gord de rugzak om, wuif naar de bestuurder van de Mehari, besef dat ik met wat geluk tegen de avond aan misschien in Aix-en-Provence ben.(3) Het geïndustrialiseerde landschap is een tegenvaller. Ik bevind me niet in het landschap natuurlijk maar aan de rand van een belangrijke weg, die naar Nîmes, met mercantiele nederzettingen aan beide randen van het wegdek. Een dubbelzinnig, onfatsoenlijk landschap, weinig meer dan een variant op de lintbebouwing die ze in het noorden hebben.(4) Misschien had ik van het landschap de brandende verf van Van Gogh verwacht, de romantiek van een landschap zonder het industriële sadomasochisme, maar daar is helaas helemaal niets van. Het terrein is zo desolaat dat ik me blindelings over Nîmes naar Avignon spoed.(5) Ik beland niet in Avignon maar in Aix-en-Provence, waar Solange woont die gezegd had dat ik wanneer ik maar wou bij haar langskomen kon. Het is laat op de avond. Het duistert al. Ik stap naar de noordelijke rand van Aix, voorbij een spoorweg en het goederenstation, beland in een buitenkwartier, een auto komt naar de wegrand, aan het stuur een homosexueel die me uitnodigt om met hem mee te rijden. In Griekenland had hij sex met jongens gehad. Je kan toch net zo goed alles geprobeerd hebben, probeert hij. Ik leg hem uit dat ik een afspraak heb met iemand die aan de noordelijke rand van Aix woont. Vervelend, maar zo is het wel. We rijden. Het baantje gaat in publieke duisternis en de persoon aan het stuur lijkt niet meteen van plan om er het bijltje bij neer te gooien, tot hij opeens toch afremt en me er uitgooit. Ik krabbel overeind, stap naar een resto. Daar kunnen ze me niet helpen. Iemand neemt me mee terug richting Aix. Net voor we de rand van Aix bereiken, stap ik uit de auto. Hier, ergens aan die noordelijk rand, woont Solange. Ik stap over het asfalt van een wegje tussen bosjes en struiken. In het donker is geen reet te zien. Er is het gesnater van eenden en een meertje. Besluiteloos stap ik over het asfalt. Links van de weg is een kuil. Ik stap over de wegrand in de kuil, open de rugzak. Misschien bevind ik me in een gracht maar dat weet ik niet. Ik schuif in de slaapzak, lig naar het bladerdak te kijken. Het donkere plekje bevalt me. Niet zo heel erg veel later komt een auto langszij die tot stilstand komt vlak bij de plek waar ik lig. Iemand stapt uit de auto, opent een hek. Er zijn geen stemmen, alleen het geluid van een auto die voorbij het hek over nog een weg rijdt. Ook aan de andere zijde van het duister is een weg en ik heb het naar m'n zin, in het duister aan de wegrand. Ik slaap al, of bijna, en adders zijn er niet.

(1) Via de weg, lees ik op nl.afstand.org, bedraagt de afstand van Figeac naar Montpellier 239 kilometer. De reistijd wordt geschat op 2 uur 54 min. De route gaat idealiter over Rodez en Millau. Jaren later reed ik in één dag van Madrid naar Parijs. In een Porsche? Nee. Goeie vraag. Nee, niet in een Porsche. Aan het stuur van een Renault. Jaartal: 2009. Dag: 1 januari. Wat anders heeft een mens te doen op zo'n eerste dag van het jaar. Tussen Madrid en Barcelona is er bovendien een verrukkelijk traject. De afstand tot Parijs bedroeg 1742 kilometer. Ik strandde 140km ten zuiden van Parijs, net voorbij de Morvan, op een van die plekken waar Julio Cortazar en Carol Dunlop tijdens de vroege zomer van 1982 gewoond hadden, aan de andere oever van de autoweg. Het sneeuwde. Na veertien uur aan een stuk door over de autoweg gebold te hebben, aan een gemiddelde snelheid van 120 kilometer per uur, was de energie om naar Parijs door te stomen op. 1600 kilometer, het kroop in de kleren. 1600 is van Gent naar Berlijn en meteen dezelfde dag terug naar Gent, wat exact genomen op 1556 kilometer komt. Gent-Krakau biedt 1300, Gent-Minsk 1800 kilometer. Ik herinner me niet waarom ik het deed. Ik heb wel vaker voor de grap opgemerkt dat ik zo op een diefje naar Vladivostok rijd, niet meer dan 11.600km ten slotte, en dat ik daar niet eens een week voor nodig heb. In 1974, vier jaar voor de reis naar Parijs, deed ik 350km op een aftandse fiets, voor een meisje. Dezelfde inspanning had me in één dag van Torhout naar Fontainebleau gebracht kunnen hebben. Afstand is relatief. De afstand tussen elk denkbaar gegeven x en elk ander denkbaar gegeven y is sinds prehistorische tijden min of meer dezelfde. Eén afstand is niet bij te benen: de tijd die het nam. De afstand tussen x en y is altijd min of meer hetzelfde. De tijd, laten we dit element z noemen, is nooit of zelden hetzelfde. Twee vluchten van Zaventem naar Berlijn bieden min of meer gelijke coëfficiënten, de afstand is identiek, de tijdsduur navenant, maar kunnen om meerdere redenen niet op dezelfde manier herinnerd worden, bieden om meerdere redenen niet dezelfde gegevens, bieden wel dezelfde afstand, niet dezelfde tijd, niet dezelfde invulling van afstand en tijd. Het element tijd heeft alle gegevens zo nadrukkelijk bepaald, dat de rit van Figeac naar Montpellier zelfs één jaar na die eerste rit van Figeac naar Montpellier, in een witte Citroën Mehari, een andere afstand biedt, ook als exact hetzelfde parcours gevolgd wordt. Zelfs met exact dezelfde linkse intellectueel aan het stuur van de Citroën Mehari had het een andere afstand opgeleverd.
(2) Recent cartografisch onderzoek /met leesbril over de guide Michelin gebogen zittend, snuffel ik aan alle herkenbare of min of meer herkenbare gegevens die ik op bladzijde 302 en bladzijde 303 aantref, een streek, globaal genomen, die als Herault bekend staat/ geeft aan (suggereert) dat ik niet in Montpellier uit de Mehari stap, om de verre van overtollige reden dat de bestuurder van de Mehari weet dat zijn reisdoel niet met het mijne samenvalt: hij rijdt naar Montpellier, zuidelijk, vlak bij la Golfe d'Aigues-Mortes, waar het resort van La Grande-Motte nog gebouwd moet worden, het verzoek van Brassens is bekend maar in 1977 is hij om een andere reden in Sète, en aan Cap d'Agde is het naaktstrand nog lang niet wat het later werd - ik wil naar Aix. Ter hoogte van Alès is een route naar Nîmes. Ook in het meer zuidelijk gelegen Ganges is een route naar Nîmes. Ook in het nog zuidelijker gelegen Montpellier is een route naar Nîmes. Montpellier is geen omweg, de route biedt meer mogelijkheden dan beide andere opties.
(3) In 1986, negen jaar later, ben ik opnieuw in Aix-en-Provence, een ander Aix-en-Provence, ik stap naar Le Mont Saint-Victoire, de berg van Cézanne, nadat ik in Toledo voor een van de werken van El Greco stond. Ik ben er berooid aan toe, heb geen geld bij, overnacht in het struikgewas op een rondpunt.
(4) Wat me bij de eerste aanblik heel erg tegenviel: de uitwerpselen van mercantiele logica. Aan alle invals- en uitvalswegen stonden industriële nederzettingen die het landschap zo bepaalden dat het nietig en te verwaarlozen leek. Wat wie ook van het zuiden verwacht kon hebben, was verwoest. Met elke nieuwe rondgang in het zuiden was de verwoesting nog brutaler. De verwoesting promootte zichzelf. Aan de wegrand trof ik een bedrijfje dat graafmachines sleet, op een andere plek iemand die het in zijn hoofd had gehaald om replica's van nimfen en saters te maken, een bandencentrale, een Citroën garage met de nieuwste edities, een vleesverwerkingsbedrijf, uit de hand gelopen hobby's die zich het karakter van nijverheid aangemeten hadden. Deze bedrijven bevonden zich uiteraard bij voorkeur vlak bij de departementale weg. Voor elk van deze bedrijven waren hectaren landschap gesloopt. Met elke nieuwe rondgang stelde ik nog grotere vernietiging vast. Het industriële vermaak, wat op de meest afgelegen plekken in de Stille Oceaan alles met de grond gelijk gemaakt had, met graafmachines die naar erts en geld dolven, had ook het zuidelijke bekken van Frankrijk aangetast. Tegenwoordig vind ik het een onaangename streek waar je tussen het pluimriet door de hele tijd door tegen woeker en brutaliteit aankijkt.
(5) Woeker en industrie hebben het zuiden van Frankrijk kapot gemaakt. Het was al kapot toen ik in 1977 voor het eerst in de buurt van Nîmes aan de rand van een autoweg stond en reikhalzend keek naar de auto's die langszij kwamen, wat me toen ik me later een van die momenten aan de wegrand herinnerde aan het begin van La voie lactée van Bunuel denken deed, net zo exact als in de film van Bunuel, met dat verschil dat de Franse wegen tien jaar na de film van Bunuel aan de woeker van industrie en kleinhandel ten prooi gevallen waren, van de vele plekken die er eind jaren zestig nog wel geweest waren bleef eind jaren zeventig amper iets en nog eens zoveel jaren later niets. Industrie en kleinhandel had het territorium ingepalmd. Aan een onschuldig ogende plek stond de mededeling: bouwgrond. Aan de buitenrand van pittoreske stadjes rees het desembeton rechthoekig van een commerciële negorij die zich overal in Frankrijk, niet alleen in Frankrijk natuurlijk, aan de buitenrand van al of niet pittoreske plekken vestigde. Met het beton werd na verloop van tijd als noodzakelijk gezien om uit te zoeken wat van het pittoreske gebleven was. In Torhout, waar ik vandaan kom, hebben ze nu nog, aan de weg naar Oostende, een estaminet, het enige oude bouwsel in een woeker van glas en beton en overbodige bedrijvigheden.

based painting

Based Painting. Samenstelling en coördinatie: Dieter Durinck & Vincent de Roder. Iemand vroeg zich af waar based voor stond. Niet voor basic natuurlijk, wat op honderdeneen manieren ingevuld zou kunnen worden. Based staat voor wat doorgaans fundamentele schilderkunst genoemd wordt.


Boven: diptiek van Jeremie Callens. Goud, zilver. Het doek van goud hoorde met water bewerkt en hersteld te worden toen bleek dat het tijdens het transport los was komen te hangen.
Onder: Vincent de Roder.



Boven: Dieter Durinck.
Onder: Pica Pica, een Luiks trio dat naar verluidt vaker samenwerkte met Alice, een Brusselse expo-ruimte.
Based Painting heeft ook nog recent werk van Manor Grunewald, Elke Van Kerckvoorde, Tim Onderbeke, Wim De Pauw en Simon Laureyns.


vrijdag 5 december 2014

6 december

Nadat onbekenden over het meesterwerk heen gelopen waren, sprak een schoonheidsspecialiste vernietigende woorden over wat zij een frauduleus en hersenloos gemors met verf noemde, wat het werk evenmin beschadigde.

Quaroni spreekt over de paarden van de koning, de honden, de Afghaanse bergen, de Altaj, de woestijnen, de eindeloze steppen, zoals de Goncourts spraken over hun Chinese porselein. Hij spreekt met een glimlach, zoals zijn gewoonte is, nu en dan pauzerend om het effect van zijn woorden op de ander te wegen: en omdat ik onverstoorbaar kan zijn, als ik dingen hoor die me fascineren, denk ik aan het effect van mijn onverstoorbaarheid op hem.*

Hoor eens, zegt iemand, laten we voor de verandering eens van deze premisse uitgaan: kapitaal is een misdaad. Niemand hoort zoveel geld te hebben dat hij niet zou weten wat hij er mee aan te vangen heeft en omdat hij niets zinnigers weet te bedenken een paleis bouwt en de woestijn van zijn verbeelding met buitenissige frivoliteit bemeubelt. Het antwoord hierop, dat het uitsluiten van de mogelijkheid om buitenissig veel geld te verdienen demotiverend werkt, wat het communisme aangetoond zou hebben**, is neoliberale onzin, vervolgt de ander, werken hoor je alleen te doen als je het graag doet. Tegen je zin en bijna zonder toewijding de godganse dag aan een schilderij werken omdat je weet dat het maken van enkele van die schilderijen, bij voorkeur van zo'n formaat dat ze in geen kamer aan de muur zouden kunnen hangen, je zoveel poen opbrengt dat je niet één maar twee en met die poen na verloop van tijd wellicht nog een kasteel zal kunnen kopen, is een onzinnig uitgangspunt. Kakken doe je omdat het moet, schilderen, werken en zingen, het waarnemen van geuren en het eten van koek met chocoladevulling alleen omdat je het graag doet. Zich onthouden van overbodig werk is meer aangewezen dan werken in het zweet des aanschijns om slechts tot nog grotere overbodigheid te komen. Niets doen hoort van jongs af aangeleerd te worden. Werken is alleen zinvol als het niets brengt wat overbodig is.

Het is een zaterdag en op zaterdag stroomt de binnenstad vol.*** Ook in Paard van Troje verdringen zich drommen kooplustigen. Ik schaf me de meest recente Kundera aan, Het feest der onbeduidendheid, stap naar een terrasje in de Volderstraat waar ik de panaché enkel**** bestel en een lait Russe*****, sla Het feest der onbeduidendheid open, op de achterflap staat: Kundera zingt aanstekelijk de lof van het goede humeur, ook nog: Op weergaloze wijze roept Kundera ons in dit boek op "het feest der onbeduidendheid" te vieren, wat met Alain peinst over de navel begint:

als een man (of een historische periode) het middelpunt van de vrouwelijke verleiding in de benen ziet, hoe moet je de eigenheid van die erotische trend dan beschrijven en definiëren? Hij improviseerde een antwoord: de lengte van de benen is het metaforische beeld van de lange, fascinerende weg naar de erotische vervulling (vandaar ook dat de benen lang moeten zijn); inderdaad, dacht Alain, geeft de lengte van de benen de vrouw zelfs midden in de geslachtsdaad de romantische betovering van het ontoegankelijke******

billen bruutheid; vrolijkheid; de kortste weg naar het doel; een doel dat dubbel en daarom extra opwindend is

borsten heiligverklaring van de vrouw; de maagd Maria die Jezus voedt; het mannelijke geslacht dat neerknielt voor de nobele missie van het vrouwelijke geslacht

navel******* Met uitzicht op de kerstboommarkt fiets ik diagonaal over de tramsporen. Heel even kijk ik rechtsop waar zover het oog reikt alleen kerstbomen te zien zijn. Wat later, op het buitenterras, waar de hele tijd door uit beide richtingen mensen voorbij stappen, kijk ik naar een willekeurig aantal hoofddeksels, wat nooit meer gegevens biedt dan het vluchtige van de plotse waarneming, het schoeisel, de kleuren van wat door elkaar heen over het voetpad stapt. Houdingen. Nonchalant, lamme pinguïn, gehaast, doodop, doelgericht, alle tijd hebbend, de veel te korte benen voor zich uit schoppend, een tik voorovergebogen alsof niet alleen het tijdstip op de nekwervel drukt, het is vroege avond, hier voor het eerst passerend (rugzak, stadsplan), zich strak van gegeven plek x naar gegeven plek x begevend in de opeens trager wordende stroom van passanten waar een kluit van dicht bijeenstaande dagjesmensen als een troep lamme pinguïns naar de gevel van het universiteitsgebouw staart terwijl aan de overzijde van het wegdek iemand wankel doch waardig achter de auto's doorstapt. Afgemeten, ingeduffeld, parmantig, vermoeid, elegant. De verschijningen zijn talloos. Een spichtig mannetje daast op een diefje door de uit twee richtingen naast elkaar heen stappende mensen. De papieren handtas schokt heen en weer. Op de schouders van papa zittend valt het mee.

*Curzio Malaparte, Dagboek van een vreemdeling in Parijs, blz. 15; Arbeiderspers 2014.
**Het zogeheten communisme heeft hoogstens aangetoond dat werken om te werken zinloos is. Als werk betekent dat je werkt om een ander te verrijken, zonder dat je zou weten te genieten van de handelingen die je verricht, heeft je bestaan niet eens de voorwaarden en de balans die ontlasting biedt. Het recht om niet te hoeven werken, is een mensenrecht.
***Die zaterdag waarop aan Sint-Jacobs afscheid van Luc De Vos genomen werd.
****Boekweitpannekoek met kaas en ei.
*****In Minsk hebben ze een koffie, waar de lait Russe zoals ze het hier kennen van afgeleid is, waarbij niet net niet kokend water maar tot koken gebrachte verse koeienmelk door de koffiefilter gegoten wordt. Om te voorkomen dat de melk overkookt, voegen ze een geut water aan de melk toe.
******Milan Kundera, Het feest der onbeduidendheid, blz. 9; Ambo 2014.
*******Op. cit. blz. 10.

donderdag 4 december 2014

rood

Kaarsvet van slanke, rode kaarsen omlaag druppend over de teut van een donkerbruine fles, een fles kortedrank, een fles Hendricks, leeg, en met enige regelmaat en ook min of meer methodisch te weten met vingernagel, lepel, mes of vork, van de cylindrische buitenkant van de lege fles kortedrank verwijderd,
het niet langer volle flesje Tabasco met een rood hoedje,
een geruit servet en een donkerrode, wollen muts met bolvormige tjoep,
nog zo'n papieren servet, een prop,
een damesjasje met pseudoschots ruitmotief waarvan enkele vlakken bijzonder fraaie kleurvariaties hebben,
de fonkelende inhoud van een aantal flessen, waarvan elk een bepaalde hoeveelheid sterke drank bevat,
de blouse van een blondine op een poster met felblauwe fond, de vriendelijk lachende blondine toont een in een wit soepbord geserveerde hoeveelheid torsi,
iemand serveert de met smeuïge saus overgoten spaghetti en onder een streng droge worsten licht helder het lampje op van een glimmende koffiemachine.
Ergens achterin de zaak zou zich ook nog een niet identificeerbaar object bevinden
en vlak voor me de volle, ronde O van een placemat met het woord croxhapox.

woensdag 3 december 2014

een reconstructie (vervolg)

(30) les gorges et la cause

multiple choice

(1) Na te voet de lange weg naar Rocamadour afgelegd te hebben, 's voormiddags, terwijl de oudjes zich in het dorpje laven aan kerkelijke gezangen,(1)
neemt een veel te zwaar berugzakte duimtoerist de departementale weg over Gramat, D840, en belandt na 33 kilometer in het zuidwestelijk gelegen Figeac waar een witte Citroën Mehari met een linkse intellectueel uit Montpellier aan het stuur
naar de wegrand komt en het gezwind over Decazeville en Rodez richting Millau gaat. De praatlustige bestuurder van de witte Mehari heeft best zin in wat sightseeing en kiest voor een bochtig door het Parc Naturel Régional des Grands Causses flippend wegje, net ten noorden van Millau, waarbij eerst heel even de oever van de Tarn gevolgd wordt en voorbij la Corniche du Causse Noir la Jonte die hier, ten westen van Millau, les gorges de la Jonte biedt, een duizelingwekkend landschap.
Het autootje racet aan 110 kilometer per uur over het asfalt van de D996, een smalle weg bovenop het plateau, les gorges de la Jonte ter linkerzijde, naar verluidt op een aantal plekken 400 meter diep, waarna, voorbij Meyruels, een streek met wijngaarden volgt aan de zuidelijke rand van les Cévennes
en de Mehari ter hoogte van Ganges resoluut voor een zuidelijke route kiest, die op Montpellier met name, waar de jonge passagier van de linkse intellectueel uit Montpellier
prompt weer in een veel te zwaar berugzakte duimtoerist verandert en over Nîmes naar Aix-en-Provence lift.
(2) Na blootsvoets en hinkend want aan de rand van het erf op iets scherps trappend over de lange, smal door het heuvelland net ten noorden van het Parc Naturel et Régional des Causses de Quercy kronkelende asfaltweg naar het op ruim zes kilometer van de hoeve van de godsvruchtige oudjes gelegen Rocamadour gestapt te hebben,
wordt een met een grote hoeveelheid overtollige spullen beladen, in het zonlicht halfgaar gekookte Belgische snotneus door een om onbekende reden op zondag niet in het kerkje van Rocamadour de plaatselijke hoogmis bijwonende vrachtwagenchauffeur meegenomen tot het 33 kilometer zuidwestelijk gelegen Figeac, waar hij vier jaar later 's avonds laat aan het stuur van een witte Toyota 2000 en aan een gemiddelde snelheid van 130 km per uur opnieuw passeren zal, dit keer op weg naar het zich vlak bij Albi bevindende Cordes-s-Ciel,
nog eens dertig jaar later opnieuw, dit keer aan het stuur van een witte Kangoo van Decazeville over Figeac naar Cahors rijdend tijdens de eerste van twee syllabische routes,
in 1977 evenwel, als een muilezel de veel te zware rugzak torsend, komt hij ter hoogte van Figeac op het passagierszitje van een witte Mehari naast een linkse intellectueel te zitten, type beau mec, iemand die voor Midilibre schrijft en met Julio Cortazar bevriend is. Aan een snelheid
die Freddy Vivien ongetwijfeld bekoord zou hebben stuiven ze van Figeac naar Decazeville, met wapperende haren,
waarna de cultuurgoeroe van het regionale dagbladverschijnsel, die begin jaren zeventig aan de Sorbonne studeerde waar hij met Barthes bevriend was, net ten noorden van Decazaville de rechteroever van de Lot volgend de weg naar Flagnac neemt en daar opnieuw, over smalle wegjes dwars door het hoogplateau de rechteroever van de Lot neemt naar het meer westelijk gelegen Entraygues,
met geen ander doel om van de rit naar Montpellier een oogverblindend spektakel te maken, wat hij niet alleen doet om de jonge, sympathieke en naïeve Belg te plezieren, aangezien de jongen toch al niet weten kon wat hij beleven zou,
maar omdat hij de route over Entraygues en zuidwaarts les Gorges du Lot verrukkelijk vindt, het schouwspel is ronduit fascinerend,
aan verbluffende snelheid schuurt de Mehari door plotse bochten aan de rand van een schrikwekkende diepte, torens van graniet en kalk rijzen hoog boven het landschap, tot ze een brede, met wijngaarden begroeide vlakte bereiken
en aan topsnelheid aan een stuk door zuidwaarts over Lodève en Ganges tussen intussen minder indrukwekkende uitersten op Montpellier afstevenen,
waar de Mehari aan een kruispunt in de noordelijke stadsrand tot stilstand komt, voor het eerst tot stilstand komt sinds hij naast de linkse intellectueel uit Montpellier plaatsgenomen had,
en hij om of andere reden opgelucht uit de Mehari kruipt, de veel te zware rugzak omgordt, en gedurende dat altijd weer te korte ogenblik afscheid neemt van de hoogbegaafde reisgezel.
(3) De rit gaat van een in de omgeving van Rocamadour gelegen gehucht over Cahors naar Montauban. Zwaarbepakt stapt hij van de hoeve, terwijl de oudjes, het is een zondag, in het nabijgelegen kerkje de hoogmis bijwonen en onverschillig de kerkelijke gezangen aanhoren, naar het later niet als zodanig herinnerde dorp, waar hij door een dorpeling opgepikt wordt die over Couzou oostelijk naar Gourdon rijdt. Aan de departementale weg tussen Brive-la-Gaillarde en Cahors stapt hij uit de auto. Een witte Mehari meert aan. De zware rugzak belandt in de open laadruimte van het volledig uit kunststof opgetrokken autootje. De gastheer werkt voor Gallimard en is op weg naar Montpellier. Het gesprek komt op Raymond Queneau. Ter hoogte van Caussade neemt de bestuurder van de Mehari een westelijke route, de D926 richting Caylus en net voorbij de dorpskom van Septfonds de weg naar St-Antonin-Noble-Val. De gesprekken hebben een literaire toonaard die quasi permanent onderuit gehaald wordt door de snelheid van het karretje en de wegrand die als een schicht voorbijschiet. De weg gaat zuidelijk langs de linkeroever van de Aveyron en les gorges de l'Aveyron tot ze uiteindelijk Castres bereiken en de wijngaarden van de Languedoc. 'Moet je daar kijken. Dat zwarte stroompje is de Rhône, die gele zijn van de Durance,' zeg ik tegen Rossellini, die dommelt in zijn stoel.
   De maker van Roma,
città aperta doet een oog open, kijkt uit het raampje, vraagt hoe ik de Rhône en de Durance kan herkennen. De Durance is een van mijn rivieren, zoals de Bisenzio in Prato, zoals de Arno bij Florence, zoals de Sesia, die aan de voet van de Monta Rosa ontspringt. Het zijn de rivieren uit mijn kindertijd. 'Mijn aderen,' zei Marsilio Ficino, de Plato-commentator, in de Orti Oricellari, de tuinen van signor Oricellari, graaf Rucellai, te Florence. Ik ben Toscaan, maar de Durance is een van 'mijn aderen'.(2)


De causse Méjean bevindt zich in een driehoek tussen Millau in het westen, Meyruels in het zuiden en Florac in het oosten. De meest zuidelijke route, die van Millau naar Meyruels, volgt les gorges de la Jonte en eindigt aan de westelijke rand van de Cévennes. Links onderaan. De noordelijke route sluit hierop aan. Een halve kilometer oostelijk van Le Rozier (linkerhoek onderaan) verdwijnt la Jonte in de Tarn. De bovenloop van de Tarn gaat noordelijk. Les gorges du Tarn beginnen meteen waar Jonte en Tarn samenvloeien. Het rode lint (rechterhoek bovenaan) is de departementale weg van Florac naar Alès. Die weg valt op gegeven ogenblik samen met het dal van le Gardon, een rivier die pas in 2012 betekenis krijgt, tijdens de eerste syllabische route.

een willekeurig aantal bedenkingen

a. Les gorges du Lot bevindt zich ten noorden van de as Rocamadour-Montpellier. Die as is geen rechte lijn natuurlijk. Ook les gorges du Tarn is ten noorden van die as. Les gorges de l'Aveyron is zuidelijker. Alleen les gorges de la Jonte valt min of meer samen met de kortste afstand tussen Rocamadour en Montpellier. Lot Tarn Aveyron
b. Les gorges du Tarn en die van la Jonte, wat ik afleid uit de afbeeldingen die ik op wikipedia aantref, zijn op een andere manier spectaculairder dan die van de Lot en l'Aveyron. Een van de bijzonderheden met les gorges de l'Aveyron is dat het wegje zich niet bovenop het bosrijke plateau bevindt maar halverwege de ravijn. Van de Tarn en de Jonte daarentegen is bekend dat de weg aan de rand van de ravijn zich bovenop het plateau bevindt. De dieptes zijn duizelingwekkend. Een rit door les gorges de l'Aveyron is ongetwijfeld niet minder indrukwekkend: kilometers ver kijk je de hele tijd door tegen de rotswanden van de ravijn aan. Op zondag 11 september 1977 evenwel snorde de witte Mehari over een meanderende weg die zich hoog boven de ravijn bevond. Lot Aveyron
c. Boven het fabelachtig wilde en dorre landschap staken wulpse door wind, zon, zand en regen uitgesleten rotsformaties uit.(3) Lot Aveyron
d. Les gorges du Tarn liggen zo ver van de as Rocamadour-Montpellier vandaan dat het niet heel erg waarschijnlijk is dat zelfs een linkse intellectueel, of hij met Cortazar bevriend is of niet, de moeite nemen zou om die omweg te maken, aangezien de streek best nog mogelijkheden biedt om van de rit naar Montpellier een spektakelstuk te maken. Tarn
e. Van alle gorges vallen alleen die van Jonte en Lot samen met reeds vermelde as. Tarn Aveyron
f. Les gorges de la Jonte, wat net ten noorden van Millau aansluit op die van de Tarn, heeft van beide de meest zuidelijke route, een route die eindigt in de hooglanden van de Cévennes. Het ligt niet meteen voor de hand dat een linkse intellectueel uit Montpellier die bij voorkeur voor middernacht Montpellier bereiken wil een route neemt dwars door een gebied zonder departemantale wegen. Het lijkt een omweg, maar na de lange rit door les gorges du Tarn is er wel een weg, de D106, die min of meer rechtstreeks naar Ales gaat en vandaar zo goed als rechtstreeks naar Montpellier. Als de linkse intellectueel niettemin les gorges de la Jonte neemt, belandt hij in de Cévennes. Lot Jonte Aveyron

Tarn. Les gorges du Tarn. Dit landschap.(4)

(1) Zondag 11 september 1977. Ik verblijf sinds woensdag 7 september op de hoeve. Eerst ga ik gedwee mee in het gedoe van de oudjes, het oude gedoe, aan de rituelen en gebruiken kan toch helemaal niets veranderd worden. Met de ouwe rij ik naar een graasland waar ik tot hij op het idee komt om me op te pikken de hele dag met een knipschaar bezig ben, een werkje dat me volstrekt zinloos voorkomt. Het gras staat hoog over de heuvelrug. De ouwe heeft me met een te verwaarlozen bezigheid opgezadeld, ongetwijfeld omdat hij niet weet wat hij met me aan moet. 's Avonds stap ik tussen veertig bruine koeien over een met drek bezaaid weiland. De ouwe veronderstelt dat ik weet hoe het met die koeien moet. Dat ze op stal moeten of zo. Dat hadden ze zelf al uit het tijdstip afgeleid. Beduusd stap ik achter de koeien aan over het graasland. Onder het ossenoog is er alleen het ossenhoog. Op zondag kom ik veilig weg. Ik gord de rugzak om, stap over het erf naar de wegrand. Over het erf kruipt een malle hond. Ik kijk om naar het erf, de schuur ter linkerzijde, sta op het asfalt van de weg ter rechterzijde, de grasberm komt me opnieuw heel erg aardig voor en het asfalt met de bedoeling die het heeft. Zonder van de oudjes afscheid genomen te hebben, stap ik naar het eerste dorp.
(2) Curzio Malaparte, Dagboek van een vreemdeling in Parijs, blz. 10; Arbeiderspers 2014.
(3) Met z'n ouders op reis in Oostenrijk stoot Vaast Colson op een rare steen. De steen is te groot en te zwaar om mee te nemen. Jaren later gaat hij de steen zoeken. Melissa weet niet of hij de steen vond. In Amsterdam hadden zij en Oshin Babette Mangolte ontmoet, die sinds jaren zeventig in New York woont en met Georges Perec bevriend was. Babette zei dat ze eind februari 1982 een lang gesprek met Perec had gehad, waar Melissa aan toevoegt dat Babette zei dat ze Perec uitzonderlijk vond. Of Vaast Colson de steen vond, is niet bekend. Het voorval zou zich bovendien niet in Oostenrijk maar in Zwitserland voorgedaan hebben. Aangenomen hoort te worden dat Vaast Colson de steen niet vond, niet omdat de steen onvindbaar was maar omdat Vaast niet wist hoe hij de steen vinden moest.
(4) Als ik in 1998, eenentwintig jaar na het reisavontuur, aan een eerste versie van De prijs voor een reis naar Parijs werk, een éénexemplarig typoscript waaraan ik de sobere titel Reisnotities geef, herinner ik me de waanzinnige rit door les Causses als volgt: OOSTWAARTS Een adembenemende rit, iets als koorts, een hemelse, een luchtige koorts. De lucht op de flapperende zijpanelen van de Mehari, een model dat je toen vaker zag, een zeepkist op wielen met achterin net voldoende plaats voor een hond, twee kinderen en een rugzak. Het landschap is een en al duizeling. De gastheer is een wegpiraat. In het landschap, rechts, pal voorbij het betonnen boordsel, is een scherpe, diepe ravijn, /rotsen/ begroeid met takachtige en stekelige flora. Een wijds perspectief van wijngaarden dient zich aan in een saus van heet zonlicht. Dungesneden lucht. De dorpjes liggen er verloren bij. Ook dit keer heb ik geluk, de gastheer moet een flink eind /helemaal tot Montpellier/ - uitstappen, wachten aan de rand van de weg, binnensmond gemompel en de duim tot /uitputting dreigt/ de hoogte in, dit keer hoeft het allemaal niet. / / Het gesprek in de razendsnelle auto - theater in openlucht - dit is waanzin. Af en toe hoor ik het schorre geschreeuw van de man aan het stuur. Hebben we het over Viëtnam? Hij probeert me iets uit te leggen, dat weet ik intussen wel. Ter rechterzijde is het dinosaurische cataract van een enorme diepte. Het autootje heeft net genoeg aan vier wielen en de persoon aan het stuurwiel. Ergens hoog boven de diepte is een huis. Eerst zie ik het huis in de achteruitkijkspiegel, dan, ik kijk achterom, hallucinant, het huis hoog boven het ravijn. Wat? Nee, er staat heus echt een huis. Of er iemand woont, is onzeker. Wie houdt het uit aan de rand van die enorme diepte? Alles suist. Opeens is de balustrade iets van monumentaal belang. Goddank hebben mensen zich vragen gesteld bij de diepere betekenis van dit landschap. Tijdens het werk aan die eerste versie beschik ik over een Michelingids met mappen die het gebied stereotiep in kaart brengen. De tot een platte, vlakke puzzel herleide cartografische elementen geven aan dat de Citroën Hemari, op de as Rocamadour Montpellier door het afgodische landschap als een gammel, galactisch projectiel door het uit diepte opgetrokken landschap schietend zich noodzakelijkerwijs in l'Aveyron bevonden moet hebben. Het departement bevindt zich inderdaad op de as Rocamadour Montpellier, is zelfs de belangrijkste spil van die as. Les gorges de l'Aveyron evenwel heeft een zuidelijk verloop en is hiermee onvermijdelijk het begin van een andere, meer zuidelijke as richting Béziers. Les gorges de l'Aveyron bieden overigens ook niet het spektakel van Tarn en Jonte, bieden het op een andere manier: de weg gaat halverwege de ravijn. Er is geen uitzicht op wat zich aan de andere kant van de diepte bevindt. Toch hield ik, met name sinds 1998, de Aveyron aan als meest plausibele route. Meer noordelijk en oostelijk evenwel zijn er nog meer gorges, die van Jonte en Tarn, globaal allemaal deel uitmakend van hetzelfde departement. Net ten noordoosten van Millau sluiten beide gorges op elkaar aan. Van beide is dat door les gorges de la Jonte het kortste. Het valt samen met de as Rocamadour Montpellier en eindigt aan de westelijke rand van de Cévennes. De bovenloop van de Tarn heeft een meer noordelijk verloop. Het unieke voordeel van dit traject is dat het oostelijk aansluit op een departementale weg die min of meer rechtstreeks naar Montpellier gaat.


dinsdag 2 december 2014

twee tafels

Op de werktafel van iemand die voor het immense beeldscherm naar een foto van Dirk Braeckman kijkt, ligt de vierde druk van Gedichten van Jan Hanlo, een editie van Van Oorschot uit 1979.
Op de tafel van iemand die graasdunt door een aantal veeleer efemere notities van exacte maar onbelangrijke waarnemingen, die hij aan de tafel met het werk van Braeckman in het Moleskine schriftje noteerde, ligt het blote lichaam van K. Sch., voluit Die Schauspielerin K. Sch., een zwartwitfoto die in 1971 in het vijfde nummer van LEICA FOTOGRAFIE afgedrukt werd, op bladzijde 183, naast een net zo merkwaardige foto die de Hertogin van Kent en haar aan diplomatieke interventies te wijten danspartner toont, de president van Botswana.
Op de vierde in 1979 door Van Oorschot uitgegeven druk van Gedichten van Jan Hanlo ligt een ansicht met het gedicht Der andere Mann van Kurt Tucholsky. Twee personen, van wie bij de een het somptueuze motief van het hemd en bij de ander het luipaardmotief van het rokje voldoende beslissend lijken om de andere uiterlijkheden onvermeld te laten, staren naar een beeldscherm waarop schijnbaar uit het niets Dutch Interior opduikt, een werk van Hillebrand van Kampen.
Bovenop de boekenstapel naast het blote lichaam van K. Sch., voluit Die Schauspielerin K. Sch., een boekenstapel die onderin de meest goedkope versie van de editie Frans-Nederlands van Wolters heeft, bovenin volumes van Wallace Stevens en Georges Brassens, van Brassens het in 1963 door Pierre Seghers uitgegeven Poésie et chansons, ligt een cd met een in 1979 geregistreerde uitvoering van het Concerto italien en de Fantaisie chromatique van Johann Sebastian Bach, met Gustav Leonhardt aan het clavecin en een reproductie van een werk van Vermeer op de cover.
Naast de vierde druk van Gedichten van Jan Hanlo, de Van Oorschot editie uit 1979, ligt een promo

Velt-ecotuindagen
ALTIJD (stylo)
31 mei & 1 juni 2014 !

en wat verderop ook nog een gekreukt A4 met informatie over het Nervous Fluids project van Sverre Bjertnes.
'Hier is nog limonade,' zegt iemand. We stappen naar de salontafel waar zo meteen de hoofdschotel met kool en lamsbout geserveerd zal worden.
'Hier is inderdaad nog limonade,' zegt de ander, en iemand komt tussenbeide: Ik denk dat de aardappelen 'ping' zeggen.

Iemand slaat de editie van Jan Hanlo open op willekeurige bladzijde:

Met een zwart potlood zal ik je ogen tekenen, zwarte.
Met blauw krijt zal ik je ogen tekenen, blauwe.
En honderd gulden zal de prijs per stuk zijn.


foto: compositie met 1971 nr. 5 van LEICA FOTOGRAFIE open op blz. 182/183

Ron

's Voormiddags is er een ontmoeting gepland in het Merelbeekse Post-X waar we het over Ron Huebner zullen hebben.

Ron Huebner, lees ik,(1) died in a traffic accident in Amsterdam in 2004. He had just completed a series of asphalt traffic-control speed bumps in the form of reclining male and female figures. For two previous decades, he produced work characterized by just such disturbing correspondences.

De recente editie van Canadian Art, me toegestopt door een journaliste,

Nadat ik in een verre buitenwijk in een bakkerij twee broodjes gekocht heb, eentje met garnaal- en eentje met kabeljauwsalade, waarna ik omstreeks halfelf de binnenring neem en voorbij de oprit naar de autosnelweg links volg richting Flora zonder ander obstakel dan een bepaalde hoeveelheid verkeerslichten, betreed ik een gezellige ruimte waar onder twee schijnbaar volstrekt identieke schilderijen een journaliste in gesprek is met net die persoon die me tijdens de zomer van 2003 aan Ron had voorgesteld. Ze stopt me een recente editie van Canadian Art toe. De persoon met wie ze in gesprek is, vraagt of ik zin heb in een kop tchai. Het gesprek komt heel even op de ingrediënten die je dan gebruiken moet en dat je de thee in melk te koken hebt. Het gloednieuwe, vlekvrije en misschien ook voorlopig door niemand ingekeken exemplaar van Canadian Art heeft een witte wikkel. Het blijkt om een reproductie te gaan van het werk Ostend Binoculars, of zoals het er staat: Oostende Binoculars(2), wat zich aan de binnenzijde van de wikkel bevindt met een handgeschreven mededeling van Krista op de witte buitenzijde,(3) Krista die zich over het nalatenschap van Ron ontfermt wat tien jaar nadat hij in Amsterdam van de sokken gereden werd, amper twee maanden na Jewels by Huebner,(4) een artikel in bovenvermeld magazine opleverde en het vooruitzicht dat er binnenkort in Halifax misschien ook een overzichtstentoonstelling volgt. Het biografische supplement geeft aan dat veel van het werk van Ron Huebner in Maastricht en Amsterdam tot stand kwam.
Mijn bijdrage is beperkt. In 2003, toen Wouter(5) me aan Ron voorstelde, of, voor de hand liggender, het werk van Ron introduceerde, hadden we net de huidige crox-ruimte in de Lucas Munichstraat operationeel en konden we dankzij de zeer bereidwillige medewerking van de eigenaars van het pand in de Onderstraat op die in het Gentse stadscentrum gelegen externe locatie het reeds midden jaren negentig opgestarte instalraamproject heropstarten. De gesprekken met Ron, die in 2003 vaker in Gent was, vonden steevast in het zich vlak bij bevindende Pink Flamingo's plaats, waar we soep en koffie dronken. Ron had vrijwel meteen een idee van wat hij met het instalraam zou kunnen doen: Jewels by Huebner, een werk dat in 1998 ontstond. Het werd een van zijn laatste presentaties.
Wat me beviel aan Ron was het geestelijke traject, wat, nu ik voor het eerst inzage heb in het net zo complexe als coherente totaal van z'n oeuvre, uit elk werk blijkt. Vaak bleven we uren aan de praat. We maakten grapjes. Het gebit van Ron zag er niet te best uit. Hij had geen geld om daar wat aan te laten doen. Een jaar of twee eerder had hij in Parijs geresideerd. In Nederland was het voor het eerst fout gelopen met de funding. Ze hadden de geldkraan dichtgedraaid. Hij kon niet eens terug naar Canada, zat met de handen in het haar, had schulden, zag zich genoodzaakt om vervelende karweitjes op te knappen, had bijgevolg amper tijd om zich op z'n artistieke werk te concentreren en financiële support konden wij evenmin leveren omdat er simpelweg geen budget voorhanden was, maar er was wel het idee, een plan, om Ron te inviteren voor een eventueel wat groter project, waar Ron zelf niet uit was en dat hij zonder budgettaire ondersteuning wellicht toch niet zou weten uit te voeren. Van een van de teksten die hij in de in glas uitgevoerde diamanten aangebracht had, zei hij, herinner ik me, dat een taxichauffeur het gezegd had.

(1) Robin Peck, The Once and Future Sculpture of Ron Huebner, Internal Flame; Canadian Art, Spring 2014, p.104.
(2) Ron Huebner, Oostende Binoculars / Untitled. Glass, rubber, concrete, plastic, seawater. 35x30x5-10cm. Private Collection. Glass binocular form filled and sealed with sea water from Oostende, Belgium creates an internal wave movement when viewing. Archive B-05.
(3) Krista Huebner, zus van.
(4) Jewels by Huebner, crox 111, 1 december 2003 - 4 januari 2004. Locatie: Onderstraat 26, 9000 Gent. Begin maart 2004 het ontstellende bericht: Ron van de sokken gereden.
(5) Wouter Cox. Mede-oprichter van het flamboyante Barbabelge (1995-1998/99). Crox 11, toen aan Sint-Jacobs, januari 1991. Tegenwoordig beheerder en bezieler van Post-X te Merelbeke.

zondag 30 november 2014

Bert

- Zou Bert kunnen dansen, zou Bert kunnen dansen. Als hij durfde.
Waarna ze na de korte stilte aan tafel toevoegt: Als Bert iets doet, moet het perfect zijn. Beroepseer.
Het meisje lacht. Bert en dansen, natuurlijk kan Bert niet dansen. Daarover zijn ze het eens, Bert kan niet dansen. Het gewichtige beroep van Bert verhindert dansen, maar zelfs zonder dat gewicht is dansen met Bert iets waar je maar beter niet van wakker liggen moet.
- Van oor tot oor, een glimlach midden in de nacht, en de papfles...
- En dan begint hij te lachen.
- Braaf.
Met verontrustende verbazing luister ik naar het gesprek aan de belendende tafel. Is de baby niet veeleer het om tal van redenen verontrustende alibi van dat begin, de al te vluchtige overweging van dat begin, waaraan zoveel histories vastzitten dat geen geleerde het bevatten kan.
- Een vriend van Bert is getrouwd met een Duitse vrouw.
- En Ivo gaat dansen?
Ivo kan alles, zegt de dame, hij kan masseren, hij kan koken en het is een ongelooflijk sympatieke man. En een player, voegt ze toe.
Uit het verloop van het sympathieke gesprek leid ik af dat Ivo, en de ontwapende glimlach die zijn handelsmerk zou zijn, met een oude dame is die in Doornik woont en geld heeft.
Hier doorheen kijken, meent de moeder, en Ivo houdt zich in.
Waar ik het mee eens ben. Laat je niet afleiden door wat zich voordoet.