Nadat onbekenden over het meesterwerk heen gelopen waren, sprak een schoonheidsspecialiste vernietigende woorden over wat zij een frauduleus en hersenloos gemors met verf noemde, wat het werk evenmin beschadigde.
Quaroni spreekt over de paarden van de koning, de honden, de Afghaanse bergen, de Altaj, de woestijnen, de eindeloze steppen, zoals de Goncourts spraken over hun Chinese porselein. Hij spreekt met een glimlach, zoals zijn gewoonte is, nu en dan pauzerend om het effect van zijn woorden op de ander te wegen: en omdat ik onverstoorbaar kan zijn, als ik dingen hoor die me fascineren, denk ik aan het effect van mijn onverstoorbaarheid op hem.*
Hoor eens, zegt iemand, laten we voor de verandering eens van deze premisse uitgaan: kapitaal is een misdaad. Niemand hoort zoveel geld te hebben dat hij niet zou weten wat hij er mee aan te vangen heeft en omdat hij niets zinnigers weet te bedenken een paleis bouwt en de woestijn van zijn verbeelding met buitenissige frivoliteit bemeubelt. Het antwoord hierop, dat het uitsluiten van de mogelijkheid om buitenissig veel geld te verdienen demotiverend werkt, wat het communisme aangetoond zou hebben**, is neoliberale onzin, vervolgt de ander, werken hoor je alleen te doen als je het graag doet. Tegen je zin en bijna zonder toewijding de godganse dag aan een schilderij werken omdat je weet dat het maken van enkele van die schilderijen, bij voorkeur van zo'n formaat dat ze in geen kamer aan de muur zouden kunnen hangen, je zoveel poen opbrengt dat je niet één maar twee en met die poen na verloop van tijd wellicht nog een kasteel zal kunnen kopen, is een onzinnig uitgangspunt. Kakken doe je omdat het moet, schilderen, werken en zingen, het waarnemen van geuren en het eten van koek met chocoladevulling alleen omdat je het graag doet. Zich onthouden van overbodig werk is meer aangewezen dan werken in het zweet des aanschijns om slechts tot nog grotere overbodigheid te komen. Niets doen hoort van jongs af aangeleerd te worden. Werken is alleen zinvol als het niets brengt wat overbodig is.
Het is een zaterdag en op zaterdag stroomt de binnenstad vol.*** Ook in Paard van Troje verdringen zich drommen kooplustigen. Ik schaf me de meest recente Kundera aan, Het feest der onbeduidendheid, stap naar een terrasje in de Volderstraat waar ik de panaché enkel**** bestel en een lait Russe*****, sla Het feest der onbeduidendheid open, op de achterflap staat: Kundera zingt aanstekelijk de lof van het goede humeur, ook nog: Op weergaloze wijze roept Kundera ons in dit boek op "het feest der onbeduidendheid" te vieren, wat met Alain peinst over de navel begint:
als een man (of een historische periode) het middelpunt van de vrouwelijke verleiding in de benen ziet, hoe moet je de eigenheid van die erotische trend dan beschrijven en definiëren? Hij improviseerde een antwoord: de lengte van de benen is het metaforische beeld van de lange, fascinerende weg naar de erotische vervulling (vandaar ook dat de benen lang moeten zijn); inderdaad, dacht Alain, geeft de lengte van de benen de vrouw zelfs midden in de geslachtsdaad de romantische betovering van het ontoegankelijke******
billen bruutheid; vrolijkheid; de kortste weg naar het doel; een doel dat dubbel en daarom extra opwindend is
borsten heiligverklaring van de vrouw; de maagd Maria die Jezus voedt; het mannelijke geslacht dat neerknielt voor de nobele missie van het vrouwelijke geslacht
navel******* Met uitzicht op de kerstboommarkt fiets ik diagonaal over de tramsporen. Heel even kijk ik rechtsop waar zover het oog reikt alleen kerstbomen te zien zijn. Wat later, op het buitenterras, waar de hele tijd door uit beide richtingen mensen voorbij stappen, kijk ik naar een willekeurig aantal hoofddeksels, wat nooit meer gegevens biedt dan het vluchtige van de plotse waarneming, het schoeisel, de kleuren van wat door elkaar heen over het voetpad stapt. Houdingen. Nonchalant, lamme pinguïn, gehaast, doodop, doelgericht, alle tijd hebbend, de veel te korte benen voor zich uit schoppend, een tik voorovergebogen alsof niet alleen het tijdstip op de nekwervel drukt, het is vroege avond, hier voor het eerst passerend (rugzak, stadsplan), zich strak van gegeven plek x naar gegeven plek x begevend in de opeens trager wordende stroom van passanten waar een kluit van dicht bijeenstaande dagjesmensen als een troep lamme pinguïns naar de gevel van het universiteitsgebouw staart terwijl aan de overzijde van het wegdek iemand wankel doch waardig achter de auto's doorstapt. Afgemeten, ingeduffeld, parmantig, vermoeid, elegant. De verschijningen zijn talloos. Een spichtig mannetje daast op een diefje door de uit twee richtingen naast elkaar heen stappende mensen. De papieren handtas schokt heen en weer. Op de schouders van papa zittend valt het mee.
*Curzio Malaparte, Dagboek van een vreemdeling in Parijs, blz. 15; Arbeiderspers 2014.
**Het zogeheten communisme heeft hoogstens aangetoond dat werken om te werken zinloos is. Als werk betekent dat je werkt om een ander te verrijken, zonder dat je zou weten te genieten van de handelingen die je verricht, heeft je bestaan niet eens de voorwaarden en de balans die ontlasting biedt. Het recht om niet te hoeven werken, is een mensenrecht.
***Die zaterdag waarop aan Sint-Jacobs afscheid van Luc De Vos genomen werd.
****Boekweitpannekoek met kaas en ei.
*****In Minsk hebben ze een koffie, waar de lait Russe zoals ze het hier kennen van afgeleid is, waarbij niet net niet kokend water maar tot koken gebrachte verse koeienmelk door de koffiefilter gegoten wordt. Om te voorkomen dat de melk overkookt, voegen ze een geut water aan de melk toe.
******Milan Kundera, Het feest der onbeduidendheid, blz. 9; Ambo 2014.
*******Op. cit. blz. 10.
vrijdag 5 december 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten