Des ochtends gewekt door het gebrul van een rijdende betonmolen, draai ik me in het donsdeken en zie de schaduw van een vertrouwde schim, op naaldhakken en kortgerokt stapt ze ver voor me uit over het voetpad in een onbekende stad. Toen we het samen hadden, droeg ze boots en strakke jeans en sprak ze duidelijke taal, naakt in de kamer waar ik met het minder duidelijke lichaam van een vel papier bezig was. Haar gedrag verbaast me, nu ze op naaldhakken en met blote dijen voor me uit stapt aan een verre rand van het wegdek en ik tot niet meer in staat blijk dan mijn meest voor de hand liggende identiteit, de schaduw van het keitje.
Het geraas van de vrachtwagen maakt me wakker. Vlijtig ochtendlicht danst in de kamer op het eerste. Ik vervloek het geraas, draai me om, wentel me in de doffe duisternis van het donsdeken en in de donkere schacht van het reeds vergeten moment staat ze opnieuw aan de andere kant van de weg, neemt opnieuw een andere weg. Ik ren over het voetpad. Ik ontwikkel een ontzaglijke snelheid. Ik ren, het is prachtig. Geen schaduw bleef van wat ze deed. Ik staar naar het voetpad en zie opeens alleen het voetpad. In het ochtendlicht zie ik de muren van de kamer. Ik kruip naar het begin.
dinsdag 16 december 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten