Pissen, wassen, scheren, hydraterende gezichtscrême aanbrengen, aan reet krabben, tanden poetsen, aankleden, de laptop van slaapkamer - waar ik 's nachts naar Journal d'une fille de chambre van Bunuel heb liggen kijken - naar woonkamer transporteren, anderhalve bladzijde in Old Masters lezen, a Penguin edition, translated from the German by Ewald Osers, page 81 for instance: We had many beautiful, expensive paintings hanging on our walls, he said, but they never looked at them once in all those decades, we had many thousand of books on our shelves but they never read a single one of those books in all those decades, we had a Bösendorfer grand piano standing there but for decades no one had played it. If the lid of the piano had been welded shut they would not have noticed it for decades, he said. My parents had ears but they heard nothing, they had eyes but they saw nothing, they probably had hearts but they felt nothing. Een kop groene thee. De trap naar het benedenhuis. De laptop activeren. Voor het tuinraam plaatsnemen. Hond blaft. Voor de laptop plaatsnemen. In de inbox het trefwoord joris aanbrengen. De plek en het tijdstip noteren. Waarschoot, 11u. Het schoeisel. Zwarte hakken van krokodillenleer. De paarse mantel. Voering mantel gescheurd. De muts. Nadenken over een wat eleganter hoofddeksel. Het openen van de voordeur. Over het zanderige voetpad naar de auto stappen. De auto achterop over het brede voetpad manoeuvreren. De laadruimte openen. Het tillen van dozen. Elke doos bevat negen exemplaren van Careful Dressage, crox-boek nummer 19. Handtas, sleutel, muts. Het huis afsluiten, in de auto plaatsnemen. Twee bochten en drie hoeken verderop: een bakkerij. Een broodje vissalade. Met alles? Met alles. En garnaal. Met alles? Met alles. En één boule de Berlin. Weet u, verklap ik aan het meisje, een boule de Berlin is zo lang geleden dat ik niet eens weet hoe lang geleden. Met slagroom, vraagt ze. Nee, niet met slagroom. Met crême. Een boule de Berlin met crême, zegt ze. Weet u, zeg ik, dat is zo lang geleden dat ik. En ook nog twee croissants. Graag. Dank u. Nog iets? Dit is alles. Dank u wel. Aan het stuur van de auto plaatsnemen. Oef. Twee straten verderop, aan het kruispunt van de Sport- en de Patijntjesstraat, neem ik linksop. Ik neem een broodje uit de zak waarin zich het broodje met garnaal- en het broodje met vissalade bevinden. Welk broodje is het, dat met garnaal- of dat met vissalade? Geen idee. Aan het eerstvolgende kruispunt, waarna ik als gepland langs de watersportbaan naar het kanaal tuf, springt het licht op oranje zodat ik alle tijd heb om de folie van het zorgvuldig ingepakte broodje te verwijderen en een eerste hap te nemen. Garnaal. Dan nog een hap. Opnieuw garnaal. Jammer. Aan het kanaal rij ik net voor een emmergroene camionette de R4 op. Het landschap. De landschappen. Bomen. Op het water ligt een aak. Meeuwen. Voorbij nog een kanaal, waar de autoweg eerst breder en dan opnieuw smaller wordt, neem ik richting Eeklo. Deze weg ken ik op m'n duimpje. Toen ik voor de belastingen werkte en met worst, tomatensoep en bloemkool naar het kantoor van de douane reed, passeerde ik behalve op zaterdag en zondag elke dag voorbij de tussen hagen verstopte krantenwinkel, de Griek aan het kruispunt met replica's van goden en godinnen, wat verderop een bazaar en met elk kruispunt in het landelijk gespin huizen, villa's en nederzettingen die in het gestolde surplace in de niet te benoemen tristesse van het landschap druipen. In Waarschoot zoek ik een plek waar ik de auto laten kan zonder een uur later tegen de reeds als zodanig ingeschatte parkeerboete aan te kijken. Ik betreed de kerk, waar vandaag Michel Van der Borght begraven wordt. Ik neem helemaal achterin de kerk plaats. De dienst zou tien minuten eerder begonnen zijn. Een dameskoortje treedt aan. De liturgische verplichting is dermate geflipt dat ik na verloop van tijd om me heen begin te kijken. Op gegeven ogenblik gaat opeens iedereen overeind staan. Ik blijf zitten, heb van nature geen zin om aan de liturgische verplichting deel te nemen. Ik ben er alleen voor Michel Van der Borght, voor Monique, voor Joris en Nancy, niet om als een mekkerende geit aan de liturgische verplichting deel te nemen. Na de offerande, of hoe ze het ook noemen, komt Hugo naast me zitten. Aan het eind van de dienst spreken enkele van de nabestaanden de overledene toe. Met vochtige stem vertelt Monique dat ze veel reisden en dat de laatste reis die ze samen deden hen naar het bloemeneiland had gebracht. Lena herinnert zich een zwempartij. Joris neemt het woord. Hij herinnert zich hoe Michel en hij met een zelfgemaakte hengel op zee gingen vissen, de oldtimer die hij van z'n vader cadeau kreeg, dat Michel hem geleerd had hoe hij beton gieten moest, de hut die ze bouwden. I am strongely against it, antwoordde Woody Allen, toen ze hem vroegen wat hij van de dood vond. Persoonlijk vind ik zo'n liturgische begrafenis volstrekt overbodig. Vissen, giraffen en olifanten sterven zonder. Van de overledene hoort met jolijt en grote vreugde afscheid genomen te worden.
Na de ceremonie stond ik gedurende enige tijd naar het overblijfsel van de oude kerk te kijken.
zaterdag 20 december 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten