zondag 30 november 2014

Bert

- Zou Bert kunnen dansen, zou Bert kunnen dansen. Als hij durfde.
Waarna ze na de korte stilte aan tafel toevoegt: Als Bert iets doet, moet het perfect zijn. Beroepseer.
Het meisje lacht. Bert en dansen, natuurlijk kan Bert niet dansen. Daarover zijn ze het eens, Bert kan niet dansen. Het gewichtige beroep van Bert verhindert dansen, maar zelfs zonder dat gewicht is dansen met Bert iets waar je maar beter niet van wakker liggen moet.
- Van oor tot oor, een glimlach midden in de nacht, en de papfles...
- En dan begint hij te lachen.
- Braaf.
Met verontrustende verbazing luister ik naar het gesprek aan de belendende tafel. Is de baby niet veeleer het om tal van redenen verontrustende alibi van dat begin, de al te vluchtige overweging van dat begin, waaraan zoveel histories vastzitten dat geen geleerde het bevatten kan.
- Een vriend van Bert is getrouwd met een Duitse vrouw.
- En Ivo gaat dansen?
Ivo kan alles, zegt de dame, hij kan masseren, hij kan koken en het is een ongelooflijk sympatieke man. En een player, voegt ze toe.
Uit het verloop van het sympathieke gesprek leid ik af dat Ivo, en de ontwapende glimlach die zijn handelsmerk zou zijn, met een oude dame is die in Doornik woont en geld heeft.
Hier doorheen kijken, meent de moeder, en Ivo houdt zich in.
Waar ik het mee eens ben. Laat je niet afleiden door wat zich voordoet.

farce

In Een kleine encyclopedie van misleiding(1) lees ik het volgende, bladzijde 161: 'In 1986 wordt in het Stedelijk Museum in Amsterdam het schilderij Who's afraid of red, yellow and blue? van Barnett Newman met een stanleymes toegetakeld door Gerard Jan van Bladeren. De gemeente Amsterdam benadert Goldreyer; deze zal voor 800 000 gulden (nu: circa 576 900 euro) het schilderij restaureren. Hij doet er maar liefst vier jaar over, maar naar eigen zeggen heeft hij Newmans stijl dan ook zorgvuldig gevolgd. Met een dun penseel zet hij duizenden en duizenden verfstipjes in het rode vlak dat het grootste deel van het doek (van in totaal 2,45 x 5,43 meter) vormt. Het kunstwerk is nog maar net terug in Amsterdam of kritiek op de restauratie barst los. Uiteindelijk wijst onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut uit dat Goldreyer het gehele rode vlak van het schilderij heeft overschilderd met niet-verwijderbare verf en met behulp van een verfroller.'(2)

Af en toe deden zich situaties voor waarbij hij, de protagonist van een niet nader te noemen aantal praktische overwegingen,(3) de mogelijkheid voorgeschoteld kreeg, als een opeens fortuinlijk lange bal die hij naar hij meende zomaar binnen te trappen had, om zich te verrijken ten koste van iets dat tot dan om geen andere reden belangrijk gebleken was, wat hem aanvankelijk, toen hij er nachtenlang over had liggen piekeren, ongetwijfeld ongepast leek, maar allengs minder ongepast, tot hij het een verbluffend interessant idee begon te vinden en zich aangespoord door derden op het gladde ijs voorbij de rand waagde van wat hem tot dan om wat voor reden ook onfatsoenlijk leek. Fraude heeft een klein begin. Het begint als een dermate te verwaarlozen ding dat moeders het niet eens zouden weten op te merken. Voor de persoon in kwestie, die zich nu inprentte dat hij voor hetere vuren had gestaan, leek het verschil tussen waarheid en leugen een te verwaarlozen faits divers. De marktwaarde van waarheden bovendien is nihil.(4) Wat als waarheid gesteld zou kunnen worden, is doorgaans zo twijfelachtig dat geen zinnig mens er rekening mee houden kan. Of iets een leugen of een waarheid is, is bovendien hetzelfde, sinds het uitsterven van de dinosaurus is van zowel waarheid als leugen telkens het tegendeel juister gebleken en die juistheid opnieuw waar of onwaar, zodat ten slotte van beide alleen de leugen bleef. Waarheid verkoopt niet. Met juiste feiten kom je helemaal nergens.

Ongemerkt sloop de schaduw mee in. In de grijze hersencelletjes nestelde zich de kiem van een eerste poging tot fraude en met die eerste poging tot fraude het grote failliet, wat zo ver verwijderd was van het failliet dat van die eerste misstap geen dreiging uitging. De leugen sloop mee in het obscure gebied van voor en tegen waar voetstappen sneller verdwijnen dan de schaduw die het laat. Exponentieel komt het van waarheid opnieuw tot leugen, van die leugen tot weer grotere waarheid en van die grote waarheid opnieuw tot de leugen die het is, de ingebakken kronkel, de wettekst, het schimmige, het hoogst onfatsoenlijke bedriegerijtje, het te wagen gokje. Tot het verkleinwoord de charme verliest die het had.

(1) Roelf Bolt, Leugenaars & vervalsers, Een kleine encyclopedie van misleiding, Querido 2011.
(2)
Goldreyer, Daniel data onbekend, Verenigde Staten, 'restaurator', actief 1987-1991. Op. cit. blz. 161.
(3) Protagonist ad inifinitum, dat wil zeggen op gegeven ogenblik iedereen, omdat het ten enenmale zinloos is om wie ook uit te sluiten.
(4) 5 februari Het bête gezicht van brave mensen als je ze complimenteert met hun goedheid. Wat ook opgaat voor alle fatsoenlijke mensen. Wat een verschil met het uitgeslapen en lege gezicht van al die anderen! In een schurk zit toch heel wat meer dan in een brave burger. Paul Léautaud, Literair dagboek 1893-1921, blz. 14; De Arbeiderspers, 1972.

vrijdag 28 november 2014

tafelmanieren

Braaksel op het tafelblad. Balg, Darmkots en Gezeik verhinderden alle anderen om mee aan te zitten.
Kwijlend en scheten latend liepen ze grofgebekt de deur plat, stapten grotesk en bargoens door de kamer en namen ten slotte luidkeels boerend aan tafel plaats. Boel, Kots, Spek, Schurft, Drek, Oemp, Blaas en Peul schoven ongenood mee aan. Wij verlieten de kamer terwijl de aan het buffet plaats genomen hebbenden de restjes van wat ze luidkeels boerend opslokten uit het raam op het eerste wierpen. Onder het tafelblad stonk het zo naar het collaboratief van uitgekotste ingewanden dat ik me, niet eens als eerste, snel uit de voeten maakte en bij de Shoarma om de hoek een kip pitta bestelde. Met alles, vroegen ze. Nee, zei ik, graag met de tussen de sporen van een landrover geraspte restjes van het zaad van een kameel en met tonic graag. Chief, anything you wish, zei de uitbater van de keet die meteen daarop instortte en ons onder zand en drek bedolf.

zaterdag 22 november 2014

een reconstructie (vervolg)

(29) paysage dans les environs de Rocamadour
een zedenschets

Ferme (dans les environs de Rocamadour). Inkt op papier, 1977.

Na verloop van wat hoogstens een week geweest kan zijn, begint het gesakker van boer Zeurkous me zo op de zenuwen te werken dat ik op een ochtend het besluit neem om op te stappen, wat ik tijdens de middagmaaltijd op tafel gooi. Ik heb er genoeg van. J'en ai marre.(1)
In een vergeelde editie van Rencontre citeert een van de verslaggevers Henri-Georges Clouzot, die op dat moment net La Vérité ingeblikt heeft, een film met Birgitte Bardot en Sami Frey(2), en geïnterviewd door Yvonne Baby(3) opmerkt dat een film alleen weet te overtuigen als de acteurs zich gedragen alsof ze niet acteren, als ze zichzelf zijn en wat ze in de film zijn samenvalt met wat ze dagdagelijks gedaan hadden kunnen hebben, dat hij om die reden voor elke rol de persoonlijkheid van de acteurs en actrices als uitgangspunt neemt en met die persoonlijkheid ook wat ze gedaan zouden hebben als ze zich niet op de set van een film bevonden. Als een van de acteurs zegt je n'y arrive pas is het net dat waar hij rekening mee houdt, dat hij er om wat voor reden ook niet in slaagt om uit te voeren wat de regie van hem verlangt. Il n'a pas forcément tort, mais il est nécessaire de chercher les motifs de ses difficultés et de son embarras. Les acteurs ne sont pas des robots.(4) Het begon al voor het begon, voor hij naar me toekwam op een moment bijvoorbeeld dat ik net met het reisboek bezig was en me op een plek aan de rand van het terrein teruggetrokken had. Hij leek een feilloos instinct te hebben als het hier op aankwam, stond niet toe dat ook maar iemand in de coöperatieve z'n tijd verdeed met dingen waar hij het nut niet van zag, terwijl hij ons net zo goed werkjes liet opknappen die volstrekt overbodig waren, alleen maar, vermoed ik, omdat hij zelf van 's ochtends vroeg tot 's avonds z'n kloten afdraaide en hierdoor een hekel had aan wat hem lichtzinnig en nutteloos voorkwam.(5) Dauwtrappen. Tekeningetjes maken. Een dagboek bijhouden. 's Avonds aan de oever van het stroompje naar de zonsondergang kijken. Schoon, zo'n zonsondergang, al is het hier in Souillac niet boven zee maar boven een in het westen boven het landschap uitstekende rotsglooiing. Een zalmroze deken van pluimplukken. Niets doen, dat wil zeggen zich onthouden van nutsgerichte activiteit, activiteit zonder marktwaarde. Een dunne tak ontschorsen. Heerlijk. Hiervoor gebruik ik het knipmes dat ik enkele uren eerder van de sympathieke eega van boer Zeurkous toegestopt kreeg. Ik zit onder het perzikboompje. Na tweeëneenhalve maand Frankrijk nog altijd de bleekscheet die ik was toen ik in Dinant uit de trein stapte. Bij de nutteloze activiteit met het knipmes /na het takje ontschorst te hebben begin ik het aanvankelijk doelloos met het mes te bewerken/ hoort een deuntje van Morricone maar dat hebben ze niet. Met Morricone begrijpt zelfs de meest onachtzame lezer wat ik bedoel: ik ben niet van plan om het plekje onder de perzikboom prijs te geven. Een ogenblik later evenwel ontdek ik dat ik vlak naast een mierennest zit. Op volstrekt doelloze wijze gefascineerd door het nijvere gewriemel van de mieren, waarvan enkele exemplaren zich reeds halverwege het kuitbeen bevinden, ontdek ik de ingang tot het mierennest. Boer Zeurpiet is in een van de stallen bezig. Ik noem het stal maar eigenlijk is het niet meer dan een met gebinte en dakpannen afgewerkte open ruimte met houten kistjes die voor het verpakken van de aardbeien bedoeld zijn. Ik heb in de smiezen dat hij me in de smiezen heeft en doe alsof ik het niet merk. Dat geeft me de tijd om nog een inkeping te maken, voorzichtig, de inkeping mag niet te diep omdat het takje niet breken mag. Het belang van deze ogenschijnlijk uit het niets opduikende overweging is niet te onderschatten, het takje immers is intussen zo waardevol geworden dat het belangrijker werd dan het reisboek. De toverstok waarmee ik boer Zeurpiet in een bromvlieg verander. De bromvlieg heeft mijn zinledige activiteit opgemerkt, komt met een schokkerige beweging naar me toe, is helaas opeens geen bromvlieg maar boer Zeurpiet die op het idee kwam dat ik me net zo goed nuttig maken kan. Ik heb zo het idee dat ik maar eens opstap, zeg ik. Dat zeg ik niet natuurlijk, ik kruip overeind, stap achter boer Zeurpiet aan over het erf, kom dan toch tot de ingeving dat ik iets te zeggen had en vraag, het is amper meer dan een terzijde, of hij ergens in de buurt een wijngaard weet. Hmm, tja, een wijngaard. Het valt tegen met de wijnoogst, zegt hij. Door het slechte weer is er voorlopig geen wijnboer die daar klaar mee is. Op alle plekken waar hij weet van heeft is het oogsten uitgesteld.

's Ochtends vroeg liep ik blootsvoets over het erf naar de aardbeienplantage - in de andere tent waar nog geen teken van leven te bespeuren was, sliepen de Hollandse meisjes van wie de sympathiekste of in elk geval zij die me het sympathiekst voorkwam, het blonde meisje, op gegeven ogenblik een cadmiumgele t-shirt aan had - niet voor dag en dauw maar toch net vroeg genoeg om helemaal niemand op het terrein te hebben, alleen een half dozijn bruine kippen en een Gallische haan. Blootsvoets liep ik over het vochtige gras. Van de aardbeienplantage ging niet de dreiging uit dat ik er wat nuttigs te doen had en boer Zeurkous sliep nog of had misschien net kennis gemaakt met het onfortuinlijke ochtendlicht en het begin van weer een dag die hij gebukt onder de vele tegenslagen die hij te verduren kreeg tot de bodem leeg te drinken had. De tegenslagen van boer Zeurkous interesseerden me niet. Het trof me als wel heel erg noodlottig dat iemand die in het zuiden was komen wonen geen tijd leek te hebben om van wat ook te genieten. Ik liep naar het riviertje, nam een duik. Libellen schoten heen en weer over het rustige water. Op de hoeve was het kost en inwoon, zonder bijkomende vergoeding. Met het hevige zonlicht werd ook boer Zeurkous heel erg actief en met de verstandhouding, wat hij wilde en wat ik aanvaardbaar vond, viel het tegen. De Hollandse meisjes zongen. Tijd om te tekenen was er natuurlijk helemaal niet.



's Avonds stap ik uit de auto van boer Zeurkous op een plek die zich bij benadering vijftig kilometer ten zuiden van Souillac bevindt. Boer Zeurkous is bevriend met het echtpaar, oude mensen die alleen die hoeve hebben en uitgestrekte landerijen, een wijngaard waar ze sinds enige tijd biologische teelt toepassen en een veestapel die zich op het terrein achter de hoeve bevindt. De oudjes hebben hun hele leven op het land doorgebracht. Op het erf stoeit een hond. Ik beland in de bestekamer onder het ossenoog. De wijnoogst laat op zich wachten, verneem ik, ze hebben geen zon gehad, een bacterie heeft de trossen aangetast. De ouwe neemt me mee naar de wijngaard, aan de andere zijde van het wegje, een keurige aanplant met schriele trossen die bovendien ook nog last hebben van een of andere bacterie. We stappen tussen de wijnranken, ik aanhoor het gemopper, sacre nom de pipe, het ziet er niet te best uit. 's Ochtends vroeg rijden we met de tractor naar een met hagen ingesloten grasland. Ik heb de hagen te snoeien. Nu de wijnoogst op zich laat wachten, is er geen ander werk. 's Avonds ren ik met een stok achter de koeien die zich aan een verre rand van het terrein bevinden. Als dat gebeurd is, beland ik onder het ossenoog. Op het erf scharrelen kippen. Ik buig me over de notitie, gaap, kijk naar het meubilair in het salon, naar het ossenoog, vul de route aan die ik tot dan gevolgd heb, morgen zondag gaan de oudjes naar het dorp en heb ik aan één moment genoeg om me uit de voeten te maken. Overdag zijn de oudjes zo druk bezig dat ik ze niet eens had kunnen zeggen dat ik andere plannen heb.

dieren

de mus De mus zag het stedelijke gebied waar ze aan gewend geraakt was zo buitenproportioneel in omvang toenemen, dat ze met de noorderzon verdween.
een hond
de kat Misschien aan het verdwijnen van de mus toe te schrijven.
kippen
het insect Mug, krekel, libelle, cicade, kever, tor, vlieg, talrijk. Dermaptera, thysanoptera, aphaniptera, diverse soorten coleoptera reeds actief voor het zonlicht de terzinen schrijft van wat over het terrein in duisternis tussen de halmen kruipt, geo- en hydrocorisae en ook de lepidoptera natuurlijk. Het koolwitje, de schoenlapper, een blauwe vlinder.
vogel Het pimpelmeesje. Dit guitige diertje hangt vaak aan de onderkant van de tak waar het op neerstreek.
vleermuis De vleermuis heeft het mysterie van de nacht. Een schicht in de oude duisternis.
de pimpelmees Het pimpelmeesje. Hangend kruipt het over een tak in de perzikboom. De perzik heeft meer takken dan de pimpelmees raadzaam vindt, een van de redenen waarom het zich tot de onderste tak beperkt.
de runderen
het paard

Hinkend stapt een van de honden naar het tafeltje. Het gesprek komt op de muizen, die hij om een of ander reden heel erg vervelend vindt.
Ze blaffen, zeg ik.
Nee, zegt de hond, ik tref ze in het struikgewas en op het wegdek aan. Het zijn echt sukkels hoor. Ze blaffen, blaffen en blijven blaffen tot ik er hoorndol van word.
ezel
Naast de tent staat een sympathieke kameel, die nonchalant, met politieke blik, naar het irritante vertoon staart.

het plan

Na drie dagen onder het ossenoog kom ik tot het ontwerp van een plan dat slechts met de allergrootste behoedzaamheid correct uitgevoerd zou kunnen worden. De toestand is hallucinant. De eerste dag ben ik de hele dag op een verlaten weide bezig met het snoeien van wat eigenlijk niet eens een haag genoemd zou kunnen worden, de landeigenaar heeft me er gedropt omdat hij niet weet wat hij met me aanmoet, 's avonds stap ik met een wichelroede achter dertig idiote koeien over een met koeienvlaai bezaaid terrein, het contact met de oudjes is terminaal, zij hebben geen tijd om zich met me bezig te houden, de maaltijd 's avonds gaat zonder gesprek, ik zit boven een schotel met pek, kijk met besluiteloze blik naar het meubilair en bedenk dat ik niet nog een dag op de hoeve doorbrengen wil. Kippen struikelen over het erf, de hond behandelt me alsof ik deel uitmaak van het meubilair en de oudjes doen niet eens alsof ze bedacht hadden kunnen hebben dat ik zin heb in het tijdverdrijf. De ouwe zei dat hij niet wist wat van de trossen te oogsten was. De oogst zou wellicht pas eind september kunnen. Hij zat met de handen in het haar, de situatie was op z'n minst vervelend te noemen.
Op zondag, de derde dag na het verblijf op de hoeve, de oudjes zitten op een houten bank in een nabijgelegen kerkje, gord ik de rugzak om. Ik probeer niet om me heen te kijken. In het salon, met het ossenoog boven de slaapplek, is sinds er op het eind van wereldoorlog twee gedronken werd ongetwijfeld zo goed als niets veranderd. Het meubilair staat dicht opeengepakt. Een zware, eikenhouten tafel, stoelen en kasten die zoveel plaats nemen dat het moeite kost om me in die kamer een geestigheid voor te stellen, een frivoliteit, een boek, de charlie hebdo.(6) Ik stap over het erf, kijk om naar de schuur, naar het weiland, naar de kippen op het erf, naar de hond die over het erf drentelt, naar de traktorsporen, naar het landschap achter de hoeve waar bruine koeien grazen. In het withete zonlicht stap ik over het erf, waar niets gebeurt, alleen ik die over het erf stap. Ik heb het ossenoog van me afgeschud. De oudjes zitten in een kerk naar het litanische gezeur van de plaatselijke hoeder van kudden te luisteren. Die litanie is altijd dezelfde. Ik stap over het erf, maak me uit de voeten. De weg naar het dorp is smal en bochtig. Iemand neemt me mee naar Rocamadour. Ik heb de hoeve en het ossenoog van me afgeschud. Later dacht ik af en toe aan de oudjes, vriendelijk als ze waren, en het moment waarop ze definitief tot het traag uit plotsheid opduikende besluit kwamen dat het hulpje met de middagzon verdwenen was. Ik herinner me de lange weg naar het dorp, de velden en de landerijen, het gras ter rechterzijde, de glooiingen, niet het dorp, niet de plek waar ik in een auto stapte die twintig meter voor me uit aan de wegrand tot stilstand kwam, het rennen naar de auto evenmin, wel dat ik een half uur later in Rocamadour aan een kruispunt stond en opnieuw een beslissing te nemen had.

(1) Ik pissed off. Dat is wat www.vertalen.nu (de vertaalsite voor gratis vertalen van) biedt als je j'en ai marre intikt. Teloorgang van het Onbeschoft Nederlands.
(2) Henri-Georges Clouzot, La vérité, 1960. Genomineerd voor een oscar in de categorie beste buitenlandse film.
(3) Yvonne Baby. Interview dans Le Monde, 3 novembre 1960.
(4) Rencontre, decembre 1960. Parait à Lausanne douze fois par an. Page 27.
(5) Wat nuttig is, deugt niet. Het onderscheid zit in wat nuttig is en wat zinvol. Een homeopathische tinctuur uit bijvoorbeeld zonnehoed wordt door de door marktmechanismen van de Orde der Geneesheren uitgevaardigd dictaten zinloos genoemd, omdat de tinctuur geen verifieerbare werking zou hebben, waarbij ze moedwillig over het hoofd zien dat het effect van die tinctuur met de eigengereide methodes die zij hanteren nu eenmaal niet vastgesteld kan worden. Homeopathie, acupunctuur, do-en, acupressuur en alles wat niet onder de ruime bevoegdheden van de Orde valt, zal de facto oncontroleerbaar blijven zolang de context van het controlemechanisme tot de marktmechanismen van apothekerij en dilettantische artsenij beperkt blijven. Wat nuttig is, is dat alleen binnen een welomschreven context. Ik heb zelden tot nooit antibiotica gebruikt, hoogstens als bestanddeel van de vleeswaren die ik genuttigd heb. Alleen in extreme gevallen is antibiotica nuttig, alleen dan is het zinvol om antibiotica te gebruiken. Het meest flagrante voorbeeld van een weinig deugdzaam nutseffect, los van de marktmechanismen zelf, is de asperine. Om de bevolking van welke staat ook tegen zichzelf te beschermen, hoort het wereldwijd en met onmiddellijke ingang uit de handel genomen te worden. Misschien is het gewoon beter om voortaan alleen dingen te verhandelen die geen duidelijk nut hebben.
(6) De eerste B.D. of Hebdo de la BD, met comics van Tardi, verschijnt op 10 oktober 1977.

donderdag 20 november 2014

20 november

Transcriptie van Sunday 20 November; The Virginia Woolf Diary volume 3; Penguin Books 1982; p. 164 NOVEMBER 1927

een harige bromvlieg manoeuvreert behendig over beide zijden van het pakje RIZLA+ dan het dienstboekje waar ze heel even versuft als het ware vlak bij de tafelrand zit
een snelle acrobatische notitie: strijkt neer op bladzijde 164 van het derde deel van The Virginia Woolf Diary
                            his wife
        at the Ethical Society,
                           (1896);
                  her name, and
                            last
en hoewel ik gemakkelijk 300 toetseenheden per minuut presteer te weten zes toetseenheden per seconde is dat lang niet snel genoeg om haar nerveuze pirouettes bij te houden, van
                                                    wrongly,
refused Sibyl

bovenaan bladzijde 165, tot de milde verwijzing op de verpakking van een zak met hazelnootkoekjes: bladzijden bladzijden bladzijden; later een glibberige stront uit de darmen persen; oumph; doorspoelen. Perec page 42:

You've killed a man, you have, don't you see. You committed murder. You think it's easy. Well, it's not. You think that committing murder has a meaning. Well, it doesn't. You think it's easy to paint a Condottiere. Well, it's not. Nothing is easy. Nothing is quick. Everything is wrong. You could not but get it wrong. You could only ever end up like this. Caught in your own trap, by your own folly, by your own lies...

Er is inderdaad een periode geweest, als gebruikelijk lang voor ik maar één woord van Perec gelezen had, dat ik


               That fat sound of fat worries as the fat of a fat man, and it even worries more that he is so sick and fat.

's ochtends vroeg, het was elke dag het eerste wat ik deed, in een schriftje dat zich naast soms onder het bed bevond, noteerde wat ik me van de droom herinneren kon, halsoverkop, zinnen die ik na ontbijt en bad vaak niet ontcijferen kon omdat ze dwars dooreen stonden als een school haringen waar het spoor van een brommertje een lelijke jaap liet. Van het gesprek met Mil en Bram bijvoorbeeld kan ik me, dat wil zeggen als ik het gesprek min of meer zin na zin zou willen noteren, een half uur na het gesprek geen woord herinneren en als ik het gesprek opgenomen had, had het zoveel tijd genomen om alles zin na zin te ontcijferen dat ik er wellicht niet eens aan begonnen was. Met Bram nam ik het werk van Babs door. Gisteravond: met een van de buren een lang gesprek over biogeografie. Hij werkt voor een natuurpunt dat vlak bij de plek waar Rupel en Schelde samenstromen een reservaat van vierhonderd hectare beheert. Later, in Portrait of a Man, bladzijde 42:

The always fatal outcome of repetitious movements of the hand, the same skilfully adjusted dose of colour, the same trap set once again beyond overweening ambition? To strive for a chef d'oeuvre. The ambition of Tintoretto and Titian resuscitated, risen from the ashes. Monumental ambition? Monumental mistake.

Vandaag de vierde dag na van Verf Na. Bladzijde 164: I will now snatch a moment from what Morgan calls 'life' to enter a hurried note. Geen dagbladpers. Een halve zin volstaat om de shit tot het neusbeen te hebben. De derde wereldoorlog, eeuwen geleden op gang getrokken, levert dag aan dag hetzelfde cijfer: aberrante idiotie. Dat ze een vierde, een vijfde beginnen, waar wachten ze op. Mil, vandaag: als er een vermogingsbelasting geweest was, gesteld dat een of andere idioot ooit op het malafide idee gekomen was om zo'n belasting in te voeren, dan hadden ze er geen halve dag over gedaan om het ding af te schaffen. Waarom noemen ze het democratie als welk besluit ook reeds voor het genomen werd de mogelijkheid om tot een ander besluit te komen uitsluit. Voor de grap misschien. 11% besparen op 11-11-11 om het aan imbeciele utilariteit te verspillen. In de dagbladpers duiken foto's op die een Franse fotograaf seconden na de executie van Che Guevara genomen heeft. Met VNVE kwam het bezoekersaantal op duizend. Of het uitzonderlijk is dat een Frans fotograaf van de executie op de hoogte was? Nee. In Ruimten Rondom komt Perec tot de conclusie dat het zo goed als onmogelijk is om een nutteloze kamer te bedenken.

Mil belde me. 27 seconden zei ik. Hij en Bram stonden op het woonerf voor de crox-poort die ze gesloten aantroffen. Exact 27 seconden later draait de witte Kangoo het woonerf op. Bram steekt een sigaret op, grinnikt.

dinsdag 18 november 2014

17 november

Transcriptie van Sunday 17 November; The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 339 NOVEMBER 1940

Ik stel vast dat ik om een of andere reden toch weer aan de dodo denk, aan de troepen van Volkert Iversen,
aan de afgezanten van de Franse kroon,
aan de afgezanten van de Nederlandse kroon,
en het geschil ook alleen maar kan zien als een gek verzinsel van wat me overkwam, in de verzonnen geschiedenis van het laatste dier,
dat ik naar de gebeurtenis keek natuurlijk die ik om een net zo merkwaardige reden volstrekt onbelangrijk vond
en me afvroeg waar het schriftje gebleven was en me afvroeg waarom ik niet vaker op een godvergeten zondag over wat ik toen zag en zou blijven zien geschreven had,
en dacht aan de afgezanten van de Franse kroon
en aan de afgezanten van de Nederlandse kroon dacht
en aan de blanco bladzijden van het dikke boek
dat, toen ik het voorzichtig aanraakte, in een bal veranderde
en ook de jongens zag die tegen de wind over het strand liepen met natte haren die lam over het neusbeen sloegen,
met lange benen over het strand renden,
over het strand van bladzijde naar bladzijde renden in het ritme van een uitzinnige tegenwind
tot opeens alles in het juweel veranderde om de naakte hals van dat uitzinnige orgasme (en
van dat hoofdstuk alleen de laatste bladzijde)
tot opeens alles zo hard alles van me wegblies dat ik alleen die laatste bladzijde hoorde en ik toen alles van het boek weggeblazen was alleen die laatste bladzijde hoorde,
één woord en het sloeg op hol,
met uiteenlopende redenen liep ik over het strand, brak het boek in twee en gaf aan elk deel wat het gezien had.

vrijdag 14 november 2014

een reconstructie (vervolg)

(27) een merkwaardige gebeurtenis

Op zaterdag 15 november 2014 omstreeks halfzes des avonds zit schrijfster dezes aan een tafel in het Nog Te Bedenken Museum waar zij die avond niet verwacht werd,
aan de rode tafel. De dactylo maakt haar attent op een weliswaar korte maar bijzonder interessante bijdrage meent ze in een recent nummer van Staalkaart,
een magazine dat zich profileert, stelt schrijfster dezes vast nadat zij het product aanvankelijk ongeïnteresseerd van zich af geschoven had,
nee hoor geantwoord hebbend op de beleefde vraag of alles goed gaat, als Hét magazine voor de culturele omnivoor. Een van de suppoosten, de
wat hulpeloze Albert Feyn die elf jaar eerder in dienst genomen werd en ten prooi aan een bizarre darmstoornis het grootste deel van de dag op toilet doorbrengt
waar hij zich op grondige wijze in de dagbladverschijnselen verdiept, komt met de mededeling dat hij op donderdag meer dan zeventig bezoekers geteld heeft.
Fijn Albert, zeg ik, waarna de misschien niet zo heel erg nobele overweging heeft Albert geteld of zou hij geteld hebben over de sporen dendert, want een stopplaats is er niet
nu ik onverwijld door het magazine voor de culturele omnivoor naar de nog te lezen recensie over het nog te bedenken project in het nog te bedenken museum blader.
Zeventig bezoekers, Albert, dat is best veel voor een donderdag.
Ja mevrouw, zegt Albert, zeventig bezoekers, dat is best veel. Goed zo, Albert, zeg ik. Op de bladzijde aanbeland waar ze het inderdaad voorlopig niet
over het nog op te richten museum hebben, lees ik een andere recensie, flutverdraaid een tekst die Mister Wolf geschreven had, alias Bonzai Bonanza zoals wij hem noemen,
Bonzai Bonanza, de klusjesman, die zich tussen schroeven en schraapsel door in de Franse literatuur bekwaamt en op een dag, niet eens zo heel erg lang geleden, met de mededeling kwam
dat hij van Roger Martin du Gard Luitenant-kolonel de Maumort gelezen had, een boek dat zo dik is dat ik het meteen bij de eerste aanblik onleesbaar vond. Steeds nog
aan de rode tafel zittend, terwijl de dactylo lacherig opmerkt dat over de nog te bedenken dingen zelden op een meer verhelderende geschreven werd
en ik lacherig toevoeg dat Wolf het tekstje schreef, Mister Wolf, zoals hij het graag heeft, of Bonzai Bonanza zoals wij hem noemen,
en dat schrijver dezes bovendien co-auteur is, want niet alleen de tweede, ook de derde paragraaf zijn van haar hand, valt opeens op dat de inhoudstafel
van de editie van Staalkaart die ze voor zich heeft op bladzijde 95 een verwijzing naar Perec heeft,
32 jaar na zijn vroegtijdige dood heeft Georges Perec een nieuw boek uit. Verbluft
leest ze de korte recensie. Perec, een nieuw boek godverdomme en ze heeft alles van Perec. Ze veert overeind,
schuift het magazine van zich af, het is kwart voor zes, buiten donkert het al maar aan het station is boekhandel Limerick ook op zaterdag tot halfzeven. Ik spring in de auto,
we rijden over het natte asfalt, Perec godverdomme zegt ze opgelucht, aan de straatkant vlak bij Limerick echter zit het dichtgemetst, ik vind een plek op het stationsplein, neem geen tijd voor het bonnetje, ze doen maar,
onzedig als het boetebedrijf nu eenmaal is beboeten ze alles wat ze maar beboeten kunnen terwijl net zo goed een boete kan voor de functionarissen die niet weten wie Perec is.
In de boekhandel treft ze geen Nederlandse vertaling van Le Condottière aan, de nieuwe publicatie van Perec, want die komt pas eind november uit,
wel Portrait of a Man, een Engelse door David Bellos verzorgde vertaling. 'Perec', lees ik, 'who had a poorly paid day job as librarian in a medical research laboratory, suddenly found himself a literary celebrity, and in a position to leave his thirty-five-metre perch in Rue de Quatrefages (reimagined and just slightly displaced in Things), for a larger home in Rue du Bac. Preparing for the move in spring 1966, he stuffed redundant paperwork into a cardboard suitcase intended for the dump, and put his literary papers in a different case of similar appearance. In the move, the wrong case got junked. All of Perec's manuscripts and typescripts prior to the writing of Things disappeared.'(1)

/a suivre/

(28) eind augustus

Het moet een dorp ergens in de buurt van Périgueux geweest zijn, een dorp aan de zuidwestelijke rand van het Centraal Massief en van het dorp tegelijk alleen de landerijen, geen dorpelingen, geen winkels, geen kerkje, geen huizen die samen een gehucht maken, alleen dat ene huis dat zich op korte afstand van het asfaltwegje aan de rand van een braakliggend terrein bevindt. Vlak bij het huis, aan de straatrand, waarvan weinig sporen bleven, is het terrein vlak en zanderig, een braakliggend veld met zandhopen, traktorsporen, een roeste betonmolen en planten die het naar hun zin hebben op ruw terrein,(2) verderop, niet à droite de la main qui écrit ceci,(3) waar zich zevenendertig jaar na het aan flarden gerukte avonduur andere dingen bevinden,(4) maar in een wijde en aanvankelijk misschien niet eens ronde perimeter om de roeste betonmolen en het bakstenen huis drie landschappen, waarvan één een door populieren en bosjes ingesloten agrarisch panorama dat zich ter rechterzijde bevindt, wat met het zuiden samenvalt, linksop, twee, een min of meer identiek landschap dat verandert zodra ik over het erf naar het bakstenen huis stap: een uitgestrekte aardbeienplantage, het bakstenen huis ter rechterzijde en hier, aan de rand van de plantage bulkt geitenblad over wat bleef van het nog niet verbouwde deel van de kleine nederzetting, een aan de straatkant onzichtbaar terrein openbaart zich met hoge grassen en fruitbomen en een balk die tegen een van de bomen aanleunt; drie is wat zich westelijk en noordelijk voorbij de andere straatkant uitstrekt waar later beboste rotshoogtes gesignaleerd worden en wegjes die steil tussen heuveltoppen naar andere plekken meanderen.
Op de plek waar ik die avond beland, eind augustus of begin september 1977, na het hondse karwei van een route over Bergerac, van Bergerac richting Périgueux, voorbij Périgueux in noordoostelijke richting, Sorges? Thiviers? of misschien het westelijk van Périgueux gelegen St. Astier in wat als le Périgord blanc bekend staat, daar, op die niet meer te traceren plek in le Périgord, stap ik uit de auto van iemand die me naar de nederzetting van een landgenoot bracht die daar op die plek een bioboerderij begonnen is.(5)

De hoeve staat dertig meter van de wegrand verwijderd en tref ik aan op het moment van een belangrijke verbouwing die sinds maanden aansleept. Het terrein is een bouwwerf.(6) In de keuken schuif ik mee aan, er wordt vegetarische spaghetti geserveerd. Ze hebben het druk. Kinderen en katten jakkeren over het terrein en de financiële situatie is ronduit dramatisch, wat met de natte zomer te maken zou hebben.
Het belangrijkste product van de boerderij is biologische aardbeiconfituur. Na de avondmaaltijd verken ik het terrein. Door een tuinlandbouwzone met in strakke rijen aangeplante en met netten afgeschermde aardbeiplanten, stap ik voorbij een houten bouwsel waar zich tuingereedschap bevindt naar een minder gecultiveerd areaal. In het hoge gras is een smalle doorgang en overal het geluid van krekels of cicaden. Struikjes versperren de doorgang. De gastvrouw had aangegeven dat zich daar, een eind voorbij het struikgewas, een stroompje bevindt waar ze af en toe zwemmen, een stroompje dat zich, ontdek ik, vlak bij de rand van het terrein bevindt en loom glijdt tussen dicht struikgewas en oevers met hoge grassen.(7) Het is een betoverende plek. 's Ochtends verneem ik dat ik de logeerkamer te ontruimen heb.(8) Ik sla de tent op naast een met plukken onkruid begroeide zandhoop en heb de tent al overeind als opeens twee meisjes uit Nederland over het braakliggende terrein naar de drukke infobalie stappen.

hooiland

We hooien. De boer staat in ontbloot bovenlijf bovenop de hooiwagen. Het is een bloedhete dag.(9) Kraakhelder zomerblauw. De zeisen jagen laag over de bodem van het hooiland, een karweitje dat uitgevoerd wordt door lui die weten hoe het moet, iemand van een nabijgelegen mas en nog iemand. Wij, de niet-geschoolde handlangers, verzamelen het gemaaide gras, zonder over wat anders na te denken stappen we elk met een riek over het hooiland, we drijven het maaigras samen en steken het de hoogte in, hoog boven de laadbak van de hooiwagen, zweten. De zon staat hoog in het zwerk, het hooien neemt de hele dag. Met z'n drieën zijn we met een riek in de weer, Martine en het andere meisje, ik. Hels ritme. Tempo. Tijd om even uit te blazen is er niet. 's Avonds, na een schotel met rijst, groenten en bonen, stappen we naar de rivier en nemen een duik in het trage water.

les filles

In het noorden Brive-La-Gaillarde, in het zuiden Cahors, in het oosten, vlakbij, de eerste glooiingen van het Centraal Massief, Argentat, aan de rand van het met prikkeldraad afgesloten territorium auto's en lui die over het gras naar een midden het weiland opgetrokken tent stappen. Op de bucolische festivalweide, aan elke horizont hetzelfde landschap, staan kraampjes waar je wattige, roze suikerspin kopen kan en met vijf ballen naar een toren van blik gooit en nog meer curiosa die de kermis volledig maken. Om een of andere reden stapt iedereen naar de circustent waar een enorme massa bijeen staat. We dringen in de tent door maar worden gauw tot staan gebracht door mensen die zich om ons heen bevinden, een meute die zo dicht opeen staat dat we niet eens tien meter ver in de massa weten door te dringen en in het overtollige totaal tot stilstand komen zonder wat anders te doen te hebben. Aan zo dicht opeengepakt staan dat je opeens geen kant op kan, heb ik altijd om een of andere reden een bloedhekel gehad. Het maakt me nerveus. Ik kan niet tussen de ruggen doorstappen en terug kan evenmin, opeens zit ik midden de verpletterende aanwezigheid van lui waar ik helemaal niets mee te maken heb. M'n werkgever, een landgenoot ten slotte, dringt voor me uit tussen de ruggen door, Martine wenkt me, hierheen lijkt ze te willen zeggen maar ik ben al verpletterd, kan geen kant op. Helemaal achterin de tent is een podium. Tussen de plek waar ik me bevind, ingeblikt tussen de ruggen en buiken van twee dozijn mannen, en het podium waarover iemand traag heen en weer stapt terwijl een dummy van Claude François door de speakers schettert, staan nog eens duizend mannen, zoveel dat ik er niet aan denken moet om me achter de werkgever aan, die zich vlot tussen de lichamen wrikt, naar een plek te wringen die net zo van betekenis verstoken is als de plek waar ik dicht tussen twaalf lichamen naar het podium staar. In Salo met meer betekenis geregisseerd komt een vadsige dame naar de microfoon, ze introduceert twee dozijn meisjes die in een lange rij over het podium stappen en vervolgens een voor een uit de kleren gaan. Het spektakel is verbluffend, meelijwekkend, de dikke dame introduceert ze een voor een, de meisjes bakken er niets van, zijn al vertrappeld voor ze er aan beginnen, zodat ik instinctief een kwartslag maak en hierdoor opeens oog in oog kom te staan met drie vier mannen die geil en ongedwongen naar de striptease staan te kijken.

(1) Georges Perec, Portrait of a Man; Maclehose Press 2014.
(2) De explosie van de berg Krakatau was een voor die tijd ongehoorde explosie. Van het vulkanische eiland Krakatau bleef Rakata, een van de eerste plekken waar biologen onderzoek deden naar hoe een gebied zich na een enorme catastrofe langzaam herstellen zou. De explosie van de berg Krakatau, eind negentiende eeuw, was zo totaal dat van het aan de zuidwestelijke rand van het Indonesische archipel gelegen eilandje geen morzel bleef. Door de uitbarsting werd het hele gebied weggeblazen. Niet eens een jaar na de feiten werd vastgesteld dat spinnen en zeevogels het intussen als Rakata bekend staande gebied gekoloniseerd hadden. Nog eens drie jaar later had het biotoop zich hersteld, grassen en varens veroverden het door de uitbarsting tot een klomp gereduceerde eiland. Op zo'n eiland was ik terechtgekomen, aan de zuidwestelijke rand van het Centraal Massief, een plek die zo onder de voet gelopen was door verbouwingen en tal van ingrepen dat op het woonerf alleen die kruiden voet aan de grond kregen die zich in de meest barre omstandigheden toch wisten te handhaven. De overvloed aan klein hoefblad, aan takachtige kruiden met gele bloemhoofdjes, koolzaad misschien, brandnetel en weegbree, paardenbloemen, het herderstasje, een singulier plantje dat zich zelden in grote, dicht opeenstaande groepen verzamelt, en de buitenissige hoeveelheden rolklaver en kleefkruid, accentueerden het desolate karakter van de plek die door een eruptie van de als noodzakelijk aangevoelde en door tal van moeilijkheden uitgestelde of achterstand oplopende planning jarenlang dat bouwwerf zou blijven, met een ligzetel waarop de vrouw des huizes, als ze daar tijd voor had tenminste, tussen mortel en roeste betonstaven te zonnen had.
(3) Jean Echenoz, Caprice de la reine, p.19: A droite de le main qui écrit ceci s'étend d'abord une terrasse en carreaux de pierre synthétique grenue; Les éditions de minuit, 2014.
(4) Een boekenstapel met, te beginnen onderaan, Selected Poems of Malcolm Lowry, De Autonauten van de kosmossnelweg van Juloi Cortazar en Carol Dunlop, een zwart Moleskine schriftje waarin ik op maandag 12 augustus 2013 als eerste zin Ze draagt een late sixties truitje /boodschappentasmotief/ /schubben/ noteerde, De vlinder van Dinard van Eugenio Montale, Nude As A Newt van Phil Vallack en Nue van Jean-Philippe Toussaint, gepubliceerd in 2013.
(5) Souillac. Zo staat het in een oude notitie: ergens in de omgeving van Souillac. Niet in le Périgord noir (obscuur, bosrijk, eik, kastanje) maar oostelijk hiervan in het departement Lot. De Soulac à Souillac quoi. Het kan nog preciezer: ergens in de omgeving van Souillac op het terrein van een coöperatieve. Er wordt graan verbouwd (dat ze pas eind augustus maaien suggereert dat het om rogge gaat wat regulier halfweg augustus geoogst wordt), er is een aardbeienplantage en groenten, meer in het bijzonder prei, doen ze ook. Waarom Souillac? Het à suivre biedt een verbluffend precies antwoord: na het korte verblijf op de coöperatieve, de boer is een hardwerkende zeurkous, de boerin een vriendelijke uit huisvlijt opgetrokken coöperante, er is een nichtje, ik herinner mij een blauwe jurk met polkadotmotief, beland ik op een meer zuidelijk gelegen hoeve (wijngaarden, wulps landschap, koeien, door meidoornhagen ingesloten grasland) en als ik hier na nog geen week opnieuw de benen neem in de vallei van de Aveyron. Om een bijzonder specifieke reden, waar ik straks dieper op inga, staat het woord AVEYRON in graniet gebeiteld en net dit kleine memento, op een hondsdolle manier nadrukkelijker en preciezer dan veel van de andere herinneringen, geeft aan dat de hoeve waar ik die avond beland zich niet in het noordelijk van Bergerac gelegen le Périgord blanc bevond maar in een meer zuidelijke en oostelijke regio, waar nog bijkomt dat het woord LOT diep in de obscure krochten van het vodje van wat ik mij wel of niet herinner nog net hoorbaar een zacht, vriendelijk geluid maakt, ping, het geluid van de geheime lade waar een groen en kruidig landschap opduikt, terwijl het meer muzikale Périgord, een dactyle of dactylus, me compleet onverschillig laat. Vanuit de logeerkamer, lees ik, een kamer met vers gekalkte muren, heb ik uitzicht op het erf dat een desolate aanblik biedt, er staat een auto en kennelijk herinner ik mij op het moment van die eerste notitie ook nog de kippen die her en der op het terrein druk zigzaggend heen en weer stappen. Souillac dus. Met het hondse weer dat ze die zomer hadden, dreigt de wijnoogst op een complete mislukking uit te lopen. Boer Zeurpiet heeft geen wijngaard. Hij is bevriend met een ouwe wijnboer die toen reeds, eind jaren zeventig, vin d'agriculture biologique produceerde en met de handen in het haar zat. En dan staat er ook nog het volgende, toen ik nog over voldoende gegevens beschikte om me dat te herinneren: Het is eind augustus en het is brandend heet. De vrouw des huizes plukt aardbeien. 's Avonds komt er veggie spaghetti op tafel. Op maandag prei wieden met een schoffel. Desolate plek. Boer Zeurkous en auteur dezes kunnen het niet met elkaar vinden. Hij een humeurige en norse workaholic, altijd op pad, bezig met zaakjes, geen spat geestelijke diepgang, wat me toen heel erg bezighield, zen nul komma nul, heeft het handeltje waar hij zich vijf jaar eerder aan waagde drijvend te houden en ergert zich mateloos aan het feit dat ik weinig zin heb om de hele tijd door z'n dictaten op te volgen, waarbij ik op gegeven ogenblik ongetwijfeld zo immuun werd voor wat hij me te vertellen had dat het gezeik uit z'n reet spatte. In deze versie zijn de Hollandse meisjes er pas aan het eind van het net zo goed fragmentaire relaas. Van een van hen noteer ik het adres in het reisboek. Het zwempartijtje in het lome stroompje bijgevolg is zonder de Hollandse meisjes. Het polshorloge gaat stuk, wat ik vaststel zonder het er met iemand over te hebben. In deze versie van de feiten, die meer plausibel lijkt dan de andere maar dat niet is, vervoeg ik de boerin, die tussen het harde labeur door toch even van een meer relaxed moment genieten wil, en haar zus, of een nicht, de dame die er al meteen op dag twee ongewild voor zorgde dat ik in een tent aan de rand van het braakliggende terrein te kamperen had. De Hollandse meisjes zouden bovendien niet van plan zijn om lang op de coöperatieve rond te hangen, net als ik hebben ze een zuidelijker doel.
(6) Steengruis. Graspollen. Cementbrokken, kiezelstenen en baksteenbrokjes. Een vod. In tegenstelling tot de andere dingen is de vod om een onverklaarbare, niet uit de vluchtig over het terrein dwalende blik af te leiden reden onderaan een van de zandhopen beland en onder het wiel van een traktor, zonder het spoor dat op een andere betekenis had kunnen wijzen. Minder vluchtig onderzoek had ongetwijfeld aangetoond kunnen hebben dat de bleke, verrafelde vod een aan benzine verwant aroma biedt. Op twee drie plekken, niet overal, is de oprijlaan aangedikt met dakpanresten, kiezel en aanverwante materie. Een roeste tegel rust tegen de zandophoping. Het terrein is gedurende langere tijd op geen enkel moment met de zorg bejegend die er een vrolijke tuin van had kunnen maken. Alles is ondergeschikt aan het zware labeur, aan de woede dat het niet opbrengt.
(7) Hoe ik het polshorloge stukmaak: ik kleed me uit, stap in het stroompje, zak met een zachte plons in de rivier, volg het voorbeeld van de gastvrouw die zich intussen midden het stroompje bevindt, de aardbeienboer had zonder van z'n bord op te kijken gezegd dat hij wat anders te doen had, het is vroege namiddag, ook Martine en het andere meisje - die net als ik op het braakliggende terrein kamperen - hebben zich in het water gegooid. We zwemmen. Het polshorloge was een cadeau geweest. Mijnheert, een van de minnaars van bobonne, had het me gegeven. Hij had me verzekerd dat het waterdicht was. Het polshorloge had een roestbruine polsriem. Na de zwempartij stel ik vast dat het polshorloge het niet langer doet. Martine bekijkt het heel even en stelt vast wat ik een ogenblik eerder heb vastgesteld, het ding is stuk. De tijd was tot stilstand gekomen. Na het zwemmen en spartelen in het lome riviertje aan de rand van de aardbeienplantage was het fabricaat tijd van het een op het andere moment kapot. Om een of andere reden besloot ik om me onder geen beding een nieuw polshorloge aan te schaffen. Dat we naakt waren, ik had niet eens een zwembroek, wel een polshorloge, was betrekkelijk nieuw. Aan de Hollandse meisjes heb ik trots verklaard dat het polshorloge absoluut waterdicht is. Boven het lome wateroppervlak circuleren blauwe libellen, diep in het water strijkt een karper over het kuitbeen, insecten tuimelen over het water. Weer aan de oever, op een lage plek tussen de hoge grassen, probeer ik het polshorloge aan de praat te krijgen. Het ding is stuk. Maar het was toch waterdicht of niet. Nee, het is stuk. Martine kruipt uit het lome water, komt heel even naast me zitten, inspecteert het polshorloge. 's Avonds zitten we boven een vlugge schotel. Een dag later is er het hooiland. De boer en nog iemand staan bovenop de hooiwagen. Na het hooien rijden we naar een kermis in een dorp voorbij de heuvel. We zitten achterin de laadruimte. Op het rooiland van de kermis tref ik de gebruikelijke vermakelijkheden, waarvan ik me intussen alleen de ezel herinner die brede zakken lavendel torste, het vermakelijke areaal aan de rand van een met prikkeldraad afgespannen weiland en de tent, een gigantisch ding waarin vijfhonderd mannen stonden die naar een striptease keken. Eenmaal in de tent, waar een uit Fellini gedropte dame de révérences verzorgde, keek ik achterom naar de mannen die achter me stonden, wat hen niet beviel. Halsoverkop verlieten we de plek.
(8) De slaapplek. Een gracht. Ik heb inderdaad een aantal keer in een gracht geslapen, de eerste keer in Aix-en-Provence, vlak bij de poort van een plek waar ik uitgenodigd was, een andere keer omdat de gracht, waarin geen water stond, me knusser en veiliger voorkwam dan het struikgewas. In Portugal sliep ik op een vuilnisbelt onder een verrukkelijke sterrenhemel. In het enorme woud ten zuiden van Seatlle in een hut met knaagdieren, enkele dagen later in een met stro volgepakte schuur en weer wat later aan de oever van een trage rivier. In Aix-en-Provence sliep ik op het rondpunt, midden de nacht gierden twee auto's over het wegdek. Vlak bij de plek waar ik lag, werden dingen uitgewisseld. Iemand vertelde me dat hij op een ochtend, toen hij zich 's avonds ergens in Frankrijk op een plek te slapen had gelegd, opeens wakker schrok en merkte dat hij een everzwijn naast zich had.
De slaapplek varieert. In le Périgord is het een tent op een braakliggende zone vlak voor het eigenlijke huis.
(9) Info Climat toont aan dat augustus 1977 in le Périgord, regio Périgueux-Bassillac, op geen moment meer dan 30° Celsius gaf. 31 augustus bijvoorbeeld zou 27° Celsius gehad hebben en geen neerslag. Drie weken later, op 19 september 1977, wordt in Albi het maximum 1° Celsius genoteerd.

donderdag 13 november 2014

13 november

La seule vérité
c'est qu'il n'y pas d'autres
vérités.
Het is de intussen gebruikelijke variant op
La seule vérité
c'est les autres.
De toestand is teleurstellend. Voor de lui die aan het roer staan
is er geen andere waarheid dan de koers die ze hebben
en met die koers gaat het naar de haaien.

woensdag 12 november 2014

crêpe perec

Cette crêpe perec se dresse
extrêmement expert
ce pêle-mêle de sept crevettes sêches
écrèmé de belles pêches légèrement vertes

(a suivre)

donderdag 6 november 2014

een reconstructie (vervolg)


vlnr/dgad: Le moment du repas chez Monsieur Lévy, août 1977. Deux japonais inconnus, le chef tai chi chuan et le chef do-en (ou vice versa), deux françaises, Solange au milieu, alors un japonais qui fume, Monsieur Lévy lui-même, derrière lui un moustache sympa, une jolie brunette et encore quelqu'un.

(26) Soulac

Het kon beslist geen kwaad om door de straten van Soulac te slenteren, na de cursus Tai Chi Chuan en de lessen Do-En,(1) in het voetspoor van Monsieur Lévy die in het centrum van Soulac in een ijssalon over een verrukkelijke berg ijscrême gebogen zat. In de keuken van de commune was het natuurlijk geen geheim dat Lévy dit soort dingen deed. In tegenstelling tot het boven de Gironde gelegen Saintes, waar de crêpe bretonne het voor het zeggen had, had Soulac ijssalons op overschot. Terwijl de cursisten zich noodzakelijkerwijs tot het système 7 beperkten, een bereiding die George Oshawa uitgeprobeerd had toen hij in Afrika met malaria te kampen had gehad, een met gomasio op smaak gebrachte rijstschotel waar eventueel ook nog wel wat tamari aan toegevoegd kon worden, sloop de sluwe Lévy naar de terrasjes in het toeristische epicentrum van het stadje en verorberde er een enorme hoeveelheid ijs. Persoonlijk was ik ook toen al de mening toegedaan dat het ijs voor Lévy het noodzakelijke tegenwicht geworden was van een zuiver op rijst en zout toegespitst dieet. Ik had de macriobitische leer grondig bestudeerd, waarbij ik me vooral op de geschriften van Oshawa toegelegd had, zo grondig dat de heel erg strikte toepassing die de commune van Soulac bood, met Lévy aan het stuurwiel, het plausibele nec plus ultra bood van wat ik meende te begrijpen van het yin en van het yang en van de vele andere bijzonderheden die ik bij Oshawa aangetroffen had. Het ijssalon van Lévy bood een nieuw perspectief.
In de keuken van de commune stond de hele dag door een enorme pot waarin haverpap pruttelde. Die haverpap was zo lekker dat ik er de hele tijd door van at. 's Ochtends vroeg verdween ik uit de slaapzaal naar het gazon, stapte blootsvoets over het natte gras en wachtte op de dame die zich in de keuken zou aandienen om het ontbijt aan te maken. Meestal stak ik een handje toe. Ik was bovendien de enige die reeds voor dag en dauw uit de veren was, vroeger dan de dames die zich met het voorbereiden van het ontbijt bezighielden. Na het dauwtrappen maakte ik een ommetje in de buurt van het pand waar Lévy gehuisvest was. Ik wandelde naar het strand of naar het Romaanse kerkje waar een perk met parasoldennen was.
Het vlak bij de monding van de Gironde gelegen stadje verschilde niet zoveel van de andere kustplaatsjes. In Soulac hadden ze geen appartementsblokken. Er was geen hoogbouw. Duinzand woei door de straten, hoopte zich op aan een straatrand waar zich rond het middaguur opeens een enorme bedrijvigheid voordeed. Later vertelde iemand me dat Soulac niet het publiek uit Parijs aantrok, dat naar Le Touquet en de Côte d'Azur afzakte, zoals Madrid 's winters aan de Costa del Sol te vinden is, maar het gewone volk, lui uit Saint-Etienne, Bourges en Angoulème, families, niet de sportieve exponenten van het gepeupel, die in La Rochelle, Lorient en Biarritz neerstrijken, maar lui die je net zo vaak op campings aantreft, in een witte short, op strandsloffen, genotzuchtig door het vadsige kabaal sloffend zonder wat anders te doen te hebben. Rond het middaguur veroveren ze de terrasjes. Meeuwen hangen boven het areaal.


La basilique Notre-Dame-de-la-fin-des-Terres, inkt op papier (1977)

Na het middaguur echter stapte ik achter Monsieur Lévy aan naar de promenade. Lévy verdween in een of ander ijssalon, ik naar het strand van Soulac-s-Mer. Vlak bij het duingebied legde ik me toe op het bouwen van een zandkasteel. Elke dag weer werd ik met enorme vernietigingen geconfronteerd, tot uiteindelijk toch een bouwwerk van enorme omvang op het strand stond.(2)
De Duitsers hadden vlak bij de plek van het zandkasteel een belangrijke nederzetting gehad, de Gironde Mündung Süd, onderdeel van le Mur de l'Atlantique, een van de laatste haarden van het Duitse verzet tegen de geallieerde troepen, een fort dat in 1945 met de grond gelijk gemaakt werd. De vele bunkers langs de kustlijn bleven. Ze domineren het duingebied en het oblonge strand waar de Engelsen eerder al, in 1452, onder leiding van een zekere John Talbot, voet aan de grond gezet hadden in een naar verluidt niet zeer geslaagde poging om te redden wat er van hun Franse bezittingen te redden viel. Over Soulac liep een van de vele routes naar Compostella, La voie de Soulac, niet de drukst bezochte maar toch net druk genoeg om het stadje aan de zuidelijke rand van het estuarium enige betekenis te geven. Eind vijftiende eeuw evenwel bleek er wat sleet te zitten op de Roomse succesformule, ook de oceaan bleef aandringen, duinzand veroverde de nederzetting en de basiliek die hoog boven de nederzetting uitstak. In 1471 ontruimden de bewoners le Vieux Soulac en trokken landinwaarts. Midden negentiende eeuw deed zich een omgekeerde beweging voor, een zekere Antoine Trouche schafte zich het duingebied aan, bouwde er een villa en begon met de aanplant van wat het huidige dennenwoud de la Pointe de Grave is. Burgerluitjes uit Bordeaux volgden het voorbeeld van Trouche, er kwam een aanbesteding om de basiliek te renoveren en het duurde niet lang voor le Vieux Soulac promoveerde tot Soulac-les-Bains.
In 1977 hebben ze er niet alleen het strand maar ook een casino en obussen, overal in het duingebied, wat 13 jaar later pas ontdekt wordt. Het geeft aan hoe weinig ontdekkingsreizigers weten van het gebied dat ze veroverd hebben. Als ik geweten had dat zich in het duingebied vlak bij de bunker 137 obussen bevonden, was ik ongetwijfeld onder geen beding zo vlak bij de bunker aan dat zandkasteel begonnen, gretig gravend in bijna infantiele overgave aan het zand, wat bouwers van zandkastelen kenmerkt, zonder andere overweging hebben ze op het zand te vertrouwen, de wandelaars aan de verre branding en de meeuwen boven het strand zijn bijkomstig. Op Mauritius deed zich eind zestiende eeuw een vergelijkbaar scenario voor. De matrozen die er aan land gingen, hadden geen flauw benul van de flora en fauna die ze op het eiland aantroffen. Uit de handschriften en relicten die bleven, blijkt dat de bijzonderheden van het environment hen ontgingen, over het hoofd gezien werden of niet beschreven konden worden.

Van Clouzot weet ik dat de volledige naamval Henri-Georges Clouzot is, van Moreau dat ze Jeanne heet en dat ze tijdens een bijzonder hoffelijke ontmoeting met Duras aan Marguerite Duras uitlegt hoe van het heen en weer bewegen van de billen een tempel gemaakt kan worden en van die eredienst dat er geen andere is, en van Lévy ten slotte dat hij als Monsieur Lévy bekend was komen te staan, dat ik mijn mond hield als hij aan het woord was, dat hij zinnige dingen te vertellen had, dat zonder vertoon deed, zonder stemverheffing, dat hij misschien niet eens zo heel erg vaak aan het woord was, zich net zo vaak niet op het terrein bevond, ongetwijfeld omdat hij het grootste deel van de dag in z'n privé-vertrekken doorbracht, en, tenzij ik me hier flagrant vergis, amper aandacht aan me besteedde, een foute indruk misschien, hoewel aan het eind van de cursus, toen in de gaarkeuken op de lange keukentafel foto's kwamen te liggen die een van de cursisten gemaakt had, foto's waarop zowat iedereen die aan de tiendaagse deelgenomen had te zien was, Solange met wie ik bevriend was geraakt, Lévy zelf, de Japanse docenten, het Gentse meisje dat tegen beter weten in één namiddag kort in de bouw van het zandkasteel betrokken geweest was, de françaises die me om een nu nog altijd onbekende reden altijd bekoord hebben, de kinderen die ze hadden, vriend, echtgenoot, iedereen die er rondliep, zelfs de hond van een echtpaar, iedereen behalve ik. In de drukte, terwijl iedereen zich om de keukentafel verdrong en de foto's aanwees waarvan hij of zij een dubbel wou, kwam ik zo goed als meteen tot de vaststelling dat de fotograaf op geen enkel moment op het idee gekomen was om een foto te maken van het hem zo goed als onbekende individu. Op één foto bevond ik me helemaal achterin het decor, bijna alsof ik er per vergissing terecht gekomen was, naast een hoogstens partieel zichtbare brunette in witte short met wie ik op geen enkel moment contact had gehad.

Rebellen en extremisten, hoezeer ze zich ook harden in het tegendeel, zijn na het terrein dat ze als dagtoerist veroveren of verliezen alleen geïnteresseerd in de kont van het vrouwtjesdier. Ook de filosoof en zijn vaak luidruchtige en ongegêneerde gepeins over wat hij de wereld had kunnen bieden, wendt zich na de zedelijke overpeinzingen en het vele werk met een schuine blik naar de billen van het vrouwtjesdier. In de kunst is het bewonderen van een verrukkelijke spoorwegbrug altijd ondergeschikt gebleken, los van het schijnhuwelijk van politiek en burgerzin en de aberratieve consequenties van wat ooit op een buitensporig zinledige dag democratie genoemd werd, aan de hesp van het vrouwtjesdier. Dat de spoorwegbrug instortte, dat het als nieuwbouw gepropageerde woonblok opeens scheurtjes vertoonde, dat in het museum rotte balkjes opeens het summum van wat niet bedoeld was leken, is het werk van een troep ongelikte imbecielen. Met Enscenseur pour l'échafaud is het de kont van Jeanne Moreau die aantoont hoe ondenkbaar en zinloos politiek is. Hoe smal of dik ook, een kont is foutloos.

J'aime beaucoup passer dans un endroit que je n'ai pas vu depuis longtemps, noteert Perec in Espèces d'espaces.(3) Die betovering ontbreekt op plekken waar je nooit eerder was en waar je hoogstens een halve middag rondhangt, soms niet eens een uur. Je stapt van het station of van een busstop naar het hotel, een duidelijke afstand die zonder andere betekenis is. In de hotelkamer zit je over een stadsplan gebogen zonder de mogelijkheid om tot de kern van het stadje door te dringen. Je zou je in het centrum van de gebeurtenis willen bevinden, maar dat lukt niet, in het beste geval beland je op het terras van een bistrot waar nog iemand schaapachtig naar het langsrijden van een lijnbus zit te kijken. Wat je je had kunnen herinneren beperkt zich tot de café au lait. Zorgvuldig bestudeerd biedt het stadsplan voor de dagtoerist zelden meer dan een surrogaat van de betekenis die het gehad had kunnen hebben. De musea bieden minder dan je verwacht had. Alleen in een Chandler novel bieden ze meer dan het totaal van wat je aan lectuur te vreten kreeg, opeens zie je de plek als een plek waar iets over het hoofd gezien werd. Ik zit ook alleen maar in het park omdat ik heel even alles wat zich buiten dat park aan me opdringt vergeten wil.(4) De parameter van het park is dat ik gedurende dat ene ogenblik volstrekt nutteloos ben en geen ruimte geef aan cultuur en futiliteiten als politiek en doorgaand verkeer. In het park ben ik bovendien ook bevrijd van de schilderijen in musea en kerkjes, heel even besef ik dat het net als het park geen andere betekenis heeft.

crêpe perec

In het maison de Lévy, een imposant, ouderwets pand in le Vieux Soulac, een pand dat toen tot op zekere hoogte beantwoordde aan wat ik mij van een Zuidfranse woning de bonne taille voorstellen kon, om maar niet te zeggen een verblijf van buitengewone omvang, waarvan mij vooral de slaapzaal bijgebleven is en het onfortuinlijke schaduwgevecht met een vrouwelijk specimen van de soort culex pipiens, de eerste avond van het verblijf in de commune, was het moment waar naar uitgekeken werd het moment waarop we met z'n allen aan tafel gingen, als de dames die in de gaarkeuken het commando hadden over de strikt volgens de principes van de macrobiotische voedingsleer bereide voedingswaren het signaal gaven dat ze er klaar mee waren, waarna in de tuin, waar aan een eenvoudig amalgaam van houten tafels getafeld werd - het had de luxe van een speelse wanorde wat ik zeer op prijs stelde ongetwijfeld omdat ik als de eerste worp van het zondagskind met die luxe opgegroeid was - een trage en misschien wel opzettelijk trage bedrijvigheid op gang kwam, terwijl het natuurlijk net zo goed mogelijk is, want dit soort details herinner ik me nu eenmaal niet op zo'n manier dat Rome er wat aan gehad had kunnen hebben, dat ik de meer gretigen bezig liet terwijl ik nog gretiger dan hen naar de op een robuuste tafel in de gaarkeuken uitgestalde spijs keek, de brunette die me net voor was met kokette galanterie de nog te benoemen twijfel gaf, met een naïef je ne sais quoi naar nog een dame omkeek die zich veelbelovend uitliet over wat we zo meteen op het bord zouden hebben, waar reikhalzend naar uitgekeken werd, en dat ik toen het tot die confrontatie kwam, opnieuw aan een brunette, die met een brede lach toegaf dat het voor haar alles bij elkaar genomen allemaal tamelijk nieuw was, uitlegde dat het système 7 geen andere bedoeling had dan het verwijderen van de gifstoffen, en later, in het verrukkelijke vergeten, dat net dat wat we denken te weten de droom van Zettel onuitvoerbaar maakte.(5)

Door een gebied met wijngaarden, zo ver voorbij het oog reikend dat ik me er niets bij voorstellen kan, rijden we van Soulac naar Bordeaux. Solange heeft verplichtingen in het verre zuiden, ik een adres aan de westelijke rand van het Centraal-Massief. Na de week bij Lévy bevind ik me opnieuw aan de desolate rand van het asfalt. De tocht gaat naar een onbestemde plek in het centrale binnenland. 's Avonds laat beland ik op het terrein van een bioboer. Ik zet de tent op het terrein voor de hoeve, vleermuizen jagen door het zwerk. In de tent buig ik me over het reisboek als die ene dodo, op Mauritius, die naar de zeilen keek van het onbestemde ding.

(1) Do-En, een aan Sou-En verwante massagetechniek.
(2) Het uit zand opgetrokken bouwsel was geen zandkasteel maar een stad met stadswallen zoals die van Carcassone. Van alle zandkastelen die ik maakte, wat toen m'n favoriete strandactiviteit was, was het het fraaiste en meest omvangrijke. Geprikkeld door wat ik in Fougères gezien had, gaf ik me over aan het bouwen van een zandkasteel van ongeziene omvang. Een meisje dat net als ik in de commune van Lévy beland was, stak een handje toe, hoewel ze niet begreep wat de bedoeling van het tijdelijke bouwwerk was - dat het geen bedoeling had maar dat in die ene, volstrekt zin- en nutteloze kamer onderin het gebouw Baader en Meinhoff elkaar de hand hadden geschud, zonder elkaar te herkennen, dat Borges in een van de huisjes bovenin de citadel naar achter was gegaan en had vastgesteld dat er geen papier voorhanden was, wat ook het meisje over het hoofd had gezien, wat naar ik meende de enorme scheur in een van de flanken van het bouwsel verklaarde, dat Hugenoten zich op de kantelen verschanst hadden, waar ze omdat ze voorlopig toch niets te doen hadden bier en wijn dronken, dat Grépet, die in deze versie van de film op Gabin leek, het op een niet bepaald hoffelijke manier aan de stok kreeg met Simone Signoret en dat ik het was die op een kameel met een hoogst ontvlambare hoeveelheid nitroglycerine over de nog niet afgewerkte, besluiteloze hoogtes van het bouwsel naar die ene plek hobbelde waar ze een brievenbus hadden. Boven het strand van Soulac dreven Atlantische wolken. Het meisje, dat zich in een rode bikini aan me vertoonde en net zo min afwist van het oeuvre van Clouzot, staarde sprakeloos naar het infantiele bouwsel. In het duingebied stond een bunker en uit het zand verrees een complexe vorm waar een dag later al bijna niets meer van overblijven zou. Zij had een vriendje. Ik was niet zo'n ongelikte imbeciel dat ik haar dat onfortuinlijke voorval afsnoepen wilde. Net omdat ze met die imbeciel was, boog het met Atlantische wolken afgewerkte tafereel, wolken die razendsnel op het strand afstormden, af in fascinatie voor het onafgewerkte zandkasteel.
'J'ai plusiers fois essayé de penser à un appartement dans lequel il y avait une pièce inutile, absolument et délibérément inutile,' noteert Perec in Espèces d'espaces. ( ) 'J'ai pensé au vieux Prince Bolkonski qui, lorsque le sort de son fils l'inquiête, cherche en vain pendant toute la nuit, de chambre en chambre, un flambeau à la main, suivi de son serviteur Tikhone portant des couvertures de fourrure, le lit où il trouvera enfin le sommeil. J'ai pensé à un roman de science-fiction dans lequel la notion même d'habitat aurait disparu; j'ai pensé à une autre nouvelle de Borges (L'Immortel) dans laquelle des hommes que la nécessité de vivre et de mourir n'habite plus ont construit des palais en ruine et des escaliers inutilisables;' Georges Perec, op. cit. p.47-49; Galilée, 1974. Die Bolkonski doet me aan de ikfiguur uit De Beheksten van Gombrowicz denken, als hij op een nacht noodgedwongen in de spookkamer van een kasteel te overnachten heeft, waar een vodje aan de muur hangt, vlak bij het bed. Perec probeert zich een nutteloze kamer voor te stellen, geen rommelkamer of rommelkast, zoals elk huis er wel een heeft, of die ene kamer extra die door niemand gebruikt of bewoond wordt, geen verloren hoekje ergens onderin of achterin het huis maar een kamer zonder functie, een kamer die geen enkel nut heeft. 'Le langage lui-même, me semble-t-il,' geeft hij toe, 's'est avéré inapte à décrire ce rien, ce vide, comme si l'on ne pouvait parler que de ce qui est plein, utile, et fonctionnel.' Met de net zo nutteloze als zinloze reconstructie van een reis dwars door Frankrijk, een reconstructie die intussen meer tijd nam dan de tijd die nodig was om via een rommelig parcours van Dinant over Gérardmer naar Soulac-sur-Mer te liften, stuit ik op een vergelijkbaar conflict, maar dat is dan weer niet anders dan de problematiek waarmee iemand die zich aan de vertaling van een gedicht van Robert Walser waagt geconfronteerd wordt. Een vertaling is nooit exact, wat geen zin zou hebben. Tussen de vertaling en het oorspronkelijke product, op een niet te definiëren plek tussen de kamer, de kamer die ik kamer A noem, de kamer waar de dichter aan tafel zit, en kamer B, die kamer waar de vertaler aan tafel zat, is een nutteloze vorm, een object of een moment, in elk geval iets wat samenvalt met de leegte die Perec bedoelt, waarbij ik voor waar aanneem, discutabel of niet, dat ook het denken of in elk geval de gedachte zo'n plek heeft, dat die plek op elk moment betreden of verwoest kan worden maar ook net zo vaak onvindbaar is of niet bestaat omdat helemaal niemand weet van het bestaan van de plek en de nutteloosheid ervan niet eens bedacht, laat staan ontkend of betwijfeld zou kunnen worden.
Het zandkasteel is geen zinloos bouwsel. Nut heeft het niet. Zon, regen, wind, zee en de storm van wie over het strand naar het verre einder wandelt en dan terug hebben het in geen tijd tegen de grond. Het biedt vijftien eeuwen in een notendop en is toch drie dagen nadat het opgetrokken werd niet eens een voetnoot op het strand. Het is een nutteloos bouwsel, hoogstens bedoeld voor het vermaak van het moment, en in het bouwsel, citadel of stad, zijn alleen maar nutteloze kamers.

(3) Georges Perec, op. cit. p.87/88.
(4) De straathoek die ik me herinner en de straathoek die ik me niet herinner. Op Google zijn foto's te vinden van het huidige Soulac-sur-Mer. Het stadje is gerenoveerd. Over de voor voetgangers ingerichte straten in het toeristische epicentrum stapt een variatie van wat in 1977 over het niet op voetgangers berekende wegdek dweilt. Voor de vitrine van een superette staat een bejaarde dame met kinderlijke verbazing naar de uitgestalde koopwaar te kijken, de blote voeten in brede klompen. Met een niet door lust bezoedelde blik veegt een jonge vrouw de kruimels en vetvlekken van tafel. Over een wegdek waggelen de dodo's van het contemporane Uebernullum. Op het eerste boven een ijssalon hangt de mededeling A LOUER. Iemand had er een kantoor kunnen inrichten met geen ander doel dan de hele dag lekker nietsdoen, een allerminst zinledig nine to five: aan het drama van woeker en barbarij een kamer toevoegen, de nutteloze kamer, een kamer waar helemaal niets gebeurt. Op het terras op een steenworp van het strand, naast een winkeltje waar ze zonnebrillen, ansichts met zonsondergang boven zee, sleutelhangers, surfplanken, foto's van Birgitte Bardot, schopjes en molentjes te koop aanbieden, kruipt het donkerrode tafelkleed stuiptrekkend heen en weer over het platte vlak van een kleine tafel, aangespoord door wat hoogstens een lichte bries genoemd zou kunnen worden om de benen te nemen naar het hinterland.
(5) als ik even denkbeeldig tel - ik sluit de ogen en probeer mij de slaapzaal op het eerste voor te stellen - Zettels Raum: de bestaande, de ooit bestaand hebbende, de herinnerde, het niet herinnerde, de ik daar geweest zijnde, en het fijne duinzand van al deze duizenden beelden samen - want elke dag een vloeibare opeenstapeling van honderden en nog eens honderden indrukken - zoals iemand me onlangs vertelde: meestal herinnert hij zich niets of bijna niets, vijfduizend dagen opgelost in of samengeperst tot een dikke, donkere, puddingachtige brij, opgelost: als een aspirine in een glas water dat tijdens de dagelijkse bootreis van nacht naar licht naar nacht over de reling in het water tuimelt, plots, de handen hebben opeens geen grip op het glas, alle voorbereidende handelingen verliepen keurig, zelfs het openen en het daarna weer sluiten van het handtasje terwijl het schip vervelend gaat doen en alles aan dek gevaarlijk heen en weer slaat, dat alles had je onder controle, ook de knip van het handtasje, ook de haarlokken die griezelig lekker heen en weer tollen, tot het glas zonder voorafgaand signaal in laten we aannemen één seconde, misschien niet eens een seconde, een onberekenbaar object blijkt te zijn en een ogenblik later, misschien niet eens een ogenblik later, onbereikbaar, het glas verdwijnt over de reling in de oceaan en met het glas de aspirine en met de hier denkbeeldig opgevoerde aspirine want aspirine van die ene dag alles wat die dag gebeurd is, en niet alleen alles wat toen gebeurde maar ook alles wat niet gebeurde - kortom hij herinnert zich niets, geen reet herinnert hij zich van de duizendenéén dagen, maar, zegt hij, terwijl hij heel even die gedachte weegt en wikt, wat ik mij herinner, dat ene moment herinner ik mij heel erg precies - dat wil zeggen we herinneren ons momenten en die momenten herinneren we ons net zo precies, net door de heldere intensiteit van het moment, als de eerste coïtus, als het eerste klaarkomen, als het eerste meisje, anoniem, blind in het zonlicht op een pier, als een uit voorts te verwaarlozen verbeelding losgerukt spookbeeld - als dat ene moment dus dat niet tussen de vetstoffen en de suikers en de vele andere bestanddelen van die ene dag in de ondoordringbare substantie van het zwarte gat verdween - in dat zwarte gat tel ik twee keer vijftien bedden - ze staan in twee rijen - één rij onder de hoge ramen die op de kraal uitgeven waar we gevoederd worden - van die ramen enkele die 's nachts wijd open blijven wat zwermen vrouwelijke exponenten van de soort culex pipiens lokt - de andere rij tegen een kale muur - iemand snurkt - ik kruip uit bed, haal de schop onder het bed vandaan, stap tussen de rijen bedden door naar het overdag vriendelijk en steeds bereid tot een woordje uitleg mee aanliggende individu, woorden en wijsheden die hij in de bijbel van Oshawa aangetroffen heeft, til de schop tot schouderhoogte, godverdomme, woest staar ik naar het in volmaakte onschuld onder een dun deken uitgestrekte lichaam, in de slaapzaal is een sfeer van nachtelijke en zalige verstomming - ik veer overeind, zit stom naar het open raam te kijken - mijn slaapplek is vlak bij de deur, niet aan die zijde met het open raam waar niet alleen muggen maar ook een zilte lucht in de kamer dringt, aan die kant met de kale muur, het tweede bed van de deur vandaan - ik draai me om, ga weer op m'n buik liggen - nog eens zo comfortabel - tijdens de derde nacht valt me opeens op dat de vrouwelijke exponenten van de soort culex pipiens me niet langer lastig vallen - later - het gebruik chez Lévy is een korte siësta - maar ik negeer het voorschrift, stap naar het strand, drommels, wat een leuk oceaantje - paarden gaan in gallop over het zand vlak bij de branding - côte de la Beauté, zoals ze de kustlijn hier noemen - het is een dag met schitterende wolken - ik leg me toe op het zandkasteel waarvan een dag later hooguit een zandhoop rest - de enorme verte van de oceaan is heel erg aanwezig - aan het einder op en neer schuiven zeilen - alles drukt het verlangen uit en de voltooiing en het korte moment van die voltooiing - woest beuken golven op het strand en in het duingebied, voorbij de bunker, landinwaarts, zijn kleine, witte huisjes aan een zanderige weg tussen wijd uiteen staande dennen. 's Ochtends evenwel is de oceaan herleid tot folie, dun, doorzichtig bijna. Het strand is verlaten. Ik kijk om naar het voetspoor. Meeuwen volgen de gladde kustlijn.

woensdag 5 november 2014

woensdag 5 november

Vroeg uit de veren. Lawaaierige ochtend. Het begint om zes uur 's ochtends als op een nabijgelegen bouwwerf opeens een slijpschijf te horen is. Daarna wordt het alleen maar erger. Negen uur: ik rij naar een benzinestation, tank, vraag aan de uitbater om de banden na te kijken maar dat wil hij niet doen, dus doe ik het zelf. Dan naar Fotorama in Wevelgem met vier recente schilderijen. Elf uur: ik parkeer op het woonerf, zet koffie, bel Jelle en neem de inbox door. Later telefoon van Davy, een leerkracht uit Hasselt. Volgende week komen ze met een bus naar Gent. Ze plannen SMAK, Guislain en croxhapox. Jelle en ik vliegen ertegenaan. We mesten de stock uit, een werkje waar we geen zin in hadden, op z'n zachtst gezegd, maar eenmaal bezig gaat het lekker hard en zes uur later ziet het er prima uit. Tussendoor doen we ook nog de slabs, komt het gesprek op de reisnotities, ik tik Lino Ventura in en Romy Schneider, vermeld Garde à vue, een film uit 1978 waarin ook Serrault aantrad, Jelle tipt The Medusa Touch. Online zijn er best veel nude pics van Romy Schneider te vinden. We ontdekken dat Ursula Andress in Dr. No aantrad, de eerste Bondfilm en bekijken het 'coming out of the water' fragment. Hoewel je er voorlopig nog steeds niet van de vloer zou kunnen eten, ziet de stock er opnieuw legitiem uit. Als Jelle er al vandoor is, is er nog een karweitje: ik reinig de slabs. Om kwart voor zeven springen Alejandra en Carlos binnen. We bekijken Verf Na Van Eyck, nestelen ons in de hall onder Blackie en bespreken een en ander. Daarna rij ik op goed geluk naar De Lieve waar ze een tafel hebben godverdomme. Ik bestel de choucroute d'Alsace.

zondag 2 november 2014

poem of o

A New VictOrian Age came
Which in reverse may be seen as SalO its cOmplete OppOsite
In This Age Of OleaginOus and Opulent OppOsites
Abused parrOts imitating their fOrmer Owners talk tO each Other frOm cage tO cage
TO which platypus in his furry cOat adds Uncle Duck and neighbOurs
TOO silly tO be witnessed as such

The Barking Owl hOwever as ZOe said is the endangered species
It sOunds as a dOg barking
While sOme Other bird dOes the nOise Of a man skinned and murdered

zaterdag 1 november 2014

een reconstructie (vervolg)

(24) le pont Wilson

        Si par hasard,
        Sur l' Pont des Arts
Tu crois's le vent, le vent fripon
Prudenc' prends garde à ton jupon.
(1)

Het is in Saumur gebeurd, herinner ik me. De brug waarover ik op 12 augustus 1977 's avonds laat over de Loire stap,
een fraai bouwsel met hoge brugbogen waar de Loire dronken, dik en donker onder doorstroomt, de brug die ik op 13 augustus 1977
opnieuw betreedt, 's ochtends, opnieuw het voetpad ter rechterzijde nemend maar dit keer van linker- naar rechteroever stappend,
de brug, le pont Wilson, een oude brug die in de zeventiende of achttiende eeuw gebouwd werd en toen al wat wankel stond, stort in en zou alles meegesleurd hebben,
de veel te zware rugzak, het notitieboekje, twaalf paar sokken, zes onderbroeken, de reisroute, schrijver dezes en zijn muilezel,
de route met blauwe balpen op een als accordeon open en dicht te vouwen landkaart aangebracht, het adres van Herr Kezupp,
dat van Stewart, de Canadese globetrotter, de gretige belijdenissen van avond- en ochtenduur, de jachttaferelen en het ruiterstandbeeld
en de met wispelturige regelmaat in het schriftje gekriebelde reisnotities, als het die dag gebeurd was tenminste, 12 augustus 1977 of 13 augustus 1977,
wat gekund had - onderzoek heeft aangetoond dat le pont Wilson, waarvan op 9 april 1978 's ochtends vroeg twee brugbogen
in de Loire wegzakten, later die dag nog twee boogbruggen en enkele dagen later het resterende deel, aan die oever van de rivier
waar de stroming het hardst was, net door de vaak stevige stroming op een veranderde, voor bouwwerken verraderlijke bodemstructuur was komen te staan.
In Saumur hebben ze zes bruggen waarvan pont Cessart de fraaiste en bekendste is. Op recente kaarten van Saumur centre staat le pont Wilson
niet aangeduid. Het idee dat le pont Wilson na het ruimen van het puin niet langer aangeduid hoorde te worden, valt te overwegen.
Pas weken na het verdwenen meubilair hadden ze een autowrak uit de stroom te heisen, nadat iemand verstrooid over wat van de brug gebleven was
naar de andere oever reed, in het diep stortte en zich wist te redden. Dat was ook het geval met die ene automobilist
die zich op het ogenblik van de feiten, zondag 9 april 1978 net na de ochtendspits, op de brug bevond,
terwijl net die dag, zondag 9 april 1978,
Charles en Lady Di op de cover van een tabloïd prijkten en TIME John Travolta op de cover had, en hij - zich opeens bewust van het feit
dat het wegdek onder de auto wegzakte - hard en puur op instinct de gaspedaal indrukte. In Saumur overbrugt pont Cessart
een van beide vertakkingen die de Loire op die plek maakt, en een pont Wilson hebben ze niet. Le pont Wilson bevindt zich immers niet
in Saumur, reden waarom er in Saumur geen pont Wilson te vinden is. Met pont Napoléon en pont Mirabeau
is het een van de bruggen die in Tours boven de Loire hangen. Evenmin valt uit te sluiten dat ik op zaterdag 13 augustus 1977
rond een uur of tien 's ochtends, nadat ik aan Quai de Portillon uit een beige Peugeot stap le pont Wilson betreed, ik heb fragmenten van Ile Simon
ter rechterzijde, stroomopwaarts fragmenten van Ile Aucard, over de Loirevallei hangt een druilerige regen, de Loire is log en breed,
het water staat bijna tot de kades. Op de zuidelijke oever dwars ik Place Anatole France. Een lichte hunker naar cultuur overvalt me
maar aan la Bibliothêque municipale en het parkje vlak bij de stroom heb ik weinig, en het regent bovendien, zodat ik besluit om
naar het in een zuidelijk stadsgedeelte gelegen Musée de la Cavalerie te stappen, het stroomopwaarts gelegen Musée des Beaux-Arts overweeg, besluiteloos naar het standbeeld van Anatole France staar en de duiven op het plein,
en dan rechtsop toch de aanduiding Musée de la Cavalerie volg, dwars door de zuidelijke binnenstad naar de hoek van Rue du Colonel Michon en Rue Saint-Nicolas.
Hoewel het Musée de la Cavalerie zich in principe in Saumur bevindt.

(25) du côté Niortais

Net voorbij Tours word ik meegenomen door een sympathieke heer op leeftijd, een handelsreiziger, kalend, de rugzak belandt op de achterbank.(2) Het belooft een aangename rit te worden, Angoulème, zelfs Bordeaux wordt haalbaar als het aan die snelheid gaat. De gastheer slijt stofzuigers, verneem ik, en is in een hurry, zijn épouse heeft een heerlijke maaltijd bereid (waarbij ik nu helaas aan de hilarische exploten denken moet die ze in Frenzy serveert) en hij moet nog een heel eind. Het gesprek is het soort gesprek dat je met een wildvreemde voert met wie je hoogstens dat ene gesprek hebben zal, we hebben elkaar niets te vertellen en praten honderduit, niet over Proust of Perec, waar hij noch ik wat over te vertellen hadden, over stofzuigers evenmin aangezien dat nu eenmaal weinig zin had, zodat het wel eens zou kunnen dat ik me verlies in een verre van onbespraakte uiteenzetting over de reisplannen, op dat moment rudimentair gesproken Bordeaux, waarbij de getallen die op de daarvoor bedoelde verkeersborden prijken zienderogen kleiner worden - mijn gastheer heeft het over de grandeur van de streek en over de vele appelations die ze er hebben; hij kent Soulac natuurlijk, waar ze toen ze de kinderen nog thuis hadden vaker een zomer doorbrachten, en ik verheug me op Angoulème, zie over het hoofd dat ze er ongetwijfeld een jeugdherberg hebben die zich aan de rand van een zone d'activités bevindt maar dat weet de pret niet te drukken, nu we aan de verre van onaardige snelheid van 130 km per uur over het asfalt zoeven. Zonder voorafgaande verwittiging plaatst de sympathieke heer op leeftijd opeens z'n rechterhandpalm op het kruis van m'n broek, dat wil zeggen hij komt ter zake. Ik sla de hand weg, maak een scène, hij, van nature sympathiek, heeft daar opeens weinig tegen in te brengen, excuseert zich, had het niet zo bedoeld et cetera, probeert me te overtuigen van het feit dat het niet meer dan een goedbedoelde geste was, maar ik hou voet bij stuk, Je descends, Je descends, roep ik, zodat hij onverwijld afremt en de auto aan de rand van de weg tot stilstand komt. Hij excuseert zich, vindt het een spijtig voorval. Ik til de rugzak uit de auto. Fuck zeg. Angoulème is opgelost, Bordeaux een dwaze schim. Daar sta ik, aan de rand van het meest desolate landschap sinds ik voet op Franse bodem zette.(3) De auto zwenkt het wegdek op, verdwijnt. Ik kijk om me heen, bevind me in een agrarisch landschap met geploegde velden en bomenrijen aan de horizont. De wegrand is als gebruikelijk desolaat, een miezerige berm die aansluit op iets wat op een sloot lijkt, grassen. Het is late namiddag. Ik kijk linksop. Over het baanvak ter rechterzijde komt een gammele, rode Renault aangereden. Het autootje komt naar de kant. Ik stap in de sloep van een koppel, hij zit halfnaakt aan het stuur van de auto, ze roken en hebben een hond, wonen een flink eind voorbij Niort. Ik beland in de laadruimte van de auto, naast de hond die op een bedachtzame, intelligente manier naar de nieuwe passagier kijkt. Achterin de laadruimte is een gat dat zo groot is dat ik de hele tijd door naar het vloeibare wegdek kijken kan.

le bordel #1

De harige hond, die zich ter linkerzijde bevindt, heeft zich op een stapel dekens, slaapzakken en dooreengegooide kledingstukken geïnstalleerd. Het beest maakt een ongeïnteresseerde indruk. In de laadruimte van de rode Renault heeft hij het voor het zeggen, daar hoeft geen gehandtekende verklaring bij, maar hij /of zij/ is niettemin zo geleerd en hoffelijk dat hij de andere hond met rust laat, zij het niet zonder enige réserve aangezien ik nu eenmaal zijn mindere ben en zijn désinteresse voor mijn belabberde onbeduidendheid meer dan billijk blijkt.
We rijden niet langer op Angoulème. Het sympathieke, langharige en zo goed als naakte koppel voorin heeft andere plannen. Zij willen richting Niort en daar voorbij naar Saintes, niet via een of andere RN maar dwars door het met veel sympathie voor de belevenissen van de jonge snaak die ze zopas opgepikt hebben ondoordringbare hinterland. Jean-Jacques of Patrice, of hoe 't ie ook heet, reikt me een sigaret aan. Hij zit in ontbloot bovenlijf aan het stuur van de kleine auto, manoeuvreert het vehikel aan een slankengangetje over de hobbelige weg. Het autootje is zo roest dat het net zo goed uit elkaar had kunnen vallen en de harige hond ook dan niet eens op me gesprongen was. Wat Georges Perec over het hoofd zag toen hij Espèces d'espaces aan het schrijven was, omdat hij geen auto had wellicht en niet vertrouwd was met het fenomeen, dat ook een laadbak een ruimte is. In de laadruimte van de rode Renault is zoveel ruimte dat niet alleen de hond maar ook de indringer doet waar hij zin in heeft. Ik geef me over aan de tijdelijke reisbestemming, ga net als de hond op een stapel dekens liggen en kijk door het raampje naar het vlietende landschap. In de laadruimte is een ongelooflijke hoeveelheid rommel, wat ook uit de situatie voorin blijkt waar draden boven het stuurwiel hangen en schelpen, papier en schopjes en tal van andere prullaria het decorum van de stuurcabine vervolledigen. Zoals ik al opmerkte, liggen de harige hond, die me negeert, en ik op een berg vodden en kledingstukken tussen de overblijfselen van duizendeneen onvoltooide handelingen, er is een set Engelse sleutels, een strandschopje, de nog op te blazen strandbal, een rol wc-papier, een kaartenspel, dobbelstenen en een op Tintin au Congo na niet nader te benoemen hoeveelheid stripverhalen, ook zonnecrême en tandpasta, een hamer, keukengerief, hemden, broeken, jurken, het minuscule broekje van een bikini en een Oosterse sjaal met het Ashvatta-motief. De roekeloze spitsvondigheid van het stel is verbluffend: met een ingenieus systeem van koorden en riemen hebben ze de zitbank voorin vastgemaakt aan de binnenzijde van de rommelkast op wielen. Je zou verwachten dat ze hiermee net als op een schommelstoel lekker heen en weer schudden, maar dat is niet het geval, het heen en weer schudden heeft hoogstens met het soms wat hobbelige traject te maken. Aan een slakkengangetje gaat het voorbij Niort. In de rommel om me heen ontdek ik ook nog lege pakjes Gauloises, sigarettenpeuken, tarotkaarten, ondergoed, papiertjes, een voddige editie van Kerouac, een tamboerijn, de beatring en een Guide naturiste.(4) De route is opeens onbelangrijk geworden, net zo aangenaam en onbelangrijk als het gesprek.(5)

naakt

De Charente is gretig. Ik sta naakt aan de linkeroever, kijk naar het vlijtige water, Jou-Jean is met het houtvuur bezig, ook hij is naakt, de hond drentelt over het graasland, Eloïse zit vlak bij het houtvuur voor zich uit te staren en draait een sigaret. Uit de speakers van het autootje neuzelt Neil Young. Op één plek is de Charente heel erg dun: onder het wateroppervlak is een rechtlijnige strook, tussen de ver van elkaar verwijderde oevers, waar het wegdek onder het oppervlak van de Charente doorgaat. Ik stap in de rivier, waad naar de eilandjes, over het areaal hangt het vroege begin van een nacht met honderdduizend sterren. Het is op dat moment ongetwijfeld een aparte sensatie: naakt sta ik midden de Charente, de stroming is net niet sterk genoeg om me mee te sleuren. Ik waad naar de oever. Jou-Jean heeft het over Kerouac, we smullen van de hete aardappelen, lachen, kijken in het vuur. Ik breng de nacht op het graasland door, in een slaapzak. 's Ochtends vroeg stap ik over het gras, stap in de stroom, waad naar de overkant en dan terug.

Saintes, Royan, Soulac

De route met het koppel eindigt vlak bij Saintes. Ik dwaal door de binnenstad, maak een tekening van de kathedraal, zit op het terras van een crêperie, reis door naar Royan waar ik de veerboot naar Soulac neem. De veerboot, van zelfde omvang als wat tussen Calais en Dover heen en weer gaat, neemt de Gironde vlak bij de Atlantische oceaan. Uit de veerboot stappend bevind ik me in een zonnig, desolaat areaal aan de noordelijke rand van Les Landes. Soulac-s-Mer is vlakbij. 's Avonds zit ik aan een van de tafels op het terrein van Monsieur Lévy voor een schotel met boekweit, azikubonen, zeewier en een kom met gomasio. Muggen belegeren de slaapzaal.

macro-ethiek

Macrobiotiek is meer dan alleen een voedingsleer. Voor wie het nauw neemt met de toch al bij voorbaat te verwaarlozen morele uitgangspunten is het yin yang principe een verrukkelijk paradigma. Macrobiotiek is geen voedingsleer, het is een manier van leven. De Engelse versie van wiki koppelt de oorsprong van het macrobiotische principe aan de leer van een Duitse arts, Christoph Wilhelm Hufeland, die eind achttiende eeuw als eerste over het fenomeen schreef en suggereerde dat materiële rijkdom niet zonder morele rijkdom kan, aangezien, zoals hij betoogt, beide dezelfde oorzaak hebben. De ethos van de macrobiotiek focust niet alleen op het vijftig keer kauwen op elke hap, maar op de geestelijke bron. Het yin yang principe is ondergeschikt aan de manier waarop je ermee omspringt. Ook Oshawa, die de tegenwoordig als macrobiotiek erkende leer introduceerde, vond de manier waarop belangrijker.

Baksteensoep. Strikt genomen valt gebakken, ijzerhoudende klei onder wat in de macrobiotische voedingsleer als yang gedefinieerd wordt. Vloeibare baksteen kan op smaak gebracht worden met zout, een eetlepel witte peper, bouillon, mosterd, balsamico, laurier, kurkuma en eventueel ook nog jeneverbes. Marineer de baksteen gedurende enkele dagen in een emmer met de tranen van een jonge, blonde vrouw. 'Ik wilde,' zei de heer somber, 'een pootje van een vijgeneter geroosterd op een vuurtje van muisdoorn en een mootje van een in de zeep gemarineerde paling. Ik weet dat het niet kan. Jammer. De rekening, alstublieft.'(6) Baksteensoep kan ook zonder de marinade. Het volstaat om de gebakken, ijzerhoudende klei in een vijzel fijn te malen tot het baksel in poeder verandert. Voeg een flinke geut olijfolie extra virgin toe, de witte peper en een snuifje zout en sauteer het baksteenpoeder. Voeg toe de bouillon, een geut balsamico, drie laurierbladeren, mosterd, kurkuma en een handvol jeneverbessen. Breng het geheel aan de kook en serveer met peterselie en fijngesnipperde duizendpootachtigen.
Wat schiet je op met een uitgebalanceerd macrobiotisch dieet als je een immorele schoft bent. Ishizuka formuleerde het idee van een dieet in which foods are eaten in season and attention is paid to the correct balance of potassium and sodium and acid and alkaline, een dieet dat ook zonder de gifstoffen van hebzucht en zelfingenomenheid moet, omdat het nu eenmaal weinig zin heeft om vijftig keer op een hap rijst te kauwen als je een ogenblik later, met Brussel op minder dan een boogscheut van het aperitief, met je smoel op tv komt in een infantiel praatprogramma. Het maakt deel uit van het macrobiotische dieet dat dit soort onzin bij voorkeur vermeden wordt. Ijdelheid is van alle kwalen, zou Oshawa gezegd hebben, die ene waar geen middel voor is. Die ene kwaal waar zelfs macrobiotiek helemaal niets aan verhelpen kan.

(1) Georges Brassens, Poésie et chansons, p.65, Le vent; Ed. Pierre Seghers, 1963.
(2) Dit memento - of puzzelstukje - is verbluffend precies. Het memento biedt geen andere optie: de persoon die zoëven de moeite nam om af te remmen en stofzuigers slijt, draagt het voor dit soort handelspraktijk aangewezen tenue, een maatpak waarvan de kleur, net als alle andere bijzonderheden, wisselvallig is, soms grijs, een andere keer blauwig, zelden zwart en slechts heel af en toe een neiging tot beige vertonend. Aan dit vestibularium kan uiteraard de stropdas toegevoegd worden, een hemd met gesteven boord en de gemelijke gelaatsuitdrukking van het heerschap.
(3) Variant.
Tachtig kilometer ten zuiden van Tours, op de weg van Parijs over Tours en Angoulème naar Biarritz, komt een witte Peugeot 406 naar de kant. Aan het stuur van de witte Peugeot zit een handelsreiziger in keurig maatpak. Hij slijt stofzuigers, verneem ik. Hij verneemt dat ik naar het zuiden reis, naar Soulac-s-Mer, waar een macrobio-cursus wacht. We zoeven zuidwaarts over een tweevaksbaan met lichte glooiingen aan beide zijden van het wegdek. Het gesprek gaat stroef. De gastheer zit strak voor zich uit naar het wegdek te kijken. Over het linker baanvak passeert slechts heel af en toe een auto richting Tours. Opeens, snel als de tong van een kameleon, tast hij toe. Z'n rechterhand, die zich een ogenblik eerder misschien heel even ter hoogte van de schakelaar bevond, grijpt me en wel waar hij het niet proberen moest. Ah, monsieur, mais non, zeg ik. Het vunzige handje trekt zich terug, belandt opnieuw aan het stuurwiel en doet meteen weer wat aan het stuur van de auto van die hand verwacht wordt. In het rumoer van een ijzingwekkende stilte zoeven we over het wegdek. Net zo opeens wijkt hij uit naar de wegrand. De auto komt tot stilstand aan de wegrand. Sortez, blaft het heerschap. Ik stap uit de auto, til de rugzak uit de auto, klap het portiek dicht, sta opnieuw aan de wegrand.
(4) In the American magazine "Nude and Natural", published by my good friend Lee Baxandall, I answered an advertisement for a book by a Dr. Zane Kime called SUNLIGHT COULD SAVE YOUR LIFE. It turned out to be the most interesting book which I have read for some time. Dr. Kime is not writing for naturists/nudists but spells out the benefits of even limited sunbathing for everyone whatever they wear or don't wear. He is amusingly coy about nude sunbathing and writes: "In a secluded area, sunbathing in the nude may be in order. Certainly, one showers or takes a bath nude. What's to hinder sunbathing the same way, if circumstances allow?" When he quotes some statistics about high blood pressure he again implies that he is not actively associated with the "nudists". He tells us the 'naked truth' about the Maryland Heart Association who "uncovered" a group that suffers only half the hypertension of the national average. They were Nudists! Rather quaint, isn't it, but this book is of great interest to all sun-lovers and I shall get a small stock to sell to anyone wanting a copy for 9 pounds post-free from here. Phil Vallack, Nude As A Newt (publication date probably early nineties), p.62.

(5) Fragmenten uit de eerder vermelde in typoscript afgewerkte versie uit 1998. Over de gastvrouw: Ros, gefriseerd haar, oorbellen en misschien /ook nog/ een kralensnoer om de /naakte/ hals. Over de chauffeur: Nonchalant manoeuvreert /hij/ het autootje over hobbelige, zanderige wegjes. Over het tijdstip: Avond. Over het areaal: Het landschap komt dichterbij. We passeren een hoeve, weilanden, een bosje, dan weer wat weilanden, /veeteelt/, stuiten op een rivier, de Charente. Het autootje staat nu pal op de stroom die breed en snel over de ondiepe bedding schuift. Ideaal, zo'n plek. In het midden van de stroom twee oblonge eilandjes /om en om/ begroeid met smalle bomen en warrig struikgewas. Er is een open plek. Na valavond maakt Jean-Pierre of Marcellus of hoe 't ie ook heet een kampvuur /met wat we in de nabije omgeving aan hout vinden/. Eerst wil het hout niet branden, tot Jean-Marc wat liquide over /het kampvuur/ sprenkelt. Het gloeiendhete hout levert in folie en met boter afgewerkte aardappelen. Wie schijten moet trekt zich terug aan de rand van het struikgewas. Jean-/Caduc/ praat met het /aangename/ blasé van /de/ kenner over mantrams, tantra, zen en yoga. Hij leest Kerouac. /Zij/ is vertrouwd met chiromantie. Spanje, Eloisa, ik heb haar naam in een zakagenda uit die periode. Ze woont in calle Nueva, drie hoog, /haar stem/ heeft een rust/brengend/ timbre, ----, geen woord zonder de glimlach die bij /het uitspreken van/ dat woord hoort, --- in die donkerte neemt alles opnieuw /de/ vorm aan /die het ooit had/. Kerouac. Het is /het/ thema van François. Hij staat /poedel/naakt aan de oever, plast in de Charente, ---, zegt dat er verderop heus wel plekjes zijn waar je zwemmen kan, --- in een duisternis als licht, dun gesponnen weefsel. Het stromende water is zonder glinstering, haastig, donker, een sonore, /symfonische/ massa /die breed door het dichtbije landschap stroomt/.
(6) Eugenio Montale, Het prettige komt later; De vlinder van Dinard, blz. 56; De Arbeiderspers 1977.