Transcriptie van Sunday 17 November; The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 339 NOVEMBER 1940
Ik stel vast dat ik om een of andere reden toch weer aan de dodo denk, aan de troepen van Volkert Iversen,
aan de afgezanten van de Franse kroon,
aan de afgezanten van de Nederlandse kroon,
en het geschil ook alleen maar kan zien als een gek verzinsel van wat me overkwam, in de verzonnen geschiedenis van het laatste dier,
dat ik naar de gebeurtenis keek natuurlijk die ik om een net zo merkwaardige reden volstrekt onbelangrijk vond
en me afvroeg waar het schriftje gebleven was en me afvroeg waarom ik niet vaker op een godvergeten zondag over wat ik toen zag en zou blijven zien geschreven had,
en dacht aan de afgezanten van de Franse kroon
en aan de afgezanten van de Nederlandse kroon dacht
en aan de blanco bladzijden van het dikke boek
dat, toen ik het voorzichtig aanraakte, in een bal veranderde
en ook de jongens zag die tegen de wind over het strand liepen met natte haren die lam over het neusbeen sloegen,
met lange benen over het strand renden,
over het strand van bladzijde naar bladzijde renden in het ritme van een uitzinnige tegenwind
tot opeens alles in het juweel veranderde om de naakte hals van dat uitzinnige orgasme (en
van dat hoofdstuk alleen de laatste bladzijde)
tot opeens alles zo hard alles van me wegblies dat ik alleen die laatste bladzijde hoorde en ik toen alles van het boek weggeblazen was alleen die laatste bladzijde hoorde,
één woord en het sloeg op hol,
met uiteenlopende redenen liep ik over het strand, brak het boek in twee en gaf aan elk deel wat het gezien had.
dinsdag 18 november 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten