zaterdag 1 november 2014

een reconstructie (vervolg)

(24) le pont Wilson

        Si par hasard,
        Sur l' Pont des Arts
Tu crois's le vent, le vent fripon
Prudenc' prends garde à ton jupon.
(1)

Het is in Saumur gebeurd, herinner ik me. De brug waarover ik op 12 augustus 1977 's avonds laat over de Loire stap,
een fraai bouwsel met hoge brugbogen waar de Loire dronken, dik en donker onder doorstroomt, de brug die ik op 13 augustus 1977
opnieuw betreedt, 's ochtends, opnieuw het voetpad ter rechterzijde nemend maar dit keer van linker- naar rechteroever stappend,
de brug, le pont Wilson, een oude brug die in de zeventiende of achttiende eeuw gebouwd werd en toen al wat wankel stond, stort in en zou alles meegesleurd hebben,
de veel te zware rugzak, het notitieboekje, twaalf paar sokken, zes onderbroeken, de reisroute, schrijver dezes en zijn muilezel,
de route met blauwe balpen op een als accordeon open en dicht te vouwen landkaart aangebracht, het adres van Herr Kezupp,
dat van Stewart, de Canadese globetrotter, de gretige belijdenissen van avond- en ochtenduur, de jachttaferelen en het ruiterstandbeeld
en de met wispelturige regelmaat in het schriftje gekriebelde reisnotities, als het die dag gebeurd was tenminste, 12 augustus 1977 of 13 augustus 1977,
wat gekund had - onderzoek heeft aangetoond dat le pont Wilson, waarvan op 9 april 1978 's ochtends vroeg twee brugbogen
in de Loire wegzakten, later die dag nog twee boogbruggen en enkele dagen later het resterende deel, aan die oever van de rivier
waar de stroming het hardst was, net door de vaak stevige stroming op een veranderde, voor bouwwerken verraderlijke bodemstructuur was komen te staan.
In Saumur hebben ze zes bruggen waarvan pont Cessart de fraaiste en bekendste is. Op recente kaarten van Saumur centre staat le pont Wilson
niet aangeduid. Het idee dat le pont Wilson na het ruimen van het puin niet langer aangeduid hoorde te worden, valt te overwegen.
Pas weken na het verdwenen meubilair hadden ze een autowrak uit de stroom te heisen, nadat iemand verstrooid over wat van de brug gebleven was
naar de andere oever reed, in het diep stortte en zich wist te redden. Dat was ook het geval met die ene automobilist
die zich op het ogenblik van de feiten, zondag 9 april 1978 net na de ochtendspits, op de brug bevond,
terwijl net die dag, zondag 9 april 1978,
Charles en Lady Di op de cover van een tabloïd prijkten en TIME John Travolta op de cover had, en hij - zich opeens bewust van het feit
dat het wegdek onder de auto wegzakte - hard en puur op instinct de gaspedaal indrukte. In Saumur overbrugt pont Cessart
een van beide vertakkingen die de Loire op die plek maakt, en een pont Wilson hebben ze niet. Le pont Wilson bevindt zich immers niet
in Saumur, reden waarom er in Saumur geen pont Wilson te vinden is. Met pont Napoléon en pont Mirabeau
is het een van de bruggen die in Tours boven de Loire hangen. Evenmin valt uit te sluiten dat ik op zaterdag 13 augustus 1977
rond een uur of tien 's ochtends, nadat ik aan Quai de Portillon uit een beige Peugeot stap le pont Wilson betreed, ik heb fragmenten van Ile Simon
ter rechterzijde, stroomopwaarts fragmenten van Ile Aucard, over de Loirevallei hangt een druilerige regen, de Loire is log en breed,
het water staat bijna tot de kades. Op de zuidelijke oever dwars ik Place Anatole France. Een lichte hunker naar cultuur overvalt me
maar aan la Bibliothêque municipale en het parkje vlak bij de stroom heb ik weinig, en het regent bovendien, zodat ik besluit om
naar het in een zuidelijk stadsgedeelte gelegen Musée de la Cavalerie te stappen, het stroomopwaarts gelegen Musée des Beaux-Arts overweeg, besluiteloos naar het standbeeld van Anatole France staar en de duiven op het plein,
en dan rechtsop toch de aanduiding Musée de la Cavalerie volg, dwars door de zuidelijke binnenstad naar de hoek van Rue du Colonel Michon en Rue Saint-Nicolas.
Hoewel het Musée de la Cavalerie zich in principe in Saumur bevindt.

(25) du côté Niortais

Net voorbij Tours word ik meegenomen door een sympathieke heer op leeftijd, een handelsreiziger, kalend, de rugzak belandt op de achterbank.(2) Het belooft een aangename rit te worden, Angoulème, zelfs Bordeaux wordt haalbaar als het aan die snelheid gaat. De gastheer slijt stofzuigers, verneem ik, en is in een hurry, zijn épouse heeft een heerlijke maaltijd bereid (waarbij ik nu helaas aan de hilarische exploten denken moet die ze in Frenzy serveert) en hij moet nog een heel eind. Het gesprek is het soort gesprek dat je met een wildvreemde voert met wie je hoogstens dat ene gesprek hebben zal, we hebben elkaar niets te vertellen en praten honderduit, niet over Proust of Perec, waar hij noch ik wat over te vertellen hadden, over stofzuigers evenmin aangezien dat nu eenmaal weinig zin had, zodat het wel eens zou kunnen dat ik me verlies in een verre van onbespraakte uiteenzetting over de reisplannen, op dat moment rudimentair gesproken Bordeaux, waarbij de getallen die op de daarvoor bedoelde verkeersborden prijken zienderogen kleiner worden - mijn gastheer heeft het over de grandeur van de streek en over de vele appelations die ze er hebben; hij kent Soulac natuurlijk, waar ze toen ze de kinderen nog thuis hadden vaker een zomer doorbrachten, en ik verheug me op Angoulème, zie over het hoofd dat ze er ongetwijfeld een jeugdherberg hebben die zich aan de rand van een zone d'activités bevindt maar dat weet de pret niet te drukken, nu we aan de verre van onaardige snelheid van 130 km per uur over het asfalt zoeven. Zonder voorafgaande verwittiging plaatst de sympathieke heer op leeftijd opeens z'n rechterhandpalm op het kruis van m'n broek, dat wil zeggen hij komt ter zake. Ik sla de hand weg, maak een scène, hij, van nature sympathiek, heeft daar opeens weinig tegen in te brengen, excuseert zich, had het niet zo bedoeld et cetera, probeert me te overtuigen van het feit dat het niet meer dan een goedbedoelde geste was, maar ik hou voet bij stuk, Je descends, Je descends, roep ik, zodat hij onverwijld afremt en de auto aan de rand van de weg tot stilstand komt. Hij excuseert zich, vindt het een spijtig voorval. Ik til de rugzak uit de auto. Fuck zeg. Angoulème is opgelost, Bordeaux een dwaze schim. Daar sta ik, aan de rand van het meest desolate landschap sinds ik voet op Franse bodem zette.(3) De auto zwenkt het wegdek op, verdwijnt. Ik kijk om me heen, bevind me in een agrarisch landschap met geploegde velden en bomenrijen aan de horizont. De wegrand is als gebruikelijk desolaat, een miezerige berm die aansluit op iets wat op een sloot lijkt, grassen. Het is late namiddag. Ik kijk linksop. Over het baanvak ter rechterzijde komt een gammele, rode Renault aangereden. Het autootje komt naar de kant. Ik stap in de sloep van een koppel, hij zit halfnaakt aan het stuur van de auto, ze roken en hebben een hond, wonen een flink eind voorbij Niort. Ik beland in de laadruimte van de auto, naast de hond die op een bedachtzame, intelligente manier naar de nieuwe passagier kijkt. Achterin de laadruimte is een gat dat zo groot is dat ik de hele tijd door naar het vloeibare wegdek kijken kan.

le bordel #1

De harige hond, die zich ter linkerzijde bevindt, heeft zich op een stapel dekens, slaapzakken en dooreengegooide kledingstukken geïnstalleerd. Het beest maakt een ongeïnteresseerde indruk. In de laadruimte van de rode Renault heeft hij het voor het zeggen, daar hoeft geen gehandtekende verklaring bij, maar hij /of zij/ is niettemin zo geleerd en hoffelijk dat hij de andere hond met rust laat, zij het niet zonder enige réserve aangezien ik nu eenmaal zijn mindere ben en zijn désinteresse voor mijn belabberde onbeduidendheid meer dan billijk blijkt.
We rijden niet langer op Angoulème. Het sympathieke, langharige en zo goed als naakte koppel voorin heeft andere plannen. Zij willen richting Niort en daar voorbij naar Saintes, niet via een of andere RN maar dwars door het met veel sympathie voor de belevenissen van de jonge snaak die ze zopas opgepikt hebben ondoordringbare hinterland. Jean-Jacques of Patrice, of hoe 't ie ook heet, reikt me een sigaret aan. Hij zit in ontbloot bovenlijf aan het stuur van de kleine auto, manoeuvreert het vehikel aan een slankengangetje over de hobbelige weg. Het autootje is zo roest dat het net zo goed uit elkaar had kunnen vallen en de harige hond ook dan niet eens op me gesprongen was. Wat Georges Perec over het hoofd zag toen hij Espèces d'espaces aan het schrijven was, omdat hij geen auto had wellicht en niet vertrouwd was met het fenomeen, dat ook een laadbak een ruimte is. In de laadruimte van de rode Renault is zoveel ruimte dat niet alleen de hond maar ook de indringer doet waar hij zin in heeft. Ik geef me over aan de tijdelijke reisbestemming, ga net als de hond op een stapel dekens liggen en kijk door het raampje naar het vlietende landschap. In de laadruimte is een ongelooflijke hoeveelheid rommel, wat ook uit de situatie voorin blijkt waar draden boven het stuurwiel hangen en schelpen, papier en schopjes en tal van andere prullaria het decorum van de stuurcabine vervolledigen. Zoals ik al opmerkte, liggen de harige hond, die me negeert, en ik op een berg vodden en kledingstukken tussen de overblijfselen van duizendeneen onvoltooide handelingen, er is een set Engelse sleutels, een strandschopje, de nog op te blazen strandbal, een rol wc-papier, een kaartenspel, dobbelstenen en een op Tintin au Congo na niet nader te benoemen hoeveelheid stripverhalen, ook zonnecrême en tandpasta, een hamer, keukengerief, hemden, broeken, jurken, het minuscule broekje van een bikini en een Oosterse sjaal met het Ashvatta-motief. De roekeloze spitsvondigheid van het stel is verbluffend: met een ingenieus systeem van koorden en riemen hebben ze de zitbank voorin vastgemaakt aan de binnenzijde van de rommelkast op wielen. Je zou verwachten dat ze hiermee net als op een schommelstoel lekker heen en weer schudden, maar dat is niet het geval, het heen en weer schudden heeft hoogstens met het soms wat hobbelige traject te maken. Aan een slakkengangetje gaat het voorbij Niort. In de rommel om me heen ontdek ik ook nog lege pakjes Gauloises, sigarettenpeuken, tarotkaarten, ondergoed, papiertjes, een voddige editie van Kerouac, een tamboerijn, de beatring en een Guide naturiste.(4) De route is opeens onbelangrijk geworden, net zo aangenaam en onbelangrijk als het gesprek.(5)

naakt

De Charente is gretig. Ik sta naakt aan de linkeroever, kijk naar het vlijtige water, Jou-Jean is met het houtvuur bezig, ook hij is naakt, de hond drentelt over het graasland, Eloïse zit vlak bij het houtvuur voor zich uit te staren en draait een sigaret. Uit de speakers van het autootje neuzelt Neil Young. Op één plek is de Charente heel erg dun: onder het wateroppervlak is een rechtlijnige strook, tussen de ver van elkaar verwijderde oevers, waar het wegdek onder het oppervlak van de Charente doorgaat. Ik stap in de rivier, waad naar de eilandjes, over het areaal hangt het vroege begin van een nacht met honderdduizend sterren. Het is op dat moment ongetwijfeld een aparte sensatie: naakt sta ik midden de Charente, de stroming is net niet sterk genoeg om me mee te sleuren. Ik waad naar de oever. Jou-Jean heeft het over Kerouac, we smullen van de hete aardappelen, lachen, kijken in het vuur. Ik breng de nacht op het graasland door, in een slaapzak. 's Ochtends vroeg stap ik over het gras, stap in de stroom, waad naar de overkant en dan terug.

Saintes, Royan, Soulac

De route met het koppel eindigt vlak bij Saintes. Ik dwaal door de binnenstad, maak een tekening van de kathedraal, zit op het terras van een crêperie, reis door naar Royan waar ik de veerboot naar Soulac neem. De veerboot, van zelfde omvang als wat tussen Calais en Dover heen en weer gaat, neemt de Gironde vlak bij de Atlantische oceaan. Uit de veerboot stappend bevind ik me in een zonnig, desolaat areaal aan de noordelijke rand van Les Landes. Soulac-s-Mer is vlakbij. 's Avonds zit ik aan een van de tafels op het terrein van Monsieur Lévy voor een schotel met boekweit, azikubonen, zeewier en een kom met gomasio. Muggen belegeren de slaapzaal.

macro-ethiek

Macrobiotiek is meer dan alleen een voedingsleer. Voor wie het nauw neemt met de toch al bij voorbaat te verwaarlozen morele uitgangspunten is het yin yang principe een verrukkelijk paradigma. Macrobiotiek is geen voedingsleer, het is een manier van leven. De Engelse versie van wiki koppelt de oorsprong van het macrobiotische principe aan de leer van een Duitse arts, Christoph Wilhelm Hufeland, die eind achttiende eeuw als eerste over het fenomeen schreef en suggereerde dat materiële rijkdom niet zonder morele rijkdom kan, aangezien, zoals hij betoogt, beide dezelfde oorzaak hebben. De ethos van de macrobiotiek focust niet alleen op het vijftig keer kauwen op elke hap, maar op de geestelijke bron. Het yin yang principe is ondergeschikt aan de manier waarop je ermee omspringt. Ook Oshawa, die de tegenwoordig als macrobiotiek erkende leer introduceerde, vond de manier waarop belangrijker.

Baksteensoep. Strikt genomen valt gebakken, ijzerhoudende klei onder wat in de macrobiotische voedingsleer als yang gedefinieerd wordt. Vloeibare baksteen kan op smaak gebracht worden met zout, een eetlepel witte peper, bouillon, mosterd, balsamico, laurier, kurkuma en eventueel ook nog jeneverbes. Marineer de baksteen gedurende enkele dagen in een emmer met de tranen van een jonge, blonde vrouw. 'Ik wilde,' zei de heer somber, 'een pootje van een vijgeneter geroosterd op een vuurtje van muisdoorn en een mootje van een in de zeep gemarineerde paling. Ik weet dat het niet kan. Jammer. De rekening, alstublieft.'(6) Baksteensoep kan ook zonder de marinade. Het volstaat om de gebakken, ijzerhoudende klei in een vijzel fijn te malen tot het baksel in poeder verandert. Voeg een flinke geut olijfolie extra virgin toe, de witte peper en een snuifje zout en sauteer het baksteenpoeder. Voeg toe de bouillon, een geut balsamico, drie laurierbladeren, mosterd, kurkuma en een handvol jeneverbessen. Breng het geheel aan de kook en serveer met peterselie en fijngesnipperde duizendpootachtigen.
Wat schiet je op met een uitgebalanceerd macrobiotisch dieet als je een immorele schoft bent. Ishizuka formuleerde het idee van een dieet in which foods are eaten in season and attention is paid to the correct balance of potassium and sodium and acid and alkaline, een dieet dat ook zonder de gifstoffen van hebzucht en zelfingenomenheid moet, omdat het nu eenmaal weinig zin heeft om vijftig keer op een hap rijst te kauwen als je een ogenblik later, met Brussel op minder dan een boogscheut van het aperitief, met je smoel op tv komt in een infantiel praatprogramma. Het maakt deel uit van het macrobiotische dieet dat dit soort onzin bij voorkeur vermeden wordt. Ijdelheid is van alle kwalen, zou Oshawa gezegd hebben, die ene waar geen middel voor is. Die ene kwaal waar zelfs macrobiotiek helemaal niets aan verhelpen kan.

(1) Georges Brassens, Poésie et chansons, p.65, Le vent; Ed. Pierre Seghers, 1963.
(2) Dit memento - of puzzelstukje - is verbluffend precies. Het memento biedt geen andere optie: de persoon die zoëven de moeite nam om af te remmen en stofzuigers slijt, draagt het voor dit soort handelspraktijk aangewezen tenue, een maatpak waarvan de kleur, net als alle andere bijzonderheden, wisselvallig is, soms grijs, een andere keer blauwig, zelden zwart en slechts heel af en toe een neiging tot beige vertonend. Aan dit vestibularium kan uiteraard de stropdas toegevoegd worden, een hemd met gesteven boord en de gemelijke gelaatsuitdrukking van het heerschap.
(3) Variant.
Tachtig kilometer ten zuiden van Tours, op de weg van Parijs over Tours en Angoulème naar Biarritz, komt een witte Peugeot 406 naar de kant. Aan het stuur van de witte Peugeot zit een handelsreiziger in keurig maatpak. Hij slijt stofzuigers, verneem ik. Hij verneemt dat ik naar het zuiden reis, naar Soulac-s-Mer, waar een macrobio-cursus wacht. We zoeven zuidwaarts over een tweevaksbaan met lichte glooiingen aan beide zijden van het wegdek. Het gesprek gaat stroef. De gastheer zit strak voor zich uit naar het wegdek te kijken. Over het linker baanvak passeert slechts heel af en toe een auto richting Tours. Opeens, snel als de tong van een kameleon, tast hij toe. Z'n rechterhand, die zich een ogenblik eerder misschien heel even ter hoogte van de schakelaar bevond, grijpt me en wel waar hij het niet proberen moest. Ah, monsieur, mais non, zeg ik. Het vunzige handje trekt zich terug, belandt opnieuw aan het stuurwiel en doet meteen weer wat aan het stuur van de auto van die hand verwacht wordt. In het rumoer van een ijzingwekkende stilte zoeven we over het wegdek. Net zo opeens wijkt hij uit naar de wegrand. De auto komt tot stilstand aan de wegrand. Sortez, blaft het heerschap. Ik stap uit de auto, til de rugzak uit de auto, klap het portiek dicht, sta opnieuw aan de wegrand.
(4) In the American magazine "Nude and Natural", published by my good friend Lee Baxandall, I answered an advertisement for a book by a Dr. Zane Kime called SUNLIGHT COULD SAVE YOUR LIFE. It turned out to be the most interesting book which I have read for some time. Dr. Kime is not writing for naturists/nudists but spells out the benefits of even limited sunbathing for everyone whatever they wear or don't wear. He is amusingly coy about nude sunbathing and writes: "In a secluded area, sunbathing in the nude may be in order. Certainly, one showers or takes a bath nude. What's to hinder sunbathing the same way, if circumstances allow?" When he quotes some statistics about high blood pressure he again implies that he is not actively associated with the "nudists". He tells us the 'naked truth' about the Maryland Heart Association who "uncovered" a group that suffers only half the hypertension of the national average. They were Nudists! Rather quaint, isn't it, but this book is of great interest to all sun-lovers and I shall get a small stock to sell to anyone wanting a copy for 9 pounds post-free from here. Phil Vallack, Nude As A Newt (publication date probably early nineties), p.62.

(5) Fragmenten uit de eerder vermelde in typoscript afgewerkte versie uit 1998. Over de gastvrouw: Ros, gefriseerd haar, oorbellen en misschien /ook nog/ een kralensnoer om de /naakte/ hals. Over de chauffeur: Nonchalant manoeuvreert /hij/ het autootje over hobbelige, zanderige wegjes. Over het tijdstip: Avond. Over het areaal: Het landschap komt dichterbij. We passeren een hoeve, weilanden, een bosje, dan weer wat weilanden, /veeteelt/, stuiten op een rivier, de Charente. Het autootje staat nu pal op de stroom die breed en snel over de ondiepe bedding schuift. Ideaal, zo'n plek. In het midden van de stroom twee oblonge eilandjes /om en om/ begroeid met smalle bomen en warrig struikgewas. Er is een open plek. Na valavond maakt Jean-Pierre of Marcellus of hoe 't ie ook heet een kampvuur /met wat we in de nabije omgeving aan hout vinden/. Eerst wil het hout niet branden, tot Jean-Marc wat liquide over /het kampvuur/ sprenkelt. Het gloeiendhete hout levert in folie en met boter afgewerkte aardappelen. Wie schijten moet trekt zich terug aan de rand van het struikgewas. Jean-/Caduc/ praat met het /aangename/ blasé van /de/ kenner over mantrams, tantra, zen en yoga. Hij leest Kerouac. /Zij/ is vertrouwd met chiromantie. Spanje, Eloisa, ik heb haar naam in een zakagenda uit die periode. Ze woont in calle Nueva, drie hoog, /haar stem/ heeft een rust/brengend/ timbre, ----, geen woord zonder de glimlach die bij /het uitspreken van/ dat woord hoort, --- in die donkerte neemt alles opnieuw /de/ vorm aan /die het ooit had/. Kerouac. Het is /het/ thema van François. Hij staat /poedel/naakt aan de oever, plast in de Charente, ---, zegt dat er verderop heus wel plekjes zijn waar je zwemmen kan, --- in een duisternis als licht, dun gesponnen weefsel. Het stromende water is zonder glinstering, haastig, donker, een sonore, /symfonische/ massa /die breed door het dichtbije landschap stroomt/.
(6) Eugenio Montale, Het prettige komt later; De vlinder van Dinard, blz. 56; De Arbeiderspers 1977.

Geen opmerkingen: