dinsdag 30 juni 2009

dinsdag 30 juni

Een boekenkast van negen planken hoog. Een eerste - en ook de meest dwingende - orde: boek gelezen, boek niet gelezen. Auteurs die ik verslond, anderen werden genegeerd, uitgekotst, verfoeid.
Auteurs die ik verslond is een. Daar is een woord voor. Ik ben het woord vergeten. Omdat ik niet bedoel dat ik de auteur opat maar dat ik aan één stuk door al zijn/haar boeken las, er niet genoeg van krijgen kon, het betreurde dat hij/zij niet meer boeken geschreven had, om dus dat misverstand te voorkomen hebben ze daar een woord voor bedacht. Ook in oneigenlijke zin: als de prooi opgevreten is, verscheurd, van de eerste tot de laatste bladzijde stuk gelezen, dan is 't op. En op is op. Dus iets in die zin, een onnoembare schaduw, te benoemen maar niet voor of van iedereen.

Eerst Van Miert die uit een kersenboom tuimelt. Charmant, uiterst charmant. Dan Yasmine. Hangt zich op in een schuurtje. Morgen staat het in De Morgen: dat 300 personen het rouwregister tekenden. We dalen af naar de bodemloze bodem van de put: een dikke laag vezel- en pulprijke magazines, type Story, Dag Allemaal, magazines met een journalistiek van een niveau dat zo vunzig en ranzig is dat ze net zo goed op straat kunnen kakken, 't spaart op het papier. Bij De Morgen jagen ze niet langer, de journalistieke jacht is er sinds lang verleden tijd. De term journalistiek werd er vervangen door hurkzit. Kakkend journaille.
Dan Jackson. Proleet, schavuit, bedrieger, als fenomeen totaal over het paard getild, met Thriller naar verluidt de best verkochte plaat ooit, sleet z'n jeugd in het areaal van een of andere debiele sekte, wou geen neger zijn, vond dat maar niks, wou het uiterlijk van een blanke hebben, ging daar zo ver in dat hij uiteindelijk op geen van beide leek. Uitgeholde, holle oppervlakkigheid, en het journaille triomfeert.
Gisteren, het zou 's nachts gebeurd zijn, stierf Philippe Vandenberg. De hoofdredacteur belde me. Hij klonk triest, raadselachtig, zei dat er iets was. Philippe Vandenberg, zei hij. Is 't ie dood, zei ik. Het was het eerste waar ik aan dacht. Begin vorig jaar hadden we gedurende een half jaar aan z'n boek gewerkt, 'Black a garden for St. John's Millbrook'. Had dat werk gemaakt omdat het binnen het crox-concept paste. Over de titel hadden we gebakeleid. 'Zelfmoord,' zeg ik tegen de telefoonhoorn. Philippe had geen rijbewijs, dat ze hem in een Skoda uit het kanaal opgevist hadden, leek twijfelachtig. Aan de Vlaamse poort van de sokken gereden, het kon. Roland Barthes Parijs 1980, Ron Huebner Amsterdam 2004, een vriendin van Morrens in 2007 toen ze in Antwerpen een zebrapad nam.
De hoofdredacteur bevestigde dat Philippe door zelfdoding om het leven gekomen was. Meer zeiden we niet. Waren de details bekend? Ik vroeg het niet, de hoofdredacteur zweeg, wat hadden we te zeggen.

Op huisnummer 39 woont een alleenstaande, hij roept en brult tegen voorwerpen, beukt met z'n vuisten tegen de tussenmuur.
Een jonge vrouw staat voor de deur van huisnummer 41. Ze gilt, slaat tegen de deur, roept.

niet gelezen

Joyce, Ulysses, 70 bladzijden. De Toverberg, Thomas Mann.
Lotte in Weimar, 70 bladzijden. Hugenau.
Het Bureau, Voskuil, delen 2 tot en met 7. Le Camion van Duras. La Télévision, Toussaint.
Misdaad en Straf, 70 bladzijden, Omega Minor 3 en de hemel van Dante, het derde deel.

maandag 29 juni 2009

maandag 29 juni

Het zaaigoed doet het uitstekend, de blaadjes van de courgetten steken al boven de rand van de keramische pot uit.
Lapsa en Io kunnen het goed met elkaar vinden. Ze rollen over elkaar heen, vechten, rennen. Af en toe sneuvelt een bloempot. De eerste dagen hadden ze het moeilijk. Lapsa snauwde, is paar weken ouder dan Io, de kleine pruts, ze kon volume en gewicht inbrengen en het argument dat ze als eerste haar intrek in Knokkestraat 37 genomen had, hoewel het om een tijdverschil van amper halve dag ging maar kattenverstand schat dat anders in: eerst is eerst. Io, het tijgerke, de kleine pruts, niet eens een kwartier nadat ik haar bij Sarah en Jelle had afgehaald gedegradeerd tot indringer, territoriumbedreigend element. Ze miauwde verongelijkt, verschool zich in het duister achter een kartonnen doos, kakte op het Ikea-tapijt. Ik wachtte met het uitpakken van de dozen die Io tijdelijk onderdak verschaften, belde Sarah, vroeg of het tijgerke proper was geweest. Half uur later deed zich een nieuwe situatie voor: Lapsa en kleine pruts zaten naast elkaar, Lapsa zag in dat ze het territorium te delen had. Ik had ook zelf wel m'n steentje bijgedragen door beide katten om beurt op de schoot te nemen, Lapsa niet meer te verwennen dan kleine pruts, kleine pruts niet meer dan Lapsa, niet meer aan Lapsa te geven dan wat Io toekwam. Meer kon ik niet doen. En wat toen gebeurde, Lapsa accepteerde Io. Ze deden een test, rolden over elkaar, speelden. Het duurde niet lang voor ze samen sliepen, uit dezelfde schotel aten. Lapsa begon kleine pruts te likken. Op een dag schotelde ik ze een pasta voor waarin tonijn verwerkt was. Het rook naar rotte zemel. Wat waren ze dankbaar. Ze miauwden, o wat miauwden ze. Eet deze rotte zemel, sprak ik, dit uit de reet van het hiernumaals neergekwakte, nuttig dit godengeschenk dat er voor zal zorgen dat u straks scheten laat die het woord verdienen, meisjes, deze godenprak die in uw maag zal rotten, deze veeleisende delicatesse die zich niet zonder moeite van uwentwege door uw spijsverteringskanaal zal murwen tot ge ooit, op een dag, dikkere en naar maagzuur stinkende drollen kakt. O dank u jezus! miauwden ze, ze waren door het dolle heen, dank u jezus! dank u voor dit leerrijk moment! Ze verslonden de rotte tonijn, wierpen zich op een tweede portie. Lapsa had die tweede portie op voor Io, de kleine pruts, het boerke Naas van de familie, er nog aan beginnen moest. Lapsa keek naar de andere kat. Ze keek naar de andere kat, Io die op dat moment net aan haar tweede portie begonnen was, en ze besloot om zich niet met die portie te moeien. Waarom? Alsof ze niet wist hoe het er aan toeging. Neem wat je niet toebehoort! Brul! Vernietig! Of had ze genoeg, was ze verzadigd?

vrijdag 26 juni 2009

donderdag 25 juni

Ik open de poort, witheet zindert het woonerf. In het withete zonlicht fietsen jonge vrouwen. Naakte benen, zingende jurken, blote dijen, alles mag. Een straathoek verderop staan dikke vrouwen dik ingepakt tegen het zonlicht, trots op de kooi die ze dragen. Trots en moe, afgepeigerd. Tussen dier en god is geen andere afstand: een kooi is een kooi.

Tiens, had ik een afspraak met Egon van Punctum of heb ik dat gedroomd? Ook vandaag hebben de handelingen een gestroomlijnde formule. Een handeling uitvoeren, er aan beginnen, het beëindigen van de handeling... en, er is niets gebeurd. Dan zijn er nieuwe handelingen en als die gebeurd zijn... niets. Er is niets gebeurd. En zelfs de herhaling... Maar die herhaling beangstigt niet. Met die handelingen is het een formule, hoe dat komt weet ik niet, het is een formule. Om die reden hebben alleen de eerste en de laatste handeling betekenis, de eerste omdat het niet anders kon, de laatste omdat er geen andere handeling is.

Na middernacht transporteer ik de lege bakken bier naar Melanie's World.
Simon stormt de nachtwinkel binnen: 'Michael Jackson is dood!' Melanie: 'Maar die is toch al een eeuwigheid dood...'

vrijdag 19 juni 2009

Io (tekst 1)

wxxxxxèyyyyyyy=uùèèèèèèèèèèèèèèèè::::::::::::::::::
xxxxuuuwwwwwwwwwwwwwwwwwwwwwwwww
§mmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmçççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççççkkkkkkkkkdddddddddddddddddddddkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkèèèèèè
÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷
m::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::mmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmm:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::

donderdag 18 juni 2009

donderdag 18 juni

Ik ga bij Coco en Michel langs, in de Hertogstraat, 't is vroeg op de avond, het verkeer sleept zich door de avondspits.
Er was telefoon van FedEx. Uit Brussel. De persoon die ik aan de lijn heb, legt me uit dat ze in Oeiras wel de straat gevonden hebben, het huisnummer niet. Oeiras is twintig kilometer van Lissabon in een gebied waar de oceaan met een toeristische kustlijn worstelt: autosnelwegen zorgen voor een nieuwe breuklijn, het landschap is verbrokkeld, er blijft de facto zo weinig van over dat het terrein niet langer als landschap te kwalificeren is. Een rijgsnoer van verkavelde brokstukken, meer is het niet. Ik laat Sonia weten dat ze daar in Oeiras van hot naar her rijden zonder het huisnummer te vinden. Die situatie is vertrouwd: je zoekt een papiertje, een balpen, een gom, een uitvlucht: nergens te vinden!
Eerst reed ik naar de Hubo-vestiging vlakbij de Dampoort. Er was nog een pakje en de verpakking van dat pakje zag er niet te best uit. Frips en Marc gaven present, Vadim sprong binnen. We inspecteerden de stockruimtes. Hou was bezig in de grote zaal, Pieter in de zwarte ruimte. Morgen hebben ze jury. Pieter zei dat hij wel zin had om aan de grote remedie mee te werken - zo zullen we het maar noemen, en het moet gebeuren voor je weet wat gebeurd is: een grote remedie. Of, om 't met Snijders te zeggen: een zeer kleine, een piepkleine, een microscopisch kleine remedie.

Linda, 17u

Twee afspraken liepen fout af, de eerste omdat er wat tussen kwam, dan omdat ik het vergeten was. Ook met de derde gaat het mis: ik rij naar Ijkmeesterstraat 244, bel aan - ze is er niet - en laat een briefje met de mededeling dat ik een dringende zaak te regelen heb, dus of het wat later kan. Hoeveel mensen leven in zo'n appartementsgebouw? Honderd? Vijfhonderd? Vijf minuten later, ik rij naar Sint-Denijs-Westrem, we hebben elkaar echt op vijf minuten na gemist, betreedt Linda de inkom van het appartementsgebouw, ze kijkt naast het briefje, neemt de lift naar de vijfde verdieping. Vanop het vijfde heb je een uitzicht op de binnenstad, het Belfort, de kathedraal, de daken aan Sint-Jacobs.

Tongkracht is een van de meer recente films: Pascale De Pauw likt honing van een ronde keukentafel. Het ontblote bovenlijf zou met een stikheetdonkere dag te maken kunnen hebben: in het tuintje is witheet zonlicht, een blad maakt zich los van een tak hoog in de kruin van een esdoorn, valt omlaag in het withete licht, op straat geen mens, geen hond jankt, niemand die het langer uithoudt dan tot het eerste terras, een pint, schaduw. In die hitte zit De Pauw over een ronde tafel gebogen. Hij likt aan het tafelblad. Het tafelblad is ingesmeerd met honing.

Dat ze naar China zouden gaan, had ze gezegd. Dat was eind jaren negentig, we zaten toen nog in de Aannemersstraat. Van die China-reis krijg ik drie foto's te zien en een film waarop te zien is hoe haar voeten met schoensmeer ingesmeerd worden.

woensdag 17 juni 2009

dinsdag 16 juni

Ik ben een makelaar in koffie en ik woon op de Lauriergracht in 37. En dan weet ik het niet meer. En waar hij het geschreven heeft: in Brussel, recht tegenover de Sint-Michielskathedraal, op een zolderkamertje. Het cliché: op een zolderkamertje.
En dat zinnetje, het komt paar keer terug in het boek: Ik ben een makelaar in koffie en ik woon op de Lauriergracht in 37.

maandag 15 juni 2009

maandag 15 juni

foto's

(a) Zes portretten. Het gaat om vijf medestudenten en een vriend: Stephane, Oshin, Jan, Paul, Julie en Jan. Jan is de oudste. Karakterkop. Jan, zegt ze, is m'n beste vriend.
(b) Drie foto's. Ook als ze niet zegt waar ze die foto's nam. Op de eerste - bovenste - is een straat te zien en een bord, rechts van de weg, met de mededeling to let
KITCH
TAKE AW. De onderste - en derde - foto is er een van St. Enoch, een van de ankerplaatsen van de Glasgow subway.

Sofie is in Glasgow geweest. Fotografen reizen. Ik open een venster en nies, open de schuifdeur en deins. Ik heb het berekend: als ik dagelijks 20 keer heen en terug door de corridor stap, heb ik 840 meter afgelegd. Als ik dit elke dag doe - soms 4 keer, een andere keer 50 keer - dan kom ik jaarlijks op plusminus 450km. Hoe klein een plek ook is... haar begrenzing is onbeslist.

Er is een foto op het gelijkvloers van het kotadres: (c) een venster, een gordijn, aan de overkant van de straat is een melkwitte gevel, er staat een auto geparkeerd.

tuin

Op een van de takken landt een merel. Ik heb gesnoeid, er zijn minder takken. Ik heb jonge scheuten uit de grond gescheurd, het struikgewas is gedecimeerd. Ik heb niet in de aarde gewoeld, dat komt nog, heb geen bomen gehakt, dat komt nog. Als ze op 1 meter boven het maailand een cirkelomtrek van 99,99cm hebben. Dan mag het. Of wachten tot ze weggroeien. Dat gebeurt. Onder de vlak tegen de bodem hangende takken en bladeren van een vuilboom stond een telg uit de familie der ruwbladigen, een borago, ook wel bernagie geheten. Dat stond daar, gedwongen tot schaduw, erger, schaduw van schaduw, zonder bloemen terwijl deze plant volgens P. Thijsse bloeit van mei tot september. Met brede stappen waalde ik door het struikgewas, stond opeens pats pardon bovenop het plantje. Een borago! Ach... Ik keek naar het plantje. Jij hoort toch blauwe bloemen te hebben, zei ik. Hier, in dit schimmenrijk van triestig gestruikel zonder présence, gewas zonder identiteit. Ik ontdekte nog meer plantjes en van sommige was ik de naam vergeten.

De merel zit op een tak, het wijfje een eind verderop. Dat beeld: eerst is er de merel, zwart, triomfantelijk, duidelijk, dan het wijfje. Eerst het mannetje, dan het wijfje.

Ik laad de planten uit, breng ze naar het tuintje: een astilbe, varen, de vijgelaar, een catalpa met gepunte en teergroene bladeren, een olijfboom, lavendel en potentilla, echinacea purpurea, een fatsia japonica, de alocasia en het zaaigoed: reukerwten, courgetten. Het is een begin. En wat ze onkruid noemen: het raadselachtige herderstasje.

gesprek

Bijvoorbeeld, had kunnen zeggen: 'en hij heeft een autostrade gekocht.'
O ja, zegt de gesprekspartner, ja, dat doen ze vaker tegenwoordig. Osnabruck Münster? Een mooie weg. Gebruiken ze die niet meer? Nee, zegt de gesprekspartner. Ze rijden van Osnabruck naar Münster en dan weer terug van Münster naar Osnabruck, meer doen ze niet. Racen. Hebben ze het landschap gekocht? Tot aan de horizon meneer. Ze hebben alles gekocht. Ook de mensen, de kippen, het geroep van de kinderen, een landweg, nog een landweg, honderd landwegen en een fruitpers, duizend geheimen, reukerwten die over een muurtje hangen, het gras staat hoog en twee jochies zitten aan het stuur van een oude Citroën.

zaterdag 13 juni 2009

zaterdag 13 juni

doosje

Verhuizen betekent dat je dingen vindt waarvan je het bestaan vergeten was. Vandaag is er het doosje. Ik weet niet hoe het doosje in m'n bezit kwam. Het ligt op een plek waar ik het normaal gesproken elke dag had kunnen zien, het houten blad van een schouwbekleding, bijna ooghoogte, vlak naast een recente editie van het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal op het horizontale vlak van een schoorsteenmantel. Ik heb geen idee wat voor doosje het is, nog minder hoe het komt dat het in m'n bezit kwam. Ik til het op, voel en hoor dat het zonder inhoud is. 7 centimeter op 5, groter is het niet. Het karton is afgewerkt met melkblauw en gespikkeld satijnpapier, alleen de onder- en binnenkant tonen het oude karton, het heeft een kleur van ruwe oker. Ooit, maar dat moet voor de grote oorlog geweest zijn, toen alles anders was, we bestonden niet, het meisje en de jongen die we later met mama en papa zouden aanspreken zaten in een of andere fase, oraal, banaal, een doosje zonder de ontdekking van wat het zou worden, een doosje met geen andere geschiedenis dan de betekenis van het object. Ik til het doosje op, het doosje zonder inhoud.
Op de smalle voorzijde staat hoe het komt dat het doosje ooit een betekenis had: Shell Buttons No. 403, 18", 1 gross. Er zaten knopen in.

donderdag 11 juni 2009

dinsdag 9 juni




In Oudburg, in de wasserette, is het halfvier. De secondenwijzer staat stil op 8. Iemand is bezig met het repareren van een droogtrommel.

Met tegenzin lees ik wat De Morgen over het stembusdébacle te melden heeft.
Zelf heb ik groen gestemd. Van vrienden en kennissen wist ik dat ze voor Europa groen zouden stemmen, dat zei zo goed als iedereen, voor Europa werd het Groen!, maar op regionaal niveau leken ze een andere voorkeur te hebben, omdat ze niet wisten op wie of wat ze te stemmen hadden. Van alle partijen waarop gestemd kon worden, kwamen er drie in aanmerking, vernam ik: Groen!, Vld en PvdA. Op Rood zou niet gestemd worden, vernam ik, terwijl op een enkele uitzondering na elk van de personen die ik hierover sprak al wel eens rood gestemd had. Over wat bij het Vlaamse gedachtengoed aanleunt, hadden we het niet. Wij zijn Walen, meneer, als we te kiezen hadden. En we stemmen voor een programma, niet voor een of andere karikatuur. Om die reden stemde het merendeel van de mensen die ik ken Groen! Er waren er ook die het niet deden, omdat Groen!, zeiden ze, geen duidelijke identiteit heeft. Wat ze moeten doen, zei ik, ze moeten dat uitroepteken weghalen. Groen is zonder uitroepteken. En ook daarover waren we het eens: politiek is een niemandsland. Vervreemding is er schering en inslag: politici vervreemd van bevolking, bevolking vervreemd van politiek en daarbovenop die zogeheten kwaliteitspers, een kwakje zielepoten, totaal vervreemd van het publiek waar ze voor schrijven.

Ik heb een afspraak met Mario De Brabandere.

maandag 8 juni

Schaf Vlaanderen af. Wat een schande, dat gedoe met die regionale identiteit, je moet toch echt wel stekeblind zijn en mordicus zo stom als het gat van een koe om daar in mee te gaan. Vlamingen? Een schande, die Vlamingen. Wat voor andere identiteit hebben ze dan een stelletje sufferds die hun tijd verdoen met televisie kijken in stompzinnig en verachtelijk lelijke huiskamers waar het kleinste spoor van identiteit ontbreekt en daar al ontbrak voor Nagasaki bestond. Stap de eerste de beste huiskamer binnen en aanschouw het cultuurgemiddelde van het stelletje debielen dat er prat op gaat dat hun gedoe met Vlaamse identiteit iets te betekenen had kunnen hebben, dat ze Vlaming zijn en tegelijk geen enkele identiteit hebben want allemaal zo goed als zonder uitzondering hetzelfde stompzinnige leven leiden, in hetzelfde soort stompzinnige huiskamers leven en hun volstrekt overbodige bestaan verdoen met kijken naar exact hetzelfde soort stompzinnige programma's op televisie. Een Vlaamse identiteit? Te gek voor woorden.

vrijdag 5 juni 2009

vrijdag 5 juni

Niet specifiek die meneer, ook niet specifiek mevrouw van zo, want die ken ik dan weer daarvan, malle om die reden, lompe daarom, pipo van die keer, een ander van toen, maar die persoon, nee, hij die daar komt aanstappen, nee, nu binnenkomt, ook niet, zomaar en toch niet alleen zomaar, geen te overlappen wetenschap, geen duidelijk standpunt, geen binnenglibberaar, zomaar iemand, komt een kijkje nemen, geen onhebbelijkheden waar ik me aan erger, geen opdringerige vragen waarop ik het antwoord schuldig blijf, spraakzaam niet, vragen evenmin, vragen komen niet in hem op, stapt, kijkt, loopt rond, staat, staart, eerst daar, dan ginds, verdwijnt.
Evenmin zo specifiek dat ik haar benoemen kan, zo weinig specifiek dat ik niet zou weten waar ze vandaan komt, hoe ze heet, waar ze tijdens andere ogenblikken mee bezig is, of ze noembaar is, te benoemen in een of andere zin of zonder voorkeur voor die of andere identiteit, niet aan het tijdstip toe te voegen, een kort ogenblik van belangstelling, iets tussen die of andere wetenschap, wie ze had kunnen zijn dus, waarom ze hier rondloopt, of ze hier vaker kwam of is dit de eerste keer, kent ze een van de exposanten of kwam ze zomaar, zonder overweging, lukraak, ongedefinieerd, zonder die onhebbelijkheden waar ik me maar al te vaak aan erger, om het niet over het geveins te hebben, die opgedirkte lauwerkrans van déjà-vu, maar zij, omdat ze geen naam heeft, ontdaan - reeds - van dit heel erg specifieke, omdat haar blik geen andere bedoeling koestert, geen vraag naar die of andere zekerheid, geen kwesties formuleert of suggereert dit is wat ik belangrijk vind en of dat dan belang heeft, omdat ze daar zomaar staat, geen vragen stelt, sprakeloos, zonder overdosis tot zich neemt, stapt, om zich heen kijkt, staat, staart en dan, betrokken op wat er niet meer is, zonder eigenschap die haar aanwezig maakt, zonder teken hoe of wat het was, zo verdwijnt ze.

donderdag 4 juni 2009

donderdag 4 juni

een babbel met Leus in 7 stappen

1. Uitgeverijen in België en Nederland - uitgeverijen tout court - publiceren enkel boeken van auteurs die nog iets in de pijplijn zitten hebben.
Natuurlijk zijn er auteurs die maar 1 boek schreven. Le Grand Meaulne zou daar een voorbeeld van zijn.
2. In de piepjonge wijngaard heeft hij een dertigtal druivenstokken en 4 soorten: Maréchal Foch, Bianca, Johaniter en Regent. De witte druiven zijn Bianca en Johaniter, de rode Foch en Regent. De eerste oogst is het derde jaar, volgend jaar dus, wat niet zal lukken, een groot deel van de Rijbroekstraat verdwijnt. Ze hebben het terrein nodig voor een heraanleg van de spoorweg tussen Gent en Zeebrugge. In Hansbeke verdwijnen dertig huizen.
3. Het ploverken van Hugh Davies: door en door Brits.
4. In het tweede nummer van Kluger Hans komt een reeks teksten van Nicolas, een vervolg op Waadruim : Legenda (2007, crox-boek NR. 7). Hij neemt het eerste nummer door en lacht: er staan blote mannen in.
5. De opstelling in de kubusruimte.
6. Burroughs: cut-up, Willem Tell & mezcal. Wat Willem Tell in dit lijstje staat te doen, vraag ik. Burroughs plaatste een appel op het hoofd van zijn echtgenote, nam een pistool, schoot, de kogel boorde zich een decimeter onder de appel in de schedelpan van de echtgenote. Burroughs vluchtte naar Mexico maar werd om een of andere reden nooit veroordeeld.
7. Popper is een drug die in sexshops verkocht werd. Als ze er zin in hadden, deden ze de popper-wave. In die periode deden ze theater. De rol die hij had was die van Kiki, een prostituée. Kiki Kaka, herinner ik me, da's een nickname van de auteur van Een zuil van zout.

Rond een uur of vijf een vluggertje in De Blinde Reiziger, niets van Bernhard, wel een eerste editie van Quel petit vélo à guidon chromé au fond de la cour? van Georges Perec (1966, Denoël), met donkergeel gekleurde rug en als eerste zin het voortreffelijke: C'était un mec, il s'appelait Karamanlis, ou quelque chose comme ça: Karawo? Karawasch? Karacouvé? Enfin bref, Karatruc. En tout cas, un nom peu banal, un nom qui vous disait quelque chose, qu'on n'oubliait pas faciliment.
Patrick vlooit het na op z'n computer: Alte Meister is uitgeput. Wel een posthuum gepubliceerde tekst van Perros, Lettre Préface, een uitgave uit 1983 van Calligrammes. Ik sla het boek open, het is een dun boekje, vijf zes katernen, en lees, bladzijde 31: Qui sait si je n'aurais pas pondu, moi aussi, mes deux cents pages sur ma captivité? On fait des chefs-d'oeuvres avec de bien plus misérables sujets.

woensdag 3 juni 2009

woensdag 3 juni

Een schnitzel moet zo dik zijn, zeggen ze in Oostenrijk, dat een dik wijf er op kan zitten zonder dat haar gat er vet uit ziet. Dat verneem ik terwijl ik doorzeefd met dunne naalden naar een houten plafond staar, een plafond waar Lezaire z'n inspiratie voor Charte vandaan gehaald had kunnen hebben: de balkjes die de plankenvloer van de tweede verdieping stutten, hebben een patroon van kleine knopen, soms rond, soms ovalig, soms een veelhoek, geen knopen die in de nervenstructuur van het hout vervlochten zitten, hier zit het verschil tussen het accident de parcours in een voorts volstrekt regelmatig verloop van donkere vlekken en het meer grillige patroon van nerven en rond kopshout: de zwarte stippen - zwart is overigens niet helemaal correct, het gaat om een kleur die het diepe, bijna zwarte bruin van Kassel Earth benadert - tonen de plekken waar eertijds een spijker zat, zo'n spijker met een brede, platte kop, en het bloeden van hout, roest, zwart.

Antoine had me gebeld. Ik noteerde het adres, bracht papieren op orde, nam de auto, reed naar de stationsbuurt, vond een parkeerplaats, zat op een stoel in het postkantoor, begreep dat ik met sympathieke mensen te maken had, trage mensen, mensen die in een meer dan begrijpelijke traagheid leefden. Ik had een boek gekocht, las de eerste zin: 'Een co-schap bestaat niet alleen uit het toekijken bij gecompliceerde darmoperaties, uit het openmaken van buikvliezen, het dichtkrammen van longkwabben en het afzagen van benen,' Er was geen tijd om de rest te lezen. Iemand telefoneerde me, wou niet alleen het nummer maar ook de naam van iemand die ik niet kende. Ik zat in de auto, reed via de ring naar de Lucas Munichstraat, Esther en twee klasgenoten stonden me op te wachten, er was post, ik deponeerde de stukken op een verticaal stuk hout, er werd gebabbeld, ze maten de ruimte op, we maakten grapjes, ik zat in de auto, reed. In een grootwarenhuis kocht ik een brood en twee koeken.