woensdag 3 juni 2009

woensdag 3 juni

Een schnitzel moet zo dik zijn, zeggen ze in Oostenrijk, dat een dik wijf er op kan zitten zonder dat haar gat er vet uit ziet. Dat verneem ik terwijl ik doorzeefd met dunne naalden naar een houten plafond staar, een plafond waar Lezaire z'n inspiratie voor Charte vandaan gehaald had kunnen hebben: de balkjes die de plankenvloer van de tweede verdieping stutten, hebben een patroon van kleine knopen, soms rond, soms ovalig, soms een veelhoek, geen knopen die in de nervenstructuur van het hout vervlochten zitten, hier zit het verschil tussen het accident de parcours in een voorts volstrekt regelmatig verloop van donkere vlekken en het meer grillige patroon van nerven en rond kopshout: de zwarte stippen - zwart is overigens niet helemaal correct, het gaat om een kleur die het diepe, bijna zwarte bruin van Kassel Earth benadert - tonen de plekken waar eertijds een spijker zat, zo'n spijker met een brede, platte kop, en het bloeden van hout, roest, zwart.

Antoine had me gebeld. Ik noteerde het adres, bracht papieren op orde, nam de auto, reed naar de stationsbuurt, vond een parkeerplaats, zat op een stoel in het postkantoor, begreep dat ik met sympathieke mensen te maken had, trage mensen, mensen die in een meer dan begrijpelijke traagheid leefden. Ik had een boek gekocht, las de eerste zin: 'Een co-schap bestaat niet alleen uit het toekijken bij gecompliceerde darmoperaties, uit het openmaken van buikvliezen, het dichtkrammen van longkwabben en het afzagen van benen,' Er was geen tijd om de rest te lezen. Iemand telefoneerde me, wou niet alleen het nummer maar ook de naam van iemand die ik niet kende. Ik zat in de auto, reed via de ring naar de Lucas Munichstraat, Esther en twee klasgenoten stonden me op te wachten, er was post, ik deponeerde de stukken op een verticaal stuk hout, er werd gebabbeld, ze maten de ruimte op, we maakten grapjes, ik zat in de auto, reed. In een grootwarenhuis kocht ik een brood en twee koeken.

Geen opmerkingen: