zaterdag 30 april 2016

herzamelen #3

frambozentaart
/Een van de aangenaamste momenten van de dag./
plaatsnemen
tussen de uit het hoofd geleerde getallen
zeventien eenenvijftig nul een miljoen
het kwadraat
/als voorwerp van tegelijk verafgoding en verbijstering,/
over het hoofd zien
uitkijken naar



een stoel
/Verklaring:/


Swingende bezoekersaantallen. 300
op vrijdag, 60
op zaterdag, 171
op zondag. /Volgens het South-American Handbook van 1966 moeten we opvouwbare muskietnetten in foudraal meenemen, tropenhelmen, hoge schoenen, handschoenen en zonnebrillen dragen, moeten we ingeënt zijn tegen malaria, tyfus en moeraskoorts, antibiotica in overvloed bij ons hebben, nooit leidingwater drinken, zelfs niet gefilterd,/






/Alle citaten uit Braziliaanse brieven van August Willemsen, privé-domein 109, De Arbeiderspers 1985./

schaduw

Een avond aan zee. De schaduw rekt zich geeuwend uit
over het zand
en komt wat later toch weer lekker aan m'n voeten liggen.
Het had een quote uit het boek der veranderingen kunnen zijn:
een schaduw niet groter dan de schaduw die m'n hielen likt.

herzamelen #2









kutlul

Weet je waar ik een rothekel aan heb? Aan die kutlulwekker 's ochtends. Wat een kutlulgekrab met die wekker. Begin jaren tachtig op de kutlulkop getikt. Een elektrisch van de pot gerukt wekkerdiarree dat telkens ik mij er geen zak aan verwacht, midden de meest vrijmoedige episodes van m'n remslaap, een van betovering stijf staand gebraak van orgieën braakt waar veel van de protagonisten uit Decamerone een punt, om maar niet toe te geven een kutlulpunt aan gezogen hadden kunnen hebben. En dan die kutlulherrie. O, wat hinderlijk. Rampspoed. Ik draai me om, geef de kloteherrie een klap voor z'n klotekop, neem heel even stiekem nota van het tijdstip, kwart voor negen, slurp heel even van het ochtendlicht dat grote delen van de slaapkamer in lichterlaaie zet, & draai me om, om, om, slurpend aan nog een boekdeel van die verrukkelijke kloteherrie in m'n kop, een braaksel van spookbeelden met spookdiertjes die, wat ik weet, tijdens de nazooi van het orgie in korrelige lichtvlekken veranderen, figuren die opduiken in een groezelige lichtzuil en oplossen voor ik hen benaderd had kunnen hebben, door één enkele spat van het kolkende salpeterzuur in nieuwe, andere tifosi veranderen, schuwe, beverige schaduwen, de met schimmel aangedikte moederkoek waarin ik traag wegzak. En dan, opeens, wéér, het krankzinnige gemekker. Dit keer kruip ik overeind, met tegenzin, plaats het linkerbeen zo dat het het rechter stutten zal, plaats één voet voorbij de rand van het bed & til het lichaamsgewicht in het rottende zonlicht. De voetstappen rotten in het zonlicht tot de tover en het gewicht van de slaap met een trage geeuw in één keer zonder andere bestemming van me afvallen. Ik neem een douche, spoel de bladzijden van het gewicht. Tijdens het scheren kom ik tot overwegingen die ongetwijfeld iets zinnigs toevoegen aan wat in de agenda staat. De belangrijkste is deze: dat ik een studente te vertellen heb dat het fout zit met wat ze gisteren schreef.

woensdag 27 april 2016

maandag 25 april

Transcriptie van Thursday 25 April, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 281-282, APRIL 1940.

Zonet bedacht ik dat m'n moeder twee karakters had. Letterlijk: de O en een P. En dat ze aan dat als signatuur bedoelde uitgangspunt nog eens zoveel karakters toevoegde. De kinderen die ze baarde, om het voor één mensenleven onmogelijke totaal toch min of meer wat inhoud en richting te geven.
En zo bedacht ik wat ik zou doen als ik als biograaf over mezelf te schrijven had, & de tijd die het nam om het niet en toch te doen. Ook met mijn vader heb ik meerdere invalshoeken. Ik mis hem en niet eens zo'n beetje, maar misschien mis ik hem net helemaal niet, zie ik hem wat maar graag over het hoofd, beperk ik mij maar wat graag tot de uiterlijkheden van een luie tijd, lui omdat hij noch ik over dit soort dingen na te denken hadden. We hadden alle tijd om het niet te doen. Als kind was ik veroordeeld om te weten. Ik was het slachtvlees van de betekenis voor ik geboren was. Wat ik tegenwoordig ben, ben ik vergeten. Als kind veroordeeld worden omdat het als eerste uit vruchtvlees kroop? Iets of iemand had het te doen, vermoed ik, iets of iemand had als eerste uit het vlees te kruipen. Het bestaan van de wormen zou blind getolereerd worden, alle karakters van A tot Z, en alles zou altijd beide waarheden hebben, die van een triomf en die van het failliet, wat hetzelfde is.

zaterdag 23 april 2016

encyclopedie van een dag

ompax Ompax spatuloides. (Roelf Bolt, Leugenaars & vervalsers, Een kleine encyclopedie van misleiding, blz. 295-296; Querido 2011) 'Staiger spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat hij het exemplaar niet in levenden lijve heeft kunnen aanschouwen, in plaats van gebakken. Schouderophalend verklaren de gevangenen dat het geen zin heeft om op een nieuw exemplaar te hopen: het duurt soms wel een maand voordat weer zo'n vis gevangen wordt. Staiger maakt er het beste van. Hij schetst zorgvuldig diverse aanzichten van het dier en eet er daarna smakelijk van. ( ) In de jaren daarna wordt door sommige ichtyologen ernstig getwijfeld aan het bestaan van de Ompax spatuloides, terwijl andere de vis in hun gidsen opnemen 'daar de aannemelijkheid van het vinden van glansschubbigen in de wateren van Queensland wordt bevestigd door enkele eminente naturalisten'. (Whitley, 1933) Het duurt meer dan een halve eeuw voordat de waarheid rond de Ompax boven water komt, bijna zes decennia waarin geen enkel exemplaar meer gevangen wordt. Op 6 augustus publiceert een krant in Sidney, The Bulletin, een artikel van een auteur verscholen achter het pseudoniem Waranbini. Met genoegen herinnert de schrijver zich die ochtend in 1872, toen Staiger een samenraapsel kreeg voorgezet met de kop van een longvis, het lichaam van een mul en de staart van een paling. (De door Staiger gemaakte tekeningen tonen een kop die vrijwel zeker afkomstig is van een geep of van een vogelbekdier. Vermoedelijk vergist Waranbini zich hier.) De classificatie Ompex spatuloides /te verwaarlozen tikfout, nvdr/ bezorgt de bewoners van Gayndah-Station jarenlang plezier. Als iets onbekends wordt opgevist, luidt steevast de conclusie: 'Dat moet een Ompax zijn!' (Whitley, 1933)
/Ompax legomenon: foutief aan een bepaald oeuvre of bepaalde tekst toegekende betekenis (foutief waargenomen betekenis)/

sigaretteneter De sigaretteneter. Rook walmt over de glazen van een montuurloze leesbril. Oogcontact uitproberend met alle jongedames die het pad kruisen, waggelt hij naar het straatterras, steekt nog een sigaret op en nestelt zich op de brede richel van het raamkozijn. Of zit hij op pruimtabak te kauwen? Omdat het iets te grote lichaam ongemakkelijk zit en van de ongetwijfeld hoffelijk bedoelde révérence een bargoense buiging maakt, wordt het hoffelijkheidshalve genegeerd. 'Hah... Hah...,' hikt hij, net voor hij welgemutst het pand verlaten zal en oplost nog voor hij de buitenlucht betreedt.

translatio Met Jan komt het gesprek op Language, postmodernisme en imitatie. Van de algemeen geldende begrippen hieromtrent herinnert Jan er zich twee: het imitatio en het aemulatio. Het derde begrip, wat hij zich niet herinnert, translatio, omvat naast het vertalen ook het interpreteren en parafraseren van teksten en werd tijdens de Renaissance als minderwaardig ingeschat. De wiki-page beperkt zich overigens tot teksten uit die periode.

vervalsing Iemand merkt op: We leven in een vervalsing. Het conditio sine qua non van de vervalsing: media en politiek.

voedsel Boekweitpannenkoek met ei, hesp & kaas. Dagsoep: groentensoep met kervel. Lauwe salade met warmoes en seitan. Een mix van geroosterde noten. Salted rice chips. Vanille-ijs met rode vruchten.

vogelbekdier > ompax

vrijdag 22 april 2016

vrijdag 22 april

Naar mensen kijken. Hoe zij zich voortbewegen. Een heertje van hoogstens bij benadering te schatten leeftijd zit achterwaarts uitgezakt op een iets te kleine fiets. Iemand trekt een karretje achter zich aan. Een ouderwetse dame waggelt motorisch gestoord. Ergens in het mechaniek - zit de bedrading los? zal ik haar optillen, open maken, een kijkje nemen? - geknetter van vonkjes, gifgroene dampen. Een meisje met kwieke, wijdbenige stap, wat me herinnert aan hoe ik als student, telkens ik geen zin had om de tram te nemen, met niet bij te benen snelheid van Gent Sint-Pieters naar Onderbergen of naar waar ook stapte.
Mensen bekijken. Ik zit op het terras van een pannenkoekenhuis, had in Leugenaars & vervalsers, Een kleine encyclopedie van misleiding kunnen lezen of in Braziliaanse brieven van August Willemsen. Dat doe ik niet. Ik neem het notitieboekje, sla het open, lees wat ik een dag eerder geschreven heb, De sanseveria's op een raamkozijn... het ronkende geborrel van een vaatwasmachine, van hakken het vertrouwde geluid... (waar ik later Ivo Michiels, Het boek Alfa aan toevoegde) en besluit om naar de mensen te kijken die in de drukke winkelstraat in tal van richtingen over de voetpaden en het wegdek door elkaar heen stappen. Dat door elkaar heen stappen vat ik op een of andere manier letterlijk op: De zich haastende studente, die zich naar een in dit relaas ontbrekende afspraak spoedt, komt trekkebenend in de bedrading van een bejaarde dame vast te zitten, enzovoort. Vis, ik wil vis, zegt iemand. Gesticulerend struint hij over het voetpad, ontwijkt de in een orgelsonate veranderde felroze schoudertas.
Ik zou één kleur kunnen bekijken, rood bijvoorbeeld, en al het overige negeren. In Espèces d'espaces geeft Perec aan dat hij twee methodes heeft & beide methodes frequent toepast: (a) op een terras zitten, bij voorkeur z'n favoriete terras (het terras van een bar tabac centre Paris had ongetwijfeld net zo goed gekund), en kijken; later: aan de schrijftafel reconstrueren wat zich voordeed; (b) op een terras zitten en schrijven wat hij ziet. (b) beperkt zich tot het registreren van dingen en gebeurtenissen, (a) heeft de beperking maar ook de vrijheid van wat wel of niet exact herinnerd en aan de hand hiervan geschreven wordt.
Soorten, kleuren, maten, gewichten, handelingen, poses: een fractie van wat ik gezien had kunnen hebben. Kapsels, sieraden, bewegingen - ik beperk mijn observatie tot de bewegende mens: fietsend, stappend, rijdend, aanvankelijk zonder formule:
Soorten. Diersoorten, soortgenoten, in Van Dale onder 1 groep van personen of zaken die zich door gemeenschappelijke kenmerken onderscheiden, bvb personen in een blue jeans, personen met bleke huidskleur, personen die op gegeven ogenblik (om wat voor reden ook) boven alle andere uitsteken, traagstappenden, vlugstappenden, naaktbenigen, aan het stuur van een donkerblauwe auto zittend, fietsers, bejaarden, zich rechtop tegenover zich voorovergebogen voortbewegend, pratend, een kinderwagen voor zich uit duwend, snorremansen, slenteraars, bedoeling of bijzaak (ik subjectiveer), fluitend, een boek gekocht hebbend, met of zonder fietshelm, met of zonder paraplu, rokers niet rokers (waarbij het door elkaar heen stappen weliswaar twee categorieën maar geen afzonderlijke compartimenten biedt), Szymborska-achtigen, enzovoortachtigen.
Kleuren. Ik beperk het recit tot één kleur: rood.
Maten, gewichten: klein, dik, dun, lang, mager, groot, kolossaal, vadsig, sprietig, ...
Subjectief: personen die ik - op het eerste zicht of bij nadere beschouwing? - sympathiek vind, andere die mij ongezellig voorkomen, schraal als het erf van een boerderij, potsierlijk als een uit een teveel aan naast of op elkaar gestapelde stijlen opgetrokken villa, en nog andere die mij onverschillig laten.
Elk patroon, elke categorie, biedt een interessante reeks, elke reeks een verloop van vorm en schaduw.

dinsdag 19 april 2016

de goudvink

Aan goudvinkjes onornitologisch bekeken
zijn Dag Allemaal Jan en ook Mik bezweken.

Of 't gevogelte iets toevoegt aan een of andere moraal
of aan het moreel (als ik me niet vergis)

of hoe ik, verzucht Bèr, Christian Morgenstern vertaal,
is met holle beurs niet zonder betekenis.

zondag 17 april 2016

discussiepunt

In 2006 kwam van Uitgeverij Ijzer te Utrecht
De Galgenliederen en andere groteske gedichten op de markt
Uit het Duits vertaald door Bèr Wilbers,
Wat toen in de media naar verluidt zorgde voor een vies gevecht.

Lui sprongen op het katheder en riepen 'Bij elkaar geharkt!'
Het rijmschema van Morgenstern immers had Wilbers
Zo kotsgaaf heerlijk tot in het kleinste detail gevolgd, net als in het echt,
Dat er niettemin her & der toch twijfel rees over de oprechtheid van het vers.

Om op het woord rond te rijmen maakte de vertaler van het zeil een hond
En introduceerde een clericaal waar in de Urtext aesthetische Wiesel stond.
Ondanks het toepasselijk grotesk tot rijm gewelfde
Zijn een pater en een wezel niet helemaal hetzelfde.

Van de wezel benieuwt me waarom het dier, verwant aan hond en kat,
In het kluchtig stroompje op een kiezel zit, van een pater niet meteen wat
Ik van een clericaal verwacht. Zijn context biedt een andere zeden,
Los van de als noodzaak aangevoelde rijmdwang: de pretext van een andere reden.

foto

Een foto schilderen is best vervelend. Ik heb het één keer gedaan, de foto van een meisje, ik had haar gevraagd om voor me te poseren. Wat ze deed had ik zonder de foto niet geschilderd kunnen hebben. Het naschilderen van de foto was zo makkelijk, dat ik me afvroeg of het dat was wat ik wou. Wilde ik foto's schilderen, zelfs als ik die foto's op een of andere manier in een scene had gezet die me heel erg bekoorlijk voorkwam? Wilde ik foto's schilderen of met verf bezig zijn. Of wilde ik foto's maken en andere dingen doen? Het spitsvondig naschilderen van de foto deed me zo weinig dat ik besloot om er geen werkwoord van te maken. Foto's zijn foto's. Het schilderen van een foto is best vervelend.

zaterdag 16 april 2016

eland

EEN TWEE DRIE 1-2-3-pans HOERENKAST! DE BESTE!
Eenpans!
Tweepans!
Driepans! DE BESTE!

van tulpen en van droge worst
van Jack Daniels en van eendenborst
van ADIDAS en kaasschaaf en de dikke korst

DRIEPANS IS DE BESTE!!!

de balpenliederen! wat een kadans!
de betekenis! het offer! Gerard op Dag Allemaal
& Ralf de Raaf!
wezenlijk pater marnix eland

in de spaghettisaus
& het braakgevoel

Marnix groet de tulpen in het kontgat van de eland
zaterdag
wat hij in het schriftje noteert zaterdag
en met kaasschaaf zondag
van alle bordelen is dit werkelijk de beste

hoeveel kilo weegt het spek
de toon van het als noodzaak aangevoelde
het okay van zomaar een gesprek

kwek kwek kwek

belabberd bekijk ik het juweel
offer het in z'n geheel
aan de schaduw van het plein
aan de huizen in een zwarte onderbroek een twee drie
Es ist kein Baum

maar dan toch iets als het als noodzaak aangevoelde misschien
over het plein
achter een schaduw aanhollen
knielen voor het borstbeeld van Balthazar Burckhard
ai
au

harry wie? #2

Ooit van Harry Platteel gehoord?
Nee.
Mais non. Harry wie?
Platteel. Harry Platteel.
Ik ben een hand is een Marnix pocket uit 1967.
Je vraagt je af waarom Angèle die reeks Marnix pocket doopte.
Maar niks, lees ik nu, terwijl me dat telkens ik een Marnix pocket in handen kreeg nooit eerder als zodanig opgevallen was.
Het gaat om een grote MARNIX pocket, nr 36 uit die reeks.
Harry Platteel, Ik ben een hand.
Crises: paniek, gehuil, middeleeuwse toestanden.
De wiskundeleraar: blafbek, lafbek, bek.
Martine: hysterisch meisje.
Petra: kwam twee uur te laat thuis.
Ja, ik slette twee uur langs de straat en was op de walletjes, zag er de hoertjes opgepoetst, zag er de mannen hengelend, aarzelend zich afvragen met wie. Thuis een wantoestand vanwege Martine en mij, miste haar deel, kreeg het mijne.
Een voorbeeld, bladzijde 5, de eerste bladzijde, van wat ik - toen we in de auto van Antwerpen naar Zelzate reden - interessant proza noemde. Interessant omdat Harry Platteel er kennelijk moeiteloos in slaagt om van een manier van spreken en denken geschreven taal te maken.

Het probleem met Harry is, vermoed ik, dat z'n virtuositeit tussen twee stoelen blijft hangen. Hij slaagt er in om bijna gewichtloos te schrijven (zonder het gewicht van), maar net niet zo gewichtloos dat je z'n staart vastgrijpt omdat de ballon je onder geen beding ontglippen mag. De literatuur van Harry is die van een ballon. Maar, is het die ballon of heeft het toch het gewicht van een gebrek?
Is het gebrek van Harry dat hij miskend is, als romancier, of zit het dieper, minder oppervlakkig, dat hij miskend is omdat het aan gewicht ontbrak? Nee. Eigenlijk niet. Harry, meen ik, is als product wat net altijd tussen twee stoelen hangt, niet het zitvlak van de eerste, niet het zitvlak van de andere stoel, wat zijn bijna gewichtloze acrobatie net heel interessant maakt. Zijn taal is een dagelijkse oefening in het ongemak.

vrijdag 15 april 2016

de schaduw #2

Een schaduw moet niet groter worden dan wat je aan schaduw hebben kan.

Succes is bedenkelijk, vooral omdat toch al helemaal niet in te schatten is wat het met je doet. In het slechtste geval ga je naast je schoenen lopen en heb je voor je het beseft had kunnen hebben geen reet aan de dromen die je gepland had. Een kasteel en een cruise kan je kopen. Je kan een bos kopen en vijftig limousines, de meisjes die bij de limousine horen en de heks. Kan je schaduw kopen?

Niet meer dan de schaduw die het had.

de schaduw #1

Van de schaduw is bekend dat zij een lichtbron als oorzaak heeft.
Van alle groteske schaduwen is nacht de meest bekende.
Andere schaduwen doen zich bij voorkeur overdag voor, op een pleintje
of in een drukke straat, klampen aan wat op een dorre tak zit,
wat over straat stapt in een vederlichte met aarsvocht versierde jurk,
de schoentip, een korrel, het tramhok, huizenrijen in een zwarte onderbroek.

Van alle schaduwen, ook die van een vlieg, van de suppoost die in het bezemhok
een middagdutje doet,
is macht tot een of andere macht de meest geroemde en roem ondanks het remspoor
het meest geacht. De fatale klap wordt zelden aan een verzinsel toegedicht.
Szymborska meed het brokaat en de loftrompet. Met was het oeuvre nu reeds bijgezet, het brokaat
zwart als pek, ongeacht wat Szymborska schreef en deed.

Om vrijwel identieke reden, andersom, is de beroemde kunstenaar over het gladde dek
van geld en roem uitgegleden en met z'n ikkus in een drol beland.

zondag 10 april 2016

harry wie?

vandaag op de rommelmarkt
trof ik aan ik ben een hand van harry platteel
een mantootje uit 1968
nooit van harry platteel gehoord harry wie?
las de eerste zin WOENSDAG of dinsdag of maandag, weet ik veel en het doet er ook niet toe: dit was gewoon een dag.
en de tweede zin: Maar een die ik bekijken wil.
vond ik al niet zo kwaad die eerste zin die tweede zin
en de derde & de vierde
Nacht en stil. Ik zou moeten slapen maar kijk naar mijn hand die kleinigheden te doen heeft.
en dan vooral de vierde zin had iets dat me aangenaam trof: mijn hand die kleinigheden te doen heeft
dat kleinigheden te doen hebben
Harry kan Schrijven, besloot ik, Dus kocht ik het boek, een Mantootje aan 2 euro, daar sla je geen muis mee dood.
En dat heb ik me tot op heden, 10 bladzijden ver in het boek, niet beklaagd.
Op Wikipedia kennen ze Harry niet. Harry wie?
Ik google Harry en een lijstje met 12 verwijzingen is zowat het enige wat ik aantref. Geboren, gestorven, kortom niet helemaal over het hoofd gezien.
In 1980 een recensie met Miskende romancier als titel. Van iemand die schrijven kon, of het net niet kon, zeiden ze toen nog dat hij een romancier was.
Zou hedentendage ook maar iemand het in z'n kale klotebol halen om Frank omdat ie Agatha deed een romancier te noemen?
En wat is het verschil tussen iemand die schrijven en iemand die het niet kan?
Laten we aannemen dat ze allebei, hij die wel en hij die niet schrijven kan, of over korte of niet over korte pootjes beschikt. Het loopvermogen is vrijwel identiek.
Of de één een buikje heeft en de ander niet, had bepalend kunnen zijn, maar is het in dit geval net niet.
De loopafstand is vrijwel identiek. Laatstgenoemde, hij - of zij - van wie vermoed wordt dat hij - of zij - best wel aardig met z'n pek en veren uit de poten komt, maar niet schrijven kan, omdat alles nu eenmaal is zoals Bomans het ooit zo puntig formuleerde, neemt de aanloop snedig en springt gezwind over de met plaatselijke kikkerdril volgepropte modderplas van het landelijke euforium. Een glansprestatie. Luidkeels gekwaak. Een spervuur. Gefladder. Gepiep. Een diep uit de grijze territoria van betreffende modderbrij opspattende orkaan van het gebruikelijke maagzuur. De auteur belandt in praatprogramma's, steekt desnoods z'n broek af.
De andersgenoemde dan. Heeft in het beste geval geen horrelpoot. Ziet er niet uit want vergat zich om te kleden. Baggert over de aanloopstrook naar de eindmeet, niet zelden de verkeerde kant op, tot hij zelfs door de officials genegeerd wordt. Dat hij zich sinds eeuwen ook kruipend voortbewegen kan, verbaast helemaal niemand. Alles bij elkaar genomen heeft hij z'n kruip- zo aan een variant op loophouding weten aan te passen dat de traagheid die hij ontwikkelt - los van andere, bijkomende, los van bijkomstige, nieuwe, los van het inbegrepen of het achterstallig failliet- los van het nog meer bijkomstige gegeven of het ontspoorde publiek is of toekomt aan de kroegen van het zand - ronduit indrukwekkend genoemd zou kunnen worden. Gekromd onder de vette balg van een ijsgele pisdruppel die tot Vladivostok tweeduizend generaties met een Atlantische storm van roet en dobberende uitwerpselen bedekte, wipt hij alsnog over het met toffe quotes aangedikte praatprogramma, suist in een nachtmerrie van kabaal over de met ijs en oesters aangedikte stranden van Dubai, stressbestendig, de wereldpaniek, zelfs de wiskundeleraar die Harry eerst en vooral toch alleen maar een lafbek vond, en belandt dus ergens tussen Reunion en Amsterdam in een diepte waar geen mens voor geboekt had willen hebben.

zaterdag 9 april 2016

the lady

The lady don't drink, the lady don't eat, the lady don't sleep, the lady don't shit.
I need to be a Goddess for at least once a year, she says.
A cigarette? The lady don't smoke. A tale on the ruins of Usher? The lady don't read.
Getting out in the garden for half a minute? The lady don't fart.
The lady don't fart? Well, I don't eat she says. What about A banana? I don't
eat bananas, she says. Eh, eh, A banana. I told you, I don't eat bananas, she says.
Godammit! Godammit! And I'm not a goddess! Her Blasphemy spoke. I'm not a Goddess!
Not a Goddess! Blasphemy spoke. Not a Goddess! Out in the garden! Ruins of York!
Corned fingertips! Sliced Shakespeare Sonnets! Headaches worse than you had!
Oh Oh Oh A Goddess not. Wouldn't Walter Mitty have smiled in ponderous wonder...

vrijdag 8 april 2016

vrijdag 8 april

Transcriptie van Monday 8 April, The Virginia Woolf Diary volume 4; Penguin Books, 1983; p. 296-297, APRIL 1935.

Een week waarbij onafgebroken van m'n maaginhoud het uiterste gevergd werd: eerst de Boulettes Liégeoises, geserveerd met een vettig, gesuikerd sausje en droge friet, op een terras aan de Place du Marché, terwijl ik net een ogenblik eerder met hartkloppingen te kampen had; dan een iets te rijpe Mozzarella, één dag later, & Guy die paljasserig opmerkte, toen ik de Mozzarella uit de verpakking gehaald had, dat ik het ding misschien maar eerst opblazen moest, terwijl me inderdaad opgevallen was dat de verpakking glad stond, & hieruit afgeleid kon worden dat in de mozzarella die ik gretig in dunne plakken sneed reeds een bacterieel aangestuurd fermentatieproces op gang gekomen was. We stapten heen & weer over het dak, met vlagen regende het, waar Mathias en Guy weinig hinder van leken te ondervinden. En het bleef regenen. Ik ging aan de rode tafel voor de laptop zitten & begon mij zo langzamerhand onpasselijk of op z'n minst niet helemaal op orde te voelen. In De Buffel Jan die er sinds het middaguur over een boek gebogen zat, een turf over Jacq. Vogelaar, later Veva. Ik bestelde de asperges, waar bonenpuree bij geserveerd werd. Met de asperges viel het mee. Gedurende enige tijd regende het weer, & de hartkloppingen hielden aan. Ik las wat in Austerlitz van Sebald, zat daarna herleid tot het hoopje ellende waarin ik veranderd was naar het tafelblad te kijken, vermeed de bonenpuree & vroeg een muntthee. Ik herinner me niet of het regende toen ik huiswaarts reed. Eenmaal thuis nam ik wat druppels Taraxacum officinale en ook knoflookextract, met op het doosje de veelbelovende mededeling Complètement inodore. In bed begon de ellende. Ik deed geen oog dicht, plooide me in bochten, probeerde drie kussens boven op elkaar en nog wat dingen, niets hielp. Na een tweede, slapeloze nacht op rij kroop ik 's ochtends vroeg naar de badkamer, nam een douche, kleedde me aan, schoor me & het et cetera, vervloekte de mozzarella en strompelde het huis uit in wankel evenwicht, uitgeput, doodop, wist heelhuids het woonerf te bereiken, slaagde er weliswaar in om alles operationeel te hebben, maar zat daarna de hele namiddag suf naar de rode tafel en de laptop op het rode tafelblad te staren, waar Elly niets aan verhielp. In m'n agenda stond dat er een afspraak met Tony was. Tony trof me hoogst belabberd aan en suggereerde actieve kool. Met een voedselvergiftiging vond hij het te proberen. NORIT heet het ding, 200mg Actieve kool, Charbon actif, Aktivkohle. De bijsluiter, die aangaf dat het niet om een biologisch maar allopatisch product ging, las ik pas toen ik de eerste capsule doorgeslikt had. De bijsluiter gaf aan dat actieve kool, in de versie die NORIT biedt, voor hartkloppingen kon zorgen, harde stoelgang en obstructies ter hoogte van maag en darminhoud. Exact wat ik nodig had. De nacht was min of meer zoals de vorige, met dat verschil dat het allemaal nog eens zo ellendig was & ik met de bijsluiter die ik verdomd over het hoofd gezien had bovenop alle ellende ook nog met ademhalingsproblemen te kampen kreeg. 's Ochtends vroeg belde ik een acupuncturist. Rond tien uur lukte me een hazenslaapje. Iemand van TNT belde aan. Ik nam het pakje in ontvangst. En, explodeert het, vroeg ik. Niet meteen, zei hij. Tussen elf en twaalf lukte me een tweede hazenslaapje. Regen roffelde over de dakkoepels. 's Avonds, na de behandeling, fietste ik monter en zo goed als volledig opgeknapt naar het woonerf, en nog later zat ik met Greetje aan tafel, en Jan, en Henk, en Greetje vertelde over Dubai; ze was net terug uit Dubai.

dinsdag 5 april 2016

dinsdag 5 april

Transcriptie van Friday 5 April, The Virginia Woolf Diary volume 4; Penguin Books, 1983; p. 296, APRIL 1935.

De autoradio doet het niet. Doet het niet sinds. Sinds 2012 zo ongeveer. Draadje los? Draadje los. Zonder autoradio dus. Geen erg. In 1995 op een winterse dag met een Skoda vijftakt bouwjaar 1988 Berlijn heen & terug. De motor (het grote, geheime mechaniek) zat achterin, niet voorin, & was dermate luidruchtig dat een autoradio zinloos geweest was. In het Taunusgebergte kwam ik in een sneeuwstorm terecht. Vandaag gaat het richting Brussel. Rond kwart na negen bevind ik me ter hoogte van Groot-Bijgaarden en slibt de verkeersstroom dicht. Loos alarm. Eén automobilist gaat om wat voor reden ook remmen, een vrachtwagenchauffeur wijkt uit naar de middenstrook, iemand voert een of ander geflipt manoeuvre uit, & dat volstaat, neem het van me aan, om binnen de kortste tijd een file van anderhalve kilometer te hebben. Op de Brusselse ring, richting Zaventem & Bevekom, vier keer op rij, eerst ter hoogte van Groot-Bijgaarden dus, wat later Strombeek en het woud van Jette ter rechterzijde, nu ja, woud, & als het weer lekker op gang getrokken is en ik aan de verre van onaardige snelheid van 110km per uur over het asfalt zoef opnieuw, dit keer pal midden de viaduct, & dan nog een keer. Voorbij Brussel geen verkeershinder. Ik beland niet op het baanvak richting Aachen, bots niet tegen de achtersteven van een charmant oldtimertje dat aan als ik het goed heb 70km per uur over de autosnelweg harkt en ondervind alleen ter hoogte van Zaventem hinder van de autoradio van een gigantische terreinwagen, een zwart vehikel met een laadbak waarin makkelijk een olifant had gekund. Over de E40 op weg naar Luik, wat vandaag het reisdoel is, kan je ook zonder autoradio de taalgrens min of meer exact bepalen, niet alleen omdat links van de weg Tongeren in Tongres verandert, maar omdat het lekker ouderwets over een gehavend wegdek gaat. In Wallonië verspillen ze minder geld aan straatbedekking. Liège centre gaat vlekkeloos en is bovendien zowat de eerste afslag. Bij mijn weten is Liège ook de enige agglomeratie waar ze consequent eerst de binnenstad aanbieden en pas daarna de wijken en de buitenwijken, de voetbalvelden en de industrieterreinen (sites d'activités zoals ze het in Frankrijk noemen), plekken waar ik om duizendenéén redenen toch al niet verwacht word. Les Brasseurs is in Rue du pont. Jerôme van Les Brasseurs had me uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan SCUM/ECUME, een tiendaagse workshop. Ik werd er om 10u verwacht en betreed de keet een half uur later, nadat ik twee keer over Place du Marché bolde, twee keer Rue du pont passeerde, nergens een parkeerplaats traceerde en er uiteindelijk toch eentje vond, vlak bij de hoek van Rue du Pont. Frédérique Danos, een Parijse performer of activist die uitdrukkelijk niet het label kunstenaar wil, wat ik eigenlijk best verstandig vind, heeft het over zijn praktijk. Ik wil een koffie. De situatie is interessant maar ook best obscuur. Met obscuur bedoel ik dat ik geen idee heb wat me te wachten staat. Woorden dwarrelen en ik laat het dwarrelen. Frédérique is geen causeur. Later zal hij toegeven, omdat hij weet dat het voor hem niet op die manier werkt, dat hij tijdens de korte interventies die op zijn rede volgden meer en ook duidelijker over zijn praktijk wist te vertellen dan tijdens de causerie. Zijn causerie begint me ook pas te interesseren als het afgelopen is. Het had wat tijd nodig, vermoed ik. Rond het middaguur, met een parkeermeter, één straat verderop, die me twaalf minuten geeft, word ik geïntroduceerd. Dat ik ook werkelijk iets gezegd had kunnen hebben, wat me eerlijk gezegd tijdens de rit van Gent naar Luik niet opgevallen was, begint met een blos. Ik bloos. Wat had ik gezegd kunnen hebben, dat niet reeds duizend keer gezegd is. Die ene keer dus, dat ik het zeg. Maar: iemand anders had net hetzelfde gezegd kunnen hebben. Wat is de bedoeling? Waarom sta ik hier? Om wat voor reden ook richt ik het woord? Dat weet ik niet en we hebben er van uit te gaan dat de causerie ook die bedoeling had, dat ik niet wist waarover ik het hebben moest. In die duisternis deden zich zo goed als meteen vormen voor en kwam het, voor ik het als zodanig ingeschat had kunnen hebben, tot een gesprek. Wat me heel erg beviel, was dat meerdere studenten ideeën formuleerden over wat ik gezegd of niet gezegd had, me confronteerden met wat ik beweerde, waardoor wat ik gezegd had een nieuwe, andere betekenis kreeg en ik de betekenis die het had gehad niet langer in m'n eentje torsen moest. De betekenis werd een andere, nieuwe betekenis en ik begreep dat je alleen zonder bedoeling tot zo'n betekenis komen kon.