Transcriptie van Thursday 25 April, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 281-282, APRIL 1940.
Zonet bedacht ik dat m'n moeder twee karakters had. Letterlijk: de O en een P. En dat ze aan dat als signatuur bedoelde uitgangspunt nog eens zoveel karakters toevoegde. De kinderen die ze baarde, om het voor één mensenleven onmogelijke totaal toch min of meer wat inhoud en richting te geven.
En zo bedacht ik wat ik zou doen als ik als biograaf over mezelf te schrijven had, & de tijd die het nam om het niet en toch te doen. Ook met mijn vader heb ik meerdere invalshoeken. Ik mis hem en niet eens zo'n beetje, maar misschien mis ik hem net helemaal niet, zie ik hem wat maar graag over het hoofd, beperk ik mij maar wat graag tot de uiterlijkheden van een luie tijd, lui omdat hij noch ik over dit soort dingen na te denken hadden. We hadden alle tijd om het niet te doen. Als kind was ik veroordeeld om te weten. Ik was het slachtvlees van de betekenis voor ik geboren was. Wat ik tegenwoordig ben, ben ik vergeten. Als kind veroordeeld worden omdat het als eerste uit vruchtvlees kroop? Iets of iemand had het te doen, vermoed ik, iets of iemand had als eerste uit het vlees te kruipen. Het bestaan van de wormen zou blind getolereerd worden, alle karakters van A tot Z, en alles zou altijd beide waarheden hebben, die van een triomf en die van het failliet, wat hetzelfde is.
woensdag 27 april 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten