dinsdag 5 april 2016

dinsdag 5 april

Transcriptie van Friday 5 April, The Virginia Woolf Diary volume 4; Penguin Books, 1983; p. 296, APRIL 1935.

De autoradio doet het niet. Doet het niet sinds. Sinds 2012 zo ongeveer. Draadje los? Draadje los. Zonder autoradio dus. Geen erg. In 1995 op een winterse dag met een Skoda vijftakt bouwjaar 1988 Berlijn heen & terug. De motor (het grote, geheime mechaniek) zat achterin, niet voorin, & was dermate luidruchtig dat een autoradio zinloos geweest was. In het Taunusgebergte kwam ik in een sneeuwstorm terecht. Vandaag gaat het richting Brussel. Rond kwart na negen bevind ik me ter hoogte van Groot-Bijgaarden en slibt de verkeersstroom dicht. Loos alarm. Eén automobilist gaat om wat voor reden ook remmen, een vrachtwagenchauffeur wijkt uit naar de middenstrook, iemand voert een of ander geflipt manoeuvre uit, & dat volstaat, neem het van me aan, om binnen de kortste tijd een file van anderhalve kilometer te hebben. Op de Brusselse ring, richting Zaventem & Bevekom, vier keer op rij, eerst ter hoogte van Groot-Bijgaarden dus, wat later Strombeek en het woud van Jette ter rechterzijde, nu ja, woud, & als het weer lekker op gang getrokken is en ik aan de verre van onaardige snelheid van 110km per uur over het asfalt zoef opnieuw, dit keer pal midden de viaduct, & dan nog een keer. Voorbij Brussel geen verkeershinder. Ik beland niet op het baanvak richting Aachen, bots niet tegen de achtersteven van een charmant oldtimertje dat aan als ik het goed heb 70km per uur over de autosnelweg harkt en ondervind alleen ter hoogte van Zaventem hinder van de autoradio van een gigantische terreinwagen, een zwart vehikel met een laadbak waarin makkelijk een olifant had gekund. Over de E40 op weg naar Luik, wat vandaag het reisdoel is, kan je ook zonder autoradio de taalgrens min of meer exact bepalen, niet alleen omdat links van de weg Tongeren in Tongres verandert, maar omdat het lekker ouderwets over een gehavend wegdek gaat. In Wallonië verspillen ze minder geld aan straatbedekking. Liège centre gaat vlekkeloos en is bovendien zowat de eerste afslag. Bij mijn weten is Liège ook de enige agglomeratie waar ze consequent eerst de binnenstad aanbieden en pas daarna de wijken en de buitenwijken, de voetbalvelden en de industrieterreinen (sites d'activités zoals ze het in Frankrijk noemen), plekken waar ik om duizendenéén redenen toch al niet verwacht word. Les Brasseurs is in Rue du pont. Jerôme van Les Brasseurs had me uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan SCUM/ECUME, een tiendaagse workshop. Ik werd er om 10u verwacht en betreed de keet een half uur later, nadat ik twee keer over Place du Marché bolde, twee keer Rue du pont passeerde, nergens een parkeerplaats traceerde en er uiteindelijk toch eentje vond, vlak bij de hoek van Rue du Pont. Frédérique Danos, een Parijse performer of activist die uitdrukkelijk niet het label kunstenaar wil, wat ik eigenlijk best verstandig vind, heeft het over zijn praktijk. Ik wil een koffie. De situatie is interessant maar ook best obscuur. Met obscuur bedoel ik dat ik geen idee heb wat me te wachten staat. Woorden dwarrelen en ik laat het dwarrelen. Frédérique is geen causeur. Later zal hij toegeven, omdat hij weet dat het voor hem niet op die manier werkt, dat hij tijdens de korte interventies die op zijn rede volgden meer en ook duidelijker over zijn praktijk wist te vertellen dan tijdens de causerie. Zijn causerie begint me ook pas te interesseren als het afgelopen is. Het had wat tijd nodig, vermoed ik. Rond het middaguur, met een parkeermeter, één straat verderop, die me twaalf minuten geeft, word ik geïntroduceerd. Dat ik ook werkelijk iets gezegd had kunnen hebben, wat me eerlijk gezegd tijdens de rit van Gent naar Luik niet opgevallen was, begint met een blos. Ik bloos. Wat had ik gezegd kunnen hebben, dat niet reeds duizend keer gezegd is. Die ene keer dus, dat ik het zeg. Maar: iemand anders had net hetzelfde gezegd kunnen hebben. Wat is de bedoeling? Waarom sta ik hier? Om wat voor reden ook richt ik het woord? Dat weet ik niet en we hebben er van uit te gaan dat de causerie ook die bedoeling had, dat ik niet wist waarover ik het hebben moest. In die duisternis deden zich zo goed als meteen vormen voor en kwam het, voor ik het als zodanig ingeschat had kunnen hebben, tot een gesprek. Wat me heel erg beviel, was dat meerdere studenten ideeën formuleerden over wat ik gezegd of niet gezegd had, me confronteerden met wat ik beweerde, waardoor wat ik gezegd had een nieuwe, andere betekenis kreeg en ik de betekenis die het had gehad niet langer in m'n eentje torsen moest. De betekenis werd een andere, nieuwe betekenis en ik begreep dat je alleen zonder bedoeling tot zo'n betekenis komen kon.

Geen opmerkingen: