Net voor de zomer vertrok Henk naar Compostella. Geschrokken van het gure weer, nu hij sinds ruim een maand weer in Gent vertoeft, wijdt hij uit over de camino. Ik vraag of hij iets uit Compostella weggehaald heeft, een spoorwegbrug, het lege sigarenkistje dat hij in een kamer aangetroffen had kunnen hebben, het twijgje van een berk, een zandkorrel, de lege schelp, een foto aan het strand, de zich tot ze hem ontmoette aan jezus toegewijde dochter van een kleine crimineel of een papiertje of een kei wat hij aan de rand van de weg gevonden had kunnen hebben. Nee. Wel heeft hij geen kei toegevoegd aan de berg met keien, waar lui die op Compostella stappen sinds begin jaren zeventig van vorige eeuw maar wat graag wat achterlaten, een puinhoop die zich overigens vlak bij een departementale weg bevindt en waar voorts helemaal niets te beleven is. Dat het ritueel van de route naar Compostella reeds in zestiende aan belang inboette, is bekend. In Soulac, op een van de alternatieve routes, hadden ze in de veertiende eeuw een kathedraal die eind achttiende eeuw in een ruïne veranderd was. Het is Franco, vertelt Henk, die de route zo belangrijk leek te vinden dat hij er een staatszaak van maakte. De route is pas weer op gang gekomen toen Franco er zich eind jaren zestig mee bemoeide. Tegenwoordig is het een volksverhuizing.
Van Gent naar Puy-en-Velay ging het aan een slankengangetje. Vaak deed hij niet meer dan 15 kilometer. Hij had ook uit te zoeken waar hij overnachten kon omdat dat in Frankrijk, waar de camino La route Saint-Jacques genoemd wordt, niet voor de hand ligt. Alleen in Spanje is de camino zo rigoureus uitgebouwd dat je er na elke vijf kilometer een herberg hebt. Tot Puy-en-Velay, toen hij dagelijks 25 kilometer deed, had hij hoogstens drie vier andere trekkers ontmoet. Dat veranderde in Puy-en-Velay. Na Puy-en-Velay bleek hij zich in een dorp te bevinden dat elke dag weer wat meer zuidwaarts schoof. Hij kwam steeds vaker lui tegen die hij een dag of twee dagen eerder ontmoet had. Na verloop van tijd, voorbij de grens met Spanje, ontmoette hij mensen die wisten wie hij was omdat andere wandelaars het over hem hadden gehad. In het zich van plek naar plek verplaatsende stadje was hij berucht geworden omdat hij er flink tegenaan ging. Hij deed meer kilometers dan wie ook. Binnen het richting Compostella schuivende stadje was er een reikwijdte van twee dagen. Binnen de reikwijdte van die twee dagen kon je elke dag een van de stappers ontmoeten die je enkele dagen eerder ontmoet had. Binnen de permanente volksverhuizing kwamen zo aparte units tot stand, lui met wie hij bevriend raakte, anderen met wie hij dagenlang optrok. Zodra hij zich op Spaans grondgebied bevond schoot het op trouwens. De route naar Compostella is er berekend op oudjes en rolstoelpatiënten. Vaak stapte hij aan de rand van een autosnelweg. Auto's schoten over het wegdek.
In Compostella nam hij de trein terug.
donderdag 11 december 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten