Aan de Watersportbaan, op het terras van een zaak waar ik een decenium eerder voor het eerst en voor het laatst gekomen was, waar ik dit keer beland omdat ik een foto neem van een roest bord en het verkommerde gebouwtje van de roeiclub aan de overkant, nadat ik de buurt van de Distelstraat had uitgekamd en in de Aaigemstraat een bijzonder charmante, achter een hoge ligusterhaag verscholen bel époque woning monsterde, met de haag en het huis viel de lange rondrit, waarbij ik me op gegeven ogenblik in de Maratonstraat bevond, open op die bladzijde met het sprookje, in de hele buurt was niet één huis dat meer aan dat beeld beantwoordde, een sprookje van bescheiden komaf, zou de eigenaar ongetwijfeld zeggen, ik wist dat hij ongetwijfeld iets van die strekking zou zeggen, en aan de Watersportbaan dus, waar ik wat foto's nam, een Gambiaan met rugnummer 12 had zich voorgenomen om het hele traject te doen, hij ploegde over het tegelpad dat helemaal tot het eind van de Watersportbaan loopt, een regenbui jakkerde over het areaal, de ruitenwissers gingen dansend op en neer, de neger met rugnummer 12 nam de linkerzijde van het asfalt waar ik het autootje geparkeerd had, ik nam de treden naar het water, merkte dat iemand me gadesloeg, hij stond op het terras van een nabijgelegen cafetaria, hij stond er met een sigaret, zoals je tegenwoordig vaker ziet, en hij bekeek me. Ik neem de foto, neem de treden naar het autootje, stap over het asfalt. In de cafetaria is een flatscreen met het ritueel van de lottotrekking. De persoon die op het terras stond, is in gesprek met het meisje dat de bar doet. Ik neem wat foto's van het interieur, sla het schriftje open, noteer. Een ander motief was er niet, verneem ik. Dat schrijf ik op, een ander motief is er niet. Hij was met iemand. In de keuken van de dame trof hij een slagersmes aan, het lag in een lade, en toen was hij opeens op het idee gekomen dat hij de dame met dat slagersmes doden kon. Dat was niet eens zo gek, zegt hij, het was het mes dat duidelijk maakte dat hij niet bij die meid blijven moest. Met grote huiver had hij het mes aangeraakt, er een ui mee gesneden, hij spoelde het lemmet, borg het mes op. Het mes had hem zo beangstigd dat hij de affaire prompt voor bekeken hield.
zaterdag 14 juli 2012
motief
Aan de Watersportbaan, op het terras van een zaak waar ik een decenium eerder voor het eerst en voor het laatst gekomen was, waar ik dit keer beland omdat ik een foto neem van een roest bord en het verkommerde gebouwtje van de roeiclub aan de overkant, nadat ik de buurt van de Distelstraat had uitgekamd en in de Aaigemstraat een bijzonder charmante, achter een hoge ligusterhaag verscholen bel époque woning monsterde, met de haag en het huis viel de lange rondrit, waarbij ik me op gegeven ogenblik in de Maratonstraat bevond, open op die bladzijde met het sprookje, in de hele buurt was niet één huis dat meer aan dat beeld beantwoordde, een sprookje van bescheiden komaf, zou de eigenaar ongetwijfeld zeggen, ik wist dat hij ongetwijfeld iets van die strekking zou zeggen, en aan de Watersportbaan dus, waar ik wat foto's nam, een Gambiaan met rugnummer 12 had zich voorgenomen om het hele traject te doen, hij ploegde over het tegelpad dat helemaal tot het eind van de Watersportbaan loopt, een regenbui jakkerde over het areaal, de ruitenwissers gingen dansend op en neer, de neger met rugnummer 12 nam de linkerzijde van het asfalt waar ik het autootje geparkeerd had, ik nam de treden naar het water, merkte dat iemand me gadesloeg, hij stond op het terras van een nabijgelegen cafetaria, hij stond er met een sigaret, zoals je tegenwoordig vaker ziet, en hij bekeek me. Ik neem de foto, neem de treden naar het autootje, stap over het asfalt. In de cafetaria is een flatscreen met het ritueel van de lottotrekking. De persoon die op het terras stond, is in gesprek met het meisje dat de bar doet. Ik neem wat foto's van het interieur, sla het schriftje open, noteer. Een ander motief was er niet, verneem ik. Dat schrijf ik op, een ander motief is er niet. Hij was met iemand. In de keuken van de dame trof hij een slagersmes aan, het lag in een lade, en toen was hij opeens op het idee gekomen dat hij de dame met dat slagersmes doden kon. Dat was niet eens zo gek, zegt hij, het was het mes dat duidelijk maakte dat hij niet bij die meid blijven moest. Met grote huiver had hij het mes aangeraakt, er een ui mee gesneden, hij spoelde het lemmet, borg het mes op. Het mes had hem zo beangstigd dat hij de affaire prompt voor bekeken hield.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten